Dit artikel bespreekt goodwill en andere immateriële vaste activa zonder bepaalde levensduur in relatie tot informatieverschaffing in de jaarrekening over het vermogen van de onderneming. Dit is van belang omdat de boekwaarden van deze activa op basis van IFRS uitsluitend via een impairmenttest al dan niet verminderen (anders dan op basis van Dutch GAAP) en als gevolg van deze specifieke verwerking van bijzondere betekenis kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen vermogenspositie. Uit het empirisch onderzoek blijkt dat de omvang van goodwill in relatie tot de omvang van het groepsvermogen in met name de jaarrekeningen van de grootste Europese beursfondsen veel hoger is dan in de jaarrekeningen van de grootste Nederlandse beursfondsen en vooral ten opzichte van niet-beursgenoteerde Nederlandse ondernemingen. Impairments doen zich in 2017 nauwelijks voor. Ten aanzien van de relatie met de financiering komt naar voren dat de grootste Nederlandse beursfondsen en niet-beursgenoteerde Nederlandse ondernemingen meer informatie geven over de bankconvenanten dan de grootste Europese beursfondsen. Anders dan verwacht blijkt dat over kapitaalmanagement (in de zin van IAS 1.134 e.v.) juist ondernemingen met een relatief lage verhouding van geactiveerde goodwill ten opzichte van het groepsvermogen meer informatie geven. Al met al zijn er in de jaarrekeningen geen sterke verbanden aangetroffen tussen de omvang van de geactiveerde goodwill, de hypothetische impact van het afschrijven van goodwill op het resultaat en de vermogensinformatie. Veel druk om tot wijziging van de regelgeving te komen lijkt er niet te zijn.
Met ingang van 2005 werd IFRS verplicht voor beursgenoteerde ondernemingen in de EU. Deze verplichting kwam tot stand door middel van de Europese Verordening Nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen, bekend gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschap op 11 september 2002, en gewijzigd via Verordening (
Sinds die invoering wordt in de gehele EU goodwill door beursgenoteerde ondernemingen verplicht geactiveerd. Op de goodwill wordt niet afgeschreven. Dat laatste geldt ook voor andere immateriële vaste activa met onbepaalde gebruiksduur.
Afwaarderingen op deze activa vinden uitsluitend plaats door bijzondere waardeverminderingen (hierna ook: impairment(s)). Ieder verslagjaar moet op grond van IAS 36, paragraaf 10 tenminste éénmaal worden onderzocht door middel van een waardeverminderingstoets (impairmenttest) of deze activa moeten worden afgewaardeerd omdat de realiseerbare waarde van deze activa inmiddels onder de boekwaarde is komen te liggen.
Zeker wanneer dergelijke ondernemingen actief op het overnamepad zijn, en er geen aanleiding is tot het verantwoorden van bijzondere waardeverminderingen, kunnen de geactiveerde bedragen oplopen tot forse omvang, zowel op zichzelf, als in relatie tot bijvoorbeeld het balanstotaal en het eigen vermogen. Vooral wanneer de jaren verstrijken krijgen de geactiveerde bedragen voor goodwill en andere immateriële vaste activa met onbepaalde gebruiksduur meer en meer het karakter van zelf gegenereerde goodwill, omdat de verkrijgende partij de waarde van het aan goodwill (en andere immateriële vaste activa zonder bepaalde gebruiksduur) geactiveerde bedrag(en) gedurende die jaren door eigen activiteiten in stand houdt. Zeker wanneer deze bedragen een fors percentage van het eigen vermogen van de onderneming belopen, komt de vraag op wat de robuustheid van het eigen vermogen dan is, en dit te meer omdat het activeren van zelf gegenereerde goodwill niet is toegestaan, zowel onder IFRS (zie IAS 38.48) als onder Dutch GAAP (zie
Dit onderzoek wordt verricht vanuit de volgende probleemstelling: Welke betekenis heeft de omvang van de posten goodwill en andere immateriële vaste activa met onbepaalde gebruiksduur voor de informatieverschaffing over solvabiliteit, resultaat en kapitaalmanagement?
Daarbij komen de volgende deelvragen aan de orde:
Welke regelgeving is er omtrent de (vervolg) waardering van goodwill en andere immateriële activa met onbepaalde levensduur?
Welke kwesties komen aan de orde in de beschouwingen van regelgevende en adviserende instanties en in literatuur over de activering, amortisatie en bijzondere waardevermindering van goodwill en voornoemde andere immateriële activa?
Wat is de omvang van de goodwill en andere immateriële activa met onbepaalde gebruiksduur, in relatie tot het eigen vermogen en het vreemd vermogen op de balans bij ondernemingen?
Wat zouden de uitkomsten zijn van het onderzoek naar boven gestelde vraag indien de betreffende activa zouden worden afgeschreven in overeenstemming met de in artikel 386 lid 3 derde volzin van BW 2, titel 9 opgenomen voorschriften?
Geven ondernemingen meer of minder informatie over afgesproken convenanten en hun management of capital in relatie tot de omvang van de goodwill op hun balans?
Wijzen de uitkomsten op een potentiële behoefte aan verandering van verslaggevingsregels?
Hierna wordt in paragraaf 2 ingegaan op deelvraag 1 over de regelgeving. Deelvraag 2 komt aan de orde in paragraaf 3 met recente beschouwingen door regelgevers over het wel of niet afschrijven op goodwill en paragraaf 4 met de (beperkte) literatuur ter zake. In paragraaf 5 wordt ingegaan op de deelvragen 3 tot en met 5 aan de hand van de onderzochte populatie en de uitkomsten van ons jaarverslagenonderzoek. Daarna volgt in paragraaf 6 een beschouwing over de aangetroffen situatie waarna wordt afgesloten met enkele conclusies.
Voor de geconsolideerde jaarrekeningen van beursgenoteerde ondernemingen uit de EU zijn de IFRS-regels van toepassing zoals goedgekeurd door de EU. Deze zijn voor wat betreft de goodwill bij overnames opgenomen in IFRS 3 Business Combinations en IAS 36 Impairment of Assets. In IFRS 3.32 is geregeld dat bij een overname de verkrijgende partij goodwill moet opnemen tegen het bedrag van het verschil tussen het totaal van de overgedragen vergoeding, het bedrag van het aandeel van derden in de onderneming en het bedrag van een eventueel voormalig minderheidsbelang enerzijds, en het nettobedrag van de op de overnamedatum identificeerbare activa en verplichtingen van de overgenomen partij anderzijds.
In IAS 36.10 wordt voorgeschreven dat goodwill en immateriële vaste activa met onbepaalde gebruiksduur jaarlijks moeten worden getoetst op bijzondere waardeverminderingen (impairmenttest).
In IAS 1.134 e.v. wordt ingegaan op de informatieverstrekking over het kapitaalmanagement (
Ook IFRS 7.18 en 19 zijn in dit verband van belang aangezien de daarin opgenomen bepalingen het niet nakomen van financiële verplichtingen, dan wel het schenden van convenanten betreffen.
Voor de onderzochte Nederlandse ondernemingen die niet-beursgenoteerd zijn en die evenmin besloten hebben om IFRS vrijwillig toe te passen, is van toepassing Titel 9 Boek 2 BW, in het bijzonder artikel 385, lid 4 en artikel 386, lid 3. In artikel 385, lid 4 is geregeld dat op goodwill wordt afgeschreven, waarbij artikel 386, lid 3 bepaalt dat die afschrijving moet plaatsvinden naar gelang van de verwachte gebruiksduur. In uitzonderlijke gevallen waarin de gebruiksduur niet op betrouwbare wijze kan worden geschat, wordt goodwill in ten hoogste 10 jaar afgeschreven waarbij de redenen voor de afschrijvingsduur in de toelichting moeten worden vermeld.
In alinea 407 van Richtlijn 210 Immateriële vaste activa van de Raad voor de Jaarverslaggeving is opgenomen dat de economische levensduur van een immaterieel actief weliswaar zeer lang kan zijn, maar altijd eindig is. Daarnaast wordt in Richtlijn 216 Fusies en Overnames bepaald dat er een weerlegbaar vermoeden is dat de economische levensduur van goodwill niet langer is dan 20 jaar (alinea 221) terwijl in alinea 230 wordt voorgeschreven dat, indien de geschatte levensduur langer is dan 20 jaar tenminste aan het einde van elk verslagjaar een schatting wordt gemaakt van de realiseerbare waarde, zelfs indien er geen indicatie is van een bijzondere waardevermindering.
In het kader van het kapitaalmanagement is van belang dat over de informatieverschaffing ter zake van een ratio, zoals een convenant, waarvan de grenzen worden benaderd dan wel overschreden Richtlijn 254 Schulden bepalingen bevat in alinea 408. Wellicht ten overvloede wordt hier vermeld dat de Richtlijnen niet dezelfde kracht hebben als een wettelijke bepaling. Voorts wordt erop gewezen dat er daarnaast een ontwerp-alinea 254.408 is die bovendien pas van toepassing zal zijn vanaf het verslagjaar 2019, indien deze ongewijzigd definitief wordt.
In de afgelopen jaren is er door verschillende internationale regelgevende en adviserende instanties onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de hiervoor besproken IFRS-regelgeving vanuit het oogpunt van de belanghebbenden bij de jaarverslaggeving.
In de eerste plaats kunnen worden genoemd de onderzoeken van de European Financial Reporting Advisory group (hierna:
In het
De post-implementation review van de IASB verschijnt in juni 2015. Hierin wordt onder meer melding gemaakt van de uiteenlopende opvattingen bij investeerders over de afschrijving op goodwill waarbij door sommigen het systeem van niet afschrijven wordt gesteund terwijl anderen van mening zijn dat op goodwill zou moeten worden afgeschreven omdat gekochte goodwill geleidelijk wordt vervangen door intern gegenereerde goodwill (PIR, p. 5). In dit rapport wordt vervolgens aangekondigd dat zal worden onderzocht of een variant op het afschrijvings- en waardeverminderingsmodel kan worden ontwikkeld waarbij een afschrijvingsmethode wordt toegepast die de informatiewaarde van het huidige impairment-only-model niet ondermijnt (PIR, p. 8). Deze informatiewaarde is gelegen in de samenhang tussen waardeverminderingen en de aandelenprijs. Uit wetenschappelijk onderzoek zou blijken dat in dit opzicht het IFRS-impairmentmodel efficiënt functioneert (PIR, p. 21).
Ook van belang is het rapport van
Hoewel dat niet als zodanig uit het verslag van de IASB blijkt geven de aantekeningen van Deloitte bij de vergadering van de IASB van 21 maart 2017 aan dat door de staf niet verder wordt gekeken naar de amortisatie van goodwill maar dat de focus verder zal liggen op de effectiviteit van het bestaande waardeverminderingsmodel en de daarmee samenhangende toelichtingen (IASB meeting 21-22 maart 2017). In december 2017 besloot de IASB tentatief om de herinvoering van amortisatie van goodwill niet nader te overwegen (
In paragraaf 80 van het rapport van
Internationale literatuur over behandeling van goodwill in relatie tot de vermogenspositie lijkt niet of nauwelijks voorhanden te zijn.
In de Nederlandstalige literatuur komt het onderwerp goodwill regelmatig terug, maar ook dan vooral als op zichzelf staand onderwerp, en niet in relatie tot de informatieverschaffing over vermogen. Zo bespraken
Met betrekking tot goodwill hebben Nederlandse auteurs ook hun licht doen schijnen over het al dan niet afschrijven van goodwill (bijvoorbeeld
Het zojuist genoemde artikel van
Bij ons onderzoek van jaarrekeningen over 2017 hebben we gekeken naar ‘gewone’ ondernemingen, dat wil zeggen: we hebben banken, verzekeringsmaatschappijen en vastgoedbeleggingsinstellingen (hierna kortweg: financiële instellingen) geëlimineerd vanwege hun van ‘gewone’ ondernemingen afwijkende modellen van balans en winst-en-verliesrekening. Binnen deze ‘gewone’ ondernemingen hebben we drie deelpopulaties onderscheiden: Nederlandse AEX-ondernemingen, Nederlandse ondernemingen die Dutch GAAP (dat is: Boek 2 Titel 9 BW en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving (
Onder de 25 ondernemingen in de AEX bevinden zich enkele financiële instellingen. In hun plaats hebben we de grootste ondernemingen in de AMX geselecteerd. Niettemin noemen we deze groep kortweg AEX.
Uit de FTSEurofirst 100 hebben we de 25 ondernemingen met het grootste gewicht in deze index ultimo 2017 genomen. Onder deze ondernemingen bevinden zich eveneens enkele financiële instellingen en bovendien enkele ondernemingen die ook in de AEX zitten. Als vervanging van deze ondernemingen hebben we de ondernemingen genomen die qua gewicht in deze index volgen. Deze groep noemen we hierna FTSE.
Voor de ondernemingen die Dutch GAAP toepassen hebben we een steekproef van 25 ondernemingen gedaan in de groep van 107 ondernemingen die in het kader van Het Jaar 2016 Verslagen zijn onderzocht door
Van deze 75 ondernemingen hebben we de jaarrekening over 2017 nader onderzocht. In geval van een gebroken boekjaar hebben we de jaarrekening genomen die zo dicht mogelijk bij 31 december 2017 het jaareinde heeft, en die per 1 juli 2018 beschikbaar was.
Allereerst hebben we op basis van de getallen in de balansen ultimo 2017 gekeken naar de relatieve omvang van de op de balans geactiveerde goodwill. Ten opzichte van de balanstotalen zijn deze in tabel
De Dutch GAAP-populatie in het onderhavige onderzoek laat ten opzichte van die van vorig jaar van
Met betrekking tot deze twee aspecten van Dutch GAAP-jaarrekeningen is allereerst op te merken dat de Nederlandse wetgeving pas vanaf 2016 het activeren en afschrijven van goodwill voorschrijft. Voor die tijd kwam het ook voor dat goodwill rechtstreeks ten laste van het eigen vermogen of in één keer ten laste van het resultaat werd gebracht; zie
Tenslotte wijzen we hier op het onderzoek van
Daarnaast hebben we onderzocht hoe de in tabel
Het verschil tussen de percentages in tabel
Boekwaarde goodwill ten opzichte van balanstotaal.
(in %): | Dutch GAAP (2017) | Dutch GAAP (2016)1 | AEX (2017) | FTSE (2017) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
n | % | % | % | n | % | % | n | % | % | |
Geen goodwill | 8 | 32 | 41 | 1 | 4 | - | - | |||
0 < x ≤ 2 | 9 | 36 | 4 | 16 | 2 | 8 | ||||
2 < x ≤ 5 | 3 | 12 | 1 | 4 | 3 | 12 | ||||
5 < x ≤ 10 | - | - | 4 | 16 | 5 | 20 | ||||
Totaal 0 < x ≤ 10 | 48 | 45 | 36 | 40 | ||||||
10 < x ≤ 20 | 3 | 12 | 2 | 2 | 8 | 6 | 24 | |||
20 < x ≤ 50 | 2 | 8 | 8 | 13 | 52 | 9 | 36 | |||
50 < x ≤ 100 | - | - |
|
- | - | - | - | |||
Totaal | 25 | 100 | 100 | 25 | 100 | 25 | 100 |
1 Onderzoek
Boekwaarde goodwill plus andere immateriële vaste activa zonder bepaalde levensduur ten opzichte van balanstotaal.
2017 (in %): | Dutch GAAP | AEX | FTSE | |||
---|---|---|---|---|---|---|
n | % | n | % | n | % | |
Geen immateriële vaste activa zonder bepaalde levensduur | 7 | 28 | - | - | - | - |
0 < x ≤ 2 | 9 | 36 | 4 | 16 | - | - |
2 < x ≤ 5 | 4 | 16 | 3 | 12 | 3 | 12 |
5 < x ≤ 10 | - | - | 2 | 8 | 4 | 16 |
10 < x ≤ 20 | 3 | 12 | 3 | 12 | 6 | 24 |
20 < x ≤ 50 | 2 | 8 | 13 | 52 | 9 | 36 |
x > 50 | - | - | - | - |
|
|
Totaal | 25 | 100 | 25 | 100 | 25 | 100 |
Vervolgens hebben we de boekwaarde van de goodwill ten opzichte van het groepsvermogen op de balans onderzocht. Dit omdat wel eens wordt gehoord dat lezers van jaarrekeningen bij hun analyses de boekwaarde van de geactiveerde goodwill van het groepsvermogen aftrekken. De uitkomsten staan in tabel
In deze tabel
Voorts valt op dat in 12% van de Dutch GAAP-jaarrekeningen de boekwaarde van de goodwill ten opzichte van het groepsvermogen meer dan 50% bedraagt, terwijl dat in 36% van de AEX-jaarrekeningen en 48% van de FTSE-jaarrekeningen het geval is. Zouden we ook de jaarrekeningen met een negatief groepsvermogen meetellen, dan zijn deze uitkomsten 16%, 40% respectievelijk 48%.
In aanvulling op tabel
Boekwaarde goodwill ten opzichte van groepsvermogen.
in %: | Dutch GAAP |
Dutch GAAP (2016)1 | AEX en AMX (2008)2 | AEX |
FTSE |
|||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
n | % | n | % | % | % | % | % | n | % | n | % | n | % | n | % | |
Geen goodwill | 8 | 32 | 41 | 6 | 1 | 4 | - | - | ||||||||
0 < x ≤ 2 | 6 | 24 | 6 | 3 | 12 | 2 | 8 | |||||||||
2 < x ≤ 5 | 2 | 8 | 37 | 6 | - | - | 1 | 4 | ||||||||
5 < x ≤ 10 | 2 | 8 | 8 | 3 | 12 | - | - | |||||||||
10 < x ≤ 20 | 1 | 4 | 5 | 16 | 3 | 12 | 2 | 8 | ||||||||
20 < x ≤ 50 | 2 | 8 | 5 | 20 | 5 | 20 | 8 | 32 | ||||||||
50 < x ≤ 100 | 2 | 8 | 1 | 16 | 6 | 24 | 9 | 36 | ||||||||
x > 100 | 1 | 4 | 9 | 22 | 3 | 12 | 3 | 12 | ||||||||
x < 0 (negatief groepsvermogen) |
|
|
|
- |
|
|
- | - | ||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||
Totaal | 25 | 100 | 100 | 100 | 25 | 100 | 25 | 100 |
1 Onderzoek
Tabel
Verschil tussen enerzijds boekwaarde immateriële vaste activa zonder afschrijvingstermijn ten opzichte van groepsvermogen en anderzijds boekwaarde goodwill ten opzichte van groepsvermogen.
2017 (in %punt): | Dutch GAAP | AEX | FTSE | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
n | % | n | % | n | % | n | % | n | % | n | % | |
Geen andere immateriële vaste activa zonder afschrijvingstermijn | 23 | 96 | 14 | 56 | 9 | 36 | ||||||
Stijging verhouding: | ||||||||||||
Geen goodwill | 1 | 4 | 1 | 4 | - | - | ||||||
0 < x ≤ 2 | - | - | 2 | 8 | - | |||||||
2 < x ≤ 5 | - | - | 3 | 12 | 2 | 8 | ||||||
5 < x ≤ 10 | - | - | 1 | 4 | 1 | 4 | ||||||
10 < x ≤ 20 | - | - | - | - | 1 | 4 | ||||||
20 < x ≤ 50 | 1 | 4 | 1 | 4 | 2 | 8 | ||||||
50 < x ≤ 100 | - | - | 1 | 4 | 2 | 8 | ||||||
100 < x ≤ 200 | - | - | 2 | 8 | 4 | 16 | ||||||
x > 200 | - | - | - | - |
|
|
||||||
|
|
|
|
|
|
|||||||
Totaal | 25 | 100 | 25 | 100 | 25 | 100 |
Bij de FTSE-jaarrekeningen is dit anders. Zo staan in 16 van de 25 FTSE-jaarrekeningen (64%) andere immateriële vaste activa zonder afschrijvingstermijn dan goodwill op de balans en is de stijging van het percentage van de boekwaarde ten opzichte van het groepsvermogen slechts in drie van deze 16 jaarrekeningen (19%) minder dan 10%punt. In acht van de 16 jaarrekeningen (50%) bedraagt de boekwaarde van de andere immateriële vaste activa zonder afschrijvingstermijn meer dan 100% van de boekwaarde van de goodwill.
Deze bevindingen liggen in lijn met het hiervoor behandelde verschil tussen tabel
Over de impact van goodwill op het resultaat merken we allereerst op dat we in alle 75 onderzochte jaarrekeningen over 2017 nauwelijks impairmentverliezen op goodwill hebben gezien. Slechts één Dutch GAAP-onderneming (4%) presenteerde een impairmentverlies. Bij vijf van de 25 (20%) AEX-ondernemingen was er een impairmentverlies, maar in vier van de vijf jaarrekeningen was het bedrag ervan minder dan 1% van de boekwaarde van de goodwill aan het begin van het jaar en in drie van de vijf jaarrekeningen was het effect ervan op het nettoresultaat minder dan 1%. Ook bij de FTSE-ondernemingen waren de impairmentverliezen beperkt: bij zes van de 25 FTSE-jaarrekeningen (24%) komen ze voor, met in deze zes jaarrekeningen een gemiddeld effect op de boekwaarde van de goodwill aan het begin van het jaar van 0,4% en een gemiddeld effect op het nettoresultaat van 0,9%.
Dit past in het beeld van de goede economische tijden in 2017 waarin nauwelijks impairmentverliezen worden verantwoord. Ter vergelijking, in het onderzoek van
In het kader van de discussies over het al dan niet afschrijven van goodwill hebben we ook de effecten op het nettoresultaat van het al dan niet afschrijven van goodwill nader beschouwd. Eerst hebben we gekeken naar het effect indien in de jaarrekeningen op basis van IFRS wel op goodwill zou worden afgeschreven. Als benadering van een mogelijk effect hebben we een afschrijvingslast genomen van 10% van de gemiddelde boekwaarde van goodwill gedurende 2017. Het percentage van 10 hebben we gekozen omdat de Nederlandse wetgeving dit noemt indien de gebruiksduur niet op betrouwbare wijze kan worden geschat (artikel 2:386 lid 3 BW). Hierbij past de aantekening dat de Nederlandse wet spreekt over een percentage van de ‘aanschafwaarde’ van goodwill, terwijl wij met een percentage van de gemiddelde boekwaarde hebben gerekend. Op deze boekwaarden zijn eerdere impairmentverliezen in mindering gebracht. Gezien de betere economische omstandigheden met minder impairmentverliezen in recente jaren achten we dit voor een benadering van een mogelijk effect niet onaanvaardbaar.
De uitkomsten van deze benadering zijn opgenomen in tabel
Negatief effect op nettoresultaat (in %) als gevolg van afschrijven 10% gemiddeld geactiveerde goodwill.
2017 (in %) | AEX | FTSE | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
n | % | n | % | n | % | n | % | |
Nettoresultaat > 0: | ||||||||
0 < x ≤ 5 | 3 | 12 | 6 | 24 | ||||
5 < x ≤ 10 | 1 | 4 | 3 | 12 | ||||
10 < x ≤ 20 | 3 | 12 | 2 | 8 | ||||
20 < x ≤ 30 | 3 | 12 | 5 | 20 | ||||
30 < x ≤ 50 | 6 | 24 | 5 | 20 | ||||
50 < x ≤ 70 | 3 | 12 | - | - | ||||
70 < x ≤ 100 | 1 | 4 | 2 | 8 | ||||
x > 100 | - | - |
|
|
||||
20 | 80 | 24 | 96 | |||||
Nettoresultaat < 0: | ||||||||
0 < x ≤ 5 | 1 | 4 | - | - | ||||
5 < x ≤ 10 | 1 | 4 | - | - | ||||
10 < x ≤ 20 | - | - | - | - | ||||
20 < x ≤ 30 | - | - | - | - | ||||
30 < x ≤ 50 | 1 | 4 | 1 | 4 | ||||
50 < x ≤ 70 | - | - | - | - | ||||
70 < x ≤ 100 | - | - | - | - | ||||
x > 100 |
|
|
- | - | ||||
|
|
|
|
|||||
Totaal | 25 | 100 | 25 | 100 |
Bij de AEX-ondernemingen zouden vier van de 20 ondernemingen (20%) die over 2017 een positief nettoresultaat presenteren, een daling van het nettoresultaat met meer dan 50% laten zien, en bij twee van de vijf AEX-ondernemingen (40%) met een negatief nettoresultaat zou het negatieve nettoresultaat meer dan verdubbelen. Bij de drie van de 25 FTSE-ondernemingen (12%) is er een daling van het positieve nettoresultaat met meer dan 50%.
Indien we in deze berekeningen 10% van de boekwaarde van de immateriële vaste activa zonder afschrijvingstermijn extra als afschrijvingslast hadden verwerkt, zou bij 18 van de 25 AEX-ondernemingen (72%) het nettoresultaat met minder dan 2% extra zijn verlaagd. De grootste extra verlaging zou 48,6%punt zijn geweest.
Bij FTSE-ondernemingen is het effect aanzienlijk groter. 12 van de 25 ondernemingen (48%) zouden een extra verlaging van het nettoresultaat met minder dan 2% hebben laten zien. Bij vijf (20%) zou het nettoresultaat met meer dan 50% extra zijn gedaald en bij twee (8%) zou het positieve nettoresultaat omslaan in een negatief nettoresultaat. De grootste verlaging zou 47,5%punt zijn geweest.
Anderzijds hebben we bij de Dutch GAAP-ondernemingen het fictieve effect van het IFRS-systeem op het gepresenteerde nettoresultaat onderzocht door de afschrijvingslast uit hoofde van goodwill aan het nettoresultaat toe te voegen. Hiermee hebben we geprobeerd een beeld te krijgen van de omvang van het positieve effect van het niet afschrijven van goodwill (zoals IFRS voorschrijft) op het resultaat van de Dutch GAAP-ondernemingen. We hebben hierbij evenals in tabel
Voor de 17 Dutch GAAP-ondernemingen met goodwill en dus afschrijvingen uit dien hoofde in hun jaarrekening is het effect veel beperkter. Bij één van deze 17 ondernemingen (4%) zou het negatieve nettoresultaat positief worden.
Positief effect op nettoresultaat (in %) als gevolg van niet afschrijven goodwill.
2017 (in %) | Dutch GAAP | |||
---|---|---|---|---|
n | % | n | % | |
Van negatief naar positief nettoresultaat | 1 | 4 | ||
Hoger nettoresultaat: | ||||
0 < x ≤ 1 | 5 | 20 | ||
1 < x ≤ 5 | 3 | 12 | ||
5 < x ≤ 10 | 1 | 4 | ||
10 < x ≤ 20 | 4 | 16 | ||
20< x ≤ 50 | 1 | 4 | ||
x > 50 |
|
|
||
17 | 68 | |||
Geen goodwill |
|
|
||
25 | 100 |
Als volgende stap hebben we gekeken naar mogelijke bijzonderheden in de relatie tussen enerzijds de boekwaarde van de goodwill en anderzijds de financiering van de onderneming door middel van schulden. Zou het op de balans hebben van meer goodwill leiden tot het geven van meer en/of andere informatie over schulden? Hierbij tekenen we aan dat we als schulden hebben beschouwd de posten onder het vreemd vermogen die als leningen en dergelijke in de jaarrekening zijn opgenomen. Voorzieningen, overlopende passiva, handelscrediteuren en dergelijke hebben we in dit verband dus niet als schulden meegenomen. In dit verband hebben we eerst geïnventariseerd of afspraken met betrekking tot convenanten in de jaarrekeningen aan de orde komen. Tabel
Vermelding doelstellingen en realisatie van convenanten.
Dutch GAAP | AEX | FTSE 2017 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2017 | 20121 | 2017 | 20121 | |||||
n | % | % | n | % | % | n | % | |
Niets vermeld | 9 | 36 | 92 | 1 | 4 | 16 | 10 | 40 |
Vermeld dat er geen convenanten zijn | 1 | 4 | - | 9 | 36 | 8 | 8 | 32 |
Informatie over convenanten opgenomen |
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal | 25 | 100 | 100 | 25 | 100 | 100 | 25 | 100 |
1 Onderzoek
Opvallend is dat in vergelijking met het onderzoek inzake 2012-jaarrekeningen van
Als volgende stap hebben we de informatie in de jaarrekeningen van de ondernemingen die wel informatie over convenanten geven nader bekeken. Dat zijn dus 15 van de 25 Dutch GAAP-ondernemingen (60%), 15 van de 25 AEX-ondernemingen (60%) en zeven van de 25 FTSE-ondernemingen (28%). In het bijzonder hebben we onderzocht de informatie met betrekking tot doelstellingen en de realisatie ervan. tabel
Meest opmerkelijk in tabel
Informatie over convenanten.
Dutch GAAP | AEX | FTSE 2017 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2017 | 20121 | 2017 | 20121 | |||||
n | % | % | n | % | % | n | % | |
Doelstellingen: | ||||||||
Bestaan vermeld | 3 | 20 | - | 2 | 13 | 16 | 4 | 57 |
Kwalitatieve vermelding | 7 | 47 | 50 | 2 | 13 | 47 | 1 | 14 |
Vermelding met cijfers |
|
|
|
|
|
|
|
|
15 | 100 | 100 | 15 | 100 | 100 | 7 | 100 | |
Realisatie: | ||||||||
Niet vermeld | 1 | 7 | - | 3 | 20 | 16 | 2 | 29 |
Realisatie vermeld | 5 | 33 | - | 1 | 7 | - | 3 | 42 |
Kwalitatieve vermelding | 4 | 27 | 50 | - | - | 47 | - | - |
Vermelding met cijfers |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1 Onderzoek
Voor een
Aalberts Industries, Annual report 2017, p. 81
Ten slotte hebben we onderzocht of het feit dat de boekwaarde van de goodwill meer dan 50% van het groepsvermogen bedraagt (dan wel dat er sprake is van goodwill bij een negatief groepsvermogen), impact heeft op de informatie die ondernemingen met betrekking tot hun kapitaal / vermogen geven over hun doelstellingen, beleid, processen en de kwantificering hiervan, in overeenstemming met de bepalingen in IAS 1.134/135 (zie paragraaf 2). Hierbij hebben we daarom alleen de jaarrekeningen van de AEX- en FTSE-ondernemingen nader kunnen bekijken. Immers, onder Dutch GAAP is deze informatie in de jaarrekening niet vereist.
Om te beginnen hebben we dit gedaan aan de hand van het aantal woorden dat de passages in de jaarrekeningen over het beheer van kapitaal / vermogen (onder de kop
Eerst hebben we een splitsing gemaakt van de ondernemingen waarbij de boekwaarde van de goodwill minder dan wel meer dan 50% van het groepsvermogen bedraagt (of waarbij sprake is van een negatief groepsvermogen). Het aantal woorden besteed aan het
In tabel
Aantal woorden besteed aan
gemiddeld (gem) en mediaan (med): | AEX | FTSE | Totaal | |||
---|---|---|---|---|---|---|
gem | med | gem | med | gem | med | |
boekwaarde goodwill < 50% groepsvermogen | 207 | 215 | 184 | 210 | 196 | 212 |
boekwaarde goodwill > 50% groepsvermogen | 181 | 128 | 192 | 138 | 187 | 130 |
Alle | 197 | 186 | 188 | 166 | 192 | 176 |
Daarna hebben we onderzocht in hoeverre de ondernemingen die in hun jaarrekeningen in de paragraaf
Hierbij valt op dat de ondernemingen met op hun balans een boekwaarde van de goodwill van meer dan 50% van het groepsvermogen zich vaker beperken tot het geven van slechts kwalitatieve informatie in vergelijking met de ondernemingen met minder goodwill op hun balans; deze laatste geven vaker zowel kwalitatieve als kwantitatieve informatie over hun
Daarnaast hebben we bekeken met hoeveel woorden de 10 AEX-ondernemingen en 12 FTSE-ondernemingen met een boekwaarde van de goodwill van meer dan 50% van het groepsvermogen (of waarbij sprake is van een negatief groepsvermogen) in de paragraaf over
In lijn met tabel
Aspecten van aandacht bij behandeling kapitaal / vermogen onder
Aspect: | AEX | FTSE | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
boekwaarde goodwill > 50% groepsvermogen | Overige | Totaal | boekwaarde goodwill > 50% groepsvermogen | Overige | Totaal | |||||||
n | % | n | % | n | % | n | % | n | % | n | % | |
Kwalitatief | 7 | 70 | 7 | 47 | 14 | 56 | 6 | 50 | 3 | 23 | 9 | 36 |
Kwalitatief en kwantitatief |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Tussentotaal | 9 | 90 | 14 | 93 | 23 | 92 | 8 | 67 | 9 | 69 | 17 | 68 |
Geen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal | 10 | 100 | 15 | 100 | 25 | 100 | 12 | 100 | 13 | 100 | 25 | 100 |
Aantal woorden besteed in
Aantal woorden: | AEX | FTSE | Totaal | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
n | % | n | % | n | % | n | % | n | % | n | % | |
Niet behandeld | 1 | 10 | 4 | 33 | 5 | 23 | ||||||
0 < x ≤ 100 | 3 | 30 | 2 | 17 | 5 | 23 | ||||||
100 < x ≤ 200 | 3 | 30 | 4 | 33 | 7 | 32 | ||||||
200 < x ≤ 300 | 2 | 20 | - | - | 2 | 9 | ||||||
300 <x ≤ 400 | - | - | - | - | - | - | ||||||
x > 400 |
|
|
|
|
|
|
||||||
|
|
|
|
|
|
|||||||
Totaal | 10 | 100 | 12 | 100 | 22 | 100 |
Voor een
SBM Offshore, 2017 Annual report, p. 185
Tenslotte hebben we ons afgevraagd waaraan ondernemingen die niet conform IAS 1.134/135 aandacht geven aan het
Vermelding credit rating Moody’s in jaarrekening.
Moody’s long-term: | AEX | FTSE | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
boekwaarde goodwill > 50% groepsvermogen | Overige | Totaal | boekwaarde goodwill > 50% groepsvermogen | Overige | Totaal | |||||||
n | % | n | % | n | % | n | % | n | % | n | % | |
Aa2 | - | - | 1 | 7 | 1 | 4 | - | - | - | - | - | |
A1 | 1 | 10 | - | - | 1 | 4 | 2 | 17 | 2 | 8 | 4 | 16 |
A2 | - | - | - | - | - | - | 2 | 17 | 1 | 8 | 3 | 12 |
A3 | - | - | 1 | 7 | 1 | 4 | 3 | 25 | 2 | 15 | 5 | 20 |
Baa1 | 4 | 40 | 2 | 13 | 6 | 24 | 1 | 8 | 2 | 15 | 3 | 12 |
Baa2 | - | - | 1 | 7 | 1 | 4 | 1 | 8 | 2 | 15 | 3 | 12 |
Baa3 | - | - | 1 | 7 | 1 | 4 | - | - | - | - | - | - |
Ba1 | - | - | 1 | 7 | 1 | 4 | - | - | - | - | - | - |
B2 | 1 | 10 | - | - | 1 | 4 | - | - | - | - | - | - |
Alleen short-term | - | - | - | - | - | - | - | - | 1 | 8 | 1 | 4 |
Geen vermelding |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal | 10 | 100 | 15 | 100 | 25 | 100 | 12 | 100 | 13 | 100 | 25 | 100 |
Vermelding credit rating Standard & Poor’s in jaarrekening.
Standard & Poor’s long-term: | AEX | FTSE | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
boekwaarde goodwill > 50% groepsvermogen | Overige | Totaal | boekwaarde goodwill > 50% groepsvermogen | Overige | Totaal | |||||||
n | % | n | % | n | % | n | % | n | % | n | % | |
A+ | 1 | 10 | 1 | 7 | 2 | 8 | 4 | 33 | 1 | 8 | 5 | 20 |
A | - | - | - | - | - | - | - | - | 2 | 15 | 2 | 8 |
A- | - | - | 2 | 12 | 2 | 8 | 2 | 17 | 4 | 31 | 6 | 24 |
BBB+ | 4 | 40 | - | 4 | 16 | 3 | 25 | 3 | 23 | 6 | 24 | |
BBB | - | - | 1 | 7 | 1 | 4 | - | - | - | - | - | - |
BBB- | - | - | 1 | 7 | 1 | 4 | - | - | - | - | - | - |
BB+ | - | - | 1 | 7 | 1 | 4 | - | - | - | - | - | - |
B+ | 1 | 10 | - | - | 1 | 4 | - | - | - | - | - | - |
Alleen short-term | - | - | - | - | - | - | - | - | 1 | 8 | 1 | 4 |
Geen vermelding |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal | 10 | 100 | 15 | 100 | 25 | 100 | 12 | 100 | 13 | 100 | 25 | 100 |
Allereerst vermelden we bij deze tabellen 12 en 13 dat een van de twee AEX-jaarrekeningen en alle acht FTSE-jaarrekeningen waarin we geen informatie aantroffen over kapitaal / vermogen onder
Voorts lijkt het erop dat de AEX-jaarrekeningen een grote spreiding van credit ratings laten zien, terwijl de FTSE-jaarrekeningen met daarin een boekwaarde van de goodwill van meer dan 50% van het groepsvermogen (of een negatief groepsvermogen) een hogere credit rating in hun jaarrekeningen vermelden dan de overige ondernemingen.
Als
Vinci, 2017 Annual report, p. 280
In de voorgaande paragrafen hebben wij eerst een kort overzicht gegeven van regelgeving omtrent de behandeling van goodwill en andere immateriële vaste activa zonder bepaalde levensduur. Wij hebben daarbij verband gelegd met het onderwerp kapitaalmanagement.
Ook hebben wij aandacht gegeven aan de recente discussies bij regelgevende en adviserende organen op het gebied van de financiële verslaggeving over de behandeling van goodwill en andere immateriële vaste activa zonder bepaalde levensduur. Vervolgens hebben wij de resultaten van ons veldonderzoek gepresenteerd.
Wij hebben vastgesteld dat met name bij beursgenoteerde ondernemingen het bedrag van de geactiveerde goodwill veel hoger is dan bij de niet-beursgenoteerde ondernemingen, hetgeen een logische uitkomst is gezien het niet afschrijven op de goodwill bij beursgenoteerde ondernemingen, en gezien het feit dat bij de niet-beursgenoteerde ondernemingen nog maar recentelijk de activerings- en afschrijvingsplicht op goodwill is ingevoerd. Wanneer de andere immateriële vaste activa zonder bepaalde gebruiksduur in de beschouwing worden betrokken, leidt dit niet tot een wezenlijk andere uitkomst (tabel
Wanneer de geactiveerde goodwill wordt gerelateerd aan het groepsvermogen valt vooral op dat de post goodwill met name bij de beursgenoteerde ondernemingen veel hoger uitvalt dan bij de niet-beursgenoteerde ondernemingen, waarbij voorts naar voren komt dat bij de FTSE-jaarrekeningen dat fenomeen sterker is dan bij de AEX-fondsen. Indien in dit geheel ook de immateriële vaste activa zonder bepaalde levensduur worden betrokken valt op dat dit niet veel verandert aan de cijfers voor de niet-beursgenoteerde ondernemingen en voor de AEX-fondsen, maar wel voor de FTSE-ondernemingen. Kennelijk doet het activeren van dergelijke immateriële vaste activa zonder bepaalde levensduur zich bij FTSE-ondernemingen frequenter voor (tabel
Vervolgens is gekeken naar de verhouding tussen goodwill en nettoresultaat. Vooraleerst blijkt dat het in 2017 goed ging met de economie. Impairments doen zich nauwelijks voor. Ter vergelijking: In het onderzoek over 2008 bleek dat bij de AEX-/AMX-ondernemingen veel meer impairmentverliezen werden getoond. Indien men zou doen alsof zou moeten worden afgeschreven op goodwill door beursgenoteerde ondernemingen, leidt dit bij een beperkt aantal ondernemingen tot flinke daling (> 50 %) van het nettoresultaat. Dat geldt voor zowel de AEX- als de FTSE-ondernemingen. Indien men dit ook zou doen voor de andere immateriële vaste activa zonder bepaalde levensduur, ziet men dat dit met name bij FTSE-ondernemingen flinke gevolgen heeft (tabel
Wanneer we vervolgens verband proberen te leggen tussen de relatieve omvang van geactiveerde goodwill ten opzichte van het groepsvermogen en de verschafte informatie over het kapitaalmanagement, blijkt dit anders dan verwacht. Te verwachten was dat er meer informatie op basis van IAS 1.134 e.v. wordt gegeven indien de geactiveerde goodwill relatief hoger is ten opzichte van het groepsvermogen. Het effect lijkt eerder andersom te zijn (tabel
Indien hierbij niet naar kwalitatieve maar ook naar kwantitatieve informatie wordt gekeken, leidt dit niet tot andere conclusies. Wel blijkt dat AEX-ondernemingen in het algemeen meer informatie geven dan FTSE-ondernemingen (tabel
Ook is een wordcount-analyse gedaan die echter niet tot andere conclusies leidt (tabel
Tenslotte is gekeken naar het zich voordoen van informatie over credit ratings. Opvallend is dat met name FTSE-ondernemingen hierover frequent informatie verschaffen, ook meer dan AEX-ondernemingen.
Ook opvallend is dat FTSE-ondernemingen met een relatief grote post goodwill ten opzichte van het groepsvermogen een hogere credit rating in hun jaarrekening vermelden dan de overige ondernemingen. Men had eventueel kunnen verwachten dat de grote post goodwill juist tot een lagere credit rating zou hebben geleid hoewel met mogelijk evenveel kracht van argument het omgekeerde kan worden gesteld.
Al met al zijn er geen sterke verbanden tussen de omvang van de geactiveerde goodwill, de hypothetische impact van het afschrijven van goodwill op het resultaat en de vermogensinformatie in het onderzoek aangetroffen Er lijkt dan ook niet veel aanleiding om te pleiten voor een wijziging van de verslaggevingsregels, zoals wij dat aan het begin van dit artikel aan de orde hebben gesteld. Dit kan ook worden veroorzaakt doordat gebruikers onvoldoende druk kunnen uitoefenen om de regels te veranderen. Dit neemt niet weg dat men mogelijk wel sympathie kan hebben voor de opvatting dat goodwill van de balans moet zijn verdwenen voordat het zelf gecreëerde goodwill wordt.
‘ |
‘ |
‘ |
Aalberts Industries NV | ADG dienstengroep SE | Air Liquide SA |
Air France – KLM SA | ANWB BV | Airbus SE |
Akzo Nobel NV | Belle Vue BV | Anheuser-Busch InBev SA/NV |
Altice NV | Boon Beheer BV | AstraZeneca plc |
ArcelorMittal SA | Centraal Administratiekantoor Dordrecht BV | Bayer AG |
ASM International NV | Coop Holding BV | BASF SE |
ASML Holding NV | Copaco NV | BP plc |
BE Semiconductor Industries NV | De Kok Beheer Hardinxveld BV | British American Tobaco plc |
Galapagos NV | De Kuyper Holding NV | Daimler AG |
Gemalto NV | Dura Vermeer Groep NV | Danone SA |
Heineken NV | Facilicom Group NV | Deutsche Post AG |
IMCD NV | Kramp Groep BV | Deutsche Telekom AG |
Koninklijke Ahold Delhaize NV | MCB International BV | Diageo plc |
Koninklijke DSM NV | Meijer Beheer BV | Enel SpA |
Koninklijke KPN NV | OK Oliecentrale BV | GlaxoSmithKline plc |
Koninklijke Philips NV | Plukon Food Group BV | Glencore plc |
Koninklijke Vopak NV | Remeha Group BV | L’Oréal SA |
Philips Lighting NV | Swinkels Family Breweries NV | LVMH Moët Hennessy Louis Vuitton SE |
Randstad Holding NV | Tauw Group BV | Reckitt Benckiser Group plc |
RELX NV/plc | Ten Brinke Group BV | Rio Tinto plc |
Royal Boskalis Westminster NV | The Greenery BV | Sanofi SA |
Royal Dutch Shell plc | Troost Mechanical Services BV | Siemens AG |
SBM Offshore NV | Van Oord NV | Total SA |
Unilever NV/plc | VCK Holding BV | Vinci SA |
Wolters Kluwer NV | Witteveen+Bos NV | Vodafone Group plc |
1 Paragraaf 5.1 zet nader uiteen wat in deze bijdrage onder ‘AEX’-ondernemingen, ‘Dutch GAAP’-ondernemingen en ‘FTSE’-ondernemingen wordt verstaan.