Corresponding author: Arjan Brouwer (
Academic editor: Annemarie Oord
De ontwikkelingen rondom duurzaamheidsverslaggeving gaan onverminderd door. Na de publicatie van de draft Corporate Sustainability Reporting Directive (
Orij, Breijer en Erkens hebben onderzoek gedaan naar de huidige praktijk van de rapportage van niet-financiële informatie door Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. Zij stellen vast dat ondernemingen nu een variëteit aan rapporten gebruiken om stakeholders te informeren. Soms zijn dat geïntegreerde verslagen en in andere gevallen specifieke themarapporten. Hierbij worden zowel op aandeelhouders gerichte raamwerken gebruikt als op bredere stakeholdergroepen gerichte raamwerken. De onderzoekers concluderen dat ondernemingen duidelijkere keuzes maken over het verstrekken van niet-financiële informatie aan specifieke belanghebbenden bij de aparte niet-financiële themarapporten dan bij geïntegreerde verslagen. De
Kamp-Roelands en Looijenga onderzoeken inhoudelijk de klimaatgerelateerde informatie in het bestuursverslag, de plek waar op dit moment het Besluit bekendmaking niet-financiële informatie de opname van deze informatie vereist voor de grote beursfondsen. Als de
In het onderzoek van Van der Tas, Aggarwal en Maksimovic wordt de impact van klimaatrisico’s op de jaarrekening en de controleverklaring belicht. Hoewel zij een sterke toename zien van het aantal jaarrekeningen waarin wordt gerefereerd aan de impact van klimaatverandering, concluderen zij dat de informatieverschaffing nog beperkt is. Ondernemingen stellen in de toelichting bij de jaarrekening dat de impact van klimaatrisico’s op de jaarrekening niet materieel is, maar lichten de veronderstellingen of scenarioanalyses die aan die conclusie ten grondslag liggen nauwelijks toe. Bijzonder is daarnaast dat een aantal ondernemingen aangeeft de analyse te zijn gestart en de impact daarvan te verwerken in de jaarrekening 2022. Ook zijn er meerdere jaarrekeningen waarin klimaatrisico’s door de onderneming niet worden vermeld, terwijl deze wel worden benoemd door de accountant in de controleverklaring.
De door Camfferman en Veldman en de door A. Brouwer, Hijink en Westerduin onderzochte verslaggeving staat enigszins in schril contrast tot de toenemende transparantie en bredere maatschappelijke context waarin de verslaggeving wordt geplaatst in de hiervoor beschreven onderzoeken. De publicatieverplichtingen van de door Camfferman en Veldman onderzochte kleine en microrechtspersonen zijn beperkt. Hoewel de auteurs concluderen dat de minimumvoorschriften in het algemeen redelijk worden nageleefd, zien zij ruimte voor verbetering in het beter afstemmen van de toelichting op de specifieke omstandigheden van de onderneming. Deze toelichting bestaat op dit moment vaak geheel of grotendeels uit (‘
Bij toegelaten instellingen volkshuisvesting constateren T. Brouwer en Ter Hoeven eveneens dat toelichtingen niet altijd goed zijn toegesneden op de specifieke aandachtsgebieden van de organisatie. Zij stellen vast dat de algemene kwaliteit van de toelichtingen vergelijkbaar is met 2018 en dat de meeste verplichte of verwachte toelichtingen zijn opgenomen, maar dat dit in veel gevallen sterk gericht lijkt op compliance en niet op het goed informeren van stakeholders over de voor de organisatie relevante aspecten. Gegeven het financieringsprofiel en historie in de sector zou in veel gevallen meer diepgaande en relevante informatie worden verwacht over zaken als het beleid ten aanzien van het renteprofiel en afdekking van renterisico’s, sensitiviteit voor renterisico, de onderkenning van embedded derivaten, onderpandverplichtingen (margin calls) en belangrijke veronderstellingen voor de bepaling van reële waardes. Gezien de volatiliteit van de rente in 2022 zal het belang van deze informatie alleen maar toenemen. T. Brouwer en Ter Hoeven hebben ook een aantal mooie best practices gezien waar andere organisaties hun voordeel mee kunnen doen. Van Duuren en Ter Hoeven onderzoeken de toelichting over omzetverantwoording door Nederlandse bouwbedrijven. Zij constateren dat de toelichting van ondernemingen die IFRS toepassen is verbeterd na de invoering van IFRS 15 en dat IFRS-toepassers meer nuttige informatie verstrekken dan de ondernemingen die rapporteren op basis van NL GAAP. Ondernemingen die rapporteren onder NL GAAP nemen in veel gevallen geen (goede) toelichting op over kritische schattingen en oordelen, terwijl de auteurs dat wel zouden verwachten gezien de complexiteit van contracten en inherente schattingsonzekerheid bij de omzetverantwoording in deze sector. Ook in dit onderzoek komen de auteurs veel boilerplate en weinig ondernemingsspecifieke informatie tegen. Weliswaar bevat richtlijn 110 een vereiste om van belangrijke oordelen en schattingen de aard en veronderstellingen toe te lichten als dit voor het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, maar de auteurs geven aan dat deze eis mogelijk te generiek en onderbelicht is. De aangepaste richtlijnen voor omzetverantwoording die onder NL GAAP vanaf 2022 moeten worden toegepast zijn op diverse punten in lijn gebracht met IFRS 15, maar de auteurs constateren dat belangrijke toelichtingsinformatie ten aanzien van nieuwe concepten, zoals prestatieverplichtingen en variabele vergoedingen, niet is overgenomen in de Nederlandse richtlijn voor onderhanden projecten. De onderzoeken in deze editie van
Ik sluit af met een woord van dank aan de auteurs en de leden van de redactie en de redactieraad voor hun inspanningen bij de totstandkoming van deze editie van