Research Article
Print
Research Article
De broodnodige innovatie van de accountantsopleiding …
expand article infoBarbara Majoor, Margreeth Kloppenburg§, Leen Paape|
‡ Nyenrode Business Universiteit, Breukelen, Netherlands
§ Zelfstandige, Bussum, Netherlands
| Nyenrode, Breukelen, Netherlands
Open Access

Samenvatting

Grondige herziening van de accountantsopleiding is noodzakelijk, om te voldoen aan de veranderende verwachtingen vanuit de maatschappij. De auteurs van dit artikel identificeren vijf essentiële onderwerpen voor de vertrouwensrelatie tussen ondernemingen en hun stakeholders: fraude, de scope van de werkzaamheden, de techniek van informatievoorziening, het kwaliteitsbouwwerk rondom informatievoorziening en de integriteit en rechte rug van de professionals zelf. Zij pleiten voor een opleidingsstructuur met een volledige integratie tussen theorie en praktijk, en stellen dat de toekomstige accountant zich moet specialiseren en deel moet uitmaken van een multidisciplinair team, om in de informatiebehoefte van stakeholders te kunnen voorzien. Dit zou het werkveld niet alleen verbreden en interessanter maken, maar ook meer jonge mensen aantrekken om tekorten aan menskracht op te lossen. De auteurs roepen opleidingsdirecteuren op om de regie te nemen en benadrukken het belang van permanente educatie en de actieve betrokkenheid van jonge assistenten bij het leerproces.

Trefwoorden

Accountantsopleiding, innovatie, specialisaties, integriteit, kwaliteit, fraude, scope van werkzaamheden

Relevantie voor de praktijk

De praktische relevantie van dit artikel is in potentie groot. Niet alleen wordt een nieuw ontwerp van de opleidingen met een volledige integratie tussen theorie en praktijk voorgesteld, maar ook wordt het primaat voor de vorming van accountants van de toekomst bij de opleidingen gelegd. Door middel van specialisaties wordt het werkveld breder en interessanter en kunnen ook meer jonge mensen instromen om de tekorten aan menskracht op te lossen.

1. Inleiding

“Een professional is het meest trots op vaardigheden die rijpen”, zo zegt socioloog Richard Sennett in zijn boek The Craftsmen.1Je leven lang beter worden in het werk dat je uitvoert, is een plezier dat je iedere student en beroepsbeoefenaar van harte gunt. Het is ook een prikkelend uitgangspunt voor de opleiding van de accountant van de toekomst2 die een grondige herziening nodig heeft om in continuïteit te voldoen aan de verwachtingen vanuit de maatschappij met haar diverse groepen stakeholders. De accountant ontleent zijn bestaansrecht aan het geven van vertrouwen aan stakeholders over informatie afkomstig van een onderneming (‘corporate reporting’). De kernvraag daarbij is of er sprake is van een getrouwe weergave van de werkelijkheid?

Het is aan de accountant om als dienstverlener de verbinding te zijn tussen de onderneming en stakeholders. In de terminologie van het agencymodel bestaat de toegevoegde waarde van de accountant uit het op economisch rationele wijze minimaliseren van de agencykosten die moeten worden gemaakt om de informatieachterstand van de agent (stakeholder) te mitigeren. Om deze rol waar te maken heeft een accountant kennis, competenties en vaardigheden nodig die in de opleiding worden verkregen. Op dit moment verkrijg je als afgestudeerd accountant de titel Register Accountant (RA) dan wel Accountant-Administratieconsulent (AA) en word je ingeschreven in het register bij de NBA. De vraag komt op of de huidige opleiding, die in hoog internationaal aanzien staat, adequaat inspeelt op de veranderende verwachtingen van de stakeholders. Welke verwachtingen hebben zij van de accountant van de toekomst en hoe kan een opleiding bijdragen aan de vorming van die toekomstige beroepsbeoefenaars?

Het artikel is als volgt opgebouwd. We hebben vijf onderwerpen geselecteerd waarover in het publieke debat veelvuldig verwachtingen worden neergelegd bij de accountant. Deze zijn daarmee essentieel voor de vertrouwensrelatie tussen de onderneming en haar stakeholders. Deze onderwerpen zijn: (1) fraude, (2) scope van werkzaamheden, (3) techniek van informatievoorziening, (4) het kwaliteitsbouwwerk rondom de informatievoorziening van de onderneming, en (5) de integriteit en rechte rug van de accountant. We hebben deze onderwerpen kort geduid en vervolgens hebben drs. Margreeth Kloppenburg en prof. dr. Leen Paape RA RO CIA, die deel hebben uitgemaakt van de Expertgroep herziening accountancyopleidingen,3 vanuit hun gezichtspunt een reactie gegeven op deze vijf onderwerpen. Wat zijn hun adviezen aan de opleiding en is dat voldoende? In de hierna beschreven reacties zijn ook hun persoonlijke ervaringen en reflecties naar aanleiding van hun werkzaamheden verwerkt.

2. Fraude

Fraude is een van de onderwerpen waarover de verschillende stakeholders hoge verwachtingen hebben ten aanzien van de integriteit van de onderneming, van het werk van de accountant terzake en zijn communicatie daarover. Dit heeft alles te maken met de schade die fraudes voor de maatschappij hebben. Fraude verstoort het economische verkeer tussen partijen en ondermijnt het vertrouwen in de integriteit van het financiële systeem. De AFM4heeft recent onderzoek gedaan naar de rol van de externe accountant in het tijdig signaleren en opvolgen van fraude(risico’s) in de wettelijke controle. Zij concludeerde dat de kwaliteit van de werkzaamheden van accountants om verbetering vraagt – en dan vooral in het signaleren van mogelijke frauderisico’s bij een onderneming.

Daarmee komt de vraag op: wat is de zienswijze van de expertgroep als het gaat om hoe de opleiding de accountant er beter op kan voorbereiden om met een professioneel-kritische instelling fraude(risico’s) scherper te signaleren?

Reactie Margreeth Kloppenburg

“Ik (of wij) pleit(en) voor een nieuwe leerinhoud vanuit actuele ontwikkelingen voor en in het beroep. Vanuit het startpunt integriteit moet het onderwijs gaan werken met een vaste kern aan essentiële kennis, vaardigheden en houdingaspecten. Een manier om tot zo’n vaste kern te komen is de inhoud enten op ‘grote ideeën’ of ‘hele leertaken’, vraagstukken of thema’s met langetermijnwaarde voor het beroep. Een voorbeeld hiervan is het adequaat adresseren van fraude binnen de verantwoordelijkheid van de accountant.

Ook dringen wij sterk aan op een volledige integratie van de theorie- en praktijkopleiding. Dat vindt iedereen een goed idee, maar hoe dat gerealiseerd kan worden is nog niet zo eenvoudig. Ons advies is om de eindverantwoordelijkheid voor die geïntegreerde opleiding neer te leggen bij de opleidingsinstituten. Om dat werkbaar te maken is een orgaan nodig dat namens de opleidingsinstituten in overleg treedt met de (nu 19) stagebureaus en ervoor zorgt dat leertaken op een vergelijkbaar niveau worden gerealiseerd.5Dit betekent ook dat stage-aanbieders, kantoren en organisaties zoals de Belastingdienst zich gaan richten op wat er nodig is om die optimale versmelting van theorie en praktijk te realiseren. Leren komt daarbij voor werken. Zo ontstaat er meer stimulans en een gezonde leeromgeving, waarbij het mogelijk is dat de student met plezier leert leren en werken en de beroepsopleiding binnen de gestelde tijd af kan ronden.

Fraude is bij uitstek een vraagstuk dat zich goed leent voor een geïntegreerde en bredere aanvliegroute van theorie en praktijk. Maatschappelijke schade, rode vlaggen leren signaleren, voorbeelden bestuderen vanuit de tuchtrechtspraak, de ontstaansgeschiedenis van het vak, gedrag en cultuur; het zijn relevante invalshoeken naast alle technische elementen die bij het signaleren van frauderisico’s een rol spelen. Zo’n brede en geïntegreerde benadering stelt de student in staat om een maatschappelijk fenomeen zoals fraude beter te begrijpen, en om dit diepgaander te verbinden aan zijn of haar bijdrage en verantwoordelijkheid vanuit het beroep. Ook ontwikkelen studenten via deze aanpak meer variatie in denkkracht en de gewenste souplesse in het wisselen van perspectieven vanuit verschillende disciplines. Een denkwijze die gaat helpen wanneer ze in multidisciplinaire teams gaan werken aan meer geïntegreerde rapportages.

De opleidingsstructuur die wij adviseren vergroot de kans op een bredere instroom vanuit meerdere disciplines en opleidingen en maakt het geheel ook aantrekkelijker voor beroepsbeoefenaren in de (vervolg)opleiding, omdat er meerdere opties mogelijk zijn om je te verdiepen of te verbreden als T-shaped professional (met zowel diepgaande expertise op één specifiek gebied als brede kennis en vaardigheden op meerdere aanverwante gebieden).”

Reactie Leen Paape

“Specialisatie is ons inziens het sleutelwoord. De vraag – of zo u wilt – het bezwaar dat wij vaak horen is dat een jaar specialisatie natuurlijk niet toereikend kan zijn om een volwaardige Forensic, Internal, of IT-auditor te worden. Tegelijkertijd is die keuze noodzakelijk om de totale duur van de opleiding niet langer te maken dan zes jaar. Bovendien – ook al hebben wij dat woord zorgvuldig vermeden – is het zaak om een beroepsgenoot tot een startbekwame professional op te leiden en daarmee te markeren dat een verdere opleiding en vorming in de praktijk (een leven lang) doorgaat. Het laatste jaar is een verdiepingsjaar, een thematische ‘icing on the cake’. In de voorgaande jaren is er immers al het nodige geleerd dat helpt in de vorming tot bijvoorbeeld RA Forensic.

Box 1.

Voorbeeld kennis op conceptueel hoger niveau.

Een voorbeeld van kennis op een conceptueel hoger niveau is de financiële crisis van 2008. De belangrijkste reden dat die crisis kon ontstaan is dat veel, zo niet alle, financiële instellingen hetzelfde gingen doen met derivaten en verpakte producten. Niemand had overzicht waar nu precies welke risico’s zaten en hoe die waren opgebouwd. Alle financiële instellingen kregen keurige verklaringen, maar het systeem stortte in en de rest is geschiedenis. Sinds die crisis hebben we de Systemic Risk Board in het leven geroepen, die voortdurend probeert na te gaan of er systemische risico’s in ontwikkeling zijn. Het is dus belangrijk om oog te houden voor de context waarin ondernemingen zich bevinden en om te kunnen inschatten welke risico’s voor de continuïteit zich kunnen voordoen.

En ja, we zijn ons ervan bewust dat we daarmee internationaal een buitenbeentje zijn, maar nagenoeg iedereen die we spraken was ervan overtuigd dat we nu juist dit aspect dienden te handhaven. We zijn trots op dat hoge opleidingsniveau. De expertgroep heeft overigens op geen enkel moment getwijfeld of dat een juiste keuze was. Het vereiste conceptuele denk- en werkniveau op grond van de verwachtingen van de maatschappij en de ondernemingen noopt daartoe.

De vraag of dat toereikend genoeg zal zijn om een multidisciplinair auditteam in staat te stellen beter aan de verwachtingen van de maatschappij en de AFM te voldoen, valt uiteraard nog te bezien. Wel hebben wij de overtuiging dat een hoger conceptueel denk- en analysevermogen in ieder geval een goede basis zal kunnen bieden. Wij zijn ook van mening dat er een schone taak bij de kantoren ligt om ervoor te zorgen dat het multidisciplinaire auditteam ook voldoende ruimte – en dus uren – krijgt om de gebundelde kennis aan de dag te kunnen leggen. Dit betekent wellicht ook dat de afnemers van de diensten van multidisciplinaire auditteams ook een groter aantal uren voor hun rekening dienen te nemen. Of dat gepaard gaat met een hogere rekening is dan afhankelijk van de tarieven die in rekening worden gebracht. Dat laten we graag over aan de marktwerking.”

3. Scope van de werkzaamheden

Betrouwbare en relevante informatievoorziening stelt stakeholders in staat om geïnformeerd beslissingen te nemen. De vorm en wijze van deze informatievoorziening, alsook de informatiebehoefte van stakeholders, zijn continu in beweging. In een open markteconomie delen ondernemingen doorlopend informatie met investeerders en de maatschappij aan de hand van ‘corporate reporting’. Deze informatievoorziening speelt een essentiële rol bij transparantie verschaffen, verantwoording afleggen en vertrouwen opbouwen tussen een onderneming en haar stakeholders. Maatschappelijke, economische en technische ontwikkelingen hebben een significante invloed op de verwachtingen, behoeften en prioriteiten van stakeholders, alsmede de wijze waarop stakeholders met een onderneming interacteren. Dit uit zich onder andere in de behoefte aan assurance bij ESG-informatie, zoals vastgelegd in de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). De aandacht voor de ‘social and ecological value’ van bedrijven jaagt deze ontwikkeling extra aan.

De auditor zal eerst een beperkte, en vanaf 2028 (mogelijk) een redelijke mate van zekerheid geven over deze duurzaamheidsinformatie. De cruciale vraag is welke mindset en vaardigheden nodig zijn om op deze nieuwe terreinen van informatievoorziening assurance te verstrekken, zodat die bijdraagt aan het vertrouwen in de onderneming, met name over deze social and ecological value.

Is de auditor voldoende voorbereid voor bredere werkzaamheden, zoals zekerheid geven over Environmental Social Governance (ESG)-informatie en ook over algoritmes in Artificial Intelligence (AI)-toepassingen? De vraag stellen is hem beantwoorden, wat ons betreft.

Reactie Leen Paape

“In het rapport Stip aan de Horizon is geconcludeerd dat zekerheid verstrekken bij ESG-informatie een ander conceptueel denkniveau van de studenten vraagt. De overtuiging ontstond dat het conceptueel vermogen van studenten op een hoger plan moet komen.6Hiervoor is het onder andere belangrijk om veel meer aandacht te besteden aan de eerste stappen van elke audit: knowing the client, understanding the business. Hoe zorgen we ervoor dat een student goed begrijpt wat het businessmodel van een organisatie is? Dat is het eerste wat een bedrijf volgens de CSRD dient op te schrijven in haar jaarverslag, en het is ook belangrijk voor het onderkennen van de inherente risico’s. De context waarbinnen een bedrijf functioneert is belangrijk om die risico’s in kaart te brengen.”

Box 2.

Belang kwaliteit bouwwerk informatievoorziening.

Het kwaliteitsbouwwerk wint om nog een belangrijke reden aan relevantie. Op de balans van veel ondernemingen staan wat we zo mooi immateriële activa noemen. Een goed voorbeeld daarvan zijn derivaten waar sprake is van complexe onderliggende systemen en technieken. De waarde van die derivaten wisselt zo ongeveer per seconde, dus wat heb je aan de waardebepaling per 31 december van enig jaar? Bovendien is de bepaling van die waarde uitsluitend te beoordelen op grond van vertrouwen op de mededeling van de partij die de derivaten voor je beheert. Als het gaat over goodwill en patenten spelen er vergelijkbare problemen. De jaarlijkse impairment testen die een auditor uitvoert zijn complex. Zelfs bij materiële activa is de vraag: hoe daarmee om te gaan? Zo kan een fabriekscomplex op de balans een waarde vertegenwoordigen van bijvoorbeeld 500 miljoen euro en ook dan is de vraag: hoe dat te toetsen? Een taxateur inschakelen is een optie en hij/zij heeft uiteraard kennis, maar is waarschijnlijk ook niet in staat om te beoordelen of het gebouw onderhoudstechnisch helemaal op orde is, dan wel of het gebouw nog passend genoeg is voor de toekomst van het bedrijf. Een voorbeeld is de discussie inzake de energietransitie en het risico dat een fossiel bedrijf blijft zitten met wat we ‘stranded assets’ noemen. Ja, de voorzieningen op dat punt kunnen beoordeeld worden, maar zelfs dan is de waarde daarvan mogelijk onderhevig aan plotselinge veranderingen. Oorlog is er maar één van. Tot slot, kennis en kunde opgesloten in de hoofden van mensen, staat nog steeds niet op de balans van ondernemingen, ook al realiseren we ons dat het belang daarvan alleen maar toeneemt. ASML is daar een goed voorbeeld van.

“Voor deze discussie over hoe het werk zich verbreedt, wijken we graag uit naar het medisch vakgebied. In de loop der jaren zijn de kennis en de medische techniek zodanig ontwikkeld dat in de medische wereld een groot aantal specialisaties is ontstaan. Dat is niet voor niets en wij denken dat dit ook noodzakelijk is voor auditors. De facto is die verbijzondering er al lang. We kennen immers IT-auditors, Operational Auditors, Forensic Auditors, Milieu-Accountants – de laatste kunnen we hernoemen in Duurzaamheid Auditors of iets dergelijks. In het advies doen we een voorzet voor mogelijke specialisaties op basis van de gesprekken die wij voerden. Wij denken dat de toekomst zal leren dat er meer specialisaties nodig zijn. Zo hebben wij in ons rapport niets gezegd over de reeds bestaande specialisaties binnen veel kantoren naar branches en sectoren. Er zijn heel wat extra vereisten voor de controle van de jaarrekening van een financiële instelling. Ook dat is een vorm van specialisatie. Of dat ook gepaard gaat met een nadere aanduiding via een titel laten we aan de markt over.”

4. Techniek van informatievoorziening

Digitalisering en technologie hebben een aanzienlijk invloed op de hoeveelheid, aard en wijze van informatievoorziening. Er worden steeds meer data verzameld en gevangen. Door de toenemende toegankelijkheid van data wordt informatie ook steeds sneller en verder verspreid. AI draagt eveneens bij aan het vergroten van de beschikbaarheid van informatie door de enorme hoeveelheid informatie eenvoudiger te verzamelen, vertalen, analyseren en toegankelijk te maken voor de maatschappij. Directe en continue toegang tot data (realtime reporting) kan positief bijdragen aan de uitgebreidere verslaggeving aan stakeholders.

Is de accountant in de nabije toekomst voldoende geequipeerd om zijn werkzaamheden adequaat uit te voeren op deze wijze van informatievoorziening? En heeft hij voldoende beschikking over – en kennis van – de technologische controlemiddelen, gebaseerd op bijvoorbeeld AI, en hoe deze toe te passen in de controle? Ook hier geldt: de vraag stellen is hem beantwoorden.

Reactie Leen Paape

“Als eerste merken wij op dat de jaarrekening – meestal – einde van het jaar aan belang zou kunnen inboeten. De techniek laat toe dat a tempo inzicht kan worden geboden in de balans en de winst-en-verliesrekening van een bedrijf. Dat veronderstelt dat a tempo assurance kan worden verkregen over de verantwoording. Wij pleiten dan graag voor het idee: ‘Different Reports for Different Purposes and Different Audiences at Different Moments in Time’.

Box 3.

Behoefte aan andere vormen van zekerheid.

Gebruikers gaan in de toekomst mogelijk ook heel andere vormen van zekerheid vragen dan nu het geval is. De focus is nu gericht op verantwoordingen van wat wij (niet-)financiële informatie noemen, maar wij kunnen ons voorstellen dat ook andere uitingen van ondernemingen onderwerp worden van attestaties. Waarom zou er geen attestatie door een auditor wenselijk zijn op een kwaliteitsmanagementsysteem? Dat laatste bestaat in zekere zin al in de vorm van bijvoorbeeld ISO-audits. In een wereld die in toenemende mate verbonden is en waarbij onderlinge uitwisseling belangrijk is, is het niet ondenkbaar dat ook een publicitaire uiting vooraf van een attestatie wordt voorzien. We kennen dit al in de vorm van een ‘Initial Public Offering’ (vervat in een prospectus) van een bedrijf dat naar de beurs wenst te gaan. Daarin staat ook van alles over het businessmodel en de verdiencapaciteit van het bedrijf. Waarschijnlijk is ‘the sky the limit’. Wij matigen ons geen oordeel aan over de noodzaak, maar we proberen slechts te schetsen wat ons perspectief is op de breedte van de scope van de werkzaamheden.Verantwoordelijkheid auditor? Ter illustratie. Toen de fraude bij Volkswagen met ‘sjoemelsoftware’ bekend werd, was mijn vraag in colleges voor MSc Accountancystudenten de volgende: ‘Wie vindt dat de auditor van VW een zekere verantwoordelijkheid draagt voor wat er is gebeurd?’ Desgevraagd gaf zo ongeveer 100% van de studenten aan dat dit niet het geval was. Vervolgens hield ik een warm pleidooi langs de volgende lijnen: knowing the business (wat bepaalt het succes van de automobielproducent, hoe ziet hun businessmodel eruit?), understanding the client (wat is bepalend voor de verkoopprijs van een auto, de BPM en dus de uitstoot van CO2), inherente risico’s (fraude, reputatie, etc.), interne rapportages en kwaliteitssystemen (wat was daarin te lezen?), het lezen van de TNO-testrapporten die al aangaven dat opgaves inzake verbruik niet klopten, u rijdt zelf vast een auto die niet voldoet aan de opgave van het brandstofverbruik dat u werd voorgespiegeld, etc. Kortom, ik denk dat de auditor iets had kunnen en moeten vermoeden en een signaal had moeten afgeven, bijvoorbeeld via de management letter. Aan het eind van mijn betoog was meestal ongeveer 20% het met mij eens. Vervolgens was er altijd wel een student die zei: “Maar de jaarrekening klopte toch”? Waarop mijn repliek was: ‘Who cares?’ Ergo, de vraag is – en was altijd een populaire examenvraag – of de auditor enige verantwoordelijkheid draagt voor de kwaliteit van de AO/IC als hij de jaarrekening aftekent. De consensus was altijd dat dat niet nodig was, maar ons oordeel wijkt hiervan duidelijk af, met Volkswagen als evident voorbeeld. Een jaarrekening waarbij met terugwerkende kracht blijkt dat die niet deugde, kan nimmer de bedoeling zijn.

Continuous monitoring én continous auditing wordt dan het gewenste uitgangspunt. Eén ding is zeker, dat vraagt om veel technische IT-kennis en ook om een continue monitoring van systemen om vast te stellen dat ze goed werken. Ook moet er voldoende zekerheid over bestaan dat de uitkomsten kloppen. Daar waar we ooit de discussie hadden over systeem- en gegevensgericht auditen, we inmiddels met dank aan big data en bijbehorende analysetools weer terug zijn bij meer gegevensgericht werken, komt dat weer in een ander daglicht te staan.

Als het gaat om besluitvorming waarbij gebruik wordt gemaakt van algoritmes, is het van groot belang die op hun merites te kunnen beoordelen. Dan zijn niet alleen technische aspecten van belang, maar vooral ook ethische afwegingen. Neem als voorbeeld de maatschappelijke discussie naar aanleiding van bijvoorbeeld de kinderzorgtoeslagaffaire. Het is überhaupt de vraag in hoeverre de validatie daarvan realistisch is, maar dat hier diepgaande kennis en morele afwegingen voor nodig zijn is duidelijk.”

5. Kwaliteitsbouwwerk over de informatievoorziening van de onderneming

In een maatschappij waarin de informatievoorziening over ondernemingen toe groeit naar realtime reporting en stakeholders ook continu betrouwbare informatie willen ontvangen, is de kwaliteit van deze informatievoorziening cruciaal om aan de verwachtingen van de stakeholders te voldoen. Begrijpelijkheid van – en toegang tot – realtime reporting is voor de stakeholder van belang om te kunnen vertrouwen op deze informatievoorziening (FRC 2023). De inhoud van realtime reporting wordt enerzijds gedreven door verplichte verslaggevingsvereisten vanuit wet- en regelgeving en anderzijds door wat de onderneming vrijwillig en doelbewust wenst te delen met de maatschappij (FRC 2020). De invulling van realtime reporting ligt bij de onderneming en niet bij de maatschappij (ondanks de beïnvloeding vanuit de stakeholder(s)). De organisatie geeft hiermee richting aan de informatievoorziening op basis van bepaalde veronderstellingen/uitgangspunten voor de inzichten die (deductief) worden gegenereerd voor de stakeholders.

De stakeholder heeft ook haar eigen informatiebehoefte om geïnformeerde beslissingen te kunnen nemen. De stakeholder kan op een andere wijze toegang zoeken tot het reportingnetwerk en andere informatievoorzieningen en ‘data providers’ raadplegen (FRC 2020). De stakeholder heeft zodoende direct en continu toegang tot de realtime reporting en deze informatievoorziening ondersteunt de stakeholder in haar informatiebehoefte. De realtime reporting genereert daarmee inzichten zonder dat daar enige veronderstellingen vanuit de verstrekker aan ten grondslag liggen (inductief). De stakeholder kan zich op deze manier toeleggen op de, voor haar, meest relevante informatievoorziening.

Reactie Leen Paape

“Hier raken dus verschillende van de hiervoor genoemde aspecten elkaar. Fraude, scope van werkzaamheden, techniek en het bouwwerk van informatievoorziening zijn geen losse elementen; er is een onderlinge wisselwerking. Het helpt bij het beantwoorden van de vraag of de onderneming haar zaken op orde heeft. Immers, een goedkeurende verklaring van een accountant bij een jaarrekening is geenszins een garantie dat er geen lijken uit de kast kunnen vallen. Als we kijken naar financiële instellingen, dan is een vergelijkbare vraag ook te stellen als het gaat om witwassen en anti-money laundering. De scope van werkzaamheden strekt zich wat ons betreft dus verder uit dan de betrouwbaarheid van de jaarrekening.

Dat vraagt van de accountant in de toekomst dat de focus van het werk wordt verlegd naar het beoordelen van het systeem van informatievoorziening in plaats van het resultaat: de informatie zelf. Ik haal hier graag VW als voorbeeld aan. Ja, de jaarrekening klopte, maar het publiek voelde zich terecht belazerd. Dus mag het maatschappelijk verkeer een zekere verwachting hebben dat het gehele bouwwerk van informatievoorziening met alles wat onder de motorkap zit ook doet wat het geacht wordt te doen? Als we in afnemende mate in staat zijn om de geproduceerde informatie te beoordelen op het moment dat die beschikbaar komt omdat dat te veel tijd kost, wat dan? Als die informatievoorziening dan ook steeds breder wordt, zie de ESG-dimensie, wat dan? Dan is mogen vertrouwen op het kwaliteitsbouwwerk een belangrijke pijler van wat een auditor dient te beoordelen.”

“Ook halen we in dit verband graag het gesprek aan met een vooraanstaand commissaris, die wij als expertgroep spraken. Zijn wens was om van de auditor een rating te vernemen op – in dit geval – de AO/IC van het bedrijf dat aan zijn toezicht was toevertrouwd. Die rating zou dan naar analogie met credit ratings kunnen luiden in termen van AAA tot en met CCC. Nog los van de wijze waarop die rating tot uitdrukking wordt gebracht, vonden wij dat een legitieme vraag. Hij gaf ook nog aan dat hij op grond van die kwalificatie het gesprek zou aangaan met de ondernemingsleiding in het geval dat de rating geen AAA zou zijn. Daarbij zou hij dan bespreken wat er moet worden gedaan om de rating zo snel mogelijk in die gewenste richting te krijgen. Immers, de zekerheid voor de commissaris dat de AO/IC een AAA-rating is, is niet alleen voor hem/haar van grote waarde, maar ook voor het publiek en de onderneming zelf. Het geeft zekerheid dat het bouwwerk van informatievoorziening robuust is. Dus waarom niet zo’n rating tot uitdrukking brengen in het jaarverslag? Het geeft vertrouwen. En ja, het tegenovergestelde is ook waar als het een CCC-rating is, maar ook dan zou het publiek dat dienen te mogen weten. Omdat het iets zegt over de organisatie zelf en niet alleen maar over de verantwoording sec.”

6. Integriteit en rechte rug

Een hoge mate van integriteit kan bijdragen aan het maatschappelijk vertrouwen tussen de stakeholder en de onderneming en is cruciaal voor alle maatschappelijk sectoren. De verwachtingen over integriteit worden versterkt door de trend dat de maatschappelijke tolerantie voor onzekerheid vermindert als gevolg van incidenten en negatieve ontwikkelingen, waaronder bijvoorbeeld Wirecard, Silicon Valley Bank, Enron, of recenter Philips, Tata Steel en SVB (informatie van de onderneming). Hoge ethische normen en integriteitsverwachtingen kunnen echter ook tot een integriteitsparadox leiden (Huberts 2005). Hoe meer aandacht de maatschappij heeft voor integriteit, des te meer en vaker zij ook aandacht zal hebben voor mogelijke integriteitsschendingen. Hierdoor kan het lijken alsof integriteitsschendingen zich vaker voordoen, terwijl dit wellicht niet het geval is.

Heeft de auditor voldoende bagage om in deze maatschappelijke context adequate ethische afwegingen te maken? Herkennen auditors de ethische dilemma’s en hebben ze de vaardigheden om de afwegingen te maken? Is het normen- en waardenbesef voldoende? Deze vragen spelen meer en meer in het publieke debat. De rechte rug is een van de belangrijkste bouwstenen voor de beroepsuitoefening en vraagt veel oefening en aandacht in de opleiding.

Reactie Leen Paape

“Een CFO die wij als Expertgroep spraken, meldde dat hij veelal slechts de partner van het auditteam sprak. Hij gaf aan dat hij graag zou zien dat de jongste assistent ook aan tafel zou komen. Dan kon hij ook hem/haar meenemen in zijn zorgen en vragen, en daarmee kan de jongste assistent ook een beter begrip ontwikkelen voor de onderneming waarvoor hij/zij het werk doet. Er kan ook worden geleerd over de dilemma’s en de uitdagingen die het bedrijf kent, de inherente risico’s, het bedrijfsmodel en de context waarbinnen het bedrijf werkzaam is. Kortom, een uitstekend idee. Daarnaast zou er meer ruimte moeten zijn voor jonge assistenten om een bedrijf van binnen beter te leren kennen. Kunnen ze nog rondlopen, in het magazijn rondneuzen, de processen leren kennen, gesprekken aanknopen met medewerkers van het bedrijf, etc.? Oh ja, voor beide wensen moet wel tijd in het budget voor de controle van de jaarrekening worden ingeruimd…”

Reactie Margreeth Kloppenburg

“Wat het in de toekomst uiteindelijk ook wordt: de positie van de accountant van de toekomst is in onze optiek een privilege, het is een eervol beroep, door de maatschappij onderstreept met bescherming van titels en wettelijke taken. Dit bijzondere voorrecht schept naast verwachtingen ook flinke verplichtingen. Dat besef komt een student niet aanwaaien. Hier hebben de opleiders een grote rol te spelen. En ook in de PE-verplichtingen is het zaak om dat besef levendig te houden. Daarbij gaat een zelfstandig bestuursorgaan, in samenspraak met het beroepenveld en het onderwijs, de kwalificaties voor de beroepsopleidingen vaststellen. Op die manier kan de minister verantwoording afleggen aan de politiek en de samenleving over wat accountants van de toekomst als vertrouwenspersonen van het maatschappelijk verkeer moeten kennen en kunnen en welke houding zij aan de dag moeten leggen.

Voor inspiratie voor het formuleren van kwalificaties die opleiders gaan helpen in het vormen van ethische professionals verwijs ik graag naar het moreel besluitvormingsmodel dat recent is ontwikkeld. Hierin staat concreet beschreven welke psychologische factoren een rol spelen bij ethische beslismomenten (NBA 2023). Ook staat specifiek het gedrag omschreven dat een ethisch competente accountant laat zien. Zo kunnen de opleidingen onderwijs inrichten dat consistent en doorlopend bijdraagt aan een integere beroepshouding.

Ik zou ervoor willen pleiten dat we wat zuiniger omspringen met het woord ‘dilemma’. Veel van de situaties die gebruikt worden bij praktijkreferaten of de dilemma-app zijn heus lastig, maar vaak ook wel vrij duidelijk als het erom gaat hoe te handelen. Dat integer handelen doorgaans gedoe oplevert, maatwerk verlangt en tijd kost, is inherent aan je werk goed7willen doen.

Een scherper onderscheid tussen de RA en de AA,8 zoals uitgewerkt in ons advies, helpt ook om meer maatschappelijke helderheid te scheppen rondom hun taken en verantwoordelijkheden via ‘voorbehouden handelingen’. De AA kan zijn rol als consultant of vertrouwde adviseur meer innemen en het bestuur van een onderneming helpen, terwijl de RA meer objectief belangenverstrengeling in de keten kan vermijden en een stempel kan zetten op het kwaliteitsbouwwerk.

Last but not least: de verkregen beroepstitel is geen rustig bezit. Oefen je je beroep niet uit, dan is in onze optiek de beroepstitel ook niet van toepassing. Je hebt dan een diploma en je kunt vrijwillig lid blijven van de beroepsvereniging, maar niet meer met een beroepstitel door het leven gaan. De parallel is hier zichtbaar met de piloot die zijn licentie verliest als hij niet regelmatig in de simulator laat zien dat hij het vliegen nog goed beheerst en met de chirurg die aantoonbaar goed moet kunnen opereren. We hebben in dit kader dan ook de nodige opmerkingen gemaakt over het stelsel van Permanente Educatie. Want los van de huidige discussie en lopende onderzoeken naar de examenfraude, moet Permanente Educatie professioneler en meer toetsbaar worden opgezet.”

Tot slot

Wij willen op deze plek de opleidingsdirecteuren aansporen de regie te nemen. We adviseren het Ministerie van Financiën de taken van de Commissie Eindtermen Accountancy (CEA) te herformuleren, om daarmee de activiteiten van de PWA nieuwe stijl te faciliteren en ondersteunen. Er liggen natuurlijk uitdagingen en zoals wij in ons advies ook schrijver Willem Elsschot daartoe citeren: ‘Want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren.’9 Maar! Het momentum is er. Verzand niet in details en in procesmatige moerassen. De maatschappij, het beroep en de Minister van Financiën10rekenen erop.

Daarnaast hopen wij dat partners van auditteams na lezing van dit artikel beseffen wat de waarde, het belang, is om de jongste assistenten (vaker) aan te laten schuiven bij gesprekken met CFO’s. Neem hen mee in de dilemma’s en uitdagingen van de onderneming, laat hen in gesprek gaan met medewerkers, zodat zij een duidelijk beeld en gevoel ontwikkelen bij wat daar speelt. Dat is niet alleen goed voor hun conceptueel denken, integriteitsbesef en rechte rug, maar zal doorgaans ook hun enthousiasme en nieuwsgierigheid aanwakkeren voor dit mooie beroep. Een stukje broodnodige opleiding vanuit de kantoren.

Prof. dr. B. Majoor RA – Barbara is hoogleraar Accountancy aan Nyenrode Business Universiteit en verbonden aan de AFM.

Drs. M. Kloppenburg – Margreeth is zelfstandig adviseur/gedragstrainer/auteur ‘Artikel 5, de beroepseer van de accountant’, voorzitter van de Faculty Ethiek, cultuur en gedrag (NBA) en was secretaris van de Expertgroep Educatie.

Prof. dr. L. Paape RA RO CIA – Leen is emeritus hoogleraar corporate governance, wetenschappelijk directeur ESAA, lid Expertgroep Educatie en toezichthouder/commissaris.

Noten

1

Sennett R (2008) The Craftsman, New York: Yale University Press. p. 294-295.

2

In het advies van de Expertgroep staan twee beroepsprofielen beschreven die ten grondslag liggen aan de accountant van de toekomst: die van de register-auditor met specialisatie en die van de accountant-adviseur. Het beroepsprofiel wordt vastgesteld via een verordening op de ledenvergadering van de NBA. In dit artikel kiezen we daarom voor ‘accountant van de toekomst’ of ‘toekomstig beroepsbeoefenaar’.

3

Tezamen met prof. dr. Edith Hooge schreven zij een advies ‘Tijd voor heldere keuzes’ (https://open.overheid.nl/documenten/a55aeec7-5aac-4691-a513-54ec7e0050c9/file) in opdracht van de Kwartiermakers. De opdracht betrof drie deelvragen: (criteria voor) het beroepsprofiel, de opleiding tot accountant (inclusief PE) en het stelsel. De NBA was medeopdrachtgever voor de vraag naar advies voor het beroepsprofiel. De Kwartiermakers waren aangesteld in de periode van mei 2020 tot november 2023 door de Minister van Financiën. Het advies van de expertgroep vormde een bijlage bij de eindrapportage van de Kwartiermakers die op 21 november 2023 is overhandigd aan de minister.

4

Scherpere houding accountants nodig bij frauderisicoanalyse (AFM) (2023). https://www.afm.nl/nl-nl/sector/actueel/2023/juni/accountants-fraude

5

Op deze manier werkt men binnen medische opleidingen en co-schappen.

6

Zie ook het rapport ‘Stip aan de Horizon’, CEA/RPO (2023).

7

Goed werk als in ‘excellent, ethical and engaged’, Good Work, Gardner, Csikszentmihalyi, Damon (2001).

8

In het advies van de Expertgroep Educatie staat in de toekomst de RA voor Register Auditor (met specialisatie) en AA voor Accountant-Adviseur.

9

Het Huwelijk, gedicht van Willem Elsschot, 1882-1960.

Literatuur

  • Huberts LWJC (2005) Integriteit en integritisme in bestuur en samenleving: wie de schoen past… Amsterdam: Vrije Universiteit.
login to comment