Research Article |
Corresponding author: Michael Corbey ( m.h.corbey@uvt.nl ) Academic editor: Peter Roosenboom
© 2024 Thom Broekhuis, Michael Corbey.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits to copy and distribute the article for non-commercial purposes, provided that the article is not altered or modified and the original author and source are credited.
Citation:
Broekhuis T, Corbey M (2024) Trek lering uit uw investering! Over financiële projectmonitoring en post investment analysis. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 98(4): 105-115. https://doi.org/10.5117/mab.98.120127
|
Dit artikel laat zien dat de theorie en de praktijk van investeringsselectie veel meer gericht zijn op de fases tot en met de investeringsbeslissing dan erná. Vervolgens worden de voor- en nadelen van het systematisch financieel monitoren, bijsturen en evalueren van geaccepteerde investeringsprojecten geïnventariseerd. De voordelen zijn het lerend vermogen, verbeterde investeringsbesluitvorming, identificatie van succesfactoren, en realiteitszin van de cashflow(s) voor huidige en toekomstige investeringen. De nadelen (complicaties) betreffen de capaciteit en kosten van het uitvoeren, projectselectie, cultuur, en het disentanglement probleem. Deze bevindingen zijn onderzocht in een casestudy bij telecombedrijf KPN en bevestigen de theorie, inclusief het belang van (1) betere besluitvorming ná, en (2) “lering trekken uit”. KPN ziet het disentanglement probleem hierbij als het grootste obstakel.
Investeringen, investeringsprojecten, investeringsselectie, capital budgeting, investment appraisal techniques, cash flow forecasting, discounted cash flow, net present value, project monitoring, post completion review (PCR), post investment audit, post-audit
Financials in de praktijk kunnen voordelen behalen door, na het proces van investeringsselectie, de realisatie van het investeringsproject financieel te volgen (project monitoring) en te evalueren (project completion review, post investment audit). Dit artikel helpt hen bij het in kaart brengen van de voordelen en het zo goed mogelijk vermijden van de eventuele nadelen ervan.
De financiële literatuur rondom investeringsbeslissingen kan grofweg verdeeld worden in twee deelverzamelingen. De eerste betreft de literatuur die bekend staat onder de vlag van investeringsselectie (capital budgeting). Deze literatuur (zie o.a.
Toch reikt dezelfde (schaarse) literatuur talrijke argumenten aan om hier meer aandacht aan te besteden, zowel in theoretisch als in praktisch opzicht (zie o.a.
De praktijk komt verder aan de orde in paragraaf 4 waar in een casestudy de investeringspraktijk bij Koninklijke KPN N.V. aan de orde komt. Het blijkt dat ook binnen dit bedrijf veel belangstelling en waardering bestaat voor het systematisch monitoren, bijsturen, en evalueren van investeringsprojecten ná de investeringsbeslissing. Maar, het bedrijf ondervindt hierbij ook moeilijkheden die (grotendeels) blijken te resoneren met die in de besproken literatuur. Wel valt op dat één moeilijkheid als grootste obstakel wordt gezien: dit is het disentanglement probleem. Slotopmerkingen worden in paragraaf 4 gemaakt.
Een belangrijk kenmerk van investeringsbeslissingen is dat een investering per definitie (veel) langer dan één (boek-)jaar meegaat. Een tweede, hiermee samenhangend kenmerk is dat de investeringen zich manifesteren in veranderende kasstromen (ontvangsten, uitgaven) gedurende (veel) meer dan één jaar (
De lange termijn compliceert de besluitvorming bij de investeringsbeslissing. Dit heeft te maken met (1) de tijdwaarde van het geld, (2) de risico’s en onzekerheden waarmee de toekomstige kasstromen behept zijn, en (3) de onomkeerbaarheid van de investering (zie
In de literatuur wordt de investeringsbesluitvorming doorgaans opgedeeld in meerdere fases. Zo schetst
Het model van
De eerste twee fases hebben in alle drie de modellen betrekking op de vroege fases van investeringsbesluitvorming. Allereerst worden er projecten geïdentificeerd en ideeën bedacht. Deze projecten en ideeën worden in de projectontwikkelingsfase (projecttoetsing) op hoofdlijnen verder uitgewerkt aan de hand van een (beperkte) set aan criteria. Waar dit door de eerdergenoemde auteurs wordt nagelaten, vult
Bij acceptatie volgt het “ex post” traject (implementatie en afronding). Dit artikel gaat vooral hier verder op in. Het model van Lefley dient daarbij bij om drie redenen als basis. Allereerst is het model completer dan de andere modellen en betrekt het (1) de projectmanagementfase in het proces en is (2) de post auditfase onderdeel van het model. Tot slot (3) is het model recent en bouwt het voort op eerdere studies. Zie verder paragraaf 2.2.
Hoe de projectselectie vorm te geven en investeringsbudgetten te alloceren, is al decennia een frequent bestudeerd vraagstuk in de wetenschappelijke literatuur. Er zijn ook recentelijk nog diverse comprehensive literature reviews verschenen, zie bijvoorbeeld
Er zijn veel vormen van investeringsselectie. Een limitatief overzicht geven van de beschikbare methoden en technieken is dan ook bijna onmogelijk. Het werk van
Investeringsselectietechnieken (naar
Non DCF-methodes | DCF-methodes | Overige methodes |
---|---|---|
Pay-Back | Internal Rate of Return (IRR) | Sensitivity Analysis |
Discounted Pay-Back | Net Present Value (NPV) | Value-at-risk (VAR) |
Earnings Multiple (P/E) | Adjusted Present Value (APV) | Real Options |
Accounting Rate of Return (ARR) | Annuity | |
Profitability Index |
Ofschoon inhoudelijk niet verder wordt ingegaan op deze methoden en technieken, is het wel noodzakelijk om ze hier te noemen. Er bestaat namelijk hoe dan ook een verband tussen de ex ante selectiefase, en de ex post realisatie ervan. Een voorbeeld om dit te verduidelijken. Als men de investeringsbeslissing baseert op de Netto Contante Waarde van het project, dan zijn er voorspellingen gedaan over de toekomstige operationele geldstromen (cash flows) van dat project. In het kader van de ex post monitoring, bijsturing, of evaluatie van het project (zie paragraaf 2.2) ligt het voor de hand om na te gaan in hoeverre de realisatie van deze cash flows overeenstemt met de voorspellingen ervan. Soortgelijke verbanden gelden voor alle technieken in tabel 1, waarbij geavanceerder technieken veelal beter om kunnen gaan met de aspecten die investeringen onzeker maken. Kortom: de keuze van de selectietechniek beïnvloedt de vorm en informatiewaarde van de ex post monitoring van het project.
Er wordt in deze paragrafen een nadrukkelijke scheiding aangebracht tussen de fases tot en met de investeringsbeslissing (ex ante) en de fases daarna (ex post). Deze “knip” is bewust gelegd, aangezien deze situatie zich ook in de literatuur voordoet. Er is in de afgelopen vijftig jaar een enorme hoeveelheid literatuur gewijd aan de fenomenen investeringsbesluitvorming en investeringsselectie, zie paragraaf 2.1. Onderzoek naar ex post fases als de projectcontrol(e) of post auditfase ontbreekt niettemin vrijwel volledig.
Dit is geen nieuw gegeven: al in 1979 wordt in de academische literatuur de te grote focus op de methodieken voor het rangschikken en selecteren van investeringen genoemd (
In deze paragraaf wordt verder aansluiting gezocht bij de schaarse literatuur die wel ingaat op de ex post fases in het model van
De bijdrage van
De noodzaak voor een financieel controlemechanisme en het voorzien in relevante informatie voor toekomstige investeringsselectie wordt bevestigd door verschillende andere studies. De Netto Contante Waarde (NCW) van een project is afhankelijk van de juistheid van de cashflow forecasts. Deze voorspellingen gaan, zoals eerder beschreven, gepaard met onzekerheid.
Hoewel het moeilijk is om een sluitende analyse te maken van alle relevante literatuur, kan toch een aantal zaken worden vastgesteld. Het blijkt dat de begrippen projectmonitoring en investeringsanalyse functioneel aan elkaar gelijk zijn. Hetzelfde geldt voor de ‘post completion review’ (PCR) en de ‘post audit’. Het onderscheid tussen deze twee gegroepeerde fenomenen bestaat in belangrijke mate uit het moment van uitvoering – gedurende of na afloop van een investering – en de looptijd van de uitvoering – continu of eenmalig.
Bij de bespreking van de voor- en nadelen en nadelen van PCR en post audits, merkt
In een vervolgstudie van
Het onderzoek laat empirische evidentie (op basis van enquêtering onder CFO’s van Amerikaanse beursgenoteerde bedrijven) zien voor de in bovenstaande genoemde voordelen één tot en met vier. Voor de laatste drie vindt
Daarnaast is het opvallend dat het begrijpen van ICT-projecten ook wordt genoemd als belangrijke reden, iets wat contrasteert met
Zowel
Ten tweede kan, als deze toebedeling al mogelijk is, het informatiesysteem van een bedrijf een probleem vormen. Het is maar zeer de vraag of dat systeem is ingericht om de relevante informatie voor een projectaudit te produceren.
Ten derde wordt betwijfeld of het nuttig is om een post audit uit te voeren op een uniek project. Dit argument is ontleend aan
Ten vierde kan een post audit problematisch zijn voor projecten waarvoor grootschalige investeringen nodig zijn en die een lange doorlooptijd hebben. Voor deze projecten bestaat een grote kans dat er wijzigingen plaatsvinden in de forecasting tussen goedkeuring van het project en de uiteindelijke oplevering. Denk bijvoorbeeld aan wijzingen in de disconteringsvoet (Brounen et al. 2004). Dit roept de vraag op welke forecast de juiste is voor een vergelijking. Merk op dat dit probleem ook een argument vóór projectmonitoring is: het laat zien dat projectvoorspellingen soms moeten worden bijgesteld en dat dat iets is waar men lering uit kan trekken.
Ten vijfde wordt het belang van consistentie tussen de ex ante en ex post gehanteerde methodiek benadrukt. Deze complicatie komt overeen met de argumentatie hierboven ten aanzien van de methoden en technieken van investeringsselectie; ook Graham and Harvey (2001) stippen deze problematiek aan in hun survey.
Ten zesde kan er sprake zijn van (onbedoelde) vooringenomenheid in de selectie van projecten. Niet alleen slecht presterende projecten zouden moeten worden geanalyseerd. Tevens dient er rekening te worden gehouden met het feit dat er bij de projectselectie zelf al een voorselectie heeft plaatsgevonden. Men moet dus bedacht zijn op een mogelijke selection bias en daarom moet voorzichtigheid worden betracht als op basis van deze projecten in algemene zin iets wordt gezegd over de betrouwbaarheid van de forecasting ex ante. De lering die uit een post audit van een individueel project of groep van projecten wordt getrokken, is mogelijk niet representatief voor alle investeringsprojecten van een organisatie.
Tot slot dient rekening gehouden te worden met de interne cultuur van een organisatie in het accepteren van een post audit proces. In hoeverre is het bijvoorbeeld mogelijk om projectleiders aan te spreken op tegenvallende post audit resultaten? Deze vorm van mutual monitoring is een belangrijk element van cultural control in organisaties, zie bijvoorbeeld Merchant and Van der Stede (2023).
Azzonne and Maccaronne (2001) geven nog enkele aanvullende reden voor het niet implementeren van post audits. Allereerst wegen voor sommige bedrijven de (zekere) kosten niet op tegen de (onzekere) opbrengsten. Mogelijk houdt dit verband met de omvang en frequentie van investeringen. Ten tweede wordt post auditing niet voor iedere investering als de meest geschikte oplossing gezien. Dit komt specifiek naar boven voor IT-bedrijven.
In voorgaande paragrafen is de literatuur op het gebied van projectmonitoring, PCR en post audits verkend. De verschillen in definities in de literatuur zijn geduid en de doelstellingen van projectmonitoring en post audits zijn beschreven. De doelstellingen van monitoring, bijsturing, en evaluatie van investeringen kunnen worden samengevat in: (1) ondersteuning aan de besluitvorming en (2) leren. Gedragsbeïnvloeding is hierbij buiten beschouwing gelaten, gezien de beperkte focus van de meeste artikelen op dit onderwerp en het daarmee samenhangende beperkte bewijs hiervoor.
In de verschillende fases van een project over tijd, vinden monitoring, bijsturing en evaluatie plaats. Dit heeft effect op beide doelstellingen. Zo kan er eerder worden ingegrepen op projecten, met een duidelijke onderbouwing. Eventueel kan dit zelfs leiden tot het onderbouwd stoppen van een investering, wat uiteindelijk de bedrijfsprestaties verbetert. Door projecten te monitoren, ontstaat er voor het betreffende project een reëler beeld van de cashflow(s). Dit kan ook een lerend effect hebben op de toekomstige investeringsselectie. Daarnaast leiden bijsturing en evaluatie tot verbeterde toekomstige investeringsbesluitvorming en zal duidelijker worden wat de succesfactoren van een investeringsproject zijn geweest.
Aandachtspunten om deze doelstellingen te halen zijn de mogelijke nadelen van projectmonitoring en post auditing. Zo is het nodig om na te denken over de projectselectie: niet elk project hoeft geëvalueerd te worden en niet elk project levert dezelfde waarde op voor toekomstige projectselectie. Monitoring, bijsturing en evaluatie kosten tijd en daarom is er capaciteit nodig binnen de organisatie om dit proces goed vorm te geven. Informatiesystemen kunnen daarin faciliteren, maar staan soms ook in de weg voor het verzamelen van relevante informatie. Tot slot is de methodiek die wordt gehanteerd voor de monitoring, bijsturing en evaluatie van investeringen van belang: de criteria ex post moeten immers goed aansluiten bij de criteria die zijn gehanteerd bij de investeringsselectie, zoals al eerder is beschreven.
Tot slot blijft de vraag gerechtvaardigd waarom projectmonitoring en postinvestment audits zo weinig aandacht krijgen in de theorie en in de praktijk. Gezaghebbende auteurs hebben immers herhaaldelijk en over een periode van tientallen jaren betoogd dat er onmiskenbare voordelen te behalen zijn, zie het hiervoor benoemde overzicht. Aan de andere kant zijn er ook onderbouwde nadelen en praktische problemen gepubliceerd, maar deze zijn geen van alle als onoverkomelijk gekenmerkt. Met andere woorden: de literatuur reikt geen doorslaggevende argumenten aan om het niet te doen. Waarom zijn er dan toch zo weinig praktische toepassingen? Het is niet goed mogelijk om op basis van de literatuur tot een bevredigend antwoord te komen op deze vraag. Deze bevinding is daarom mede aanleiding voor het casestudy onderzoek.
KPN (voluit Koninklijke KPN N.V.) is leverancier van telecommunicatie- en ICT-diensten en biedt consumenten vaste en mobiele telefonie, internet en televisie. Voor zakelijke klanten verzorgt KPN complete telecommunicatie- en ICT-oplossingen. KPN biedt wereldwijd wholesale-netwerkdiensten aan andere operators.
Het management van KPN herkent bij de investeringen het grote verschil in aandacht tussen de fases tot de beslissing en de fases erna. Zoals uit onderstaande casebeschrijving blijkt, heeft men de laatste jaren veel aandacht besteed aan de verbetering van de eerstgenoemde fase. Dit is in lijn met de literatuur. Maar, inmiddels ziet hetzelfde management in dat het nu tijd wordt om de focus te verleggen naar de fases daarna. De keuze voor KPN als casestudyobject is hieruit voortgekomen. Daarbij komt dat eerstgenoemde auteur werkzaam is voor KPN. Dit biedt unieke toegang tot leden van managementteam(s) en interne documentatie om de casus van KPN in de context van de literatuur te evalueren.
De Raad van Bestuur van KPN heeft – voor 2022 – 1,2 miljard euro aan investeringen onder beheer. Met de investeringen die hiermee gedaan kunnen worden, wordt geprobeerd de waarde van KPN te maximaliseren en het bedrijf toekomstbestendig te doen groeien. Daarbij spelen doelstellingen op het gebied van omzetgroei, kostenreductie en IT-rationalisatie een belangrijke rol. Voor aandeelhouders zijn zaken als return on investment, toekomstige cashflow en aandeelhouderswaarde uiteraard van belang. In toenemende mate zijn daarnaast ook maatschappelijke en sociale doelstellingen en actoren onderdeel van de besluitvorming en waardecreatie. KPN realiseert zich dit ook, blijkens het jaarverslag (Koninklijke KPN N.V. 2021). Hoe kan KPN, onder leiding van haar dagelijks bestuur, betere beslissingen maken op het gebied van haar langetermijninvesteringen? Welke parameters zijn van belang, welke aannames zijn onzeker en met welke belangen dient zij rekening te houden? Hoe blijft de langetermijnwaardecreatie geborgd, worden investeringsbesluiten geëvalueerd over tijd, kunnen aannames worden getoetst en op welke manier kunnen die leiden tot bijsturing?
In de afgelopen jaren heeft KPN veel ingezet op het eerste deel van bovenstaande vragen: besluitvormingsprocessen zijn opgetuigd, de besturing van de langetermijninvesteringen is ingericht en parameters zijn gekozen om investeringen aan te toetsen. Deze activiteiten richten zich echter vooral op de ex ante besluitvorming. Daarbij geldt dat elk besluit gebaseerd is op onvolledige informatie en daarmee ook zo goed is als de informatie die beschikbaar is. Het is dan ook van belang om de besluitvorming te toetsen, wanneer er nieuwe informatie voorhanden is. Deze oordeelsvorming ex post heeft minder aandacht gekregen in de afgelopen periode. Nu onder andere de investeringen in bijvoorbeeld glasvezel een aantal jaar onderweg zijn, rijst dan ook de vraag hoe hiermee omgegaan dient te worden: hoe te bepalen waar bij te sturen, welke informatie daarvoor nodig is en hoe de verbinding te leggen met die parameters die de basis vormden voor de initiële besluitvorming? Kortom, KPN wil een stap maken in de volwassenheid van haar investeringsanalyse ex post, die past bij het (ex ante) niveau van investeren en de maturiteit van verschillende investeringen.
Bovenstaand managementprobleem heeft geleid tot de volgende onderzoeksvraag: “Hoe kan KPN langetermijninvesteringen na acceptatie beter financieel monitoren, bijsturen en evalueren?”
Voor dit onderzoek is voor het empirische deel gekozen voor een casestudy. Dit type kwalitatief onderzoek sluit goed aan bij het doel dat met het onderzoek is gesteld. Allereerst is er sprake van een bestaande situatie van monitoring, evaluatie en bijsturing van investeringen binnen KPN. Om die situatie te beschrijven zijn er meerdere bronnen beschikbaar, waaronder formele documentatie als ook medewerkers die betrokken zijn bij deze activiteit. Daarnaast is de doelstelling om mogelijkheden tot verbetering (die de literatuur aandraagt) te toetsen op hun toepasbaarheid binnen KPN. Ook hiervoor kunnen documentanalyse en interviews ingezet worden.
De huidige inrichting van de besluitvorming op investeringen staat als eerste centraal. Hierbij worden separate interviews gehouden met tien relevante betrokkenen in dit proces: bestuurders van KPN (tot en met het niveau van de Raad van Bestuur), leden van de Strategic Investment Board en budgetverantwoordelijke managers. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de beschikbare documentatie, zoals gestandaardiseerde documentatie voor de beoordeling van investeringen. Er wordt bij de gegevensverzameling via interviews nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen de ex ante besluitvorming (die als eerste aan bod komt) en de fases daarna, zie paragraaf 3.3.
Volgens
In 2018 en 2019 heeft KPN stappen ondernomen om haar investeringsbesluitvorming op een andere manier in te richten. Het geloof in de mogelijkheid tot meer waardecreatie, dat ook voorop staat in dit onderzoek, stond daarbij centraal: “A structured capital allocation process allows companies to gradually shift to a value maximizing approach.” staat in een beleidsdocument rondom de ‘Capital Expenditure’ (CapEx) te lezen. Een expliciete wens bij het inrichten van deze investeringsbesluitvorming was het introduceren van zero-based budgeting, het uniformeren van financiële parameters voor het indienen van investeringsvoorstellen, en het monitoren van de uitkomsten (baten) van de investeringen.
In de geanalyseerde beleidsdocumenten is er aandacht voor het risico van tijdwaarde van geld in de vorm van vaste templates voor het aanleveren van investeringsvoorstellen. Deze templates maken gebruik van enkele investeringsselectietechnieken (zie tabel 1), waaronder de ‘Net Present Value’ en ‘Internal Rate of Return’. Deze selectietechnieken bieden echter beperkt mogelijkheid voor verschillende scenario’s. Bovendien blijkt uit de interviews dat het gebruik van deze templates niet uniform over de organisatie is uitgerold en niet altijd geschikt lijkt voor alle types investeringen die door KPN worden gedaan. Nieuwe templates zijn, als gevolg van de in gang gezette herinrichting van de investeringsbesluitvorming en -selectie, in ontwikkeling. Interviewees geven daarbij aan dat het lastig is om een generiek format te maken dat voor elk type investering werkt. Een citaat: “We zijn op zoek naar een format dat uniform genoeg is, en toch voor iedereen werkbaar is”.
Daarnaast worden voor de grotere investeringen, zoals die voor de glasvezeluitrol of investeringen in 5G-frequentiebanden, zeer uitgebreide business cases gemaakt. Hiervoor wordt een speciale afdeling, Value Management, ingezet die veel complexere technieken kan hanteren. Daarnaast worden deze businesscases deels ook extern getoetst. Daarbij is er onder andere veel aandacht voor Sensitivity Analysis.
Het bovengenoemde beleidsdocument is het resultaat van een samenwerking tussen de afdeling Corporate Control en de Strategic Investment Board (SIB). Het document bevat de structuur van de investeringsbesluitvorming, het proces voor een aanvraag en de verschillende rollen en verantwoordelijkheden binnen dit proces. Naast dit investeringsbeleid wordt er sinds 2021 jaarlijks richting gegeven aan de hoogte van de investeringen en de allocatie daarvan door een geschreven instructie vanuit de CFO.
De Raad van Bestuur is binnen KPN eindverantwoordelijk en beslissingsbevoegd ten aanzien van de verdeling van investeringsbudgetten. Om de waarde van de investeringen te optimaliseren, wordt daarbij ondersteuning geboden door de Strategic Investment Board (SIB). De SIB ondersteunt de bewaking van de lopende investeringen, gevat in een jaarplan, en adviseert op nieuwe investeringsvoorstellen. Dit advies wordt uitgebracht aan de Raad van Bestuur, die de uiteindelijke beslissing neemt.
Binnen KPN worden investeringen onder andere geclusterd vanuit het idee van ‘life-cycle management’: innovatie op operatie, commerciële processen en transformatie/rationalisatie leidt tot ‘roll-out’: het uitrollen van de innovatie. Dit wordt gevolgd door ‘customer-driven’ investeringen: investeringen doordat klanten een dienst afnemen. Afhankelijk van het succes worden capaciteitsinvesteringen gedaan om de bestaande klantcapaciteit uit te breiden. Uiteindelijk wordt een product ‘end-of life’ verklaard, wat leidt tot vervangingsinvesteringen. Daarnaast wordt veelal een waardegedreven model voor het categoriseren van investeringen gehanteerd. Er zijn bepaalde noodzakelijke investeringen vanuit compliance, wet- en regelgeving en veiligheid. Daarnaast bestaan er investeringen in ‘life-cycle management’ en ‘continuity management’ van bestaande producten en diensten. Deze investeringen zijn met name gerelateerd aan het netwerk van KPN. Tot slot zijn er strategische investeringen in glasvezeluitrol, groeiende klantdomeinen en sectoren, innovaties en transformatieprogramma’s.
Vanuit bovenstaande prioriteiten leveren de verschillende Business Units hun wens voor een nieuw of gewijzigd investeringsbudget aan bij de ‘Decentral Value Boards’ (DVB). In deze DVB zijn vertegenwoordigers aanwezig vanuit operatie, financiën, data, sourcing en architectuur. De investeringen die binnen de DVB worden behandeld, hebben een sterke focus op innovatie. Doelstellingen zijn onder andere het voorkomen van dubbele investeringen, investeren in toekomstbestendige oplossingen en effectief inkopen. Investeringsaanvragen boven 1 miljoen euro worden behandeld in de ‘Central Value Board’ (CVB). Strategische programma’s, bestaande investeringen, worden vanuit Technology Office (TO) bestuurd en de voortgang wordt direct gerapporteerd aan de CVB.
Het financieel monitoren van projecten om bij te sturen op financiële prestaties gebeurt beperkt. Weliswaar is er een planning- en controlcyclus die de financiële prestaties toetst aan een referentie, maar de referentie is niet een individuele projectmatige investering. Veelal is dit een afdelingsbudget en worden afdelingsbudgetten gemonitord. Niet zelden is onduidelijk of budgetten aan die projecten worden gespendeerd waaraan zij initieel gealloceerd zijn. Ook de optelsom van de benodigde projectmatige investeringen op basis van de geaccordeerde projecten hoeft niet gelijk te zijn aan het afdelingsbudget, doordat budgetverlaging niet één-op-één gekoppeld is aan het besluit om een project te temporiseren of te stoppen. Ten aanzien van de financiële monitoring, bijsturing en evaluatie kan dus geconcludeerd worden dat verbetering mogelijk is. Dit wordt breed bevestigd door de interviewees.
Leren, de tweede doelstelling van monitoring en evaluatie, richt zich meer op het investeringsbesluitvormingsproces als geheel. Vanuit de theorie beredeneerd, zouden post audits inzichten kunnen verschaffen die leiden tot aanpassingen in het investeringsbesluitvormingsproces en de gebruikte technieken. In het onderzoek is duidelijk naar voren gekomen dat er weinig formele aspecten van evaluatie zijn ingericht. Er is geen standaard voor het evalueren van projecten na afronding, geen selectie van projecten en geen standaard voor het vastleggen en delen van de uitkomsten van evaluaties. In de manier waarop KPN in 2018 haar investeringsbesluitvorming heeft ingericht en momenteel opnieuw aanpassingen in dit proces aan het maken is, kan echter wel een impliciet lerend effect worden gezien. Daarbij lijkt ook de huidige transitie zich niet te richten op een volledig ingerichte monitoring en evaluatie: projectmonitoring is weliswaar een belangrijk onderdeel, maar hierbij staan vooral de investeringskosten centraal. Benefit tracking, het volgen van de te realiseren baten of kostenbesparing, lijkt vooralsnog buiten de reikwijdte van de transitie te vallen. Dit ondanks de door veel interviewees geventileerde wens om hier aandacht aan te schenken en de theorie, die geen onderscheid maakt tussen het belang van beide.
Hoewel monitoring en evaluatie van investeringen binnen KPN beperkt is vormgegeven, is in de interviews wel expliciet gezocht naar mogelijke barrières voor de verdere inrichting. De reden hiervoor is het feit dat in de literatuur enkele barrières worden benoemd, die niet altijd blijken voor te komen in de praktijk van bedrijven die post audits hebben ingevoerd. Het is daarom van belang om de perceptie rondom het bestaan van barrières binnen KPN te toetsen. Deze informatie is tevens relevant voor de aanbevelingen en de implementatie daarvan.
Het allereerste probleem is het probleem van disentanglement: de toerekening (vooraf en achteraf) van de relevante kosten (uitgaven) en opbrengsten (ontvangsten) aan een project. Dat KPN hier inderdaad moeite mee heeft, wordt op drie manieren duidelijk. Allereerst wordt door veel interviewees het belang van benefit tracking genoemd, maar geven dezelfde respondenten ook aan hoe moeizaam dit tot op heden gaat. Ten tweede vormen de organisatie-inrichting, beschikbare capaciteit en de fragmentatie van investeringen en baten een belemmering. Ten derde richt ook de huidige transitie zich op de inrichting van investeringen in projecten, waarbij er weinig tot geen aandacht is voor de toewijzing van baten of kostenreductie.
Een tweede probleem dat hiermee samenvalt is de inrichting van informatiesystemen. In het geval van KPN is men echter in transitie naar een nieuw ERP-systeem, dat wordt ingericht om projectmatige investeringen te kunnen volgen. Dit zou dan ook geen probleem mogen vormen. Of het nieuwe ERP-systeem ook is ingericht om de baten te kunnen toewijzen, is zeer de vraag. Voor het vastleggen van deze impact zou de forecasting tool die wordt gebruikt door KPN kunnen worden ingezet.
De derde belemmering, een hoge mate van uniciteit van een project, waardoor de waarde van een post audit vermindert, vindt geen weerklank bij de interviewees. Daarnaast komt duidelijk naar voren dat de wens is om zowel succesvolle als minder succesvolle projecten te auditen, zonder dat alle projecten hoeven te ge-audit. Dit sluit aan bij de suggestie vanuit de theorie.
Tot slot valt op dat binnen de geïnterviewde populatie een sterke wens aanwezig is om projectmonitoring en evaluatie verder in te richten. Dit blijkt ook uit de geanalyseerde documentatie.
Op basis van de geanalyseerde documentatie en gevoerde interviews kunnen een aantal conclusies worden getrokken. Allereerst is waardecreatie een centraal begrip voor KPN bij het inrichten van het investeringsbesluitvormingsproces. Ten tweede is duidelijk geworden dat er, ondanks de aandacht die de investeringsselectiefase heeft gehad in de afgelopen jaren, nog ruimte is voor verbetering. Het uniformeren van business cases en financiële parameters bij het indienen van investeringsvoorstellen en het monitoren van de uitkomsten (baten) van de investeringen is nog beperkt ingericht.
De redenen die worden aangedragen voor de beperkte inrichting van monitoring en evaluatie, resoneren met de theorie. Het vormen van een uniform beeld van de investering en de prestaties van een investering worden bemoeilijkt door de organisatie-inrichting en de inrichting van de informatiesystemen. Verantwoordelijkheden binnen het investeringsbesluitvormingsproces zijn niet eenduidig en de beschikbare capaciteit voor het monitoren en evalueren van investeringen is te beperkt.
Verbetermogelijkheden voor het investeringsproces zijn te categoriseren in een aantal thema’s: proces, databeschikbaarheid en cultuur. Er is behoefte aan een eenduidiger proces om investeringsprojecten te besturen vanuit een anders ingerichte projectorganisatie. Ook het consequent uitvoering geven aan reeds bestaande processen is een veelgehoorde verbetering. Verbeterde databeschikbaarheid, de koppeling tussen investeringen en baten over verschillende ‘business units’ heen, moet ‘benefit tracking’ mogelijk maken. Transparantie van budgetten en overleg over investeringen en daaruit voortkomende baten tussen afdelingen is een cultureel element dat kan bijdragen aan het succes van monitoring en evaluatie van investeringen.
In paragaaf 2 werden een aantal nadelen uit de literatuur besproken. Eén van deze nadelen betrof de noodzakelijke consistentie tussen de ex ante en ex post gehanteerde methodiek mede in relatie tot het disentanglement probleem. De bevindingen van de casestudy geven aanleiding te veronderstellen dat dit punt wezenlijk is (geweest) bij KPN. Paragraaf 3.3.1 laat immers zien dat het bedrijf een forse inspanning heeft moeten doen om het investeringsproces ex ante op een niveau te brengen dat ex post monitoring en analysis zinvol mogelijk maakt. Dit punt wordt door diverse interviewees veel nadrukkelijker benadrukt dan de andere nadelen, zoals bijvoorbeeld de cultuur. Het vormt een belangrijk obstakel en dat kan in andere praktijksituaties ook het geval zijn. Deze bevinding is overigens niet in lijn met Luikku (2007), die het disentanglement probleem toch vooral als een “theoretisch” probleem classificeert.
Dit onderzoek draagt bij aan de wetenschappelijke literatuur, door investeringsselectie te plaatsen in het huidige investeringsklimaat van toenemende onzekerheid en marktverstoring. Daarnaast worden de verschillende fases van het investeringsbesluitvormingsproces gecombineerd in één onderzoek, waar de focus in het huidige onderzoek veelal op één fase heeft gelegen. Bovendien is het huidige, schaarse onderzoek naar vooral de post audit fase kwantitatief van aard en biedt het huidige onderzoek verdieping door kwalitatief onderzoek te doen naar één specifiek bedrijf. Hoewel in dit onderzoek academische zorgvuldigheid is betracht, kent het onderzoek ook enkele beperkingen.
Allereerst zijn de uitkomsten van dit onderzoek beperkt te generaliseren. Dit is inherent aan de gekozen methodologie van een case study en het feit dat het onderzoek plaatsvindt in de specifieke context van een organisatie. Ten tweede kent het onderzoek beperkingen in reikwijdte door de beschikbare tijd voor het onderzoek. In het onderzoek is de doelstelling gedragsbeïnvloeding, die vanuit de theorie ook kan worden beoogd met monitoring en evaluatie, niet verder onderzocht. Daarnaast richten de interviews zich vooral op de betrokken stakeholders binnen het financiële werkveld. Er is geen onderzoek gedaan naar de visie van de business owner op monitoring en evaluatie van hun projecten en de mogelijke behoeftes en belemmeringen die zij op dat vlak ervaren. Tot slot is dit onderzoek uitgevoerd in een periode waarin er binnen KPN veel aandacht is voor monitoring en evaluatie. In dit onderzoek is getracht om relevante en zo actueel mogelijke informatie te gebruiken voor de analyses en aanbevelingen. Desondanks is het mogelijk dat een deel van de informatie snel veroudert.
Toekomstig onderzoek zou zich onder andere kunnen richten op de concrete organisatiekenmerken die bijdragen aan succesvolle monitoring en evaluatie van projecten. De huidige theorie is veelal generiek en kent weinig kwalitatieve onderbouwing van kwantitatieve observaties. Daarnaast zou onderzoek zich kunnen richten op specifieke informatiemanagementsystemen die bijdragen aan het oplossen van het disentanglement probleem. Dit artikel laat immers zien dat dit meer is dan alleen een theoretisch probleem (Luikku 2007).
Th. Broekhuis, MSc RC – Thom studeerde af als Executive Master of Finance and Control aan TIAS School for Business and Society, Campus Utrecht, Tilburg University. Zijn afstudeerwerkstuk, dat aan de basis ligt van dit artikel, was een van twee winnaars van de VRC scriptieprijs 2023, zie https://voices.vrc.nl/vrc-voices-december-2023/vrc-scriptieprijs-2023.
Prof. dr. ir. M.H. Corbey – Michael is hoogleraar Management Accounting and Control en Academic Director van de Executive Master of Finance and Control opleiding, TIAS School for Business and Society, Tilburg University.
De auteurs danken Subject Editor Peter Roosenboom en de anonieme reviewers voor hun waardevolle suggesties. Tevens danken de auteurs alle betrokkenen bij Koninklijke KPN N.V. voor hun medewerking aan dit onderzoek.
Vraag | Totstandkoming |
---|---|
1. Is er een beschreven investeringsbeleid- en instructie binnen KPN en is dit vastgelegd in formele documentatie? |
|
2. Wie is er verantwoordelijk voor het investeringsbeleid- en instructie? |
|
3. Welke type investeringen kun je onderscheiden voor KPN? |
|
4. Hoe is het investeringsbesluitvormingsproces vormgegeven binnen KPN? |
|
5. Is er een standaardformat voor het aanleveren van een investeringsverzoek? | Eigen vraag |
a. Welke financiële parameters? | |
b. Welke non-financiële parameters? | |
6. Wie is er verantwoordelijk voor de financiële doorrekening van een investeringsverzoek? |
|
7. Welke rol speelt Internal Audit in het investeringsbesluitvormingsproces? |
|
8. Hoe worden investeringsprojecten gevolgd nadat ze akkoord zijn bevonden? |
|
a. Wie is hiervoor verantwoordelijk? | |
b. Zijn hier standaardformats voor? | |
c. Met welke frequentie wordt er gemonitord? | |
9. Wat gebeurt er bij kostenoverschrijdingen of tegenvallende inkomsten? |
|
a. Wie neemt besluiten over additionele investeringen of het stoppen van projecten? | |
10. Vindt er een finale toets van projecten plaats? | Eigen vraag |
a. Op welk moment? | |
b. Vindt er een selectie van projecten plaats? | |
c. Wat is het doel van deze toets? | |
11. Hoe worden de uitkomsten van een finale projecttoets gedeeld binnen de organisatie? |
|
12. Hoe beoordeel je de monitoring en evaluatie van projecten binnen KPN? | Eigen vraag |
13. Welke verbetermogelijkheden zie je in het investeringsproces? | Eigen vraag |