Research Article
Print
Research Article
Toelichtingsinformatie op basis van ESEF: het eerste jaar van toepassing
expand article infoKees Camfferman, Malte Max§
‡ Vrije Universiteit, Amsterdam, Netherlands
§ Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam, Netherlands
Open Access

Samenvatting

Uit onderzoek van de iXBRL-jaarrekeningen van 67 in Nederland genoteerde ondernemingen over 2022 blijkt dat de nieuwe ESEF-vereisten met betrekking tot ‘block tagging’ van de toelichting door al deze ondernemingen zijn toegepast. Wel zijn er nog aanzienlijke verschillen tussen ondernemingen in de mate van detail waarin de toelichting wordt gemarkeerd. De vergelijkbaarheid – en dus de bruikbaarheid – van de informatie lijkt hierdoor vooralsnog beperkt. Regelgevers kunnen ondernemingen helpen door elementen uit de taxonomie meer eenduidig te definiëren.

Trefwoorden

Verslaggeving, XBRL, ESEF

Relevantie voor de praktijk

Dit artikel wijst op concrete punten waar verslaggevende ondernemingen en regelgevers actie kunnen nemen om de bruikbaarheid van XBRL-informatie te vergroten.

1. Inleiding

Onder de naam European Single Electronic Format (ESEF) wordt gebouwd aan een systeem van digitale rapportage op basis van XBRL (eXtensible Business Reporting Language) door ondernemingen in de Europese Unie (EU). Met ingang van het boekjaar 2022 is weer een volgende stap gezet in de opbouw van ESEF door het van kracht worden van bepalingen over het digitaal ontsluiten van informatie uit de toelichting op de jaarrekening. In dit artikel verkennen wij hoe Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen de nieuwe bepalingen hebben toegepast. We stellen vast dat er aanzienlijke verschillen zijn tussen ondernemingen in het benutten van de mogelijkheden binnen ESEF, en dus in de mate van detail waarin de toelichtingsinformatie gemarkeerd wordt. Ook geven wij voorbeelden van min of meer problematische toepassingen die leiden tot onvolledige of moeilijk vergelijkbare informatie. We concluderen dat, ondanks een goed begin, ondernemingen nog wel een stap moeten zetten om het potentiële nut van ESEF-informatie voor gebruikers te realiseren. Daarbij hebben zij hulp nodig van de IFRS Foundation en de Europese Commissie die nog eens kritisch zouden moeten kijken naar taxonomie-elementen die niet zinvol zijn, niet duidelijk zijn omschreven, of door te vergaande detaillering leiden tot moeilijk vergelijkbare informatie.

Het artikel is als volgt opgebouwd. In paragraaf 2 geven wij een kort overzicht van de ontwikkeling en huidige status van de ESEF-regelgeving. In paragraaf 3 beschrijven wij de vraagstelling en opzet van ons onderzoek naar de rapportagepraktijk. Paragraaf 4 bevat een beschrijving van onze bevindingen inclusief best practices. Wij sluiten af in paragraaf 5 met conclusies en enkele aanbevelingen.

2. De ESEF-regelgeving

ESEF is een specifieke toepassing van XBRL, een architectuur voor het coderen van ondernemingsinformatie, zodat deze in digitale vorm beschikbaar kan worden gesteld en geraadpleegd. De essentie van XBRL is dat digitale informatie (een getal, een stuk tekst) zo gecodeerd wordt dat de inhoud nauwkeurig omschreven is (bijvoorbeeld: dit getal is de geconsolideerde belastinglast van onderneming X over het boekjaar 202Y, in euro’s, op basis van Nederlandse grondslagen, waarbij een positief getal debet betekent en een negatief getal credit). Het beoogde nut van dergelijke coderingen of markeringen is vooral om de informatie in de jaarrekening toegankelijk te maken voor geautomatiseerde verwerking (machine readable). Dit kan van belang zijn voor digitale gege­vensuitwisseling zoals een belastingaangifte, maar ook voor financiële analyse.

Dit markeren vindt deels op documentniveau plaats en deels op het niveau van specifieke informatie-elementen. De hierbij gebruikte benamingen worden ‘labels’ en ook wel ‘tags’ genoemd. Een samenhangende beschrijving van elementen met hun labels wordt een taxonomie genoemd, zoals bijvoorbeeld een taxonomie voor een jaarrekening op basis van International Financial Reporting Standards (IFRS), van toepassing in 2023.

XBRL is eind jaren ’90 ontwikkeld en wordt sinds het eerste decennium van deze eeuw steeds breder toegepast. Een bekend initiatief is dat de Amerikaanse Securities and Exchange Commission (SEC) met ingang van 2009 deponering op basis van XBRL verplicht is gaan stellen. Dichter bij huis werd in Nederland in 2003 een publiek-privaat initiatief genomen om een nationale taxonomie te ontwikkelen waaraan de naam SBR (Standard Business Reporting) werd gegeven. In de sindsdien verstreken jaren is de toepassing bij belastingaangifte en deponering van de jaarrekening stapsgewijs uitgebreid.1

Met ESEF is XBRL ook onderdeel geworden van de regelgeving omtrent externe verslaggeving in de Europese Unie (EU). Het idee dat XBRL voor de EU interessant zou kunnen zijn, bijvoorbeeld in het kader van administratieve lastenverlichting, werd in elk geval sinds 2008 besproken.2 De koers richting ESEF werd definitief ingezet met een wijziging van de Transparantierichtlijn (2004/109/EC) in 2013. Met deze wijziging werd bepaald dat vanaf 1 januari 2020 de jaarrekeningen van beursgenoteerde ondernemingen (nauwkeuriger: van ondernemingen die onder de Transparantierichtlijn vallen) opgesteld moesten worden op basis van een nog ongespecificeerd ‘geharmoniseerd elektronisch formaat’. De European Securities and Markets Authority (ESMA) kreeg opdracht om de mogelijkheden hiervoor te onderzoeken, en om technische standaarden te ontwikkelen en te testen. Ondanks deze open formulering was duidelijk genoeg dat gedacht werd in termen van XBRL.3 Dit werd bevestigd met de publieke consultatie door ESMA in 2015 waarbij XBRL werd voorgesteld als de meest relevante optie voor wat vanaf dat moment ESEF heette (ESMA 2015). Een keuze voor XBRL liet echter nog genoeg specifieke vragen onbeantwoord, zowel wat betreft infrastructuur en procedures voor rapportage als met betrekking tot de mate van detail waarin de informatie gemarkeerd zou moeten worden.

Deze detaillering werd nader uitgewerkt in technische standaarden die in 2018 werden opgenomen in een gedelegeerde verordening, bekend als RTS (regulatory technical standards).4 Uit de RTS blijkt dat enkele belangrijke keuzes werden gemaakt.

Wellicht de meest fundamentele keuze was om de vereiste mate van detail relatief beperkt te houden. In principe kan elk detail in de jaarrekening, hoe klein ook, als een apart element behandeld worden. De door de IFRS Foundation uitgewerkte IFRS-taxonomie gaat hierin behoorlijk ver, door (bijvoorbeeld) labels te definiëren voor bedragen in specifieke regels in verloopoverzichten van activa of verplichtingen in de toelichting (bijvoorbeeld ‘Increase (decrease) in net defined benefit liability (asset) resulting from past service cost’ in het kader van IAS 19). In de ESEF-verordening is de verplichte markering beperkt tot:

  • enkele algemene informatie-elementen, zoals naam- en adresgegevens;
  • alle bedragen in de geconsolideerde financiële overzichten (balans, resultatenrekening, kasstroomoverzicht, overzicht totaalresultaat, overzicht van mutaties in eigen vermogen); en
  • tekstblokken in de toelichting (‘block tagging’).

De verordening onderscheidt ruim 200 mogelijke tekstblokken, zoals ‘informatieverschaffing over goodwill’ of ‘beschrijving van de grondslag voor financiële verslaggeving betreffende winstbelasting’. Informatie binnen deze tekstblokken, zoals bijvoorbeeld tabellen, hoeft niet apart gemarkeerd te worden.

Een andere belangrijke keuze was om de IFRS-taxonomie als uitgangspunt te nemen. Dit lag wellicht voor de hand, omdat de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen die het betreft ook op basis van IFRS moet worden opgesteld.5 Hoewel de IFRS-taxonomie, zoals gezegd, gedetailleerder is, is ESEF in deze opzet wel compatibel met de volledige IFRS-taxonomie, zodat beide gelijktijdig toegepast kunnen worden.

Een andere keuze die wellicht ook voor de hand lag, maar toch gemaakt moest worden, is dat de verordening het gebruik van zogenaamde ‘extension tags’ toestaat. Dit zijn markeringen van door de verslaggevende onderneming zelf gedefinieerde elementen voor situaties waarvoor in de basistaxonomie geen standaardelement beschikbaar is. Het gebruik van extension tags is niet toegestaan wanneer deze bestaande basistags dupliceren.

De invoering van deze vereisten is stapsgewijs verlopen. De ingangsdatum van 1 januari 2020 gold alleen voor de hierboven genoemde onderdelen (i) en (ii), dus algemene informatie en de cijfers in de primaire overzichten. Wegens de coronapandemie werd in 2020 besloten dat lidstaten dit met een jaar mochten vertragen, een mogelijkheid waarvan in Nederland de Autoriteit Financiële Markten (AFM) gebruik heeft gemaakt. De ingangsdatum van de markering van toelichtingsinformatie bleef ongewijzigd op 1 januari 2022. Een volgende belangrijke stap voor ESEF is de markering van duurzaamheidsinformatie die vanaf het boekjaar 2024 door een groeiend aantal ondernemingen op basis van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) moet worden gepubliceerd, maar dat valt buiten het bestek van dit artikel.

3. Vraagstelling en onderzoeksopzet

In dit artikel bespreken wij hoe Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen de nieuwe ESEF- bepalingen met betrekking tot de toelichting hebben toegepast in hun jaarrekening 2022. Daarbij zijn wij vooral geïnteresseerd in de mate van uniformiteit – of juist diversiteit – in de toepassing. XBRL is naar zijn aard bedoeld om te standaardiseren, maar kan bij de toepassing toch tot enige diversiteit leiden. Dit kan het gevolg zijn van fouten, zeker bij eerste toepassing, maar ook van keuzes bij de toepassing, bijvoorbeeld bij het al dan niet gebruiken van tags die elkaar overlappen. Ook het gebruik van extension tags kan tot diversiteit leiden. Wij hebben voor dit onderzoek geen specifieke verwachtingen geformuleerd, het onderzoek is verkennend van aard.

Wij onderzoeken de jaarrekeningen 2022 van de ondernemingen uit de AEX-, AMX- en ASCX-indices. In principe zijn dit 75 ondernemingen. In totaal zijn 67 ondernemingen in het onderzoek betrokken (zie bijlage). De redenen om een aantal jaarrekeningen niet te onderzoeken zijn als volgt:

  • Van twee ondernemingen was de ESEF-jaarrekening bij het uitvoeren van het onderzoek nog niet beschikbaar.
  • De ESEF-jaarrekeningen van vijf ondernemingen waren wel beschikbaar, maar hierin was de toelichting als afzonderlijk herkenbaar deel van de jaarrekening, althans voor ons, onvoldoende duidelijk afgebakend. Dit heeft te maken met een aspect van de IFRS-taxonomie waarover kennelijk in de praktijk enig verschil van inzicht bestaat. 6

De jaarrekeningen zijn ontleend aan https://filings.xbrl.org/, een website opgezet door het internationale XBRL-consortium met het doel ESEF-rapportages uit de officiële bronnen zoals het AFM-register eenvoudig toegankelijk te maken. Conform de ESEF-bepalingen gaat het hierbij om documenten in inline-XBRL (iXBRL), dat wil zeggen, een in XHTML opgemaakt document, wat zoals een webpagina met een browser in beginsel voor mensen leesbaar is als een jaarrekening met gebruikelijke opmaak. De XBRL-tagging is in het document ondergebracht en kan zichtbaar worden gemaakt met, bijvoorbeeld, de ‘inspect element’ functie van een browser. Makkelijker is het om een specifieke XBRL-viewer te gebruiken, zoals die bijvoorbeeld in de website van xbrl.org is ingebed. Voor de dataverzameling hebben wij hiervan geen gebruik gemaakt. In lijn met de mogelijkheden voor geautomatiseerde verwerking zijn de gegevens over de gebruikte tags met behulp van een Python-script verzameld. De XBRL-viewer bewijst vervolgens zijn nut bij het nader onderzoeken van vragen die de data oproepen.

4. Bevindingen

4.1. Algemeen

Tabel 1 geeft een overzicht van het aantal labels dat door ten minste één van de onderzochte ondernemingen uit de onderzochte groep is gebruikt (‘unieke labels’), zowel in het jaarrapport als geheel (jaarrekening, bestuursverslag, overige informatie), als binnen de toelichting op de jaarrekening.7 Daarbij is onderscheid gemaakt tussen ‘financiële’ en ‘tekstuele’ informatie.8 Verder is onderscheid gemaakt tussen labels uit de IFRS-taxonomie en door ondernemingen zelf gedefinieerde extension tags.

Tabel 1.

Aantal gebruikte unieke labels door de onderzochte ondernemingen gezamenlijk.

A. Labels gebruikt in het gehele jaarrapport Taxonomie Ondernemings-specifiek
Aantal unieke labels voor financiële elementena 668 1154
Aantal unieke labels voor tekst en tekstblokkenb 273 26
▪ Waarvan verplicht onder ESEF 228 0
▪ Waarvan niet verplicht onder ESEF 45 26
B. Labels gebruikt in de toelichting Taxonomie Ondernemings-specifiek
Aantal unieke labels gebruikt in de toelichting 326 37
▪ Waarvan markering van tekst en tekstblokken (verplicht onder ESEF) 228 0
▪ Waarvan markering van tekst en tekstblokken (niet verplicht onder ESEF) 45 26
▪ Waarvan markering financiële elementenc 53 11

Het algemene beeld is dat de onderzochte ondernemingen de verplichte ESEF-markeringen gebruiken en hier en daar ook wel verder gaan, maar niet heel veel verder. Uit paneel B van Tabel 1 blijkt dat in de toelichting vrijwel uitsluitend tekst en tekstblokken worden gemarkeerd. De meeste tekstuele markeringen (228) behoren tot de 253 toelichtingselementen, genoemd in de ESEF RTS, die dus voor een groot deel ook ten minste één keer voorkomen. Daarnaast zijn nog 45 andere tekstuele labels uit de IFRS-taxonomie en 26 ondernemingsspecifieke tekstuele labels (extension tags) aangetroffen. De toelichtingen bevatten ook enige financiële markeringen. De ESEF-vereisten voor de toelichting bevatten drie financiële elementen met betrekking tot dividenden. Daarnaast zijn nog 50 financiële labels uit de IFRS-taxonomie en 11 ondernemingsspecifieke finan­ciële labels in de toelichtingen aangetroffen. Hoewel dus, althans door sommige ondernemingen meer dan de verplichte labels wordt gebruikt, blijft dit ver achter bij een volledige toepassing van de IFRS-taxonomie die circa 600 verschillende tekstbloklabels en een nog groter aantal tekstlabels onderscheidt.

Hoewel ons onderzoek zich niet richt op de markering van de financiële overzichten, kan paneel A van Tabel 1 wel helpen om de bevindingen met betrekking tot de toelichting enigszins in perspectief te plaatsen. Voor de financiële elementen wordt een veel groter aantal verschillende labels gebruikt, en ook een groot aantal extension tags: de veel fijnmaziger markering van de financiële overzichten in vergelijking met de toelichting vereist veel meer verschillende labels om specifieke informatie te kunnen markeren. Opgemerkt kan nog worden dat markering van tekst of tekstblokken buiten de toelichting verhoudingsgewijs weinig voorkomt.9

Tabel 2 toont informatie over het aantal labels dat per onderneming ten minste één keer gebruikt wordt (‘unieke labels’). In Tabel 2, en ook in het vervolg van dit artikel, gaat het alleen om labels die binnen de toelichting gebruikt worden.

Tabel 2.

Aantal gebruikte unieke labels in de toelichting per onderneming.

Std. dev. Minimum Gemiddeld Mediaan Maximum
ASCX 18 76 115 115 139
AMX 33 54 123 130 180
AEX 25 71 128 133 165
Alle 26 54 122 127 180

Uit Tabel 2 blijft dat het aantal gebruikte labels per onderneming uiteenloopt van 54 tot 180, met een gemiddelde (mediaan) van 122 (127). Nagegaan is nog of deze verdeling verschilt tussen de drie indices (ASCX, AMX, AEX), omdat verschillen in omvang en complexiteit van ondernemingen kunnen leiden tot verschillen in aantallen benodigde labels. Van wezenlijke verschillen blijkt, in het licht van grote spreiding binnen de indexgroepen, geen sprake te zijn. De overwegend grotere ondernemingen in de AEX gebruiken een vergelijkbaar aantal labels met de doorgaans kleinere ondernemingen in de ASCX, of vertonen althans even grote verschillen in het aantal gebruikte labels. De vraag is dan hoe soms aanzienlijke verschillen in aantallen gebruikte labels, oplopend tot een factor drie, te verklaren zijn?

4.2. Frequentie van gebruik labels

Gezien de toelichtingsvereisten in IFRS ligt het voor de hand dat er een kern van labels is die voor (vrijwel) alle ondernemingen relevant zijn (de meeste ondernemingen hebben bijvoorbeeld activa in de categorie ‘property, plant and equipment’ en hebben te maken met belastingen), en daarnaast een grotere groep labels die voor sommige of slechts enkele ondernemingen relevant zijn (de meeste ondernemingen hebben niet te maken met ‘reinsurance’ of ‘regulatory deferral accounts’, beide onderdeel van de ESEF RTS). Tabel 3 laat inderdaad een dergelijk patroon zien.

Tabel 3.

Frequentie van gebruik labels.

Labels gebruikt door … Aantal labels
90% van de ondernemingen 27
80% van de ondernemingen 57
70% van de ondernemingen 89
60% van de ondernemingen 107
50% van de ondernemingen 123
40% van de ondernemingen 143
30% van de ondernemingen 158
20% van de ondernemingen 175
10% van de ondernemingen 195

Hoewel er dus inderdaad een aantal labels zijn die door de meeste ondernemingen gebruikt worden, is deze groep vrij klein. Het blijkt dat slechts drie labels door alle 67 onderzochte ondernemingen gebruikt worden. Dit blijkt in meer detail uit Tabel 4 waar de ‘top 25’ van meest gebruikte labels wordt getoond.10

Tabel 4.

Meest gebruikte labels.

Label Frequentie
DescriptionOfAccountingPolicyForIncomeTaxExplanatory 67
DisclosureOfIncomeTaxExplanatory 67
DescriptionOfAccountingPolicyForLeasesExplanatory 67
DescriptionOfAccountingPolicyForPropertyPlantAndEquipmentExplanatory 66
DisclosureOfEarningsPerShareExplanatory 65
DisclosureOfRelatedPartyExplanatory 65
DescriptionOfAccountingPolicyForRecognitionOfRevenue 65
DisclosureOfFinancialRiskManagementExplanatory 65
DisclosureOfCashAndCashEquivalentsExplanatory 65
DisclosureOfEmployeeBenefitsExplanatory 65
DescriptionOfAccountingPolicyForEmployeeBenefitsExplanatory 64
DisclosureOfPropertyPlantAndEquipmentExplanatory 64
DisclosureOfCreditRiskExplanatory 64
DisclosureOfEntitysReportableSegmentsExplanatory 64
DisclosureOfAccountingJudgementsAndEstimatesExplanatory 64
DisclosureOfTradeAndOtherReceivablesExplanatory 64
DisclosureOfBasisOfPreparationOfFinancialStatementsExplanatory 64
DisclosureOfLeasesExplanatory 63
DisclosureOfBasisOfConsolidationExplanatory 63
DisclosureOfDeferredTaxesExplanatory 63
DisclosureOfLiquidityRiskExplanatory 63
DescriptionOfAccountingPolicyForForeignCurrencyTranslationExplanatory 62
StatementOfIFRSCompliance 62
DescriptionOfAccountingPolicyForDeferredIncomeTaxExplanatory 62
DisclosureOfFinancialInstrumentsExplanatory 61
DisclosureOfSummaryOfSignificantAccountingPoliciesExplanatory 61
DisclosureOfShareCapitalReservesAndOtherEquityInterestExplanatory 61

Ook zonder gedetailleerde beoordeling is aannemelijk dat veel van deze labels door de meeste, zo niet alle, ondernemingen gebruikt hadden kunnen worden (zoals ‘Statement of IFRS compliance’, 62 ondernemingen).11 Het niet gebruiken van labels waar dit wel mogelijk zou zijn, is niet inherent aan XBRL, maar wel een bedreiging van de bruikbaarheid ervan.

Als voorbeeld is gekeken naar het element ‘Disclosure of share-based payment arrangements’ (gebruikt door 58 ondernemingen). Dit is gedefinieerd op basis van IFRS 2.44 en bedoeld als overkoepelend tekstblok voor algemene informatie over de in de jaarrekening verwerkte, op aandelen gebaseerde beloningen. Nagegaan is of de negen ondernemingen die dit label niet gebruiken desondanks toch op aandelen gebaseerde beloningen in de jaarrekening verwerken. Dit blijkt bij acht van de negen het geval te zijn. Bij vijf van hen zijn wel andere XBRL-elementen gebruikt die op share-based payments wijzen, bij drie is via XBRL-labels niet terug te vinden dat sprake is van share-based payments.

Zoals eerder aangegeven worden vrijwel alle labels uit de ESEF RTS daadwerkelijk gebruikt. In totaal 14 labels worden niet gebruikt. Dit betreft deels labels voor specifieke situaties waarvan het niet onverwacht is dat ze in een steekproef van deze omvang niet voorkomen (zoals afwijking van de going concern-veronderstelling, of een verslagperiode langer of korter dan twaalf maanden). Van andere niet-gebruikte labels was het niet opvallend geweest als ze wel waren voorgekomen (description of accounting policy for construction contracts, disclosure of lease prepayments). Sommige labels worden wel gebruikt, maar niet zo vaak als misschien verwacht zou kunnen worden. Zijn er inderdaad maar twee ondernemingen die in hun jaarrekening een ‘Description of accounting policies for customer loyalty programmes’ hebben opgenomen?

4.3. Ondernemingsspecifieke labels

Zoals al bleek uit Tabel 1 worden ondernemingsspecifieke labels (custom tags, extension tags) relatief weinig gebruikt in de toelichting. Een nadere beschouwing leert dat slechts zes ondernemingen hiervan gebruikmaken (met respectievelijk, 16, 12, 4, 3, 1, 1, tags per onderneming). Inherent aan XBRL is een zekere spanning tussen het streven naar vergelijkbaarheid en standaardisatie enerzijds en anderzijds het streven om informatie-elementen zeer fijnmazig te definiëren. Het is dan logisch om ondernemingsspecifieke labels toe te staan voor informatie die echt ondernemingsspecifiek is, maar dat brengt wel het risico mee dat wezenlijk vergelijkbare informatie verschillende labels krijgt en daardoor voor de gebruiker moeilijk vindbaar en vergelijkbaar wordt. In de academische literatuur wordt gebruik van ondernemingsspecifieke labels vaak aangemerkt als negatieve indicator van de kwaliteit van XBRL-informatie (bijvoorbeeld Felo et al. 2018), en ook regelgevers benadrukken het belang van een gedisciplineerd gebruik van ondernemingsspecifieke labels (bijvoorbeeld SEC 2022). Zo bezien is het positief dat slechts enkele ondernemingen gebruikmaken van ondernemingsspecieke tags.

Zoals aangegeven in Tabel 1 zijn 26 tekstuele en 11 financiële (numerieke) extension tags waargenomen. Op basis van een inhoudelijke beoordeling, die niet absoluut objectief kan zijn, stellen wij vast dat de meeste tekstuele extension tags inderdaad betrekking hebben op ondernemingsspecifieke elementen, dan wel aanvullend zijn op de IFRS-taxonomie. Als voorbeeld kan genoemd worden ‘Description of accounting policy for returnable packaging’ voor een onderneming die inderdaad te maken heeft met een significant emballagevraagstuk. Ook zijn er enkele voorbeelden van zelf gecreëerde combinatielabels waarmee twee of meer bestaande en ook daadwerkelijk gebruikte blocktags uit de ESEF RTS worden gecombineerd tot een nieuw tekstblok (bijvoorbeeld een combinatie van ‘Disclosure of market risk’, ‘Disclosure of liquidity risk’ en ‘Disclosure of credit risk’). Slechts in een enkel geval is niet duidelijk waarom, bijvoorbeeld, een eigen label ‘Description of accounting policy for basis of consolidation’ wordt gebruikt in plaats van het bestaande ‘Disclosure of basis of consolidation’.

4.4. Juistheid en vergelijkbaarheid gebruik labels

Het nut van XBRL hangt uiteraard grotendeels af van de mate waarin de taxonomie juist en op een vergelijkbare manier wordt toegepast. Hoe makkelijk of moeilijk dat is, hangt weer af van de duidelijkheid van de definities van de elementen in de taxonomie. Het volledig beoordelen van de manier waarop in alle onderzochte jaarrekeningen alle taxonomie-elementen worden toegepast was niet mogelijk binnen het bestek van dit artikel. In paragraaf 4.2 is al stilgestaan bij aanwijzingen dat ondernemingen niet altijd alle toepasbare labels uit de ESEF RTS gebruiken. In het volgende wordt volstaan met een aantal verkennende opmerkingen over labels die wel gebruikt worden, maar op een manier die voor verbetering vatbaar is.

Markeringen die eenduidig onjuist zijn komen voor. Dat is het makkelijkst na te gaan bij concreet gedefinieerde elementen die naar verwachting niet vaak voorkomen. Dat zijn in principe ook de elementen waarin de potentiële kracht van XBRL schuilt. IAS 1.19 geeft aan dat alleen in ‘extremely rare circumstances’ mag worden afgeweken van bepalingen in IFRS, hetgeen dan uiteraard moet worden toegelicht (IAS 1.20). Het opsporen van een dergelijke speld in de hooiberg van een groot aantal jaarrekeningen is eenvoudig met XBRL. Dat zo’n speld zich ook in deze steekproef voordeed, omdat één van de onderzochte ondernemingen het element ‘Explanation of departure from IFRS’ gebruikte, was dan ook opvallend. Bij inspectie bleek het echter te gaan om een markering van een passage over ‘Non-GAAP measures’.

Op een vergelijkbare manier onjuist was dat vijf ondernemingen het label ‘Disclosure of first time adoption’ gebruikten. Dit is bedoeld voor situaties waarin IFRS 1 First-time adoption of International Financial Reporting Standards wordt toegepast, dus bij overgang van een ander verslaggevingsstelsel naar IFRS. Dat is niet geheel uitgesloten bij een in de Europese Unie genoteerde onderneming, maar zal niet vaak voorkomen.12 Bij de vijf onderzochte ondernemingen is het label dan ook gebruikt voor passages over het toepassen van nieuwe of gewijzigde standaarden binnen IFRS. Hiervoor zijn labels beschikbaar in de IFRS-taxonomie, maar deze zijn niet overgenomen in de ESEF RTS.13

Er zijn ook labels met een niet scherp omschreven inhoud. Het is dan niet verrassend dat zij wel worden gebruikt, maar op uiteenlopende manieren. De IFRS-taxonomie bevat een groot aantal labels die niet gebaseerd zijn op specifieke vereisten van IFRS, maar op ‘common practice’. Door deze elementen op te nemen in de taxonomie wordt voorkomen dat ondernemingen zelf extension tags gaan definiëren.14 Veel common practice-elementen zijn erg specifiek en vallen daarmee buiten de scope van de ESEF RTS. Een groep common practice-elementen, die wel met enkele tientallen elementen vertegenwoordigd is, zijn tekstblokelementen waarbij het gehele pakket aan toelichtingsinformatie over bepaalde onderwerpen gemarkeerd kan worden, zoals ‘Disclosure of deferred taxes’ of ‘Disclosure of impairment of assets’. Dat er over die onderwerpen allerlei specifieke informatie verstrekt moet worden in de toelichting op basis van IFRS is duidelijk, maar IFRS definieert geen afgebakend compartiment van de toelichting waarin die informatie moet worden opgenomen. Nu zal het bij ‘deferred taxes’ meestal nog wel redelijk duidelijk zijn welke alinea’s uit de toelichting hieronder vallen, maar voor andere elementen van dit type is dat niet zo. Een extreem voorbeeld is het tekstblok ‘Disclosure of expenses’. Dit label wordt door 44 ondernemingen gebruikt. Tabel 5 toont de kopjes of trefwoorden die in de jaarrekeningen zelf worden gebruikt voor de hiermee gemarkeerde informatie. Een blik op Tabel 5 maakt duidelijk dat in elk geval wat dit label betreft de bruikbaarheid van de XBRL-markering voor het verzamelen van vergelijkbare informatie ongeveer gelijk is aan nul.

Tabel 5.

Invulling gegeven aan het label ‘Disclosure of expenses’.

Kopjes of trefwoorden als gebruikt in de jaarrekening (in willekeurige volgorde)
Depreciation and amortisation
Cost of sales
Personeelskosten, afschrijvingen, en kosten voor onderzoek en ontwikkeling
Share-based payments
Cost of materials
Personnel expenses, operating expenses
Operating expenses
Cost of services
Staff expenses
Sales costs
Aggregate cost of sales and selling, general and administrative expense
Executive board remuneration
Expenses by nature
Commissions and expenses
Investment revaluations and disposal of investment properties
Personnel expenses
Bedrijfslasten
Income tax
Personnel expenses
Operating expenses
Property operating expenses
Administrative expense
Income tax expense
Operating costs
Other intangible assets
Net rental income
Property, plant and equipment
Bedrijfskosten en overige bedrijfsopbrengensten
Employee benefits
Third party costs
Personnel expenses
Other operating expenses
Employee benefit expenses
Depreciation and amortization
Cost of revenues and selling, general and administrative
Operating expenses and net service charges
Intangible assets
Cost of emission schemes and related environmental programmes
Income from operations
Personeelskosten
External charges

‘Disclosure of expenses’ is, zoals gezegd, een extreem voorbeeld, maar met het vergelijkbare element ‘Description of accounting policies for expenses’ (gebruikt door 43 ondernemingen) gaat het niet veel beter. Deze elementen zouden zonder problemen uit de taxonomie verwijderd kunnen worden, omdat de kans niet groot lijkt dat een gebruiker van XBRL op zoek zou gaan naar informatie over ‘expenses’ in het algemeen. Maar er zijn andere ‘common practice’-elementen waarvan wel voorstelbaar is dat iemand deze specifieke informatie uit jaarrekeningen zou willen selecteren.

Een voorbeeld is het element ‘Disclosure of financial instruments at fair value through profit or loss’ (gebruikt door 32 ondernemingen). Het probleem hierbij is dat verschillende typen financiële instrumenten om uiteenlopende redenen verwerkt kunnen worden op basis van fair value through profit or loss (FVPL), en dat de informatie met betrekking tot deze instrumenten verspreid staat binnen een of meer bredere tekstblokken over financiële instrumenten. Er zijn ondernemingen die inderdaad een aparte alinea over FVPL-instrumenten hebben en daar dus dit label voor kunnen gebruiken. Er zijn ondernemingen die een compleet tekstblok over financiële instrumenten in het algemeen (ook) met dit label markeren. Er is een onderneming gesignaleerd die dit label gebruikt voor een tabel met informatie over alle financiële instrumenten, maar niet voor informatie elders in de toelichting over de specifieke FVPL-groep. Ook het omgekeerde komt voor, namelijk het gebruik van dit label voor informatie over sommige specifieke FVPL-instrumenten, maar niet voor andere. Van de 35 ondernemingen die dit label niet gebruiken is steekproefsgewijs vastgesteld dat deze soms significante portefeuilles van FVPL-instrumenten hebben. Deze zijn dan gemarkeerd met meer algemene labels zoals ‘Disclosure of fair value of financial instruments’ of juist het meer specifieke label ‘Disclosure of financial instruments designated at fair value through profit or loss’. Het beeld van de bruikbaarheid van dit label is gemengd. Een pluspunt is dat met dit label informatie over FVPL-instrumenten kan worden opgehaald die niet makkelijk met tekstherkenningssoftware zal worden gevonden, omdat, op de betreffende locatie, het FVPL-karakter van de informatie impliciet is. Een wellicht overkomelijk nadeel is dat het label te breed wordt ingezet, waardoor er ook veel informatie over niet-FVPL-instrumenten meekomt. Het belangrijkste nadeel is dat te veel ondernemingen het label niet gebruiken waar dit wel van toepassing is. De gebruiker kan proberen het net breed uit te werpen door te zoeken op alle labels die betrekking hebben op financiële instrumenten en fair value, maar een betere oplossing zou zijn wanneer de IFRS Foundation nog eens goed zou kijken naar deze en andere ‘common practice’-elementen, om ze beter af te stemmen op de structuur van de onderliggende standaarden en de informatie die daarin wordt gevraagd.

Bij tekstblokken waarvan de inhoud door een specifieke standaard wordt gedefinieerd is doorgaans sprake van een redelijk eenduidige markering. Dit geldt bijvoorbeeld voor ‘Disclosure of property, plant and equipment’ en ‘Disclosure of employee benefits’ die in de meeste gevallen makkelijk te koppelen zijn aan een duidelijk afgebakend deel van de toelichting. Het voornaamste probleem wat zich hier voordoet is dat niet alle informatie over, bijvoorbeeld, personeelskosten wordt gemarkeerd, maar slechts een deel, zoals alleen de informatie over pensioenen of op aandelen gebaseerde beloningen.

Wat ook afbreuk kan doen aan de bruikbaarheid van de informatie is dat de IFRS-taxonomie, vanuit een streven naar volledigheid, elementen bevat die sterk op elkaar lijken of nauw verwant zijn, maar die ondernemingen toch verschillend of onjuist kunnen gebruiken. Verschillend gebruik kan bijvoorbeeld met groepen van verwante elementen, zoals ‘Disclosure of finance cost’ (50 ondernemingen), ‘Disclosure of finance income (48 ondernemingen)’ en ‘Disclosure of finance income expense’ (58 ondernemingen). De keuzes die ondernemingen maken in het gebruiken van een of meer van deze elementen lijken vrij willekeurig. Door op alle drie de elementen te zoeken, zal de gebruiker de meeste relevante informatie wel vinden, maar de gebruiker moet dan wel op de hoogte zijn van het bestaan van deze groep van drie samenhangende elementen.

Een voorbeeld van onjuist gebruik, kennelijk in de hand gewerkt door op elkaar lijkende elementen, is dat de ESEF RTS de twee elementen ‘Address of entity’s registered office’ en ‘principal place of business’ bevat. Beide elementen zijn ontleend aan IAS 1.138. Daaruit blijk duidelijk dat ‘principal place of business’ alleen gebruikt dient te worden wanneer dit afwijkt van ‘address of registered office’. Daaruit kan worden afgeleid dat de informatie bedoeld met ‘principal place of business’ de vorm van een adres moet hebben. Maar wanneer IAS 1.138 niet wordt geraadpleegd, zou het label ‘principal place of business’ ook anders gelezen kunnen worden. Het adreselement ‘registered office’ wordt door alle onderzochte ondernemingen juist gebruikt, het verwijst althans naar een adres. Verrassend is dat een groot aantal ondernemingen daarnaast ook het ‘principal place of business’-element gebruikt, kennelijk zonder goed te begrijpen hoe dit element bedoeld is. Onder dit label komen teksten voor als ‘Hoofddorp’, ‘Nederland’, ‘The Netherlands and abroad’, ‘Europe, the United States of America and Asia’ en ‘international’.

4.5. Best practice

In lijn met het voorgaande zien wij de volgende aspecten van best practice: (1) het gebruiken van zoveel mogelijk toepasselijke ESEF-elementen; en (2) het zodanig toepassen van deze elementen dat de kans zo groot mogelijk is dat de gebruiker gezochte informatie kan vinden. Het kwantitatieve criterium (1) wijst op ondernemingen met een hoog aantal gebruikte labels (de kolom ‘maximum’ in Tabel 2). Sommige ondernemingen met een groot aantal labels zijn actief in de financiële sector waardoor voor hen een aantal specifieke elementen van toepassing is. We hebben daarom gekozen voor Philips als niet-financiële onderneming die niet het grootste aantal, maar wel relatief veel (156) labels gebruikt in de toelichting. Wij beweren niet dat de iXBRL-jaarrekening van Philips over de hele linie beter is dan die van alle andere ondernemingen, maar we kunnen de jaarrekening van Philips wel gebruiken om te wijzen op een aantal aspecten die ook wel bij sommige andere ondernemingen te vinden zijn en die wat ons betreft bredere navolging verdienen:

  • Philips gebruikt in de toelichting géén custom tags. Zoals gezegd is dat niet verboden, maar gezien het doel van ESEF om de toelichting op relatief hoog niveau te markeren lijkt ons beperking tot standaardtags in elk geval vooralsnog verstandig.
  • Philips maakt gebruik van de mogelijkheid om verspreid in de toelichting opgenomen tekst te markeren als één element. Hierdoor is het mogelijk om items als ‘Disclosure of other operating income (expense)’ of ‘Disclosure of impairment of assets’ te gebruiken om het verbindende kenmerk van verschillende onderdelen van de toelichting tot uitdrukking te brengen. Op deze manier heeft Philips ook een redelijk zinvolle invulling gegeven aan het element ‘Disclosure of expenses’ (namelijk als ‘operational expenses’).
  • Philips maakt gebruik van de mogelijkheden van meervoudige codering, zodat informatie die vanuit meerdere perspectieven relevant kan zijn ook via verschillende invalshoeken te vinden is. Zo is bijvoorbeeld een toelichting op afstoten van deelnemingen te vinden via ‘Disclosure of business combinations’, ‘Disclosure of discontinued operations’, en ‘Disclosure of other operating income (expense)’. 15
  • De codering is redelijk compleet voor standaardelementen die in principe bij alle ondernemingen voorkomen, maar niet door alle ondernemingen gemarkeerd worden (‘Disclosure of auditors remuneration’, ‘Statement of compliance with IFRS’).

5. Conclusies

In dit artikel is verslag gedaan van een verkennend onderzoek naar de eerste toepassing, door in Nederland genoteerde ondernemingen, van ‘block tagging’ in de toelichting op de jaarrekening 2022 op basis van ESEF. In het algemeen kon worden geconstateerd dat in de bij de AFM gedeponeerde jaarrekeningen de toelichtingsinformatie is gemarkeerd op basis van de ESEF RTS. Er zijn in beperkte mate markeringen aangetroffen uit de IFRS-taxonomie die verder gaan dan ESEF, maar het totaalbeeld is dat de ondernemingen zich tot de ESEF-elementen hebben beperkt. Dat geldt ook voor ondernemingsspecifieke labels (custom tags, extension tags) die in verwaarloosbare mate in de toelichting zijn aangetroffen, in tegenstelling tot de financiële overzichten waar zij vaak voorkomen.

Hoewel in formele zin dus gezegd kan worden dat de uitbreiding van de ESEF-rapportage is geslaagd, blijkt bij een meer inhoudelijke beschouwing dat er nog wel een weg te gaan is wil het potentiële nut van XBRL voor gebruikers gerealiseerd worden. Wij zien dit nut primair in de mogelijkheid om geautomatiseerd specifieke informatie te verzamelen uit grotere aantallen jaarrekeningen. Voor het handmatig zoeken van informatie in een individuele jaarrekening kan XBRL bruikbaar zijn, maar dat kan ook met de zoekfunctie van een browser in een gewoon pdf-document. De beperkte toegevoegde waarde van XBRL voor dat doel weegt waarschijnlijk niet op tegen de kosten van regelgeving, productie, controle en toezicht.

Om met enig vertrouwen in de uitkomsten geautomatiseerd data te kunnen verzamelen uit een groot aantal ESEF-jaarrekeningen is in de eerste plaats nodig dat ondernemingen vollediger zijn in het gebruik van voor hen relevante labels. Aangezien de RTS een overzichtelijk aantal labels bevat, zou de controle hierop niet al te bewerkelijk moeten zijn, en het lijkt ons dan ook dat de spreiding in het aantal gebruikte labels sterk moet kunnen afnemen. Daarnaast hebben wij, aan de hand van voorbeelden, laten zien dat er nog verbetering mogelijk is in de juiste toepassing van de voorgeschreven labels.

Op termijn belangrijker lijkt dat de IASB en de Europese Commissie kritisch blijven kijken naar de IFRS-taxonomie, respectievelijk de selectie hieruit in de RTS. Onder verantwoordelijkheid van de IASB wordt er al min of meer doorlopend gewerkt aan verbetering van de taxonomie. Daarbij lijkt ons van belang dat met name voor de ‘common practice’-elementen het beoogd gebruik duidelijker wordt omschreven. Dan wordt ook duidelijker welke elementen geschrapt zouden kunnen worden, omdat er geen duidelijk af te bakenen invulling aan kan worden gegeven. Daarnaast zou de IASB moeten overwegen om voor groepen gerelateerde elementen te streven naar een kleiner aantal wat breder gedefinieerde elementen, om te voorkomen dat in wezen vergelijkbare informatie onder verschillende labels terugkomt. De essentie van block tagging is nu eenmaal niet om zeer fijnmazig te werk te gaan, maar om grotere eenheden informatie die op hoofdlijnen vergelijkbaar zijn, vindbaar te maken. Daarbij moet wellicht ook geaccepteerd worden dat niet alles vergelijkbaar te maken is. Uit oogpunt van volledigheid lijkt het bijvoorbeeld logisch om labels te definiëren van het type ‘other’ (‘Disclosure of other current liabilities’, Disclosure of other provisions’), maar de kans dat dit bruikbare informatie gaat opleveren lijkt klein.

De Europese Commissie zou de lijst van elementen in de RTS nog eens kunnen herzien. Over een dergelijke selectie zal altijd verschil van mening bestaan en het is moeilijk precies te voorspellen in welke informatiebehoeften met betrekking tot de toelichting op de jaarrekening ESEF moet voorzien. Toch lijkt het ons aannemelijk dat de kans op nuttige informatie groter wordt door, bijvoorbeeld, een wat verder gaande tagging van de informatie over segmenten op basis van IFRS 8 op te nemen, terwijl er waarschijnlijk vrij risicoloos geschrapt kan worden in de meer gedetailleerde labels uit de categorie ‘description of accounting policy’.

XBRL bestaat al lang, en het kan lijken alsof het altijd blijft bij een veelbelovend potentieel dat zich maar moeilijk vertaalt in grootschalig gebruik. Wij zien het potentieel van publiek beschikbare, gedetailleerde en geautomatiseerd te verwerken informatie zeker in, waarbij onze visie ongetwijfeld gekleurd is door onze rol als academische onderzoekers. Ook in dit onderzoek hebben wij echter weer gezien dat XBRL zoals het nu – en in het bijzonder op basis van ESEF – functioneert, een gemengd beeld oplevert. Over sommige aspecten van de toelichting is het inderdaad mogelijk om snel specifieke en goed vergelijkbare informatie over een grote groep ondernemingen te verzamelen. Een deel van de energie die in ESEF wordt gestopt levert nu echter niet veel meer op dan een onbruikbare gegevensbrij. Dat kan leiden tot cynisme, waardoor mensen XBRL afschrijven. Voor anderen is de leercurve om de weg te vinden tussen informatie van hoge en lage kwaliteit te steil. Wij menen dat de verplichte toepassing van XBRL via ESEF een zinnige stap is om mensen over de drempel te helpen en de ervaring op te bouwen die noodzakelijk is om de taxonomie steeds meer af te stemmen op wat praktisch werkt en voorziet in reële informatiebehoeften.

Prof. dr. C. Camfferman RA – Kees is hoogleraar financial accounting aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

Dr. M.M. Max – Malte is als universitair docent verbonden aan de Afdeling Accounting, Vrije Universiteit Amsterdam.

Noten

1

Zie https://www.sbr-nl.nl/over-sbr/sbr-organisatie/geschiedenis-van-sbr. Zie Evink and Van der Tas (2018) voor een overzicht van de XBRL-verslaggeving van middelgrote rechtspersonen.

2

Resolutie van het Europees Parlement van 21 mei 2008 over een vereenvoudiging van het ondernemingsklimaat op het gebied van vennootschapsrecht, financiële verslaglegging en controle van jaarrekeningen (2007/2254(INI)).

3

Overweging 26 en artikel 1 lid 3, Richtlijn 2013/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en Richtlijn 2007/14/EG van de Commissie tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG.

4

Gedelegeerde verordening (EU) 2018/815 van de Commissie van 17 december 2018 tot aanvulling van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen voor de specificatie van een uniform elektronisch verslagleggingsformaat.

5

Dit geldt voor ondernemingen gevestigd binnen de EU. Voor ondernemingen van buiten de EU maar met een beursnotering in de EU bestaat de mogelijkheid van verslaggeving op basis van eigen nationale grondslagen mits deze door de Europese Commissie als gelijkwaardig aan IFRS zijn erkend (Richtlijn 2004/109/EC artikel 23). Een jaarrekening die niet op basis van IFRS is opgesteld, mag echter niet getagd worden (RTS, artikel 5 lid 2).

6

Dit betreft het gebruik van het tekstblokelement ‘Disclosure of notes and other explanatory information’. De meeste onderzochte ondernemingen hebben dit gebruikt als overkoepelend ‘parent element’ om de gehele toelichting te markeren. Voor ons onderzoek is dit nuttig, maar in een recente consultatie (IFRS Foundation 2022) werd twijfel geuit of het gebruik van ‘excessively broad labels’ zinvol is, en werd voorgesteld om dit element te schrappen. Hieruit blijkt dat de IASB van mening is dat het niet gebruiken van dit element om de gehele toelichting te markeren niet onjuist is, en dat het gebruik op die manier mogelijk zelfs onjuist is. In het laatste geval is ons niet duidelijk met welke beoogde functie dit element dan in de taxonomie is opgenomen. Vijf ondernemingen zijn buiten ons onderzoek gehouden, omdat zij dit element niet gebruiken (twee ondernemingen) of het wel gebruiken, maar dan slechts als ‘parent’ van een beperkt deel van de toelichtingsinformatie. Dit laatste lijkt ons in elk geval niet zinvol, maar houdt geen oordeel in over de kwaliteit van de verdere tagging van de toelichtingsinformatie.

7

Hierbij is ‘toelichting’ gedefinieerd als alle elementen ‘genest’ binnen het element ‘Disclosure of notes and other explanatory information’.

8

‘Tekstueel’ is hierbij gedefinieerd als ‘nonnumeric’ elementen en ‘financieel’ als ‘nonfraction’.

9

Een voorbeeld van een ‘nonnumeric’ element dat (ook) in de financiële overzichten voorkomt is ‘Level of rounding used in the financial statements’.

10

Vanwege een aantal gelijke uitkomsten op positie 25 bevat de tabel 27 regels.

11

Uit nader onderzoek blijkt dat drie ondernemingen dit label wel gebruiken, maar buiten het overkoepelende label van de toelichting. Twee ondernemingen gebruiken het label niet.

12

Het zou dan moeten gaan om een onderneming van buiten de EU die eerder tot de notering in de EU was toegelaten op basis van de equivalentie van eigen verslaggevingsstandaarden (bv. US GAAP) en IFRS.

13

Bijvoorbeeld de tekstblokken ‘Disclosure of initial application of standards or interpretations’ en ‘Disclosure of expected impact of initial application of new standards or interpretation’.

14

Zie onder andere IFRS Foundation (2022, p. 4).

15

Strikt genomen valt het afstoten van deelnemingen niet onder ‘business combinations’. Hier is het label ‘disclosure of business combinations’ gebruikt als aanduiding van een onderdeel van de toelichting waarin alle wijzigingen in de consolidatiekring worden besproken. Voor een dergelijk onderdeel is er geen specifieke tag beschikbaar. Wij geven het voorbeeld primair met het oog op het nut van meervoudige codering. Dat meervoudige codering ook tot ‘overtagging’ kan leiden, zien wij in.

Literatuur

  • ESMA (2015) Consultation Paper on the Regulatory Technical Standards on the European Single Electronic Format (ESEF), 25 September 2015, 2015/ESMA/1463.
  • Evink E, Van der Tas L (2018) Digitalisering van de jaarrekening: Het gebruik van XBRL in gedeponeerde jaarrekeningen van middelgrote ondernemingen. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 92(11/12): 361–373. https://doi.org/10.5117/mab.92.30421
  • IFRS Foundation (2022) IFRS® Accounting Taxonomy 2022 Update 1, General Improvements and Common Practice.
  • Felo AJ, Kim JW, Lim JH (2018) Can XBRL detailed tagging of footnotes improve financial analysts’ information environment? International Journal of Accounting Information Systems 28: 45–58. https://doi.org/10.1016/j.accinf.2017.12.003

Bijlage 1

Tabel A1.

Onderzochte jaarrekeningen (n = 67).

AEX AMX ASCX
Unilever Plc. ASR Nederland N.V. Van Lanschot Kempen N.V.
ASML Holding N.V. ABN AMRO Bank N.V. Pharming Group N.V.
Shell Plc. Warehouses de Pauw N.V. Koninklijke BAM Groep N.V.
Prosus N.V. Just Eat Takeaway.com N.V. ACOMO N.V.
RELX Plc. Aalberts N.V. TomTom N.V.
ING Groep N.V. OCI N.V. NSI N.V.
Adyen N.V. JDE Peet’s N.V. Majorel Group Luxembourg S.A.
Koninklijke Ahold Delhaize N.V. ARCADIS N.V. Wereldhave N.V.
Wolters Kluwers N.V. Air France-KLM S.A. Sligro Food Group N.V.
Heineken N.V. SBM Offshore N.V. Ordina N.V.
Koninklijke DSM N.V. Corbion N.V. Vastned Retail N.V.
Universal Music Group N.V. Alfen N.V. Heijmans N.V.
Koninklijke Philips N.V. Galapagos N.V. Nedap N.V.
ArcelorMittal S.A. Koninklijke Vopak N.V. Kendrion N.V.
Akzo Nobel N.V. InPost S.A. Brunel International N.V.
ASM International N.V. Aperam S.A. Fastned B.V.
NN Group N.V. CTP N.V. Vivoryon Therapeutics N.V.
Koninklijke KPN N.V. TKH Group N.V. Azerion Group N.V.
AEGON N.V. Fugro N.V. Avantium N.V.
IMCD N.V. AMG Advanced Metallurgical Group N.V. ForFarmers N.V.
EXOR N.V. Fagron N.V. Sif Holding N.V.
Randstad N.V. Eurocommercial Properties N.V. CM.com N.V.
Unibail-Rodamco-Westfield N.V. Basic-Fit N.V. Ebusco Holding N.V.
BE Semiconductor Industries N.V. Flow Traders Ltd. B&S Group S.A.
Signify N.V. PostNL N.V. Accsys Technologies Plc.
login to comment