Research Article |
Corresponding author: Arjan Brouwer ( arjan.brouwer@pwc.com ) Academic editor: Annemarie Oord
© 2023 Arjan Brouwer, Deborah Meijn, Nina van der Reijden.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits to copy and distribute the article for non-commercial purposes, provided that the article is not altered or modified and the original author and source are credited.
Citation:
Brouwer A, Meijn D, van der Reijden N (2023) De impact van macro-economische veranderingen op de IFRS-jaarrekening. In: Oord A, Verhoek V (Eds) Het jaar 2022 verslagen. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 97(9/10): 241-256. https://doi.org/10.5117/mab.97.112190
|
In dit artikel doen we verslag van de impact van de macro-economische veranderingen op de jaarrekening van ondernemingen die zijn opgenomen in de Euro Stoxx 50-index. De hoge inflatie en stijgende rentes raken de jaarrekening op meerdere gebieden. Dit is zichtbaar in veel jaarrekeningen. De informatieverschaffing over de impact van de toenemende volatiliteit op risico’s en schattingsonzekerheden blijft echter achter. Slechts in uitzonderlijke gevallen laten ondernemingen in 2022 zien wat de impact is van grotere schommelingen in bijvoorbeeld rentes en wisselkoersen op de resultaten door de sensitiviteitsanalyses aan te passen ten opzichte van 2021. Veelal liggen de gehanteerde percentages voor de sensitiviteitsanalyses (beduidend) lager dan de in 2022 werkelijk waargenomen volatiliteit. Op dit punt kunnen ondernemingen de informatieverschaffing aan gebruikers verbeteren.
Inflatie, stijgende rente, hyperinflatie
Veel ondernemingen zijn in 2022 geraakt door de economische en geopolitieke gebeurtenissen en de impact daarvan op inflatie, waaronder stijgende energieprijzen, stijgende rentetarieven en andere effecten van de aanhoudende geopolitieke conflicten, zoals problemen met de toeleveringsketen en tekort aan grondstoffen. In deze economisch onzekere tijden is een goede informatieverschaffing over de belangrijkste schattingen en oordelen en de impact van mogelijke alternatieve scenario’s van belang voor een goed begrip van de in de jaarrekening opgenomen bedragen en het inzicht in de onzekerheden waarmee de ondernemingen geconfronteerd worden.
Ondernemingen zijn in 2022 getroffen door diverse wereldwijde economische en geopolitieke gebeurtenissen, waaronder inflatie, stijgende rentetarieven en energieprijzen door aanhoudende geopolitieke conflicten en problemen met de toeleveringsketen, die tot aanzienlijke economische onzekerheden geleid hebben.
In oktober 2022 meldden de Verenigde Naties in hun United Nations monthly briefing on the world economic situation and prospects (
De zwakte van de USD tot oktober 2022 en de opleving daarna weerspiegelen vooral veranderingen in de verwachtingen over het monetaire beleid en de rente. Deze krachten duwden de EUR/USD in september 2022 onder 0,96 en sinds januari 2023 schommelt de koers rond de 1,10. In oktober 2022 stond de dollar op het hoogste niveau sinds 2000, met een waardestijging van 22 procent ten opzichte van de yen, 13 procent ten opzichte van de euro en 6 procent ten opzichte van valuta’s van opkomende markten sinds het begin van 2022.
Sinds begin 2021 is ook de inflatie in Turkije fors gestegen. In april 2022 bevestigde het IMF in het World Economic Outlook-rapport
Deze macro-economische veranderingen hebben invloed op diverse aspecten van de jaarrekening en het bestuursverslag, zoals waardering van activa en verplichtingen, gevoeligheidsanalyses en informatieverschaffing over belangrijke risico’s. In dit artikel doen we verslag van onderzoek naar de impact op de jaarrekening van de gestegen inflatie en rente en leggen we de focus specifiek op de volgende aspecten:
Hoewel we ook rechtstreekse impact zien door geopolitieke conflicten op waardeverminderingen van activa, bijvoorbeeld van activa in Oekraïne of Rusland, ligt de focus van dit artikel op de macro-economische grootheden en dan vooral rente en inflatie.
In een rapport uit 2013 uitte de European Securities and Market Authority (ESMA) haar bezorgdheid over de kwaliteit van de toelichtingen over aannames en oordelen die ten grondslag liggen aan bijzondere waardeverminderingen van niet-financiële activa in jaarverslagen over 2011 (
Eerder zijn soortgelijke zorgen geuit in een onderzoek van
In het in 2022 gepubliceerde jaarlijkse statement met betrekking tot de verslaggevingonderwerpen waar ESMA en nationale toezichthouders bijzondere aandacht aan zullen besteden benoemt ESMA de impact van de macro-economische gebeurtenissen als speerpunt (
In dit artikel presenteren we de resultaten van onderzoek naar de impact van de macro-economische veranderingen in de jaarverslaggeving over het boekjaar 2022 van de grootste Europese beursgenoteerde ondernemingen. In paragraaf 2 wordt de onderzoekspopulatie beschreven. In paragraaf 3 presenteren we de resultaten van het empirisch onderzoek. We sluiten het artikel af in paragraaf 4 met de conclusies uit het onderzoek.
De onderzoekspopulatie voor dit onderzoek bestaat uit de 50 ondernemingen die de EURO STOXX 50 vertegenwoordigen. De totale marktkapitalisatie van deze onderzochte ondernemingen bedraagt EUR 4.127 miljard
Zoals uit Tabel
Totaal | Gemiddeld | Mediaan | |
---|---|---|---|
Totaal activa 2022 (EUR miljoen) | 15,195,248 | 303,905 | 120,411 |
Totaal activa 2021(EUR miljoen) | 13,972,899 | 279,458 | 113,644 |
Totaal eigen vermogen 2022 (EUR miljoen) | 2,236,451 | 44,729 | 38,537 |
Totaal eigen vermogen 2021 (EUR miljoen) | 2,128,088 | 42,562 | 36,007 |
Omzet 2022 (EUR miljoen) | 3,068,719 | 61,374 | 36,219 |
Omzet 2021(EUR miljoen) | 2,496,426 | 49,929 | 28,374 |
Aantal omzetstijging | 50 (100%) | ||
Aantal omzetdaling | 0 (0%) | ||
Totaal van resultaat na belastingen 2022 (EUR miljoen) | 299,191 | 5,984 | 4,213 |
Totaal van resultaat na belastingen 2021 (EUR miljoen) | 263,651 | 5,273 | 4,109 |
Aantal resultaatstijging | 36 (72%) | ||
Aantal resultaatdaling | 14 (28%) |
Op grond van de EU Accounting Directive
Uit Tabel
Resultaatanalyse | Risicoanalyse | Toekomstparagraaf | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
n | % | n | % | n | % | |
Stijgende inflatie | 30 | 60 | 30 | 60 | 24 | 48 |
Stijgende rentepercentages | 21 | 42 | 33 | 66 | 16 | 32 |
Hyperinflatie | 10 | 20 | 1 | 2 | 2 | 4 |
We hebben de jaarverslagen van alle ondernemingen in het onderzoek doorzocht op de termen IAS 29 en hyperinflatie. De helft (25) van de onderzochte ondernemingen geeft aan in aanraking te komen met hyperinflatie door dochterondernemingen in landen met een hyperinflatoire valuta. Tien ondernemingen benoemen hyperinflatie in de analyse van de ontwikkelingen en prestaties over het afgelopen jaar. Slechts één onderneming benoemt hyperinflatie als een belangrijk risico in de risicoparagraaf en twee ondernemingen besteden hier aandacht aan als onderdeel van de toekomstparagraaf.
De jaarrekening kan op verschillende manieren worden beïnvloed door de macro-economische effecten, bijvoorbeeld doordat deze impact hebben op toe te passen grondslagen (bijvoorbeeld in geval van hyperinflatie) of bij het maken van schattingen. Van de 50 ondernemingen hebben er 32 in de jaarrekening aandacht besteed aan de economische en geopolitieke gebeurtenissen in 2022 in de algemene toelichting, de paragraaf over belangrijke schattingen of een separate noot. Airbus SE legt aan het begin van de grondslagen in een algemene toelichting uit op welke wijze de jaarrekening door de macro-economische ontwikkelingen is beïnvloed en waar in de jaarrekening de lezer hierover meer informatie kan terugvinden.
In de Basis for Conclusions bij IAS 1 geeft de IASB aan dat het bepalen van de boekwaarde van sommige activa en passiva een schatting vereist van de effecten van onzekere toekomstige gebeurtenissen op die activa en passiva aan het einde van de verslagperiode. Denk hierbij aan het bepalen van de realiseerbare waarde van activa, de te hanteren prijzen en disconteringsvoeten bij het bepalen van voorzieningen of de verwachte loonstijgingen met het oog op pensioenverplichtingen. Ongeacht hoe zorgvuldig een onderneming deze schattingen maakt, er zal een schattingsonzekerheid begrepen zijn in het op de balans opgenomen bedrag. Informatie over die schattingsonzekerheid is van belang voor een goed begrip van de jaarrekening. Met betrekking tot belangrijke schattingen vereist IAS 1 dat een entiteit informatie verschaft over de veronderstellingen betreffende de toekomst en andere belangrijke bronnen van schattingsonzekerheden. Met betrekking tot die activa en verplichtingen moet de toelichting hun aard en hun boekwaarde aan het eind van de verslagperiode vermelden (IAS 1.125).
Best practice algemene toelichting impact macro-economische ontwikkelingen op de jaarrekening, Airbus SE Financial Statements 2022, pagina 15.
De aard en omvang van de verstrekte informatie is afhankelijk van de aard van de schatting en veronderstellingen, maar op grond van IAS 1.129 moet hierbij worden gedacht aan:
Unicredit neemt in de 2022 jaarrekening een gedetailleerde toelichting op van de macro-economische ontwikkelingen, de gehanteerde scenario’s en de impact op de belangrijkste schattingen in de jaarrekening.
Zoals hiervoor aangegeven hebben 32 ondernemingen op enerlei wijze informatie verstrekt over de impact van de macro-economische ontwikkelingen op de jaarrekening. Hierna gaan we specifiek in op de verstrekte informatie over de schattingen ten aanzien van impairment testing en pensioenverplichtingen.
Best practice toelichting van de impact van de macro-economische ontwikkelingen op de gehanteerde scenario’s en belangrijke schattingen, UniCredit 2022 Annual Reports and Accounts, pagina 200–203.
De onderzochte ondernemingen hebben in totaal voor EUR 684 miljard goodwill, EUR 584 miljard overige immateriële activa, EUR 1.482 miljard materiële vaste activa (PP&E) en EUR 382 miljard right-of-use activa opgenomen. Het totaal van de materiële en immateriële vaste activa van de onderzochte ondernemingen bedraagt derhalve EUR 3.132 miljard.
Van de 50 ondernemingen hebben 49 ondernemingen goodwill en 50 overige immateriële activa opgenomen. Deze ondernemingen hebben allemaal een grondslag opgenomen voor de waardering ervan. Bij 49 ondernemingen is een post materiële activa inclusief right-of-use activa (leases) opgenomen en 49 ondernemingen hebben een grondslag opgenomen. Zie ook Tabel
Goodwill | Overige IMVA | MVA (inclusief RoU assets) | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
n | % | n | % | n | % | |
Totaal | 50 | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 |
Post opgenomen op balans | 49 | 98 | 50 | 100 | 49 | 98 |
Grondslag voor waardering toegelicht | 49 | 98 | 50 | 100 | 49 | 98 |
Grondslag voor impairment test toegelicht | 50 | 100 | 49 | 98 | 44 | 88 |
Waardering en/of impairment test aangemerkt als belangrijke schatting | 42 | 84 | 37 | 74 | 37 | 74 |
Impairment verantwoord | 18 | 36 | 34 | 68 | 38 | 76 |
Terugneming impairment | - | - | 4 | 8 | 17 | 34 |
Redenen voor impairment toegelicht | - | - | 18 | 36 | 19 | 38 |
Van de 49 entiteiten die goodwill op hun balans hebben, heeft de impairment toets in 18 gevallen tot een afwaardering geleid. De totale afwaardering van EUR 3 miljard op de totale goodwill van EUR 684 miljard komt uit op een gemiddelde van 0,47% of 2,67%, als het alleen wordt gerelateerd aan de goodwill die is afgewaardeerd.
Bij 42 (84%) ondernemingen is de waardering van goodwill aangemerkt als een belangrijke schatting, bij overige immateriële activa is dat het geval bij 37 (74%) van de ondernemingen, bij materiële vaste activa inclusief right-of-use assets bij 37 (74%) ondernemingen.
In totaal hebben 18 (36%) ondernemingen een impairment van goodwill verantwoord. Een impairment van overige immateriële activa is verantwoord door 34 (68%) ondernemingen (4 terugnemingen) waarbij 18 ondernemingen hebben toegelicht wat de reden voor de impairment was. Een impairment van materiële vaste activa is verantwoord door 38 ondernemingen (17 terugnemingen), waarbij 19 ondernemingen de reden voor de impairment hebben toegelicht. De oorlog in Oekraïne en de impact hiervan op Russische dochterondernemingen en afschrijvingen van IT-projecten waren drijvende factoren voor een groot deel van de impairments waarvoor de reden is toegelicht. De resultaten laten zien dat de reden van de impairment in veel gevallen niet is toegelicht. Dit is in lijn met de bevindingen
IAS 36 schrijft voor welke procedures een entiteit moet toepassen om te waarborgen dat haar activa niet tegen een hoger bedrag worden opgenomen dan hun realiseerbare waarde. Voor goodwill en immateriële vaste activa met een onbepaalde gebruiksduur of die nog in gebruik moeten worden genomen, moet jaarlijks een impairment test worden uitgevoerd. Hierbij wordt de realiseerbare waarde vergeleken met de boekwaarde van de kasstroomgenererende eenheid. De realiseerbare waarde wordt gedefinieerd als de hoogste van de bedrijfswaarde (value in use) en de opbrengstwaarde (fair value less costs to sell). Daarnaast geldt voor alle materiële en immateriële vaste activa die in de scope van IAS 36 vallen, inclusief die hiervoor genoemd, dat de onderneming dient vast te stellen of er indicaties voor een impairment aanwezig zijn (IAS 36.98). De aanhoudende impact van COVID-19, de effecten van de Russische invasie van Oekraïne, stijgende inflatie en rentetarieven, klimaatgerelateerde problemen en de algemene macro-economische en geopolitieke omgeving kunnen alle indicatoren van een impairment zijn en het ligt dan ook voor de hand dat veel ondernemingen in 2022 een impairment test hebben uitgevoerd. In haar statement ten aanzien van de toezichtsprioriteiten 2022 geeft ESMA aan dat ze verwacht dat ondernemingen de stijgende rentes en daaraan gerelateerde toename van de bij de impairment test te hanteren disconteringsvoet en de volatiliteit en stijging van commodityprijzen goed in ogenschouw nemen bij impairment testing en de te verstrekken toelichting daarover.
Op grond van IAS 36, par. 134 moeten de gebruikte veronderstellingen en inputfactoren die ten grondslag liggen aan de berekening van de realiseerbare waarde worden toegelicht. In aanvulling op de algemene bepalingen ten aanzien van de toelichting over belangrijke schattingen uit IAS 1, vereist IAS 36 onder andere toelichting van de belangrijkste assumpties die ten grondslag liggen aan de kasstroomprojecties, de disconteringsvoet en de groeivoet die wordt gehanteerd om de kasstromen te extrapoleren naar de periode die specifiek is ingeschat op basis van de budgetten. In Figuur
Best practice – voorbeeld van de toelichting rond de belangrijkste schattingen bij een impairment test, CRH plc, 2022 Annual Report and Form 20-F, pagina 182 en 212.
IAS 36.134 verplicht verder dat als een redelijke verandering van een belangrijke veronderstelling leidt tot een lagere boekwaarde dan de realiseerbare waarde (IAS 36.134f), de onderneming de volgende toelichting moet geven:
Een goed voorbeeld van een dergelijke toelichting is opgenomen door EssilorLuxottica, zoals weergegeven in Figuur
Best practice voorbeeld van de toelichting van de sensitiviteit voor een verandering in belangrijke veronderstellingen inclusief headroom, EssilorLuxottica, Universal Registration Document 2022, pagina 227.
We hebben ons in het onderzoek geconcentreerd op twee elementen die toegelicht moeten worden als een onderneming de realiseerbare waarde bepaalt op basis van een model waarbij verwachte kasstromen worden verdisconteerd en die in 2022 naar verwachting bij veel ondernemingen sterk zijn beïnvloed door de hiervoor geschetste ontwikkelingen: de disconteringsvoet en het groeipercentage. De disconteringsvoet wordt gebruikt om de verwachte kasstromen contant te maken om de tijdswaarde van geld en de activa-specifieke risico’s die niet in de kasstromen zijn opgenomen uit te drukken.
Disconteringsvoet
Uit ons onderzoek komt naar voren dat 46 van de 50 ondernemingen de bij de uitgevoerde impairment test gehanteerde disconteringsvoet hebben toegelicht. Veruit het grootste gedeelte hiervan, 40 ondernemingen (of 80%), geeft meerdere percentages aan of een bandbreedte en zes ondernemingen (12%) gebruiken een enkel percentage. Vier ondernemingen lichten de disconteringsvoet niet toe – met name ondernemingen die geen of geen materiële goodwill hebben. Bij 40 ondernemingen werd in 2022 een hogere (gemiddelde) disconteringsvoet gehanteerd, bij vijf ondernemingen een lagere en bij één onderneming was de disconteringsvoet in 2022 gelijk aan die in 2021. De gemiddeld door alle ondernemingen gehanteerde disconteringsvoet steeg van 8,8% in 2021 naar 10,7% in 2022. De mediaan steeg van 8,0% naar 9,6%.
Als een redelijke verandering van een belangrijke veronderstelling zou leiden tot een impairment, vereist IAS 36.134 dat een onderneming toelicht welke verandering van de veronderstelling tot impairment zou leiden. Acht ondernemingen hebben geen vermelding opgenomen over sensitiviteit en zeven ondernemingen vermelden dat er geen sprake is van de hiervoor bedoelde situatie. Opvallend is dat van de 35 ondernemingen die wel informatie over sensitiviteit opnemen, slechts 13 ondernemingen daadwerkelijk de hiervoor bedoelde wijziging vermelden, die leidt tot impairment. De andere 22 ondernemingen vermelden het effect van een bepaalde wijziging in de disconteringsvoet zonder aan te geven bij welke wijziging een impairment op zou treden. Opvallend daarbij is dat nagenoeg alle ondernemingen daarbij in 2022 hetzelfde percentage gebruiken als in 2021, meestal 0,5% of 1,0% wijziging van de disconterinsgvoet. Dit is opvallend, aangezien de ontwikkelingen in 2022 zorgen voor een hogere volatiliteit van de rentes en daarom aanleiding geven om informatie te verstrekken over de sensitiviteit voor mogelijk grotere wijzigingen in de disconterinsgvoet. De daadwerkelijke toenames van de disconteringsvoeten in 2022 gaan de 0,5% en 1,0% ver te boven.
Groeipercentage
IAS 36.36 stelt dat voor de kasstroomprognoses na de initiële periode van maximaal 5 jaar waarvoor specifieke budget informatie wordt gebruikt, gebruik wordt gemaakt van extrapolatie op basis van een groeivoet. Dit percentage is stabiel of neemt af, tenzij een stijging van het percentage aansluit bij objectieve informatie over patronen over de levensduur van een product of sector. Waar dat gepast is, is het groeipercentage nul of negatief.
Uit Tabel
Disconteringsvoet | Groeivoet | |||
---|---|---|---|---|
n | % | n | % | |
Toelichting veronderstellingen | ||||
Bandbreedte of meerdere percentages vermeld | 40 | 80 | 26 | 52 |
Een enkel percentage vermeld | 6 | 12 | 19 | 38 |
Geen toelichting van het percentage | 4 | 8 | 5 | 10 |
Totaal | 50 | 100 | 50 | 100 |
Toegepaste rate(s) gestegen t.o.v. 2021 | 40 | 87 | 19 | 42 |
Toegepaste rate(s) gedaald t.o.v. 2021 | 5 | 11 | 3 | 7 |
Toegepaste rate(s) gelijk t.o.v. 2021 | 1 | 2 | 23 | 51 |
46 | 100 | 45 | 100 | |
Toelichting sensitiviteit | ||||
Vermelding van aanpassing die leidt tot impairment | 13 | 26 | 11 | 22 |
Vermelding impact van x% aanpassing op realiseerbare waarde | 22 | 44 | 16 | 32 |
Vermelding dat geen redelijke verandering tot een bijzondere waardevermindering zou leiden | 7 | 14 | 8 | 16 |
Niet vermeld en/of niet van toepassing | 8 | 16 | 15 | 30 |
50 | 100 | 50 | 100 | |
Gehanteerd percentage voor sensitiviteitsanalyse | ||||
0,5% | 11 | 50 | 8 | 50 |
1% | 6 | 27 | 6 | 38 |
Anders | 5 | 23 | 2 | 12 |
22 | 100 | 16 | 100 | |
Gehanteerd percentage voor sensitiviteitsanalyse | ||||
Hoger dan 2021 | 1 | 5 | - | - |
Lager dan 2021 | - | - | - | - |
Gelijk aan 2021 | 20 | 90 | 16 | 100 |
Methode gewijzigd | 1 | 5 | ||
22 | 100 | 16 | 100 |
De hoge inflatie en rente hebben verschillende effecten op de omvang van penisoenverplichtingen. In zijn speech getiteld “Inflatie en pensioenen: licht aan de horizon” gaat DNB-president Klaas Knot hierop in en stelt (
Pensioenfondsen hebben de ambitie om pensioen mee te laten groeien met de prijsstijgingen, stelt de Pensioenfederatie in oktober 2022 (
Óf en op welke wijze de gestegen inflatie en rentes van invloed zijn op de in de jaarrekening opgenomen pensioenverplichtingen hangt af van de aard van de pensioenregeling. Met 37 ondernemingen (74%) biedt het overgrote deel van de onderzochte ondernemingen een combinatie aan van toegezegd-pensioenregelingen en toegezegde-bijdrageregelingen. Eén onderneming heeft toegelicht geen pensioenregeling aan te bieden, negen bieden hun werknemers alleen een toegezegd-pensioenregeling aan en slechts drie alleen een toegezegde-bijdrageregeling. In totaal bieden dus 46 ondernemingen (92%) één of meer toegezegd-pensioenregelingen aan. Bij 32 ondernemingen is de bepaling van de pensioenverplichting aangemerkt als een belangrijke schatting.
Voor de bepaling van de uit hoofde van het toegezegde pensioen op te nemen verplichting moet een aantal financiële schattingen worden gemaakt, zoals ten aanzien van toekomstige stijgingen van salarissen, inflatie en de te hanteren disconteringsvoet. Sommige plannen koppelen de doorlopende betalingen voor gepensioneerden ook expliciet aan de inflatie en een dergelijke indexering kan ook een impact hebben op de actuariële verplichting voor inactieve deelnemers.
De toegenomen inflatie en rentes hebben een tegengesteld effect op de pensioenverplichtingen. Toenemende inflatie en hieraan gerelateerde verwachte salarisstijgingen en pensioenindexaties leiden tot een hogere verplichting, terwijl de stijging van de disconteringsvoet veelal geleid heeft tot een daling van de verplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten.
IAS 19.144 vereist dat een onderneming de significante actuariële veronderstellingen voor het bepalen van de pensioenverplichting toelicht. Op grond van IAS 19.145 moet daarnaast via een gevoeligheidsanalyse inzicht worden gegeven in de bedragen, timing en onzekerheid van toekomstige kasstromen:
Een goed voorbeeld van een toelichting van de gehanteerde veronderstellingen en sensitiviteitsanalyse is opgenomen in de jaarrekening van Airbus SE, zie Figuur
Best practice voorbeeld toelichting van de gehanteerde veronderstellingen, Airbus SE, Annual Report 2022, pagina 53 en 56.
In het onderzoek hebben we ons op de volgende veronderstellingen geconcentreerd:
Zoals uit Tabel
Disconteringsvoet | Inflatie | Salaris stijging | Pensioen stijging | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
n | % | n | % | n | % | n | % | |
Toegezegd-pensioenregeling | 46 | 100 | 46 | 100 | 46 | 100 | 46 | 100 |
Toelichting veronderstellingen | ||||||||
Bandbreedte of meerdere percentages vermeld | 36 | 78 | 15 | 33 | 27 | 59 | 13 | 28 |
Een enkel percentage vermeld | 9 | 20 | 6 | 13 | 12 | 26 | 12 | 26 |
Geen toelichting van het percentage | 1 | 2 | 25 | 54 | 7 | 15 | 21 | 46 |
Totaal | 46 | 100 | 46 | 100 | 46 | 100 | 46 | 100 |
Toegepaste rate(s) gestegen t.o.v. 2021 | 45 | 100 | 16 | 76 | 28 | 72 | 22 | 88 |
Toegepaste rate(s) gedaald t.o.v. 2021 | - | 0 | 3 | 14 | 4 | 10 | 1 | 4 |
Toegepaste rate(s) gelijk t.o.v. 2021 | - | 0 | 1 | 5 | 7 | 18 | 2 | 8 |
Toegepaste rate(s) niet toegelicht in 2021 | - | 0 | 1 | 5 | - | 0 | - | 0 |
45 | 100 | 21 | 100 | 39 | 100 | 25 | 100 | |
Stijging 0–0.99%-punt | 2 | 4 | 15 | 94 | 24 | 86 | 20 | 91 |
Stijging 1–2%-punt | 8 | 18 | 1 | 6 | 4 | 14 | 2 | 9 |
Stijging >2%-punt | 35 | 78 | - | 0 | - | 0 | - | 0 |
45 | 100 | 16 | 100 | 28 | 100 | 22 | 100 | |
Toelichting sensitiviteit | ||||||||
Sensitiviteitsanalyse opgenomen | 45 | 98 | 15 | 33 | 23 | 50 | 20 | 43 |
Geen sensitiviteitsanalyse opgenomen | 1 | 2 | 31 | 67 | 23 | 50 | 26 | 57 |
46 | 100 | 46 | 100 | 46 | 100 | 46 | 100 | |
Gehanteerd percentage voor sensitiviteitsanalyse | ||||||||
0,10% | 1 | 2 | 2 | 13 | 3 | 13 | 1 | 5 |
0,25% | 5 | 11 | 1 | 7 | 2 | 9 | 4 | 20 |
0,50% | 30 | 67 | 9 | 60 | 16 | 69 | 14 | 70 |
0,75% | 1 | 2 | - | 0 | - | 0 | - | 0 |
1,00% | 7 | 16 | 3 | 20 | 2 | 9 | 1 | 5 |
1,50% | 1 | 2 | - | 0 | - | 0 | - | 0 |
45 | 100 | 15 | 100 | 23 | 100 | 20 | 100 | |
Hoger dan 2021 | 1 | 2 | 1 | 7 | - | 0 | - | 0 |
Lager dan 2021 | - | 0 | - | 0 | - | 0 | - | 0 |
Gelijk aan 2021 | 44 | 98 | 14 | 93 | 22 | 96 | 20 | 100 |
Nieuw opgenomen in 2022 | - | 0 | - | 0 | 1 | 4 | - | 0 |
45 | 100 | 15 | 100 | 23 | 100 | 20 | 100 |
Van de 21 ondernemingen die het inflatiepercentage hebben toegelicht, hebben 16 ondernemingen een stijging laten zien, waarvan 94% tussen de 0%–0,99%. Eén onderneming licht een stijging in de bandbreedte tussen 1%–2% toe, voor een groot deel gedreven door een stijging in het maximumpercentage in de Eurozone van 1,8% in 2021 naar 5,8% in 2022. Drie ondernemingen lieten een daling zien ten opzichte van het afgelopen jaar, waarvan er twee gelinkt zijn aan VK pensioenregelingen en één aan pensioenregelingen waarbij niet duidelijk is welke landen het betreft. De aan de VK gelinkte dalingen zijn in lijn met het eerdergenoemde onderzoek van WTW. Het gemiddelde inflatiepercentage is in 2022 met 0,33% (mediaan: 0,23%) naar 3,05% (mediaan: 2,64%) gestegen (2021: 2,72%, mediaan: 2,4%).
Salarisstijging was de tweede meest genoemde veronderstelling in 39 jaarverslagen. Het beeld is breed vergelijkbaar met de veranderingen voor inflatie. Van de 39 ondernemingen laten 28 (72%) een stijging zien in hun toegepaste percentages, terwijl zeven ze op hetzelfde niveau houden als voorgaand jaar. In vier jaarrekeningen zijn de percentages (licht) gedaald. De reden hiervoor zijn in twee gevallen VK pensioenplannen, een keer een bevroren VS plan en voor de rest worden toegezegd-pensioenplannen in Turkije en Brazilië genoemd. Bij 24 ondernemingen is de salarisverwachting gestegen met (iets) minder dan 1%-punt en bij vier ondernemingen met 1–2%-punt. De gemiddelde verwachte salarisstijging bedroeg in 2021 3,21% (mediaan 2,67%) en is in 2022 gestegen naar 3,64% (mediaan 3,12%); een gemiddelde stijging van 0,43%-punt.
De laatste onderzochte veronderstelling is de verwachte pensioenstijging, deze is toegelicht door 25 ondernemingen. Hiervan laten 22 ondernemingen een stijging zien, twee houden de verwachte stijging op hetzelfde niveau als voorgaand jaar en één laat een daling zien (0,05%), die zoals bij de andere veronderstellingen betrekking heeft op een VK pensioenregeling. De gemiddelde verwachte pensioenstijging is in 2022 met 0,37% (mediaan: 0,24%) naar 3,22% (mediaan: 2,6%) gestegen (2021: 2,85%, mediaan: 2,36%).
Ondernemingen geven op verschillende manieren inzicht in de veronderstellingen die relevant zijn voor de verwachte toekomstige pensioenbetalingen. Van de 46 ondernemingen met een toegezegd-pensioenregeling lichten 42 ondernemingen naast de disconteringsvoet minimaal één andere aanname, zoals inflatiepercentages, salarisstijgingen of pensioenstijgingen, toe. Hierbij lichten 14 ondernemingen naast de disconteringsvoet nog salaris- en pensioenveronderstellingen toe, terwijl 10 ondernemingen naast de disconteringsvoet ook inflatie en salarisstijging toelichten. Negen ondernemingen hebben alle vier onderzochte veronderstellingen toegelicht. Slechts drie hebben alleen een toelichting van de disconteringsvoet opgenomen.
Van de drie ondernemingen die alleen de disconteringsvoet toegelicht hebben, geven twee aan de pensioenverplichtingen niet als belangrijke schatting te zien. De derde onderneming heeft naast de disconteringsvoet ook het verwachte rendement van plan assets toegelicht.
Opvallend in Tabel
De macro-economische ontwikkelingen kunnen de waardering van financiële instrumenten beïnvloeden en vooral ook de risico’s die zijn verbonden aan het houden van financiële instrumenten.
Informatieverschaffing over de risico’s uit hoofde van financiële instrumenten vindt plaats op basis van IFRS 7 (Financial Instruments: Disclosures). Bij het totstandkomen van IFRS 7 had de IASB als doel om ondernemingen in hun jaarrekeningen te verplichten informatie te verstrekken die gebruikers ervan in staat stelt het volgende te beoordelen:
Voor ons onderzoek ligt de focus op het tweede gedeelte van de doelstelling – de vraag of er voldoende informatie verstrekt is om de gebruiker in tijden van de huidige economische onzekerheden in staat te stellen de risico’s omtrent de financiële instrumenten van de ondernemingen te begrijpen.
De gevoeligheidsanalyse die wordt voorgeschreven in IFRS 7 vereist dat een onderneming bepaalt wat een ‘redelijke’ verandering is van elk type risico dat samenhangt met financiële instrumenten. In de analyse dient te worden aangegeven hoe het eigen vermogen en het resultaat worden beïnvloed, indien risicovariabelen zouden veranderen als gevolg van deze redelijke verandering. Als alternatief staat IFRS 7 ook toe om een value at risk-analyse op te stellen. De gebruikte methoden en aannames dienen te worden toegelicht.
IFRS 7 is gebaseerd op een ‘through the eyes of management’-gedachte, waarbij in de toelichting naar voren wordt gebracht welke informatie het management gebruikt bij het beheersen van de risico’s (
ESMA benadrukt in haar jaarlijkse Public Statement “European common enforcement priorities for 2022 annual financial reports” (
In het onderzoek hebben we gekeken naar de verstrekte toelichting over het valutarisico en het renterisico. Uit Tabel
Toelichting sensitiviteit | Valutarisico | Renterisico | ||
---|---|---|---|---|
n | % | n | % | |
Sensitiviteitsanalyse opgenomen | 28 | 56 | 31 | 62 |
Value at risk opgenomen | 17 | 34 | 13 | 26 |
Geen sensitiviteitsanalyse opgenomen | 5 | 10 | 6 | 12 |
50 | 100 | 50 | 100 | |
Gehanteerde wijziging voor sensitiviteitsanalyse | ||||
20% | 2 | 7 | 0 | 0 |
10% | 21 | 75 | 0 | 0 |
5% | 4 | 14 | 0 | 0 |
3% | 0 | 0 | 1 | 3 |
1.25% | 0 | 0 | 1 | 3 |
1% | 1 | 4 | 20 | 67 |
0.50% | 0 | 0 | 6 | 20 |
0.25% | 0 | 0 | 1 | 3 |
0.10% | 0 | 0 | 1 | 3 |
28 | 100 | 30 | 100 | |
Hoger dan 2021 | 1 | 4 | 4 | 13 |
Lager dan 2021 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Gelijk aan 2021 | 27 | 96 | 27 | 87 |
28 | 100 | 31 | 100 |
Verder valt op dat vijf ondernemingen helemaal geen gevoeligheidsanalyse voor valutarisico’s in de toelichting hebben opgenomen, in vier van de vijf gevallen was dit vanwege het niet significante valutarisico van de onderneming. Voor één onderneming is het onduidelijk waarom de gevoeligheidsanalyse niet opgenomen is.
In één van de onderzochte jaarrekeningen is vermeld dat alhoewel de volatiliteit van de wisselkoersen in de markten waarin de groep actief is in het bereik van +/- 10% lag gedurende 2022, voor de gevoeligheidsanalyse voor valutarisico’s een percentage van 5% is gehanteerd. Een nadere toelichting voor deze keuze is niet gegeven. Dit lijkt niet in lijn met de door IFRS 7 voorgeschreven ‘redelijke’ verandering van het valutarisico.
De gehanteerde percentages voor renterisico’s zijn bij vier ondernemingen aangepast in 2022. In de opgenomen toelichtingen in de jaarrekeningen van ondernemingen die de gehanteerde gevoeligheids- percentages in 2022 hebben aangepast blijkt niet dat zij dit hebben gedaan als gevolg van de macro-economische veranderingen in 2022. Bijna 90% van de ondernemingen heeft de percentages voor de gevoeligheidsanalyses van renterisico’s niet aangepast in 2022 en heeft ook geen toelichting opgenomen waarom deze percentages niet aangepast zijn. Echter, 43% van deze ondernemingen heeft het renterisico wel toegelicht als risico voor de onderneming elders in het jaarverslag.
Ook voor het renterisico is in de jaarrekening van de eerder genoemde onderneming vermeld dat gedurende 2022 een rentestijging in de bandbreedte van 2–4,5% gezien werd in de markten waarin de groep actief is, maar dat zij voor de gevoeligheidsanalyse voor renterisico’s een percentage van 1% hanteert. Een nadere toelichting voor deze keuze wordt niet gegeven. Voor de beoordeling van de renterisico’s van een onderneming heeft de jaarrekeninggebruiker een gevoeligheidsanalyse op basis van een hoger gevoeligheidspercentage nodig.
Tijdens het onderzoek naar de toelichtingen in het kader van IFRS 7 viel tevens op dat, met name bij banken, het terugvinden van de relevante informatie niet altijd eenvoudig is. Dit was ook een van de conclusies uit het onderzoek van
IAS 29 is van toepassing als een economie is geclassificeerd als hyperinflatoir. De standaard specificeert geen inflatiepercentage voor een economie om als hyperinflatoir aangemerkt te worden, maar beschrijft de kenmerken van een dergelijke economische omgeving.
Bij de toepassing van IAS 29 wordt het in een stabiele valuta gerapporteerde eigen vermogen van het afgelopen jaar door twee factoren beïnvloed:
Hierbij ontstaat een verschil tussen het eindvermogen van het vorige jaar en het beginvermogen van het huidige jaar. Er zijn geen specifieke richtlijnen in IAS 29 opgenomen die bepalen waar dit verschil gepresenteerd moet worden in het jaar waarin een entiteit IAS 29 voor het eerst toepast. Het IFRS Interpretation Committee behandelde per agendabesluit in maart 2020 de presentatie van de restatement en omrekening op een doorlopende basis, maar hield niet specifiek rekening met de presentatie bij eerste toepassing. Naar onze mening kunnen die in het besluit uiteengezette principes ook bij eerste toepassing van IAS 29 aangewend worden. Dat wil zeggen dat de presentatie van de koopkracht aanpassings- en omrekeningeffecten een van deze twee benaderingen kan volgen:
In het onderzoek hebben we zowel gefocust op de verwerking van de eerste toepassing van IAS 29 voor dochterondernemingen met Turkse lira als presentatievaluta als op de verwerking op doorlopende basis (zie Tabel
Aanpassing van het overzicht van het totaalresultaat en de balans voor inflatie (IAS29.9) | Cumulatieve aanpassing eerste toepassing hyperinflatie (Turkije) op beginstand eigen vermogen | Aanpassing van het belang in het eigen vermogen van de dochteronderneming na eerste verwerking | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
n | % | n | % | n | % | |
Totaal | 25 | 100 | 19 | 100 | 25 | 100 |
Verwerkingswijze toegelicht | 17 | 68 | 10 | 53 | 15 | 60 |
Immateriële impact op jaarrekening toegelicht | 6 | 24 | 5 | 26 | 6 | 24 |
Toelichting niet opgenomen | 2 | 8 | 4 | 21 | 4 | 16 |
25 | 100 | 19 | 100 | 25 | 100 | |
Verwerkt via winst-en-verliesrekening | 15 | 88 | 1 | 10 | 3 | 20 |
Verwerkt in het overig totaalresultaat | 2 | 12 | 1 | 10 | 8 | 53 |
Verwerkt in het eigen vermogen | - | 0 | 8 | 80 | 4 | 27 |
17 | 100 | 10 | 100 | 15 | 100 |
De helft (25) van de entiteiten in onze onderzoekspopulatie heeft deelnemingen met een functionele valuta in een hyperinflationaire economie. Het betreft met name Turkije (19 ondernemingen) en Argentinië (19 ondernemingen). Voor groepen met dochterondernemingen in Turkije was 2022 het jaar van eerste toepassing van IAS 29. Vijf entiteiten schatten de impact als immaterieel en vier hebben er geen toelichting over opgenomen. We zien diversiteit in de praktijk van de verwerking van eerste toepassing van IAS 29. Van de tien ondernemingen boeken acht (80%) de impact via het eigen vermogen, één (10%) onderneming boekt de impact via het totaalresultaat en één via de winst-en-verliesrekening. De vervolgverwerking van de impact op de openingsstand van het eigen vermogen laat ook diversiteit in de verwerking zien. Een kleine meerderheid van 53% (acht ondernemingen) boekt het verschil via het totaalresultaat, 27% (vier ondernemingen) via het eigen vermogen en 20% (drie ondernemingen) via de winst-en-verliesrekening. De laatste optie, de verwerking via de winst-en-verliesrekening, lijkt niet in lijn met de eerdergenoemde uitspraak van de IFRIC.
De dochterondernemingen boeken een nettowinst of -verlies in de winst-en-verliesrekening door de uitdrukking van de niet-monetaire posten in koopkrachteenheden per jaareinde op grond van IAS 29.9. Bij de consolidatie van de ondernemingen zouden we deze winst of dit verlies in de winst-en-verliesrekening van de groep verwachten. Bij 15 ondernemingen (88%) is dit het geval, terwijl dit bij twee anderen (12%) via het overig totaalresultaat geschiedt.
Het jaar 2022 werd gekenmerkt door een diversiteit aan (aan elkaar gerelateerde) ontwikkelingen, zoals geopolitieke conflicten, problemen met de toeleveringsketen, tekort aan grondstoffen, inflatie, waaronder stijgende energieprijzen en stijgende rentes. Deze wereldwijde gebeurtenissen hebben ook impact op de jaarrekeningen van de grootste Europese beursgenoteerde ondernemingen. De meeste ondernemingen hebben het bestuursverslag en de algemene toelichtingparagraaf gebruikt om de impact van de macro-economische en geopolitieke invloed op de onderneming en haar jaarrekening te bespreken.
Best practice toelichting eerste toepassing Hyperinflatie, ING Group NV, Annual Report 2022, pagina 198.
In dit onderzoek hebben we ons op een aantal balansposten geconcentreerd, die in grote mate afhankelijk zijn van (economische) veronderstellingen en door ondernemingen vaak als belangrijke schattingen aangeduid zijn waardoor de standaarden informatie over aannames en sensitiviteiten voorschrijven. In het algemeen zijn de effecten van stijgende rentes en inflatie weerspiegeld in de gehanteerde veronderstellingen voor de posten die hierdoor geraakt worden, zoals de waardering van immateriële en materiële vaste activa en pensioenverplichtingen.
IFRS vereist daarnaast dat ondernemingen de redelijkerwijs mogelijke wijzigingen toelichten bij de gevoeligheidsanalyse voor zowel impairment tests voor immateriële en materiële vaste activa (IAS 36), toegezegd-pensioenregelingen (IAS 19) als ook financiële instrumenten (IFRS 7). Ons onderzoek laat echter zien dat in het overgrote deel van de jaarrekeningen de percentages in de gevoeligheidsanalyses de gewijzigde macro-economische omstandigheden per eind december 2022 genegeerd zijn. In plaats daarvan zijn de in 2021 gehanteerde percentages aangehouden zonder verdere uitleg. Hiermee zijn de ondernemingen niet aan de oproep van ESMA tegemoetgekomen.
Bij hyperinflatie zien we diversiteit in verwerking en beperkte toelichtingen rond de manier van eerste toepassing en de vervolgverwerking van de impact op het beginsaldo van het eigen vermogen door het aanpassen aan de relevante koopkrachteenheden en het effect van de omrekening. Hier is nog ruimte voor verbetering.
Prof. dr. A.J. Brouwer RA – Arjan is partner bij PwC en hoogleraar externe verslaggeving aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
D. Meijn – Deborah is senior associate binnen het National Office van PwC.
N. van der Reijden BA (Hons) CA – Nina is senior manager binnen het National Office van PwC.
De auteurs bedanken Tanya van Eijk en Arno Swanepoel voor hun ondersteuning bij de dataverzameling.
Adidas AG
Adyen NV
Koninklijke Ahold Delhaize NV
Airbus SE
Air Liquide SA
Allianz SE
Anheuser-Busch In Bev SA/NV
ASML Holding NV
Axa SA
Banco Bilbao Vizcaya Argentaria S.A.
Banco Santander S.A.
BASF S.E.
Bayer AG
Bayerische Motoren Werke AG
BNP Paribas S.A.
CRH plc
Danone S.A.
Deutsche Börse AG
Deutsche Post AG
Deutsche Telekom AG
Enel SpA
Eni SpA
EssilorLuxottica SA
Flutter Entertainment plc
Hermès International SA
Iberdrola SA
Industria De Diseno Textil SA
Infineon Technologies AG
ING Groep NV
Intesa Sanpaolo SpA
Kering SA
L’Oreal SA
Lvmh Moet Hennessy Vuitton SE
Mercedes-Benz Group AG
Muenchener Rueckversicherungs-Gesellschaft AG
Nokia Oyj
Nordea Bank Abp
Pernod Ricard SA
Prosus NV
Safran SA
Sanofi SA
Sap SE
Schneider Electric SE
Siemens AG
Stellantis NV
TotalEnergies SE
UniCredit SpA
Vinci SA
Volkswagen AG
Vonovia SE