Essay |
Corresponding author: Herman van Brenk ( hbrenk@gmail.com ) Academic editor: Barbara Majoor
© 2024 Herman van Brenk, Edgar Karssing.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits to copy and distribute the article for non-commercial purposes, provided that the article is not altered or modified and the original author and source are credited.
Citation:
van Brenk H, Karssing E (2024) Opmerken, bevragen en verwonderen: Over beroepsfilosofie voor accountants. In: Majoor B, Gold A, Oord A (Eds) De controle verklaard. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 98(1/2): 3-10. https://doi.org/10.5117/mab.98.116234
|
De nieuwe accountant is ook filosoof. Goede accountantscontrole is niet alleen een vaktechnisch maar ook een filosofisch vraagstuk, waarbij accountants zichzelf en anderen blijven bevragen op hun perspectief op de werkelijkheid. Hoe kun je professioneel-kritisch zijn, als je niet opmerkt en verwondert, precies de essentie van filosoferen? In dit artikel pleiten wij voor een versterking van het professionele fundament van accountants met behulp van denkinstrumenten uit de filosofie. Het is belangrijk om in de opleiding meer aandacht te besteden aan filosofie, om het beroep aantrekkelijk te houden voor jonge mensen en de maatschappelijke rol van accountants steviger te verankeren.
Accountancy, filosofie, denkgereedschappen, opleiding en educatie, reflectie, filosoferen
Het centraler positioneren van beroepsfilosofie in de opleiding en permanente educatie van accountants helpt hen in het zelfstandig nadenken over de fundamentele uitgangspunten van het beroep. Hiermee kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan de vorming van accountants om de goede dingen op een goede manier te doen. Kritisch denken over praktisch handelen verrijkt accountants met nieuwe perspectieven op bestaande uitgangspunten.
Na alle discussies, commissies en rapporten over maatregelen om de kwaliteit van accountantscontrole te verbeteren, is het tijd voor iets nieuws. Of beter gezegd, voor iets ouds. De nieuwe accountant is ook filosoof. In dit artikel verkennen we deze stelling, waarbij we ons hebben laten inspireren door de definitie van filosofie, gegeven door de voormalige Denker des Vaderlands, Paul van Tongeren:
Als filosofie iets is, en als ze iets waard is, bestaat ze precies hierin: op te merken wat doorgaans niet opgemerkt wordt, vragen te stellen bij wat doorgaans als vanzelfsprekend wordt beschouwd, zich te verwonderen over wat doorgaat voor ‘gewoon’ (
Als je filosofie in deze definitie vervangt door accountantscontrole, ontstaat een goed beeld van de professioneel-kritische instelling van accountants. Professioneel-kritische accountants merken immers op wat doorgaans niet wordt opgemerkt (alerte houding), stellen vragen bij wat doorgaans als vanzelfsprekend wordt beschouwd (onderzoekende instelling) en verwonderen zich over wat doorgaat voor gewoon (kritische evaluatie). De Standaarden definiëren deze professioneel-kritische instelling als volgt: “Een houding die onder meer gekenmerkt wordt door een onderzoekende instelling, het alert zijn op omstandigheden die kunnen duiden op eventuele afwijkingen die het gevolg zijn van fouten of fraude, en een kritische evaluatie van controle-informatie” (NBA 2023, Standaard 200.13v). Het betreft een houding van gezond wantrouwen, waarbij accountants op zoek gaan naar meer overtuigend bewijs voordat een bewering van het management voor waar wordt aangenomen (
Ondanks de betekenisvolle overeenkomst tussen de definitie van filosofie en de professioneel-kritische instelling van accountants, is de aandacht voor filosofie in de accountantsopleiding momenteel gering.
Aandacht voor filosofie in de accountantsopleiding is niet vanzelfsprekend, maar nieuw en origineel is het idee evenmin (
Ook in de bredere internationale context is er aandacht voor de rol van filosofie in de opleiding van professionals. Zo hebben diverse business schools, zoals Manchester Business School, University of Chicago Booth School of Business en Copenhagen Business School, programma’s opgezet waarin filosofie, geschiedenis en sociale psychologie zijn geïntegreerd in financiële opleidingen ten behoeve van de ontwikkeling van ethisch leiderschap en kritisch denken (ICAEW 2015). Deze interdisciplinaire aanpak is ook relevant voor accountants en kan een bijdrage leveren aan het beter begrijpen van de maatschappelijke context waarin het beroep wordt uitgeoefend. Kennis van de sociale wetenschappen is immers fundamenteel voor professionals zoals artsen, ingenieurs en accountants (ICAEW 2015). Ook in andere vakgebieden, zoals bio-ethiek en psychiatrie, wordt gepleit voor professionals die het gereedschap van een filosoof gebruiken (
De huidige opzet van de accountantsopleiding is als een volle gereedschapskist met vaktechnische kennis die jonge accountants in staat stelt hun weg te vinden in de praktijk van accountantscontrole. Zonder afbreuk te willen doen aan het nut en de relevantie van deze vaktechnische bagage, zorgt de volle gereedschapskist ervoor dat er weinig ruimte en flexibiliteit overblijft voor het versterken van de maatschappelijke antenne van accountants op basis van inzichten uit andere relevante vakgebieden. Een grondige herziening van de opleiding lijkt noodzakelijk om het beroep aantrekkelijk te houden voor jonge mensen en de maatschappelijke rol van accountants steviger te verankeren (vgl.
In dit artikel gebruiken we het denkgereedschap van een filosoof om dieper in te gaan op de vraag of een combinatie van accountancy en filosofie zinvol is voor de opleiding en profilering van accountants. Hierbij besteden we aandacht aan de volgende vragen:
‘The proof of the pudding is in the eating’. Hoe kunnen accountants filosoferen over voor hen relevante thema’s? En wat levert dit gefilosofeer op? We geven twee voorbeelden als illustratie van mogelijk denkgereedschap voor accountants. Eerst verbinden we artikel 20 uit de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) met de Onpartijdige Toeschouwer van filosoof Adam Smith. Daarna staan we stil bij het begrip ‘waarheid’ als heilige graal in de filosofie: hoe kunnen filosofische discussies helpen bij het nadenken over de vraag ‘wat is een goede accountant?’.
De VGBA kun je zien als het collectieve geweten van de beroepsgroep; de verordening biedt individuele accountants een morele oriëntatie op het werk, en biedt houvast bij lastige kwesties. Artikel 20 gebiedt accountants bij het naleven van deze verordening – bij het zich houden aan de fundamentele beginselen – een onderzoekende geest te hebben, professionele oordeelsvorming toe te passen, en zich te baseren op hetgeen een objectieve, redelijke en geïnformeerde derde aanvaardbaar en toereikend acht. Het artikel lijkt vooral gericht op bedreigingen en te nemen maatregelen; zie de verwijzing in de toelichting naar artikel 25a Wta dat specifiek hierover gaat. Artikel 20 is echter breder te interpreteren en wordt dan nog belangrijker. Zoals ook in de toelichting wordt aangegeven, door een ‘objectieve, redelijke en geïnformeerde derde’ als een toetssteen te hanteren, zullen accountants hun oordeel objectiveren: “Dit draagt eraan bij dat accountants handelen in het algemeen belang”. En dus niet alleen kijken naar de behoeften van een individuele cliënt, van de werkgever, of van zichzelf.
In de toelichting op artikel 20 wordt aangegeven dat de objectieve, redelijke en geïnformeerde derde een fictief persoon is. Waarom is het nuttig en noodzakelijk om je handelen te toetsen aan een fictief persoon? Met het denkgereedschap van de Onpartijdige Toeschouwer van Adam Smith kunnen we deze vragen beantwoorden en het artikel verder uitwerken (vgl.
Adam Smith (1723–1790) was een Schotse filosoof die met zijn boek Wealth of Nations uit 1776 wordt gezien als een van de belangrijkste grondleggers van de economie als wetenschap. Zeventien jaar eerder schreef hij echter Theory of moral sentiments; een ethiekboek waarin hij een beschrijving geeft van wording en werking van ons geweten, van de manier waarop wij moreel oordelen. Zijn theorie is nog steeds actueel en relevant (zie
Het toeschouwersperspectief speelt een belangrijke rol in Smiths beschrijving van wording en werking van ons geweten. In onze opvoeding merken we dat anderen naar ons kijken en ons beoordelen: ze keuren ons gedrag goed of juist af. En we vinden dit oordeel belangrijk, we willen graag hun goedkeuring, hun respect. Daarom beginnen we ons eigen gedrag te onderzoeken en ermee te experimenteren: zal dit (nog) worden gerespecteerd? Daarvoor kijken we dus door de ogen van een toeschouwer naar onszelf. “Dit is de enige spiegel die ons, tot op zekere hoogte, in staat stelt om met de ogen van anderen de gepastheid van ons eigen gedrag nauwkeurig te bekijken” (
De Onpartijdige Toeschouwer vervult de rol van onderzoeker en rechter van onszelf. Je splitst je als het ware op in twee personen waarbij de ene ‘ik’ – de onderzoeker en rechter – een andere rol speelt dan de andere ‘ik’, de persoon die ‘berecht’ wordt, van wie gevoelens en gedrag worden onderzocht en beoordeeld (
Hij laat ons de gepastheid zien dat wij de grootste belangen van onszelf lager stellen dan de nog grotere belangen van anderen. Hij laat zien hoe wanstaltig het is om iemand anders een kleine onrechtvaardigheid aan te doen met het doel een groot voordeel voor onszelf te behalen (
Met de Onpartijdige Toeschouwer van Smith kunnen we kleur geven aan de ‘objectieve, redelijke en geïnformeerde derde’ en artikel 20 lezen als een oproep om als mentale exercitie de ‘onderzoeker en rechter in onszelf’ aan het werk te zetten. Een oproep die hard nodig is, omdat we allemaal feilbare mensen zijn, en “de felheid van onze eigen passies” zoals Smith aangeeft, ons voortdurend terugwerpt “op ons eigen standpunt, waar alles lijkt uitvergroot en misverstaan door eigenliefde” (2018, p. 166). Daarom moet de Onpartijdige Toeschouwer “vaak worden gewekt en aan zijn plicht worden herinnerd door de aanwezigheid van een werkelijke toeschouwer” (2018, p. 163). Of door een artikel in de VGBA dat accountants hieraan herinnert.
We kunnen artikel 20 van de VGBA dus zien als een oproep tot de mentale exercitie om je te verplaatsen in het perspectief van anderen. In de toelichting op het artikel worden hiervoor vragen meegegeven als:
Van Smith leren we dat het belangrijk is om ons inlevingsvermogen en onze verbeeldingskracht te versterken om dergelijke vragen te kunnen beantwoorden. De Onpartijdige Toeschouwer kan slechts rekening houden met de belangen van anderen door zich in de positie van die anderen te verplaatsen, door ‘in hun schoenen’ te gaan staan. Dat vereist inlevingsvermogen: we proberen zo goed mogelijk te begrijpen wat de belangen, wensen en behoeften van een ander zijn door ons voor te stellen hoe we zelf in een dergelijke situatie zouden voelen en denken. Alleen, we zijn maar in beperkte mate in staat om te weten wat anderen denken en voelen. Daarom is er ook verbeeldingskracht nodig, om ‘zichtbaar’ te maken wat met onze zintuigen niet is te zien. Hierdoor kunnen we ‘beter’ kijken en dus ook beter rekening houden met de belangen van anderen. Artikel 20 agendeert hiermee impliciet en wellicht onbedoeld het belang voor accountants om hun inlevingsvermogen en verbeeldingskracht te versterken. Onderzoek van
“Ik verwacht maar twee dingen van de accountant. Dat hij aangeeft of de cijfers kloppen en dat hij aangeeft of het bedrijf gezond is”. Aldus Tweede-Kamerlid Henk Nijboer (geciteerd in
De accountant kan ook een meer principieel voorbehoud maken om de verwachtingen te temperen, naast deze meer pragmatische voorbehouden. De handtekening van een accountant verwijst immers niet naar ‘waarheid’, maar naar een ‘getrouw beeld’. Dit betekent dat de accountant een oordeel velt “over de vraag of de financiële overzichten in alle van materieel belang zijnde opzichten opgesteld zijn in overeenstemming met een van toepassing zijnd stelsel inzake financiële verslaggeving” (NBA 2023, Standaard 200.3). Een accountant doet dus geen waarheidsuitspraak over financiële overzichten, maar geeft slechts aan dat op getrouwe wijze is voldaan aan de vereisten van het stelsel. En dus kunnen accountants filosoferen over de waarheid overlaten aan filosofen?
We denken dat het gecompliceerder is en zijn bang dat de verstandige leek hier dreigt af te haken. Als hij vraagt of de cijfers kloppen, dan vraagt hij niet of ze voldoen aan de standaarden (die zijn immers slechts een middel, geen doel op zich), maar of ze naar waarheid de economisch-financiële werkelijkheid representeren.
Filosofen kunnen hier helpen. Niet dat zij de enige en ware definitie hebben gevonden. “Een sluitende filosofische definitie van waarheid is een beetje de onvindbare heilige graal van de wijsbegeerte”. Aldus
De correspondentietheorie: waarheid is de mate waarin een bewering correspondeert met de werkelijkheid.
De coherentietheorie: waarheid is de mate waarin een bewering de interne samenhang van een wereldbeeld ten goede komt.
De pragmatische theorie: waarheid is wat werkt.
We kunnen nu al beter een spanningsveld duiden tussen de leek en de accountant: de leek lijkt een correspondentietheorie aan te hangen en de Handleiding Regelgeving Accountancy lijkt naar een vorm van coherentietheorie te verwijzen (iets is waarheidsgetrouw als het in overeenstemming is ‘met een van toepassing zijnd stelsel’). Als je daar niet expliciet in bent, is dat een bron van spraakverwarring.
Om het begrip waarheid verder te onderzoeken, verdiept Gescinska zich in de leugen en stelt de fascinerende vraag: “Kun je liegen en toch nog de waarheid spreken?”. Fascinerend, omdat het ons iets bijzonders leert over de relatie tussen een bewering en waarheid. Als ik mijn manager vertel dat mijn collega thuiswerkt aan een dossier terwijl ze me verteld heeft dat ze met vriendinnen gaat winkelen, dan lieg ik; toch spreek ik de waarheid als die vriendinnen de afspraak hebben afgezegd, wat ik niet wist, en ze inderdaad thuis werkt. Kortom, mijn bewering is in overeenstemming met de werkelijkheid, maar het is een leugen, omdat het de intentie van de uitspraak was om mijn manager te misleiden of te manipuleren. Een leugen is dus niet zozeer het tegendeel van waarheid, maar van waarachtigheid. En dat levert een verrassend inzicht op:
Met de overgang van waarheid naar waarachtigheid gaat een subtiele, maar substantiële betekenisverschuiving gepaard. Het is de verschuiving van een amorele term naar een morele […] Het gaat niet langer om de kwaliteit van beweringen, maar om de kwaliteit van personen. Waarheid is een neutrale term. Waarachtigheid is een morele term (
De nadruk ligt dan dus niet langer op de vraag of de bewering overeenstemt met de werkelijkheid, maar op de intentie: is het mijn bedoeling om te misleiden, om te manipuleren? En daarmee op de geloofwaardigheid, de ethiek van de accountant. We zien deze overgang terug in de beschouwing van
We hebben met Van Tongeren filosoferen gedefinieerd als “op te merken wat doorgaans niet opgemerkt wordt, vragen te stellen bij wat doorgaans als vanzelfsprekend wordt beschouwd, zich te verwonderen over wat doorgaat voor gewoon”. Op die manier is filosoferen een activiteit, een vaardigheid die je kunt oefenen door het te doen. Het begint met je durven verwonderen, met vragen stellen. Dat is het belangrijkste denkgereedschap van een filosoferende accountant. Leren filosoferen vereist tijd en wellicht enige begeleiding. Daarbij kan een boek als Socrates op sneakers. Filosofische gids voor het stellen van goede vragen van Wiss (2020) helpen. De vragen kunnen betrekking hebben op het beroep in het algemeen – wat is accountancy, wat is het doel van accountancy, wat is een goede accountant? – maar ook beginnen met bijvoorbeeld de kernbegrippen uit de beroepseed zoals ‘algemeen belang’, ‘professioneel-kritische instelling’, ‘integriteit’, ‘objectiviteit’, ‘vakbekwaamheid’, ‘zorgvuldigheid’, ‘vertrouwelijkheid’ en ‘professionaliteit’.
Geduldig en standvastig werken aan de taal; schaven, beitelen en hakken aan de woorden zodat ze ons precies toestaan de dingen te zeggen die we willen zeggen en zo de dingen te doen die we willen doen – er lijkt geen tijd en belangstelling meer voor te zijn. En toch, als we die tijd er niet voor nemen en de vaardigheden niet ontwikkelen die we nodig hebben om grondig te reflecteren op de wijze waarop we aan onze meningen komen, dan zullen we zelfs onze eigen meningen helemaal niet kunnen begrijpen. Dan zeggen we maar wat (p. 21).
Filosoferen kan een beter inzicht opleveren in de grondslagen en uitgangspunten van het beroep. De denkvaardigheden kunnen daarnaast ook worden ingezet bij het analyseren van complexe vraagstukken en het bedenken van creatieve, innovatieve oplossingen voor de uitdagingen die in een snel veranderende wereld op accountants afkomen. De filosofische neiging om vragen te stellen kan accountants helpen om een scherper zicht te krijgen op deze problemen, om daarna betere beslissingen te nemen.
Naast leren filosoferen kunnen accountants ook filosofie leren, oftewel kennisnemen van de inzichten van filosofen. Met deze kennis kun je voortbouwen op al het denkwerk dat al is verricht. Je zou deze inzichten ‘denkgereedschappen’ kunnen noemen: “Denken is te beschouwen als werk, en werk vergt instrumenten, gereedschap. Denkwerk vergt denk-gereedschap” (
Goede accountantscontrole is daarmee niet alleen een vaktechnisch maar ook een filosofisch vraagstuk, waarbij accountants zichzelf en anderen blijven bevragen op hun perspectief op de werkelijkheid. Met deze oefening kunnen accountants een belangrijke bijdrage leveren aan het onderscheiden van schijn en zijn, van wat het is en wat het lijkt te zijn. Dat betekent niet dat filosoferen de belangrijke beroepsproblemen van accountants oplost; er kunnen nieuwe problemen en dilemma’s zichtbaar worden die een gemakkelijke oplossing alleen maar lastiger maken.
De nieuwe accountant is ook filosoof, want professioneel-kritische accountants merken op wat doorgaans niet wordt opgemerkt, stellen vragen bij wat doorgaans als vanzelfsprekend wordt beschouwd en verwonderen zich over wat doorgaat voor gewoon. In een bewegende wereld vinden accountants ‘vastigheid’ door de grondslagen van hun beroep voortdurend opnieuw te doordenken en te bevragen. En daarvoor zijn filosofische vaardigheden en denkgereedschappen nodig. Kortom: filosofie ondersteunt accountants bij een goede beroepsuitoefening (vgl.
Toch zijn er diverse tegenwerpingen te bedenken tegen het voorstel om beroepsfilosofie een centralere positie te geven: accountants moeten een klus klaren (ze hebben geen tijd); de omgeving laat het niet toe (ze mogen het niet); accountants missen de benodigde vaardigheden (ze kunnen het niet); accountants missen de vereiste motivatie (ze willen het niet). Begrijpelijke argumenten zoals ‘filosofie en filosoferen zouden naast het vak staan’, ‘het is slechts een leuke hobby voor vrijgestelden’ (zoals bij de oude Grieken, waar men ook pas aan filosoferen toekwam als het werk was gedaan, vaak door tot slaaf gemaakten). Maar dan moeten we denken aan het adagium van
Is er een alternatief? Zouden accountantsorganisaties een Bureau Filosofie moeten inrichten, vergelijkbaar met Bureau Vaktechniek? Als een expertisecentrum op het gebied van filosofie en filosoferen, om accountants te ontlasten en met hen mee te denken als het te complex wordt, om denkgereedschappen op een presenteerblaadje aan te bieden als eenvoudige vuistregels die het werk vergemakkelijken? We staan zeker niet onwelwillend tegenover het idee van een Bureau Filosofie. Alleen, een Bureau Vaktechniek ontslaat accountants niet van het moeten beheersen van de vaktechniek: zonder de basiskennis kun je geen accountant zijn. Een Bureau Vaktechniek is er voor complexe zaken en om kennis behapbaar te maken met leidraden. Op dezelfde manier kan een Bureau Filosofie accountants wel ondersteunen, maar geen alternatief zijn voor de basale filosofische kennis en vaardigheden die accountants toch echt zelf moeten beheersen.
Betekent dit dan dat accountants filosofie – een heel breed vakgebied – moeten studeren? Dat ze naast hun reeds veeleisende studie nog een studie moeten doen? Nee, het zal hen zeker verrijken, als accountant en als mens, maar je kunt ook filosoof worden door je filosofische houding en vaardigheden te oefenen (alertheid, verwondering, onderzoekende instelling, kritische evaluatie) en kennis te nemen van filosofische denkgereedschappen. Hier ligt daarom primair een uitdaging bij het onderwijs, zowel in de opleiding als tijdens de permanente educatie. De nadruk zal daarbij liggen op ‘leren filosoferen’ om de professioneel-kritische instelling van accountants te versterken. Tijdens onze colleges Beroepsfilosofie voor accountants hebben we daartoe als oefening primaire teksten van filosofen gelezen. Met het boek Goudmijn van het denken. Filosofie in de beroepspraktijk helpen de samenstellers (Huijer and Meester) door bij de teksten zowel begripsvragen te stellen als vragen die de teksten relateren aan de beroepspraktijk. Zo hebben we Rawls gelezen om na te denken over ‘maatschappelijk belang’, Latour om de rol van technologie te bespreken en Aristoteles om de ethiek van accountants te onderzoeken. Zo krijgen de studenten tegelijkertijd denkgereedschappen mee, maar het ‘filosofie leren’ staat in dienst van ‘leren filosoferen’.
Door filosofie en filosoferen een stevigere plek te geven in het onderwijs zullen accountants beter in staat zijn om te reflecteren op de fundamentele uitgangspunten van het beroep. De niet limitatieve uitwerking van mogelijke denkgereedschappen in dit artikel kan accountants inspireren om zelf en met anderen na te denken over nieuwe perspectieven op bestaande problemen. Hiermee kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan de vorming van accountants om de goede dingen op een goede manier te doen.
Dr. H. van Brenk RA – Herman is senior toezichthouder bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en voorheen verbonden aan Nyenrode Business Universiteit. Herman schrijft op persoonlijke titel en de opvattingen in dit artikel zijn van hem en reflecteren niet noodzakelijkerwijs de opvattingen van de AFM.
Prof. dr. E. Karssing – Edgar is hoogleraar filosofie, beroepsethiek en integriteitsmanagement aan Nyenrode Business Universiteit.