Research Article |
Corresponding author: Sjaak Kolijn ( skolijn@deloitte.nl ) Academic editor: Annemarie Oord
© 2023 Sjaak Kolijn, Lianne Suurland.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits to copy and distribute the article for non-commercial purposes, provided that the article is not altered or modified and the original author and source are credited.
Citation:
Kolijn S, Suurland L (2023) Enkele aspecten van de openbare jaarverantwoording van ziekenhuizen. In: Oord A, Verhoek V (Eds) Het jaar 2022 verslagen. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 97(9/10): 153-160. https://doi.org/10.5117/mab.97.113457
|
Dit artikel beschrijft de uitkomsten van het onderzoek naar enkele aspecten van de openbare jaarverantwoording (hierna: ‘jaarverantwoording’) door ziekenhuizen. Wat betreft het bestuursverslag hebben we de kwaliteit van de risicoparagraaf beoordeeld en onderzocht in hoeverre ziekenhuizen niet-financiële prestatie-indicatoren opnemen met betrekking tot sociale aspecten en milieuaspecten. Verder hebben we onderzocht in hoeverre ziekenhuizen de modellen voor de balans en de winst-en-verliesrekening toepassen en of ze voldoen aan de nieuwe toelichtingsvereisten met betrekking tot derivaten. We constateren dat ziekenhuizen op alle aspecten nog belangrijke verbeterpunten moeten realiseren om te voldoen aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Ziekenhuizen, sociale aspecten, milieuaspecten, risicoparagraaf, derivaten
Dit artikel geeft inzicht in de belangrijkste wijzigingen in de jaarverantwoording van ziekenhuizen door de invoering van de Regeling openbare jaarverantwoording WMG. In dit artikel is een aantal verbetervoorstellen opgenomen voor het bestuursverslag en de jaarrekening van ziekenhuizen om te voldoen aan de wet- en regelgeving. In het artikel zijn good practices opgenomen om ziekenhuizen in staat te stellen de kwaliteit van hun jaarverslaggeving te verbeteren.
De aanleiding voor dit artikel is de wijziging die is opgetreden in de verslaggevingsvereisten voor zorgaanbieders, waaronder ziekenhuizen. De verplichting voor ziekenhuizen om een jaarverantwoording op te stellen is vanaf 1 januari 2022 opgenomen in artikel 40b van de Wet Marktordening Gezondheidszorg (Wmg). In een ministeriële regeling, de Regeling openbare jaarverantwoording WMG (RojW), zijn nadere regels opgenomen over de inhoud en de inrichting van de jaarverantwoording. De RojW vervangt de Regeling verslaggeving WTZi. Ziekenhuizen moeten de RojW voor het eerst toepassen in het boekjaar 2022. Door de invoering van de RojW gelden er voor het boekjaar 2022 diverse wijzigingen in de jaarverslaggeving. Zo moeten ziekenhuizen met ingang van het boekjaar 2022 weer een bestuursverslag opstellen en gelden er specifieke toelichtingsvereisten voor derivaten.
Een andere aanleiding voor dit artikel zijn de ontwikkelingen rondom duurzaamheidsverslaggeving. Hoewel de verwachting is dat ziekenhuizen die worden gedreven in de rechtsvorm van een stichting niet op basis van een wettelijke verplichting hoeven te voldoen aan de vereisten van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), moeten ze op grond van de RojW wel voldoen aan de in Titel 9 Boek 2 BW genoemde bepalingen over niet-financiële prestatie-indicatoren met betrekking tot sociale aspecten en milieuaspecten. In dit artikel wordt ingegaan op de vraag in hoeverre ziekenhuizen in 2022 in het bestuursverslag informatie verstrekken over milieu- en personeelsaangelegenheden.
Het artikel is als volgt opgebouwd. In paragraaf 2 wordt het relevante verslaggevingskader besproken en worden de vereisten met betrekking tot het bestuursverslag en de toelichtingsvereisten behandeld. In paragraaf 3 wordt ingegaan op de opzet van het empirisch onderzoek en de onderzoekspopulatie. In paragraaf 4 worden de onderzoeksresultaten besproken met betrekking tot het bestuursverslag en in paragraaf 5 die met betrekking tot de jaarrekening. Het artikel sluit in paragraaf 6 af met conclusies en aanbevelingen.
Ziekenhuizen moeten zich op basis van de RojW jaarlijks verantwoorden door een jaarverantwoording op te stellen en die openbaar te maken. De jaarverantwoording bestaat uit het bestuursverslag, het verslag van de interne toezichthouder, de jaarrekening, de overige gegevens en andere informatie over de bedrijfsvoering. In de RojW zijn voorschriften opgenomen voor de inhoud, inrichting en openbaarmaking van de jaarverantwoording. Het gaat bij de openbare jaarverantwoording om het afleggen van verantwoording aan de maatschappij. De openbare jaarverantwoording is dus een maatschappelijke verantwoording van ziekenhuizen over de besteding van collectieve middelen.
De RojW sluit zoveel mogelijk aan bij Titel 9 van het Burgerlijk Wetboek. Zo zijn op de jaarrekening de afdelingen 2 tot en met 6 en 13 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van enkele artikelen waarvoor in de RojW zorgspecifieke bepalingen zijn opgenomen (artikel 2 lid 2 RojW). Op het bestuursverslag is afdeling 7 van Titel 9 Boek 2 BW van overeenkomstige toepassing (artikel 10 lid 1 RojW). Er is een aantal belangrijke verschillen tussen de vereisten onder de RojW en de Regeling verslaggeving WTZi.
Ziekenhuizen moeten vanaf het boekjaar 2022 weer een bestuursverslag opnemen in hun jaarverantwoording. Dit is een belangrijke nieuwe verplichting ten opzichte van de Regeling verslaggeving WTZi, waarbij het toevoegen van een bestuursverslag aan de jaarrekening al vanaf 2012 niet meer verplicht was.
Een belangrijk onderdeel van het bestuursverslag is de risicoparagraaf. Het doel van de risicoparagraaf is om de voornaamste risico’s en onzekerheden te beschrijven waarmee het ziekenhuis wordt geconfronteerd en de maatregelen die zijn genomen om deze risico’s en onzekerheden te beheersen. Uit eerder onderzoek van
Artikel 2:391 lid 1 BW schrijft voor dat ‘indien noodzakelijk voor een goed begrip van de ontwikkeling, de resultaten of de positie van de rechtspersoon en groepsmaatschappijen, de analyse in het bestuursverslag zowel financiële als niet-financiële prestatie-indicatoren omvat, met inbegrip van milieu- en personeelsaangelegenheden’. Deze bepaling is opgenomen in Boek 2 BW
Wat betreft de niet-financiële prestatie-indicatoren over personeelsaangelegenheden geven zowel de Moderniseringsrichtlijn als Boek 2 BW geen aanknopingspunten wat hieronder moet worden verstaan. In de Memorie van Toelichting
Voor de milieuaangelegenheden verwijst de Moderniseringsrichtlijn in de overwegingen naar de ‘Aanbeveling 2001/453/EG van 30 mei 2001 van de Commissie betreffende de verantwoording, waardering en vermelding van milieuaangelegenheden in de jaarrekeningen en jaarverslagen van ondernemingen’.
De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) geeft eveneens geen nadere invulling aan de informatie die moet worden verstrekt over personeelsaangelegenheden en milieuaspecten. De RJ geeft aan dat de inhoud van de informatieverstrekking afhankelijk is van de aard van de onderneming. Er mag transparantie worden verwacht, waarbij de keuze van te behandelen onderwerpen in het bestuursverslag in samenspraak met stakeholders wordt bepaald (RJ 400.2013). Transparantie omvat enerzijds rapporteren van realisatie ten opzichte van doelstelling en anderzijds benoemen welke aspecten goed gaan en welke aspecten achterblijven. Wel geeft de RJ een kader aan dat beoogt steun en richting te geven aan de verslaggeving over maatschappelijke aspecten van ondernemen. Bij personele aangelegenheden kan worden gedacht aan informatie over arbeidsaangelegenheden, waaronder werkgelegenheid, sociale zekerheid, arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden, veiligheid en gezondheid, opleiding en training, diversiteit en ontplooiingsmogelijkheden. Bij milieuaspecten kan worden gedacht aan informatie over energie-, materiaal- en watergebruik, lozingen, emissies en afval. Tevens worden hieronder begrepen milieubeschermingsmaatregelen ter voorkoming van verontreiniging van lucht, water en grond, alsmede de bescherming en stimulering van de kwaliteit en de ongeschonden toestand van ecosystemen (RJ 400.2015). Naast Richtlijn 400 bestaat ook de Handreiking voor Maatschappelijke Verslaggeving (2009). De Handreiking geeft aanknopingspunten voor de invulling van maatschappelijke verslaggeving en laat tegelijkertijd ruimte over voor eigen invulling door ondernemingen. Zij is mede gebaseerd op de GRI-richtlijnen (uit 2009) en volgt dezelfde informatieaspecten als Richtlijn 400.
In Nederland is de zorgsector verantwoordelijk voor zo’n 7% van de CO2-uitstoot.
Gezien de door de wet vereiste informatie in combinatie met de afspraken in de Green Deal mag worden verwacht dat ziekenhuizen in hun bestuursverslag inzicht geven in hun beleid, doelstellingen en programma’s om deze doelstellingen te bereiken, de resultaten die ze tot en met het boekjaar hebben gerealiseerd en de benodigde maatregelen om de doelen op de langere termijn te realiseren.
Op 5 januari 2023 is de CSRD in werking getreden. De CSRD moet binnen achttien maanden worden geïmplementeerd in de Nederlandse wet. Daarna is de CSRD wettelijk van kracht voor Nederlandse ondernemingen. De verwachting is dat naast de doelgroep van het Besluit niet-financiële informatie alleen grote nv’s, bv’s en vennootschappen onder firma en commanditaire vennootschappen waarvan alle vennoten die volledig jegens schuldeisers aansprakelijk zijn voor de schulden, kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn,
Ziekenhuizen moeten vanaf het boekjaar 2022 bij het opstellen van hun jaarrekening gebruikmaken van de modellen die zijn opgenomen in bijlage
Uit het onderzoek blijkt dat ziekenhuizen in belangrijke mate worden gefinancierd met leningen van banken. Teneinde het renterisico op leningen af te dekken, kunnen ziekenhuizen gebruikmaken van derivaten. Ziekenhuizen mogen vanaf 2022 slechts gebruik maken van bepaalde derivaten, namelijk rentecaps, payer swaps en voor zover die betrekking hebben op payer swaps, forward starting swaps of swaptions (artikel 40a Wmg en artikel 6 Regeling financiële derivaten WMG). Het doel van deze nieuwe bepalingen voor het gebruik van derivaten is het tegengaan van speculatief gebruik ervan. Speculatief en risicovol gebruik van derivaten wordt door de wetgever geacht niet te passen bij ziekenhuizen, vanwege het feit dat ziekenhuizen voor het grootste deel worden bekostigd uit collectieve middelen.
Door de invoering van de RojW moeten ziekenhuizen uitgebreidere toelichtingen dan voorheen opnemen over het gebruik van derivaten (artikel 3 RojW). Naast de in RJ 290 Financiële instrumenten opgenomen toelichtingsvereisten moeten ziekenhuizen informatie opnemen over het beleid ten aanzien van derivaten en de uitvoering daarvan in het boekjaar. Daarnaast moeten ziekenhuizen per derivaat de volgende informatie opnemen: type derivaat, ingangsdatum en einddatum, nominale waarde en boekwaarde per balansdatum en, indien van toepassing, of bij een renteswap de looptijd of nominale waarde van de swap langer of korter is dan die van de onderliggende leningen.
Er is door diverse auteurs onderzoek gedaan naar de toelichting van leningen en derivaten. Deze onderzoeken richten zich echter niet (uitsluitend) op ziekenhuizen.
Het onderzoek richt zich op de jaarrekeningen 2022 van ziekenhuizen. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu publiceert periodiek een overzicht
De lijst met onderzochte ziekenhuizen is opgenomen in Bijlage
Artikel 2:391 lid 1 BW bepaalt dat ziekenhuizen in het bestuursverslag een beschrijving moeten opnemen van de voornaamste risico’s en onzekerheden waarmee het ziekenhuis wordt geconfronteerd. Het gaat niet om het geven van een uitputtende uiteenzetting van alle mogelijke risico’s en onzekerheden, maar om een selectie en weergave van de belangrijkste risico’s en onzekerheden waarmee het ziekenhuis te maken heeft. 44 ziekenhuizen (88%) hebben één of meer belangrijkste risico’s en onzekerheden waarvoor ze zich geplaatst weten, vermeld. Het gemiddeld aantal in het bestuursverslag vermelde soorten risico’s bedraagt 6,3. Naar onze mening bevat de risicoparagraaf in sommige gevallen een lijst met te veel risico’s en onzekerheden en niet alleen de belangrijkste risico’s en onzekerheden. Ziekenhuizen zouden zich kunnen beperken tot de belangrijkste risico’s en onzekerheden en deze concreet kunnen uitwerken. In Table 1 is opgenomen in hoeverre ziekenhuizen de in RJ 400 Bestuursverslag opgenomen aspecten met betrekking tot de voornaamste risico’s en onzekerheden hebben toegelicht. Uit de tabel blijkt dat ziekenhuizen nog veel verbetering kunnen realiseren. Verbeteringen kunnen worden gerealiseerd door:
Toelichting van vereiste aspecten met betrekking tot de voornaamste risico’s en onzekerheden volgens RJ 400.
Toelichting | Aantal ja | Percentage ja | Aantal nee | Percentage nee |
Vermelding voornaamste risico’s en onzekerheden | 44 | 88% | 6 | 12% |
Beschrijving van de risicobereidheid | 21 | 42% | 29 | 58% |
Beschrijving getroffen maatregelen ter beheersing van de voornaamste risico’s en onzekerheden | 34 | 68% | 16 | 32% |
Beschrijving van impact risico’s/onzekerheden op de resultaten en/of financiële positie indien één of meer van de genoemde risico’s zich zouden voordoen | 7 | 14% | 43 | 86% |
Beschrijving van de risico’s en onzekerheden die in het afgelopen boekjaar belangrijke impact hebben gehad, en de gevolgen daarvan | 17 | 34% | 33 | 66% |
Beschrijving welke verbeteringen in het risicomanagementsysteem zijn of worden aangebracht | 22 | 44% | 28 | 56% |
Een goed voorbeeld van de beschrijving van risico’s die in het afgelopen jaar belangrijke impact hebben gehad, is te vinden in het bestuursverslag van Stichting Holding Isala Klinieken (Isala). Isala gaat in haar bestuursverslag uitgebreid in op het strafrechtelijk onderzoek naar omkoping van cardiologen van het ziekenhuis en beschrijft de impact van de gebeurtenis en de maatregelen die in het boekjaar zijn genomen om herhaling te voorkomen (Figure 1).
Een voorbeeld van de verwachte impact op de resultaten en/of financiële positie als een of meer van de voornaamste risico’s en onzekerheden zich zouden voordoen, is de beschrijving van de impact die een wijziging van de medicatiebehandeling en een succesvolle behandeling van patiënten kan hebben op de productiewaarde (omzet) in het bestuursverslag van Stichting Het Nederlands Kanker Instituut-Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis (Figure 2). Uit de beschrijving blijkt dat Stichting Het Nederlands Kanker Instituut-Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis bij een verhoging van succesvolle behandelingen het aantal patiënten dat onder controle staat ziet toenemen, waardoor de omzet daalt. Gezien de aard van het risico is een betrouwbare inschatting van de verwachte impact op de resultaten en/of financiële positie naar verwachting niet te maken. Uit het onderzoek blijkt dat ziekenhuizen de impact van het zich voordoen van risico’s vooral kwalitatief beschrijven. Dit is beperkter dan de Raad voor de Jaarverslaggeving in RJ 400.1055 heeft bedoeld.
In Table 2 zijn enkele kerncijfers met betrekking tot personeel en personeelskosten opgenomen. Hieruit blijkt dat de totale personeelskosten (lonen, sociale lasten en pensioenlasten inclusief kosten van ingehuurd personeel) in 2022 49,6% (2021: 47,9%) uitmaken van de som van de bedrijfsopbrengsten. De totale personeelskosten zijn in 2022 met 6,2% gestegen ten opzichte van 2021.
Kerncijfers met betrekking tot personeel en personeelskosten (n = 50) (bedragen in duizenden euro’s).
Jaar | Lonen, sociale lasten en pensioenlasten | Kosten van ingehuurd personeel | Totale personeelskosten (exclusief honorariumkosten medisch specialisten) | Kosten van ingehuurd personeel als percentage van totale personeelskosten | Som der bedrijfsopbrengsten | Totale personeelskosten als percentage van som der bedrijfsopbrengsten |
---|---|---|---|---|---|---|
2021 | 8.974.323 | 496.928 | 9.471.251 | 5,2% | 19.763.851 | 47,9% |
2022 | 9.513.648 | 547.465 | 10.061.113 | 5,4% | 20.289.486 | 49,6% |
Gezien de omvang van het personeelsbestand van ziekenhuizen (het gemiddelde aantal fte’s van de onderzochte ziekenhuizen bedraagt 2.721 in 2022 en 2.630 in 2021) en het aandeel van de personeelskosten ten opzichte van de som van de bedrijfsopbrengsten mag worden verwacht dat ziekenhuizen in hun bestuursverslag uitgebreid ingaan op sociale aspecten. In Table 3 is opgenomen in hoeverre ziekenhuizen aandacht besteden aan de in RJ 400.2015 genoemde sociale aspecten in hun bestuursverslag. Daaruit blijkt dat ruim 60% van de ziekenhuizen aandacht besteedt aan arbeidsaangelegenheden (zoals opbouw personeelsbestand, personeelsverloop, arbeidsvoorwaarden), veiligheid en gezondheid en opleiding en training. Slechts 30% van de ziekenhuizen besteedt aandacht aan diversiteit en 40% aan ontplooiingsmogelijkheden. Kortom, de informatieverstrekking over sociale aspecten in het bestuursverslag verdient aandacht van de ziekenhuizen.
Aspect | Aantal | Percentage |
---|---|---|
Arbeidsaangelegenheden | 31 | 62% |
Veiligheid en gezondheid | 32 | 64% |
Opleiding en training | 30 | 60% |
Diversiteit | 15 | 30% |
Ontplooiingsmogelijkheden | 20 | 40% |
Ziekenhuizen nemen slechts in beperkte mate niet-financiële prestatie-indicatoren op in hun bestuursverslag. 39 ziekenhuizen (78%) hebben prestatie-indicatoren vermeld, de overige 11 (22%) hebben geen prestatie-indicatoren opgenomen. De meest voorkomende prestatie-indicatoren zijn personele bezetting en ziekteverzuim. Het opnemen van prestatie-indicatoren zorgt er niet alleen voor dat ziekenhuizen onderling kunnen worden vergeleken, maar ook dat de ontwikkelingen bij een ziekenhuis in de tijd kunnen worden beoordeeld.
Een voorbeeld van een ziekenhuis dat meerdere niet-financiële prestatie-indicatoren vermeldt is Stichting Rivas Zorggroep (Rivas). Een deel van de niet-financiële prestatie-indicatoren uit het bestuursverslag van Rivas is opgenomen in Figure 3. Rivas geeft door de grafische weergave van de cijfers en percentages op overzichtelijke wijze inzicht in de sociale aspecten van ondernemen.
46 ziekenhuizen (92%) hebben in hun bestuursverslag een paragraaf opgenomen over milieuaspecten.
Informatie over de doelstellingen van de Green Deal in het bestuursverslag.
Doelstelling | Aantal ja, concreet | Percentage ja | Aantal ja, in algemene, niet concrete termen | Percentage ja, in algemene, niet concrete termen | Aantal nee | Percentage nee |
---|---|---|---|---|---|---|
Meer inzet op gezondheidsbevordering van patiënten (omgeving, voeding, leefstijl) en medewerkers | 3 | 6% | 23 | 46% | 24 | 48% |
Vergroten bewustwording van impact zorg op klimaat en klimaat op gezondheid | 9 | 18% | 20 | 40% | 21 | 42% |
55% minder CO2-uitstoot t.o.v. 2018 en klimaatneutraal in 2050 | 7 | 14% | 22 | 44% | 21 | 42% |
50% minder primair grondstoffenverbruik in 2030 t.o.v. 2016 en maximaal circulaire zorg in 2050 | 2 | 4% | 21 | 42% | 27 | 54% |
Verminderen belasting van het milieu door medicatie | 3 | 6% | 19 | 38% | 28 | 56% |
Ziekenhuizen zijn daarnaast nog weinig concreet over meetbare milieudoelstellingen, hoe ze die willen realiseren en in hoeverre deze al gerealiseerd zijn. Een voorbeeld van het concreet maken van de doelstellingen en in hoeverre deze al zijn gerealiseerd, is opgenomen in het bestuursverslag van Stichting Holding Isala Klinieken (Figure 4). Stichting Holding Isala Klinieken heeft in haar bestuursverslag de doelstelling benoemd van 55% CO2-emissiereductie in 2030 ten opzichte van 2016 en heeft informatie opgenomen in grafiekvorm over het energiegebruik en de CO2-emissies vanaf 2016 tot en met 2022.
Zoals eerder vermeld worden de CSRD en de daarmee verband houdende ESRS-standaarden naar verwachting niet van toepassing op ziekenhuizen die worden gedreven in de rechtsvorm van een stichting, maar wel op ziekenhuizen die worden gedreven in de rechtsvorm van een bv. De onderzoekspopulatie bestaat uit twee ziekenhuizen die worden gedreven in de rechtsvorm van een bv
Ziekenhuizen moeten hun balans en winst-en-verliesrekening opstellen volgens de modellen die als bijlage zijn opgenomen bij de RojW. Uit het onderzoek blijkt dat slechts één ziekenhuis (2%) het model van de balans en 13 (26%) het model van de winst-en-verliesrekening exact volgens de modellen van de RojW hebben opgenomen in de jaarrekening. In de balans zijn vaak de posten ‘onderhanden DBC’s en DBC-zorgproducten’ (48 ziekenhuizen, 96%) en ‘nog te factureren omzet DBC’s/DBC-zorgproducten’ (25 ziekenhuizen, 50%) toegevoegd. De RJ heeft in RJ 655.303 de aanbeveling gedaan om in de balans een afzonderlijke post ‘onderhanden DBC’s en DBC-zorgproducten’ op te nemen, om inzicht te bieden in de opbrengstwaarde van de per balansdatum nog niet afgewikkelde DBC’s. 48 ziekenhuizen (96%) hebben deze post in het model van de balans opgenomen. We adviseren het Ministerie van VWS deze post en de post ‘nog te factureren omzet DBC’s/DBC-zorgproducten’ toe te voegen aan het in de RjoW opgenomen model voor de balans. Dit zijn relevante posten voor de gebruikers van de jaarrekening. 16 ziekenhuizen (32%) hebben aanpassingen aangebracht in het model van de winst-en-verliesrekening (aanpassing van benamingen niet meegerekend). In de winst-en-verliesrekening ontbreekt met enige regelmaat de tussentelling van de netto-omzet en zijn extra posten toegevoegd aan de uitsplitsing van de baten uit beroeps- of bedrijfsmatige zorgverlening en aan de reeks posten ‘lonen en salarissen’, ‘sociale lasten’ en ‘pensioenlasten’. De afwijkingen van het model zijn naar onze mening niet noodzakelijk om meer inzicht te geven aan gebruikers van de jaarrekening. We adviseren de ziekenhuizen daarom in de jaarrekening 2023 het model voor de winst-en-verliesrekening uit de RojW letterlijk te volgen.
Een voorbeeld van de uitsplitsing van de bedrijfsopbrengsten in de winst-en-verliesrekening 2022 die in overeenstemming is met het model van de RojW is opgenomen in de jaarrekening 2022 van Stichting Maasstad Ziekenhuis (Figure 5).
48 ziekenhuizen (96%) hebben conform bijlage D bij RojW de resultaatbestemming onder de winst-en-verliesrekening opgenomen. Bij 37 ziekenhuizen (74%) lijken onder de categorie overige bedrijfsopbrengsten (niet zijnde onderdeel van de netto-omzet) posten te zijn verantwoord die naar onze mening onderdeel zouden moeten uitmaken van de netto-omzet. Onder de netto-omzet wordt verstaan de opbrengst uit levering van goederen en diensten uit het bedrijf van de rechtspersoon onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belastingen (art. 2:377 lid 6 BW). Dit houdt in dat de netto-omzet de weergave is van de omvang van de zaken van het ziekenhuis, dus van hetgeen het ziekenhuis voor eigen rekening en risico presteert door het verrichten van diensten aan zijn patiënten en cliënten. Het begrip netto-omzet dient te worden geïnterpreteerd vanuit de normale, niet incidentele bedrijfsactiviteiten (RJ 270.201). Zo hebben sommige ziekenhuizen jaarlijks terugkerende subsidiebaten, parkeer- en horecaopbrengsten en verhuuropbrengsten van onroerende zaken onder de overige bedrijfsopbrengsten verantwoord. Deze posten zijn karakteristiek voor het bedrijf van het ziekenhuis en zouden daarom tot de netto-omzet van het ziekenhuis moeten worden gerekend en moeten worden opgenomen onder de post ‘andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten’ als onderdeel van de netto-omzet. Verder valt op dat 11 ziekenhuizen (22%) de overige personeelskosten onder de post lonen en salarissen opnemen. In het door de RojW voorgeschreven model zouden deze kosten onder de overige bedrijfskosten moeten worden gerubriceerd.
Uit het onderzoek blijkt dat de balans en de winst-en-verliesrekening niet door alle ziekenhuizen exact volgens de modellen worden opgesteld. Deels heeft dit naar onze inschatting te maken met de gewenning aan de nieuwe modellen, deels omdat in de nieuwe modellen zorgspecifieke posten ontbreken. Wij zijn van mening dat de toevoeging van de posten ‘onderhanden DBC’s en DBC-zorgproducten’ en ‘nog te factureren omzet DBC’s/DBC-zorgproducten’ in de balans, hoewel niet in overeenstemming met het model, leidt tot een beter beeld van de activiteiten van het ziekenhuis. De RJ heeft reeds de aanbeveling opgenomen om de post ‘onderhanden DBC’s en DBC-zorgproducten’ als afzonderlijke post in de balans op te nemen. ‘Onderhanden DBC’s en DBC-zorgproducten’ maar ook ‘nog te factureren omzet DBC’s/DBC-zorgproducten’ zijn relevant voor de gebruikers van de jaarrekening, denk aan zorgverzekeraars. Daarnaast adviseren we in de RojW vergelijkbare bepalingen op te nemen als in het BMJ over de toevoeging van (materiële) posten die niet worden gedekt door een in het model vermelde post die als ‘overige’ is aangeduid of de aanpassing van benamingen die ten minste even duidelijk de inhoud van een post duidt.
Ziekenhuizen worden in belangrijke mate gefinancierd door middel van langlopende leningen van banken. De langlopende schulden aan banken (exclusief aflossingsverplichting binnen één jaar) bedragen 30,5% (2021: 32,3%) van het balanstotaal (voor de totale langlopende schulden exclusief aflossingsverplichting binnen één jaar is dat respectievelijk 31,5% en 33,5%). Het gemiddelde rentepercentage op de langlopende schulden (leningen aan banken en overige langlopende schulden) bedraagt in 2022 3,2% en in 2021 3,5% (Table 5).
Gemiddelde rentepercentage langlopende schulden (bedragen in duizenden euro’s).
Gemiddeld bedrag van de langlopende schulden (inclusief aflossingsverplichtingen) | Gemiddelde rentelasten | Gemiddeld rentepercentage | |
---|---|---|---|
2021 | 119.955 | 4.209 | 3,5% |
2022 | 116.334 | 3.701 | 3,2% |
Bij 46 ziekenhuizen (92%) is uit de toelichting te herleiden welk deel van de schulden aan banken betrekking heeft op variabelrentende en vastrentende leningen. Bij deze 46 ziekenhuizen is gemiddeld 19% van de leningen variabelrentend en 81% vastrentend (Table 6). 22 van deze 46 ziekenhuizen hebben een deel variabelrentende leningen, de overige 24 (48%) hebben uitsluitend vastrentende leningen. In 2022 vermelden 24 ziekenhuizen (48%) gebruik te maken van derivaten. 23 van deze ziekenhuizen (96%) maakt gebruik van de voor ziekenhuizen toegestane renteswaps, één van de eveneens toegestane rentecaps (4%). Bij vier ziekenhuizen kan uit de toelichting niet worden herleid welk deel van de langlopende schulden aan banken betrekking heeft op variabelrentende leningen. Aangezien zij derivaten hebben die het rentekasstroomrisico afdekken, kan hieruit worden afgeleid dat ook deze vier ziekenhuizen over variabelrentende leningen beschikken. Dat betekent dat op twee na alle ziekenhuizen met variabelrentende leningen (een deel van) de variabele rentekasstromen afdekken. Bij de 22 ziekenhuizen die het bedrag vermelden van de variabelrentende leningen is 87% van de variabelrentende leningen aan banken afgedekt met derivaten (Table 6). Hieruit kan worden afgeleid dat ziekenhuizen variabelrentende leningen in hoge mate afdekken met renteswaps. Uit Table 6 kan verder worden afgeleid dat ziekenhuizen bij voorkeur financieren met vastrentende leningen (vergelijk
Analyse variabelrentende leningen en derivaten (n = 46) (bedragen in duizenden euro’s).
Analyse | Ultimo 2022 | Ultimo 2022 in procenten |
---|---|---|
Totaalbedrag van schulden aan banken waar het onderscheid vastrentend/variabelrentend kan worden gemaakt | 4.690.391 | |
Bedrag variabelrentende schulden aan banken | 885.807 | |
Variabelrentende schulden uitgedrukt in een percentage van de totale schulden aan banken | 19% | |
Nominale waarde van de derivaten | 773.212 | |
Aandeel van de variabelrentende schulden aan banken dat is gehedged* | 87% |
Alle ziekenhuizen die gebruik maken van derivaten waarderen deze tegen kostprijs en passen kostprijshedge-accounting toe.
In Table 7 zijn de bevindingen opgenomen met betrekking tot de nieuwe toelichtingsvereisten voor derivaten (artikel 3 RojW). Uit de tabel blijkt dat de toelichtingen nog verder kunnen verbeteren. Zo maakt slechts 58% melding van het beleid ten aanzien van derivaten en de uitvoering daarvan in het boekjaar. Dit is opmerkelijk, omdat RJ 290.913 sub a al vele jaren met betrekking tot hedge accounting een beschrijving vereist van de doelstellingen en het beleid van de rechtspersoon inzake het beheer van financiële risico’s. Kortom, deze informatie had al vermeld moeten zijn in de toelichting van de jaarrekening.
Toelichting | Aantal ja | Percentage ja | Aantal nee | Percentage nee |
---|---|---|---|---|
Vermelding beleid derivaten en uitvoering daarvan in boekjaar | 14 | 58% | 10 | 42% |
Vermelding type derivaat per aangetrokken derivaat | 23 | 96% | 1 | 4% |
Ingangs- en einddatum per aangetrokken derivaat | 15 | 63% | 9 | 38% |
Nominale waarde per aangetrokken derivaat | 15 | 63% | 9 | 38% |
Reële waarde per balansdatum per aangetrokken derivaat | 15 | 63% | 9 | 38% |
Looptijd of nominale waarde lager of hoger dan onderliggende lening | 8 | 33% | 16 | 67% |
Een voorbeeld van een toelichting waarin per aangetrokken derivaat het type, de ingangs- en einddatum, de nominale waarde en de marktwaarde per balansdatum zijn vermeld, is opgenomen in de jaarrekening van Stichting Zuyderland Medisch Centrum (Zuyderland; Figure 6). Zuyderland geeft tevens aan welk rentepercentage zij betaalt waardoor de gebruiker van de jaarrekening inzicht krijgt in de effectiviteit van de betreffende hedges. Naast het overzicht van de derivaten heeft Zuyderland in een overzicht per langlopende lening opgenomen de hoofdsom, of de lening vast- of variabelrentend is, de restantschuld per balansdatum, het effectieve rentepercentage en de aflossingsdatum. Hierdoor kan de gebruiker inzicht krijgen in de financieringsstructuur van het ziekenhuis. Dit inzicht zou nog kunnen worden verbeterd door ook de renteherzieningsdata, voor zover van toepassing, te vermelden.
Ziekenhuizen moeten over boekjaar 2022 hun jaarverantwoording opstellen in overeenstemming met de RojW. De belangrijkste wijziging ten opzichte van de tot en met boekjaar 2021 van toepassing zijnde Regeling verslaggeving WTZi is dat ziekenhuizen een bestuursverslag moeten opstellen in overeenstemming met artikel 2:391 BW en RJ 400. Alle ziekenhuizen stellen een bestuursverslag op. We hebben van de bestuursverslagen beoordeeld in hoeverre de risicoparagraaf aan de wet- en regelgeving voldoet en onderzocht in hoeverre ziekenhuizen niet-financiële prestatie-indicatoren opnemen met betrekking tot sociale aspecten en milieuaspecten. We concluderen dat de informatie in het bestuursverslag op diverse punten moet worden verbeterd om te voldoen aan wet- en regelgeving. We adviseren ziekenhuizen zich wat betreft risico’s te beperken tot de belangrijkste risico’s en onzekerheden en deze concreet uit te werken. Met name een uiteenzetting van risico’s die zich in het boekjaar hebben voorgedaan en de impact daarvan anders dan alleen kwalitatieve duidingen, en de effecten van de risico’s en onzekerheden op de financiële positie en resultaten als ze zich zouden voordoen, ontbreekt in veel bestuursverslagen. Wat betreft de niet-financiële prestatie-indicatoren hadden wij, gezien het omvangrijke personeelsbestand van ziekenhuizen, meer indicatoren verwacht met betrekking tot sociale aspecten. Gedacht kan worden aan indicatoren die te maken hebben met ziekteverzuim, opleiding en diversiteit. We zien dat ziekenhuizen verschillende prestatie-indicatoren opnemen, wat de vergelijkbaarheid tussen ziekenhuizen niet ten goede komt. Dit is overigens begrijpelijk vanuit het feit dat vanuit de wet- en regelgeving weinig voorschriften worden gegeven over op te nemen prestatie-indicatoren. Voor ziekenhuizen verdient het naar onze mening aanbeveling een set prestatie-indicatoren te ontwikkelen die elk ziekenhuis in het bestuursverslag opneemt. Dit komt de vergelijkbaarheid ten goede. De NVZ zou hierbij een rol kunnen spelen. Op deze wijze wordt het mogelijk ziekenhuizen onderling te vergelijken.
Eenzelfde aanbeveling geldt voor niet-financiële prestatie-indicatoren met betrekking tot milieuaspecten. Alle ziekenhuizen hebben zich gecommitteerd aan de ‘Green Deal Samen werken aan duurzame zorg’. Het verdient aanbeveling om de afspraken in deze Green Deal om te zetten in concrete en meetbare prestatie-indicatoren waarover elk ziekenhuis in het bestuursverslag moet rapporteren. Op deze wijze kan worden beoordeeld hoever ziekenhuizen zijn met betrekking tot de realisatie van de afgesproken doelstellingen van de Green Deal. Rapportering aan de hand van concrete indicatoren kan het proces van voldoen aan de doelstelling versnellen.
Vanaf het boekjaar 2025 moeten ziekenhuizen die worden gedreven in de vorm van een bv en kwalificeren als grote rechtspersoon duurzaamheidsinformatie in hun bestuursverslag opnemen op grond van de CSRD. Hoewel de minister het toepassingsgebied van de CSRD nog overweegt, is onze verwachting dat ziekenhuizen die worden gedreven in de rechtsvorm van een stichting (ten tijde van het schrijven van deze bijdrage in oktober 2023) niet onder de CSRD zullen vallen. Door de verplichting voor ziekenhuis-bv’s om op grond van de CSRD in het bestuursverslag duurzaamheidsinformatie te verstrekken, ontstaat een ongelijk speelveld. Ziekenhuizen die worden gedreven in de vorm van een stichting hoeven naar verwachting niet te voldoen aan de CSRD. Het is wel mogelijk dat gebruikers van de jaarrekening van ziekenhuizen, bijvoorbeeld banken of zorgverzekeraars, (een deel van) de CSRD-informatie gaan vragen aan ziekenhuis-stichtingen. Bijvoorbeeld omdat ze duurzaamheidsdoelstellingen laten meewegen in hun beslissingen over de zorginkoop of het verstrekken van financiering.
Wat betreft de jaarrekening constateren we dat alle ziekenhuizen hun model van de balans en de winst-en-verliesrekening hebben aangepast aan de nieuwe modellen van de RojW. We zien met name dat ziekenhuizen in de balans de zorggerelateerde posten ‘onderhanden DBC’s en DBC-zorgproducten’ en ‘nog te factureren omzet DBC’s/DBC-zorgproducten’ toevoegen. We zijn van mening dat deze posten in het primaire overzicht van een ziekenhuis zouden moeten worden opgenomen, omdat dit relevante informatie betreft voor de gebruikers van de jaarrekening. We adviseren het Ministerie van VWS dan ook het model voor de balans hierop aan te passen. Wat betreft het model voor de winst-en-verliesrekening constateren we dat niet alle ziekenhuizen het model voor de winst-en-verliesrekening goed toepassen. We adviseren de ziekenhuizen daarom in de jaarrekening 2023 het model voor de winst-en-verliesrekening uit de RojW letterlijk te volgen. Tot slot adviseren we het Ministerie van VWS in de RojW vergelijkbare bepalingen op te nemen als in het BMJ over de toevoeging van (materiële) posten die niet worden gedekt door een in het model vermelde post die als ‘overige’ is aangeduid, en de mogelijkheid op te nemen om benamingen van posten te vervangen door een benaming die ten minste even duidelijk de inhoud van een post duidt.
Langlopende schulden aan banken maken een substantieel deel uit van het balanstotaal van ziekenhuizen. Uit het onderzoek blijkt dat ziekenhuizen in beperkte mate gebruikmaken van variabelrentende leningen. Het rentekasstroomrisico van deze variabelrentende leningen is voor een belangrijk deel afgedekt door middel van renteswaps en rentecaps. Hieruit kan worden afgeleid dat ziekenhuizen bij voorkeur financieren met vastrentende leningen. Ziekenhuizen kunnen zich verbeteren met betrekking tot de nieuwe toelichtingsvereisten met betrekking tot derivaten, met name wat betreft de toelichting van het beleid met betrekking tot derivaten en de vermelding van de ingangs- en einddatum, de nominale waarde en de reële waarde per derivaat. Van de ziekenhuizen vermeldt slechts een derde of de looptijd korter of langer en de nominale waarde hoger of lager is dan die van de onderliggende lening.
De invoering van de RojW betekende voor ziekenhuizen een op onderdelen ingrijpende wijziging in de inhoud en inrichting van hun jaarverantwoording. Het onderzoek laat zien dat er op de door ons onderzochte aspecten nog ruimte is voor verbetering van de informatieverstrekking in het bestuursverslag en de jaarrekening. We hopen dat ons onderzoek bijdraagt aan verdere verbetering van de kwaliteit van het bestuursverslag en de jaarrekening van ziekenhuizen.
Drs. C.L. Suurland RA – Lianne is director bij het Professional Practice Department van Deloitte Accountants B.V. Zij is lid van de Raad voor de Jaarverslaggeving en verbonden aan de RJ‑werkgroep zorginstellingen.
Drs. J.C. Kolijn RA – Sjaak is senior specialist bij het Professional Practice Department van Deloitte Accountants B.V. Hij is secretaris van de RJ‑werkgroep zorginstellingen.
De auteurs hebben deze bijdrage geschreven op persoonlijke titel.
De auteurs danken Norbert Langerak voor zijn bijdrage aan dit artikel.
Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 20 november 2018, kenmerk 1444977-183929-WJZ, houdende wijziging van de Regeling verslaggeving WTZi in verband met het in de bijlagen opnemen van de specifieke informatie die jaarlijks moet worden verstrekt, de informatie die ten minste moeten worden opgenomen in de vereenvoudigde jaarverslaggeving en een aantal redactionele en technische wijzigingen, Staatscourant (2018), nr. 66573, 27 november 2018.
Wet uitvoering IAS-Verordening, IAS 39-Richtlijn en Moderniseringsrichtlijn.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29737, nr. 3.
PbEG 2001 L 156/33.
Inzet van het kabinet is 55% reductie van de uitstoot van Nederland ten opzichte van 1990. Omdat cijfers op landelijk niveau voor de zorg ontbreken om een betrouwbare vergelijking te kunnen maken met 1990 gaan de sectorale routekaarten care en cure uit van reductie ten opzichte van 2016. Deze zijn te vinden op http://www.expertisecentrumverduurzamingzorg.nl/.
Ook uit de BDO-benchmark ziekenhuizen 2022 en 2021 (https://www.bdo.nl/nl-nl/branches/zorg/benchmarks) blijkt dat de personeelskosten en de kosten voor ingehuurd personeel van ziekenhuizen in de afgelopen jaren fors zijn gestegen, met name bij de kleinere ziekenhuizen.
In de cao ziekenhuizen 2023–2025 is een salarisverhoging overeengekomen van 5% op 1 februari 2023, 5% op 1 december 2023 en 5% in 2025 (https://www.fnv.nl/getmedia/c6581d36-3ef6-4c38-bda4-8a57ccc22f26/Onderhandelaarsresultaat-CAO-Ziekenhuizen-2023-2025-definitief.pdf).
Overigens stellen zes ziekenhuizen volgens het bestuursverslag over 2022 een afzonderlijk duurzaamheidsverslag op. Dit verslag valt buiten de scope van dit onderzoek.
Er zijn in totaal 5 ziekenhuizen (van de 64) die worden gedreven in de rechtsvorm van een bv.
# | Naam organisatie (statutair) |
---|---|
1 | Admiraal De Ruyter Ziekenhuis B.V. |
2 | Stichting Alrijne Zorggroep |
3 | Stichting Amphia |
4 | Stichting St. Anna Zorggroep |
5 | Stichting Het Nederlands Kanker Instituut-Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis |
6 | Stichting St. Antonius Ziekenhuis |
7 | Stichting Antonius Zorggroep |
8 | Bernhoven B.V. |
9 | Stichting Bravis Ziekenhuis |
10 | Stichting Catharina Ziekenhuis |
11 | Stichting CuraMare (Het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis) |
12 | Stichting Deventer Ziekenhuis |
13 | Stichting Diakonessenhuis |
14 | Stichting Dijklander Ziekenhuis |
15 | Stichting Elkerliek Ziekenhuis |
16 | Stichting Flevoziekenhuis |
17 | Stichting Sint Franciscus Vlietland Groep |
18 | Stichting Ziekenhuis Gelderse Vallei |
19 | Stichting Groene Hart Ziekenhuis |
20 | Stichting Haaglanden Medisch Centrum |
21 | Stichting IJsselland Ziekenhuis |
22 | Stichting Protestants Christelijk Ziekenhuis Ikazia |
23 | Stichting Holding Isala klinieken |
24 | Stichting Christelijk Ziekenhuis St. Jansdal |
25 | Stichting Jeroen Bosch Ziekenhuis |
26 | Stichting Laurentius Ziekenhuis Roermond |
27 | Stichting Maasstad Ziekenhuis |
28 | Stichting Martini Ziekenhuis |
29 | Stichting Máxima Medisch Centrum |
30 | Stichting Meander Medisch Centrum |
31 | Stichting Medisch Spectrum Twente |
32 | Stichting Nijmeegs Interconfessioneel ziekenhuis Canisius-Wilhelmina |
33 | Stichting Noordwest Ziekenhuisgroep |
34 | Stichting OLVG |
35 | Stichting Pantein |
36 | Stichting Reinier de Graaf Groep |
37 | Stichting Rijnstate |
38 | Stichting Rivas Zorggroep |
39 | Stichting Albert Schweitzer ziekenhuis |
40 | Stichting Slingeland Ziekenhuis |
41 | Stichting Spaarne Gasthuis |
42 | Stichting Tergooi |
43 | Stichting Treant Zorggroep |
44 | Stichting Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis |
45 | Stichting Ziekenhuisgroep Twente |
46 | Stichting VieCuri, Medisch Centrum voor Noord-Limburg |
47 | Stichting Zaans Medisch Centrum |
48 | Stichting Zorgpartners Friesland |
49 | Stichting ZorgSaam Zorggroep Zeeuws-Vlaanderen |
50 | Stichting Zuyderland Medisch Centrum |