Research Article
Print
Research Article
Klimaatverandering bij het Nederlandse vestigingsklimaat?
expand article infoHenk Volberda, Kevin Heij
‡ Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Netherlands
Open Access

Samenvatting

Hoe aantrekkelijk is het Nederlandse vestigingsklimaat (nog)? Met toenemende concurrentie voor het aantrekken van innovatieve en duurzame bedrijven alsmede afnemende buitenlandse investeringen is de aanwezigheid van een geschikt vestigingsklimaat van toenemend belang (Rijksoverheid 2021). Maar door de grote uitdagingen in Nederland, waaronder het woningtekort, aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt, de stikstof- en energiecrisis tezamen met veranderende geopolitieke verhoudingen en de duurzaamheids- en digitaliseringstransitie, staat het vestigingsklimaat onder druk (NRC 2023, 2 februari 2023). In het licht van de veranderende politieke verhoudingen na de Tweede Kamer-verkiezingen waarbij beperking van arbeidsmigratie een belangrijk speerpunt vormt, en met de in allerijl aangenomen moties van de Tweede Kamer voorafgaande aan die verkiezingen (afschaffing van de 30%-regeling voor expats en het belasten van de inkoop van eigen aandelen), staat het vestigingsklimaat in Nederland nog meer onder druk. Dit artikel is gebaseerd op empirisch onderzoek naar de stand van zaken.

Trefwoorden

Vestigingsklimaat, concurrerende economieën, geopolitieke verhoudingen

Relevantie voor de praktijk

De toegenomen dynamiek, complexiteit en onvoorspelbaarheid van vandaag de dag maken het van oorsprong goede en stabiele Nederlandse vestigingsklimaat minder vanzelfsprekend. Hoe met dergelijke ontwikkelingen wordt omgegaan, is van essentieel belang voor het toekomstige vestigingsklimaat. Dit is zowel een taak voor de overheid als voor het bedrijfsleven (en anderen).

1. Inleiding: het vestigingsklimaat onder druk?

Publiekelijk lijken het bedrijfsleven en de politiek nogal eens naar elkaar te wijzen als het gaat over het vestigingsklimaat. Waar demissionair minister-president Mark Rutte (VVD) stelde dat het bedrijfsleven weinig betrokken is bij het maatschappelijk debat en vooral oog heeft voor eigen winstgevendheid, poneerde VNO-NCW-voorzitter Thijssen dat er bij het politieke debat sprake is van ‘voortdurende negativiteit’ aangaande het bedrijfsleven (AD 2019, 16 juni 2019; Volkskrant 2023, 2 februari 2023). Werkgeversorganisaties hebben daarbij termen als ‘vrije val’ en ‘betonrot’ aangehaald (NOS 2023b, 15 februari 2023; Volkskrant 2023, 2 februari 2023). In lijn met dat standpunt zijn het vertrek van Nederlandse iconen als DSM, Relx (het voormalige Reed Elsevier), Shell en Unilever en het dreigende vertrek van Boskalis veelvuldig genoemd als voorbeeld.

Tegenover geluiden van een (mogelijke) versobering vormt de Brexit een illustratie dat het vestigingsklimaat dusdanig aantrekkelijk is (of wellicht was) dat het bedrijven over de streep kan trekken om zich in Nederland te vestigen. Voorbeelden van bedrijven die activiteiten naar Nederland hebben verplaatst zijn Panasonic (Europese hoofdkantoor), Ferrovial (Spaande bouwgigant) en de Amerikaanse multinational Nanostring (gespecialiseerde medische apparatuur). In een interview met het Financieele Dagblad noemde Mark Rutte (VVD) het vestigingsklimaat1 in Nederland ‘ongelooflijk sterk’ en ‘een ongelooflijke magneet voor bedrijven’ (FD 2022, 29 december 2022). Voormalig Kamerlid Mustafa Amhaouch (CDA) daarentegen duidt het als volgt aan: “In de basis is het vestigingsklimaat goed, maar her en der ontstaan wel haarscheurtjes in dat fundament.”

Deze verschillende geluiden roepen de vraag op hoe het gesteld is met het vestigingsklimaat in Nederland. In dit artikel wordt een beeld gevormd hoe het ervoor staat met het vestigingsklimaat in Nederland; wat is de stand van zaken en wat zijn ontwikkelingen daarbij? En waarop blinkt Nederland uit en wat zijn verbeterpunten? De voorlopige antwoorden op deze vragen zijn grotendeels gebaseerd op de Nederlandse Innovatie Monitor 2022 die is uitgevoerd door het Amsterdam Centre for Business Innovation van de Amsterdam Business School, Universiteit van Amsterdam (De Jong et al. 2022). SEO Economisch Onderzoek heeft de monitor uitgezet en de analyses gedaan. De bevindingen zijn gestoeld op de antwoorden van een gewogen representatieve steekproef van 712 senior-managers uit het Nederlandse bedrijfsleven. Een (geanonimiseerde) koppeling van deze respondenten aan administratieve bedrijvendata van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maakt het mogelijk om representatieve uitspraken te doen over het gehele Nederlandse bedrijfsleven.

2. Stand van zaken

Gemiddeld rapportcijfer

Uit de Nederlandse Innovatie Monitor 2022 (Volberda e.a. 2022) komt naar voren dat het vestigingsklimaat hier gemiddeld een voldoende scoort: een 6,9 (zie ook Figuur 1). Van de ondervraagde ondernemers geeft 90 procent het een voldoende (6 of hoger) en 32 procent een goed (8 of hoger). Met name het grootbedrijf (250 of meer medewerkers) is positief over het ondernemingsklimaat, met een gemiddelde score van een 7,1. Daartegenover staat dat juist het kleinbedrijf (2 tot en met 10 medewerkers) minder positief is, met een gemiddelde score van een 6,6. Ondernemingen die vooral lokaal actief zijn beoordelen het vestigingsklimaat met een 6,5 eveneens lager. Verder geven financieel en zakelijke dienstverleners met achtereenvolgens een 7,3 en 7,2 een hoger rapportcijfer aan het vestigingsklimaat dan de doorsnee ondervraagde onderneming. Bij ondernemingen uit de industrie is dat met een 6,7 juist lager. De waardering van het Nederlandse vestigingsklimaat hangt dus af van verschillende kenmerken van ondernemingen.

Figuur 1.

Rapportcijfer vestigingsklimaat volgens Nederlandse ondernemers.

Is het vestigingsklimaat verslechterd?

Van diezelfde groep van ondervraagde ondernemers vindt ongeveer een derde (32%) dat het Nederlandse vestigingsklimaat de afgelopen jaren is verslechterd tegenover ruim een kwart (27%) die het daarmee oneens is (zie ook Figuur 2). De overige ondervraagde ondernemers (41%) staan daar neutraal tegenover. Met de bevindingen dat er zowel een groep van ondernemers is die vindt dat het verslechterd is, alsmede een groep die het daarmee oneens is dan wel daar neutraal tegenaan kijkt, is er geen eenduidig antwoord of het Nederlandse ondernemingsklimaat volgens ondernemers is verslechterd over de afgelopen jaren.

Figuur 2.

Verdeling van respondenten omtrent de stellingen over het Nederlandse ondernemingsklimaat en verplaatsen van bedrijfsactiviteiten.

Internationale rankings

Volgens het toonaangevende Global Competitiveness Report van het World Economic Forum behoort Nederland sinds het jaar 2006 tot de top-10 van meest concurrerende economieën ter wereld (zie ook Figuur 3). Waar Nederland tussen de jaren 2000 en 2002 zakte van de 4e naar de 13e positie, is er vanaf 2002 een stijgende trendlijn waarneembaar. In de meest recente editie van het Global Competitiveness Report (2019) waarin de landen zijn geordend, heeft Nederland met de 4e positie de meest concurrerende economie van Europa. In die ranglijst staat het boven landen als Zwitserland (5e positie), Duitsland (7e positie), Zweden (8e positie) en het Verenigd Koninkrijk (9e positie). De top-3 van meest concurrerende economieën bestaat volgens die ranking uit Singapore (1e positie), de Verenigde Staten (2e positie) en Hong Kong (3e positie).

Figuur 3.

Positie van Nederland in het Global competitiveness report en de World competitiveness ranking.

Meer recente cijfers over het concurrentievermogen van economieën zijn te vinden in de World Competitiveness Ranking van het International Institute for Management Development (IMD). Volgens deze laatstgenoemde ranking neemt Nederland de 6e positie in (in 2022), na Denemarken (1e positie), Zwitserland (2e positie), Singapore (3e positie), Zweden (4e positie) en Hong Kong (5e positie). Bij opeenvolgende edities van deze ranking is er juist een dalende trendlijn te zien wat betreft het concurrentievermogen van de Nederlandse economie: van de 3e positie in 2018 naar de 6e positie in 2022 (zie ook Figuur 3). Hoewel niet te voorspellen is óf en hoe die trend zich doorzet, past deze dalende trendlijn bij de uiting dat het Nederlandse vestigingsklimaat onder druk staat. Met de fluctuatie van de positie van Nederland op de twee ranglijsten van meest concurrerende economieën – het Global Competitiveness Report en de World Competitiveness Ranking – kan eveneens afgeleid worden dat het vestigingsklimaat geen vanzelfsprekendheid is.

De beperkte vanzelfsprekendheid van het Nederlandse vestigingsklimaat heeft voor een deel te maken met de eerder in dit artikel vermelde uitdagingen en ontwikkelingen, waaronder toenemende internationale concurrentie om bedrijven aan te trekken en afnemende buitenlandse investeringen. De introductie van de Inflation Reduction Act waarbij bedrijven subsidies ontvangen in de Verenigde Staten bij duurzame investeringen is daar een voorbeeld van, net als Europa’s reactie daarop in de vorm van de Green Deal Industrial Plan.

Verplaatsing naar het buitenland

In wezen gaat het vestigingsklimaat erover om te zorgen voor de juiste condities (‘klimaat’) waarin ondernemingen ‘goed’ kunnen gedijen. Dit is niet louter een taak van de overheid. Volgens Porter’s ‘diamond theory of national advantage’ zijn bedrijven en consumenten eveneens van noemenswaardig belang bij het concurrentievoordeel van een land, bijvoorbeeld via bedrijfsstrategieën, vraagcondities en de aanwezigheid van gerelateerde en ondersteunende industrieën (Porter 1990). De staat van het vestigingsklimaat is dan in zekere zin iets waar de overheid en het bedrijfsleven (en anderen waaronder burgers) samen zorg voor dragen. Dit geldt des te meer bij het aanpakken van grootschalige maatschappelijke uitdagingen. Zo kunnen bedrijfsstrategieën ook geënt worden op het leveren van een maatschappelijke bijdrage waarmee maatschappelijke en/of ecologische uitdagingen ook aangepakt kunnen worden. Het bedrijfsleven maakt het via onder meer werkgelegenheid en belastingafdracht ook mede mogelijk dat sociale voorzieningen, onderwijs, infrastructuur en zorg gefinancierd kunnen worden.

Bij een geschikt vestigingsklimaat is het aannemelijk om te stellen dat het aantrekkelijker is om bedrijfsactiviteiten aan te trekken, te ontplooien en te behouden. Toegenomen bedrijfsactiviteiten kunnen op hun beurt ook weer aanlokkelijk werken voor andere bedrijfsactiviteiten, net als vliegen die afkomen op planten. Bij een toegenomen staat van gerelateerde en ondersteunende industrieën werkt dat ook weer door in het vestigingsklimaat (Porter 1990). Zowel de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) als Invest in Holland merkt op dat het ‘steeds lastiger wordt’ om buitenlandse bedrijven in Nederland te laten investeren (Rijksoverheid 2021). Hoewel zich in 2020 305 buitenlandse bedrijven vestigden in Nederland, is er een afname waarneembaar van het aantal hoofdkantoren van buitenlandse bedrijven dat zich vestigde in Nederland ten opzichte van het jaar ervoor (Volkskrant, 18 februari 2021).

Daartegenover staat dat het bij een minder geschikt klimaat naar alle waarschijnlijkheid lastiger is om bedrijfsactiviteiten aan te trekken, te ontplooien en te behouden. Als bedrijfsactiviteiten daardoor verplaatst worden naar een ander land met al dan niet een beter klimaat, kan dat een uithollingseffect teweegbrengen waarbij andere activiteiten van een bedrijf volgen en waarbij de aantrekkelijkheid afneemt voor de bedrijven die achterblijven (Baaij et al. 2014). Op basis van data van het Centraal Bureau voor de Statistiek becijferde De Volkskrant dat het aantal bedrijven in Nederland dat ten minste één onderdeel verplaatste naar het buitenland tussen 2018 en 2020 met circa 500 bedrijven lager ligt dan het niveau van tussen 2014 en 2016 (Volkskrant, 2 februari 2023). Uit de Nederlandse Innovatie Monitor 2022 komt naar voren dat bijna een kwart van de ondervraagde ondernemingen (23%) in zekere mate regelmatig overweegt om activiteiten te verplaatsen naar het buitenland (zie ook Figuur 2). Ruim 3 op de 5 ondervraagde ondernemingen (62%) is het daar tot op zekere hoogte mee oneens. De overige ondervraagde respondenten (afgerond 16%) antwoordden neutraal op de stelling of ze regelmatig overwegen om activiteiten te verplaatsen naar het buitenland. Een overweging om activiteiten al dan niet te verplaatsen naar het buitenland betekent nog niet automatisch dat dit ook daadwerkelijk gaat plaatsvinden. Net als bij de stelling of het ondernemingsklimaat in Nederland over de afgelopen jaren is verslechterd, kijken bedrijven verschillend aan tegen de overweging om activiteiten te verplaatsen naar het buitenland. Het hangt mede van de motieven af in hoeverre een dergelijke verplaatsing schadelijk is voor de Nederlandse economie. Het uit kostenoogpunt verplaatsen van activiteiten kan een andere impact hebben dan bij internationale expansie. Uit de Nederlandse Innovatie Monitor kwam overigens ook naar voren dat van de organisaties die menen dat het ondernemingsklimaat in Nederland de afgelopen jaren enigszins tot zeer is verslechterd, een groter aandeel overweegt om activiteiten naar het buitenland te verplaatsen.

3. Een goede uitgangspositie, maar voor hoelang?

Verschillende onderzoeken (waaronder het Global Competitiveness Report; de Global Entrepreneurship Monitor; de Nederlandse Innovatie Monitor 2022; en de World Competitiveness Ranking) belichten factoren waarop Nederland relatief hoog scoort of zelfs behoort tot de wereldtop. Hiertoe behoren factoren als een hoogwaardige fysieke infrastructuur (2e positie volgens het Global Competitiveness Report 2019), een open dynamische economie (2e positie), betrouwbare overheid (4e positie), hoogopgeleide beroepsbevolking (4e positie) en kwaliteit van leven (81% van de respondenten Nederlandse Innovatie Monitor 2022 vindt dat van enigszins tot heel erg goed). Figuur 4 belicht diverse factoren waarop Nederland wat betreft ondernemers relatief goed scoort: een goede infrastructuur, een hoge kwaliteit van leven, nabijheid van belanghebbenden en de aanwezigheid van talent. Naar dergelijke factoren wordt veelal verwezen als het gaat om punten waar Nederland “van oudsher (…) internationaal een goede uitgangspositie” heeft (zie o.a. Rijksoverheid 2022).

Figuur 4.

Score op diverse factoren alsmede de samenhang met het ervaren ondernemingsklimaat.

Er zijn verschillende zienswijzen in hoeverre Nederland in de toekomst kan blijven excelleren op factoren, hetgeen eveneens kan variëren per aard van de factor. Zo kan enerzijds gesteld worden dat de Nederlandse situatie bij diverse factoren uiterst lastig en/of tijdrovend is om te imiteren door andere landen, bijvoorbeeld omdat het de uitkomst is van een unieke reeks van gebeurtenissen uit het verleden (Barney 2008). De unieke ligging van Nederland is een voorbeeld van een factor die lastig te imiteren is door andere landen. In een interview omschreef de minister van Economische Zaken en Klimaat Micky Adriaansens (VVD) dat als “… een mooie plek op de aardbol. Dat heb je niet voor het uitkiezen, maar we kunnen er wel van profiteren” (Management Scope 2022).

Box 1.

Een blik op startups en bedrijfsbeëindigingen in Nederland.

De aankomst en het vertrek van bedrijfsactiviteiten in een land zijn prominente graadmeters voor de staat van het vestigingsklimaat. Het saldo van het aantal en type ondernemingen is niet alleen de resultante van bedrijfsactiviteiten die van en naar Nederland worden verplaatst. Naast gevestigde bedrijven dragen startups en spin-offs die (mede) in Nederland zijn begonnen daar eveneens aan bij. Volgens de Global Entrepreneurship Monitor 2022 staat Nederland van de 47 onderzochte landen daarop met 14,2% van de volwassenen op de 19e positie bij het aandeel volwassenen (18 – 64 jaar), dat een nieuw bedrijf start of bestiert (ook wel bekend als ‘total early-stage entrepreneurial activity’). Met een select aantal landen (waaronder Saoedie-Arabië) kent Nederland wel een toename daarvan tussen 2019 en 2021, terwijl er bij alle onderzochte landen tezamen een dalende trend daarop is waargenomen. Wat betreft het aandeel medewerkers dat ondernemende activiteiten verricht (ook wel bekend als intrapreneurship) staat Nederland op de 16e positie (Global Entrepreneurship Monitor 2022). Op het gebied van bedrijfsbeëindigingen wordt het aantal faillissementen als onder pre-coronaniveau omschreven, al is er wel een toename waarneembaar van het aantal bedrijven dat vrijwillig stopt (FD 2023a, 13 februari 2023).

Anderzijds proberen andere landen ook te leren van factoren waarop Nederland uitblinkt. Hoewel het bestaande onderscheidend vermogen en daarmee de bestaande kracht van het Nederlandse vestigingsklimaat daarmee kan afnemen, zijn er ook voordelen verbonden aan dat andere landen leren van Nederland. Hierbij valt te denken aan reputatievoordelen – denk aan watermanagement en de glas- en tuinbouw – en exportmogelijkheden. Een toonaangevende speler heeft ook meer mogelijkheden om de koers van een ontwikkeling meer naar zijn hand te zetten, met de voordelen van dien (Geroski 1999). Bij een alternatieve invulling van de factor in een ander land die als substituut kan dienen voor de bestaande Nederlandse variant bestaat het gevaar dat – vanwege disruptie – het Nederlandse vestigingsklimaat meer onder druk komt te staan (Volberda et al. 2018). De alternatieve invulling is dan als het ware een ‘game changer’. De introductie van de Inflation Reduction Act in de Verenigde Staten is daar een mogelijk voorbeeld van.

4. Aandachtspunten: fiscaal beleid, faciliterende wetgeving en samenhang in de maatschappij

Naast de nodige ‘complimenten’ komen uit de verschillende rapportages ook diverse aandachtspunten naar voren. Figuur 4 laat zien dat de locatiefactoren waarop Nederland goed op scoort maar in beperkte mate het oordeel van bedrijven over ons vestigingsklimaat bepalen. Over het algemeen zien we dat elementen die ‘slechter’ scoren van grotere invloed zijn op het rapportcijfer voor het generieke ondernemingsklimaat. Zo scoren de samenhang in de maatschappij, een gunstig belastingklimaat en faciliterende wetgeving beneden gemiddeld (‘neutraal’ tot ‘enigszins goed’) en deze zijn daarnaast ook van relatief grote invloed op het algemene rapportcijfer. Deze elementen kunnen daarom aangemerkt worden als mogelijke verbeterpunten.

Zo staat Nederland buiten de top-10 wat betreft fiscaal beleid (59e positie), prijsniveau (52e positie), internationale investeringen (46e positie) en ICT-adoptie (24e positie) (Global Competitiveness Report 2019; World Competitiveness Ranking 2022). Bij monde van VNO-NCW-voorzitster Ingrid Thijssen wordt de belastingdruk voor bedrijven in Nederland ‘een van de hoogste in Europa’ genoemd (NOS 2023a, 29 januari 2023). Uit een analyse van de Volkskrant blijkt overigens dat de effectieve belastingdruk – het belastingpercentage dat ondernemingen daadwerkelijk betalen met inachtneming van aftrekposten en dergelijke – in Nederland is gedaald tussen 2010 en 2017 (Volkskrant 2023, 2 februari 2023).

Mede om een neerwaartse spiraal van belastingconcurrentie tussen landen – en daarmee belastingontwijking – tegen te gaan, heeft het kabinet zich voorgenomen om Europese regels en normen meer als uitgangspunt te nemen bij het fiscaal beleid. Minister Adriaansens: “Mijn uitgangspunt is: zoveel mogelijk dezelfde regels voor ondernemers in Nederland als voor hun concurrenten in de EU” (Rijksoverheid 2022). Conform deze gedachtegang wordt ook de ‘Impact toets ondernemingsklimaat’ ingevoerd. Met deze toets dient duidelijkheid verkregen te worden over hoe de vertaling van EU-regels in Nederland zich verhoudt tot soortgelijk beleid in andere landen, alsmede wat de effecten ervan zijn voor de Nederlandse concurrentiepositie (Rijksoverheid 2022).

Ook klagen bedrijven over een gebrek aan faciliterende wetgeving. Volgens het College Toetsing Regeldruk heeft het in 2022 geleid tot een netto-toename van extra kosten voor het bedrijfsleven door extra regels met € 388 miljoen. Ook door de toegenomen polarisatie in de politiek en de samenleving is de samenhang in de Nederlandse samenleving volgens bedrijven afgenomen en is er een toenemende negatief sentiment over de toegevoegde waarde van bedrijven voor de samenleving. Natuurlijk hebben de excessieve bonussen, de graaiflatie, en de eenzijdige focus op aandeelhouderswaarde van grote bedrijven daar niet aan bijgedragen. In plaats van een ‘economic license to operate’ zouden ondernemingen meer aandacht moeten besteden aan hun ‘social license to operate’ door een duidelijke ‘purpose’ te ontwikkelen die hun belangrijke maatschappelijke waarde laat zien (Volberda et al. 2022). Het ontwikkelen van zo’n pro-sociale purpose kan die samenhang in de maatschappij – en daarmee het vestigingsklimaat – juist versterken.

5. Voorspelbaarheid van beleid

Door Europese regels en normen meer als uitgangspunt te nemen streeft het kabinet naar meer stabiliteit en daarmee voorspelbaarheid bij haar beleid inclusief fiscaal beleid (Rijksoverheid 2022). De roep om meer stabiliteit daarbij kwam uit meerdere kanten, waaronder vanuit werkgeversorganisaties en vanuit de overheid zelf. Adriaansens: “Stabiliteit en voorspelbaarheid moeten weer het DNA worden van het kabinetsbeleid voor bedrijven. Beter saai beleid, dan jojo-beleid” (NRC 2023; Rijksoverheid 2022). Verwijzend naar onder meer de onduidelijkheid over de stikstofregels noemt de voorzitter van Invest in Holland Jeroen Nijland (tevens NFIA-commissaris) het “soms ‘onduidelijke’ vestigingsklimaat in Nederland […] de grootste rem op de komst van buitenlandse bedrijven.” “Wanneer je niet kunt aangeven hoe de stikstofregels eruitzien, kan dat net het verschil maken of een bedrijf wel of niet voor Nederland kiest,” aldus Nijland (Volkskrant, 18 februari 2021). Voormalig Kamerlid Romke de Jong (D66) roept dan ook op om vaart te maken bij de uitvoering van stikstokplannen: “Buitenlandse partijen die bijvoorbeeld moeten kiezen voor een fabriek in Nederland of een ander land, zitten nu in een economische houdgreep” (NOS 2023a, 29 januari 2023).

Een saillant detail daarbij is dat zowel de veranderingen in de stikstofregels als het mogelijke vertrek van bedrijven uit Nederland vanwege de introductie van de wet Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen juist nauw samenhangen met (aankomende) wet- en regelgeving vanuit ‘Brussel’.

In de Nederlandse Innovatie Monitor 2022 is gekwantificeerd in hoeverre Nederlandse ondernemingen het overheidsbeleid voorspelbaar vinden. Hieruit komt naar voren dat de meerderheid van de ondervraagde ondernemingen het beleid in zekere mate voorspelbaar vindt op de onderzochte elementen dan wel daar neutraal tegenover staat (zie ook Figuur 5). Met name op het gebied van openbare dienstverlening en monetair beleid vinden relatief veel ondernemingen het overheidsbeleid in zekere mate voorspelbaar. Op het gebied van wettelijke voorschriften die van invloed zijn op het bedrijfsleven en prijzen die gecontroleerd worden door de overheid vindt een kleinere groep van respondenten dat in zekere mate voorspelbaar. Bij het belastingbeleid valt – in vergelijking met de andere onderzochte dimensies – tevens op dat relatief veel ondervraagde ondernemingen het in zekere mate onvoorspelbaar vinden (zie ook Figuur 5). Volgens verantwoordelijk staatssecretaris van Financiën Marnix van Rij (CDA) bevindt het fiscaal beleid en in het bijzonder de uitvoerende instantie ervan (Belastingdienst) zich daarbij op ‘een kantelpunt’ (EW 2022).

Figuur 5.

Mate van voorspelbaarheid op diverse aspecten van het Nederlandse overheidsbeleid.

6. Conclusie: een gezamenlijke opgave

Wat betreft de staat van het Nederlandse vestigingsklimaat impliceren bovenstaande inzichten dat Nederland tot de groep van koplopers behoort. Natuurlijk hangt die waardering wel enigszins af van het type onderneming (mkb, grootbedrijf, sector). Maar het vestigingsklimaat is natuurlijk altijd relatief ten opzichte van andere landen (zie ook Figuur 3) en gegeven de uitdagingen en ontwikkelingen die spelen, is het borgen van die koppositie waarschijnlijk geen vanzelfsprekendheid. Gezien het veranderde politieke landschap en de toegenomen onzekerheid over het toekomstig overheidsbeleid staat het Nederlandse vestigingsklimaat nog meer onder druk (FD 2023b, 18 november 2023). Het beperken van de instroom van kenniswerkers, minder opleiden van internationale studenten, de focus op Nederlandstalige bacheloropleidingen, het opheffen van initiële fiscale voordelen voor expats en het introduceren van fiscale wetgeving waarmee we uit de pas lopen met concurrerende economieën (bijvoorbeeld het belasten van de inkoop van eigen aandelen) zullen het vestigingsklimaat van een open internationale economie, zoals de Nederlandse, zeker raken (Telegraaf 2023). Bij dergelijke omstandigheden geldt de volgende waarschuwing die wordt toegepast in de financiële sector in het bijzonder: resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst.

Met het pluriforme karakter van het vestigingsklimaat heeft Nederland – net als andere concurrerende economieën – een aantal voordelen en verbeterpunten. Ook hierbij is een zekere dynamiek van toepassing, waarbij andere landen zich proberen op te trekken aan Nederlandse pluspunten of alternatieven daarvoor ontwikkelen.

Met het oog op het bewaken van een geschikt vestigingsklimaat vereisen zowel de pluspunten als de verbeterpunten afdoende aandacht. De complexiteit van die uitdaging neemt verder toe in een (sneller) veranderende wereld, waarbij ontwikkelingen uit onverwachte hoek kunnen komen. Hierbij is een juiste balans gewenst tussen veranderingen en stabiliteit in het overheidsbeleid. Veranderingen daarin maken het mogelijk om in te spelen op veranderende omstandigheden, zoals bij de coronacrisis het geval was. Een excessieve hoeveelheid en/of intensiteit van veranderingen in het overheidsbeleid kan gepaard gaan met toenemende onzekerheid bij bijvoorbeeld bedrijven, waardoor zij terughoudender kunnen worden met het verrichten van langeretermijn­investeringen. Zo heeft de CFO van ASM zorgen over het vestigingsklimaat voor bedrijven in Nederland: “Aan de ene kant heeft Nederland nog steeds heel aantrekkelijke voorwaarden. Denk aan de belastingaftrek voor de kosten van ontwikkeling. Maar de onvoorspelbaarheid van het beleid is wel toegenomen. En dat is ingewikkeld als je moet beslissen over investeringen voor de lange termijn (FD 2023c, 5 december 2023).”

Met een afdoende stabiel overheidsbeleid kan dat tot op zekere hoogte worden ondervangen, al brengt een te stabiel beleid het risico van rigiditeit met zich mee, waarbij niet adequaat wordt ingespeeld op veranderende omstandigheden. Zowel een te volatiel als een te stabiel overheidsbeleid heeft dus zijn weerslag op het vestigingsklimaat.

Daarnaast doet het accentueren van louter pluspunten of verbeterpunten slechtst gedeeltelijk recht aan het pluriforme concept vestigingsklimaat inclusief de staat ervan in Nederland. De toegenomen dynamiek, complexiteit en onvoorspelbaarheid van vandaag de dag maken het van oorsprong goede en stabiele Nederlandse vestigingsklimaat minder vanzelfsprekend. Hoe met dergelijke ontwikkelingen wordt omgegaan, is van essentieel belang voor het toekomstige vestigingsklimaat. Dit is niet alleen een taak voor de overheid of het bedrijfsleven (en anderen), maar voor beide. En laat het poldermodel nu net iets zijn waar het Nederlandse landschap internationaal om bekend staat.

Prof. dr. H.W. Volberda – Henk is hoogleraar Strategie en Innovatie, Amsterdam Business School, Universiteit van Amsterdam en directeur van het Amsterdam Centre for Business Innovation.

C.V. Heij – Kevin is als senior innovation researcher verbonden aan het Amsterdam Centre for Business Inno­vation (ACBI) van de Amsterdam Business School, Universiteit van Amsterdam.

Noten

1

Vanuit het oogpunt van leesbaarheid worden zowel vestigings- als ondernemingsklimaat in dit artikel aangeduid als vestigingsklimaat.

Literatuur

  • Baaij M, Mom T, Van den Bosch FAJ, Volberda HW (2014) Why do multinational corporations relocate core parts of their corporate headquarters abroad? Long Range Planning 48(1): 46–58. https://doi.org/10.1016/j.lrp.2012.07.001
  • Bris A [voorzitter] (2022) IMD world competitiveness booklet 2022. Lausanne, 2022.
  • De Jong G, Koeman N, Konijn S, Volberda HW, Heij K (2022) Het Nederlandse innovatielandschap de toekomst tegemoet. Amsterdam: SEO.
  • Geroski PA (1999) Early warning of new rivals. MIT Sloan Management Review 40: 107–116.
  • Hill S, Ionescu-Somers A, Coduras A (2022) Global entrepreneurship monitor 2021/2022 global report. Londen.
  • Schwab K (2019) The global competitiveness report 2019. Genève.
  • Volberda HW, Van Den Bosch FAJ, Heij K (2018) Reinventing business models: how firms cope with disruption. Oxford University Press, Oxford.
  • Volberda HW, Sidhu JS, Vishwanathan P, Heij K, Kashanizadeh Z (2022) De winst van purpose: Hoe ondernemingen het verschil kunnen maken. Amsterdam: Mediawerf.
login to comment