Research Article |
Corresponding author: Christian Peters ( christian.peters@ntu.edu.sg ) Academic editor: Anna Gold
© 2024 Christian Peters.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits to copy and distribute the article for non-commercial purposes, provided that the article is not altered or modified and the original author and source are credited.
Citation:
Peters C (2024) Een overzicht van drie studies naar de microgrondslagen van controlekwaliteit. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 98(4): 145-151. https://doi.org/10.5117/mab.98.125461
|
Dit artikel geeft een samenvatting van mijn proefschrift
Accountantscontrole, controlekwaliteit, praktijkgerichte interventies
Recent accountancyonderzoek toont aan dat het verbeteren van de kwaliteit van accountantscontroles verder gaat dan enkel structurele hervormingen. Door het gedrag van individuele accountants uit te lichten, blijkt dat gerichte operationele interventies, zoals het versterken van psychologisch eigenaarschap en het stimuleren van een kritische houding via tegenargumentatie-interventies, een positieve invloed hebben op hun professionele oordeels- en besluitvorming. Deze inzichten zijn van praktisch nut voor accountantsorganisaties en regelgevers, aangezien ze concrete handvatten bieden om de controlekwaliteit te verbeteren. Zo kunnen accountants nog effectiever functioneren als vertrouwenspersonen van het maatschappelijk verkeer, wat essentieel is voor het vertrouwen in financiële rapportages.
Ten tijde van de jaren ’30 noemde de aartsvader van de Nederlandse accountants, Théodore Limperg Jr., de accountant de ‘vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer’ (
In mijn proefschrift (
Het proefschrift bestaat uit drie onderling samenhangende studies. In de eerste studie (
Om dit te onderzoeken, is er een enquêtestudie gedaan en zijn twee experimenten uitgevoerd met accountants. Bevindingen tonen aan dat gemakkelijke werkzaamheden over het algemeen geprioriteerd worden. Voorts wordt gevonden dat operationele en contextuele factoren deze prioritering beïnvloeden. Tijdsdruk zorgt ervoor dat gemakkelijke werkzaamheden vaker worden geprioriteerd. Psychologisch eigenaarschap, een gevoelstoestand van de betrokkenheid bij de werkzaamheden, zorgt ervoor dat vaker juist moeilijke werkzaamheden worden geprioriteerd, maar conform onze hypothese vinden we dit alleen wanneer de tijdsdruk laag in plaats van hoog is. Verder wordt er getoetst of de prioritering van makkelijke werkzaamheden invloed heeft op de beoordelingen en beslissingen van accountants. Bevindingen tonen dat het prioriteren van makkelijke werkzaamheden een negatieve invloed heeft op de kwaliteit van beslissingen.
In een tweede studie (
Dit wordt gedaan aan de hand van een literatuurstudie, waarin
Tot slot wordt in de derde studie (
Ook dit onderzoek heb ik uitgevoerd aan de hand van een experiment. Bevindingen tonen aan dat in het geval van de automatisering de accountant minder tijd besteedt aan de werkzaamheden dan wanneer het eerdere werk door een collega is uitgevoerd. Tevens toont de studie aan dat accountants meer geneigd zijn om met de automatisering in te stemmen dan met een collega en dat zij bij automatisering minder fouten ontdekken. Over het algemeen zijn accountants minder kritisch ten opzichte van geautomatiseerde technologieën dan ten opzichte van hun collega’s (zie ook
De drie benoemde studies bestuderen de microgrondslagen van controlekwaliteit. Drie van zulke grondslagen heeft
Het vervolg van dit artikel is als volgt gestructureerd. In de secties 2, 3 en 4 worden de drie uitgevoerde onderzoeken gedetailleerder besproken. Deze secties bieden een samenvatting van de theoretische onderbouwing, onderzoeksmethoden, en bevindingen van elke studie. Sectie 5 biedt een overkoepelende conclusie, waarin wordt ingegaan op de praktische relevantie en discussie van de onderzoeken.
In de eerste studie wordt de Conservation of Resources (COR)-theorie gebruikt om te voorspellen welke controlewerkzaamheden accountants prioriteren. De COR-theorie, gebaseerd op de conservatie van hulpbronnen, stelt dat individuen gemotiveerd zijn om hun huidige cognitieve hulpbronnen (denk bijvoorbeeld aan motivatie en doorzettingsvermogen) te beschermen en nieuwe hulpbronnen te verwerven die nodig zijn voor cognitieve focus, het voltooien van complexe taken en besluitvorming (
Tijdsdruk, een belangrijk contextueel kenmerk in de accountantscontrole, zorgt ervoor dat accountants hun cognitieve middelen als bedreigd beschouwen, waardoor het waarschijnlijker is dat ze geneigd zijn tot defensief gedrag om deze middelen te beschermen (
Voor de enquête (deelstudie 1.1) rekruteerden
In deelstudie 1.2 voerden accountants twee audittaken uit, een makkelijke en een moeilijke, waarbij psychologisch eigenaarschap (beperkt of versterkt) en tijdsdruk (hoog of laag) werden gemanipuleerd. De accountants maakten een casus, waarbij ze moesten kiezen met welke taak ze wilden beginnen en waarbij ze slechts eenmaal mochten wisselen van taak. De werkzaamheden omvatten het verifiëren van de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van door de cliënt voorbereide DCF-modellen. De moeilijkheidsgraad werd aangeduid door het aantal informatiesignalen in elk model, met drie signalen voor de gemakkelijke werkzaamheden en zeven voor de moeilijke.
In deelstudie 1.3, een experiment met accountants, werd onderzocht hoe de volgorde van het uitvoeren van taken – eerst een gemakkelijke (kascontrole) en daarna een moeilijke (goodwill impairment test) of andersom – de prestaties beïnvloedt. Deelnemers moesten twee controlewerkzaamheden uitvoeren voor verschillende cliënten. De afhankelijke variabelen betroffen de prestaties bij beide werkzaamheden, waarbij gezocht werd naar fouten in de voorbereide cijfers door de cliënt en de correcte periode voor boekingen. De onafhankelijke variabele was de volgorde waarin de werkzaamheden werden uitgevoerd (gemakkelijke werkzaamheden of moeilijke werkzaamheden eerst).
Uit de enquête onder accountants bleek, niet verrassend, dat zij de audit van goodwill impairment testen als moeilijker beoordelen dan kascontroles. De respondenten in
De resultaten laten zien dat een ruime meerderheid van de accountants de gemakkelijke controlewerkzaamheden prefereerde boven de moeilijke. Tijdens het experiment werden psychologisch eigenaarschap en tijdsdruk gemanipuleerd.
Er werden geen statistisch significante verschillen gevonden in de prestaties in de gemakkelijke taak tussen de groepen die eerst de gemakkelijke taak uitvoerden en diegenen die met de moeilijke taak begonnen. Bij de moeilijkere taak beoordeelden deelnemers die eerst de eenvoudige taak uitvoerden de billijkheid onterecht als redelijker. Ze identificeerden minder problemen en hadden meer moeite met het identificeren van diepgaande kwesties vergeleken met degenen die eerst de moeilijke taak uitvoerden. Dit suggereert dat het eerst uitvoeren van de eenvoudige taak de waakzaamheid voor complexe problemen in de moeilijkere taak kan verminderen doordat accountants pas aan de complexe problemen toekomen wanneer hun cognitieve hulpmiddelen al verder opgebrand zijn.
De bevindingen uit de eerste studie impliceren dat accountantsorganisaties hun controlepraktijken moeten herzien om ervoor te zorgen dat accountants moeilijke werkzaamheden niet systematisch uitstellen ten gunste van gemakkelijkere werkzaamheden, vooral onder tijdsdruk. Een mogelijke interventie is het trainen van accountants in tijdmanagement en het bewust verhogen van hun psychologisch eigenaarschap over hun werkzaamheden. Daarnaast kan het herstructureren van controleprocedures, waarbij moeilijkere werkzaamheden vroeg in het proces worden ingepland, bijdragen aan een verbetering van de controlekwaliteit. Door bewust te sturen op de volgorde waarin controlewerkzaamheden worden uitgevoerd en tijdsdruk te managen, kunnen accountantsorganisaties de neiging tot het prioriteren van eenvoudige taken beperken en zo de algehele controlekwaliteit verhogen.
Het Auditor Learning Framework (ALF) (
De locatie van het leren speelt een belangrijke rol in het bepalen van de aard en effectiviteit van het leerproces. Off-the-engagement leren, dat plaatsvindt buiten de directe werkplek, kenmerkt zich door een meer formele structuur en een meer formeel ontwerp. Dit type leren maakt het mogelijk voor accountants om zich in een meer overpeinzende modus van cognitie te begeven, met meer tijd voor reflectie, los van de dagelijkse werkzaamheden. Voorbeelden hiervan zijn formele trainingssessies, seminars en mentorprogramma’s die buiten de daadwerkelijke auditopdrachten om worden georganiseerd. Aan de andere kant faciliteert on-the-engagement leren, dat plaatsvindt binnen de context van de werkplek zelf, een meer informele en geïntegreerde leerervaring. Dit type leren vindt vaak plaats door directe ervaring, observatie, interactie met collega’s en cliënten, en probleemoplossing tijdens de uitvoering van auditopdrachten.
De tweede dimensie van het ALF betreft de rol van anderen in het leerproces. In actieve leerprocessen spelen anderen, zoals trainers, mentoren of meer ervaren collega’s, een directe en proactieve rol in het faciliteren van het leerproces door middel van interactie, feedback en begeleiding. Dit kan variëren van formele instructie tijdens trainingssessies tot begeleiding en feedback tijdens de auditreviewprocessen. In passieve leerprocessen is de rol van anderen meer indirect, waarbij het leren voortkomt uit de algemene werkomgeving en door het observeren en deelnemen aan werkprocessen zonder gerichte interventie van anderen.
Het ALF illustreert vier mogelijke combinaties van deze dimensies, resulterend in zeven specifieke leerprocessen die relevant zijn voor accountants. Deze omvatten drie off-the-engagement leerprocessen (leren van prestatiebeoordeling, training en mentoring) en vier on-the-engagement leerprocessen (leren van ervaring, cliënten, auditreviews en collega’s). Het kader benadrukt dat actieve en passieve rollen van anderen beide belangrijk zijn binnen het leerproces van accountants, waarbij sommige processen meer gericht zijn op interactie en directe begeleiding, terwijl andere meer afhankelijk zijn van zelfgestuurde leeractiviteiten en informele leermogelijkheden.
Ten eerste wordt geconstateerd dat leren vaak een ongestructureerd bijproduct is van het werk binnen de auditpraktijk. Ondanks het feit dat diverse studies de relaties tussen bekwaamheid, kennis, motivatie en de werkomgeving hebben onderzocht, blijft de rol van motivatie in het leerproces relatief onderbelicht.
Een tweede inzicht betreft de interactie tussen verschillende leerprocessen. Huidig onderzoek heeft zich veelal geconcentreerd op afzonderlijke leerprocessen, zonder de mogelijke interactie ertussen te verkennen. Leren uit ervaring kan bijvoorbeeld onbewust en vluchtig zijn, maar kan versterkt en verduidelijkt worden door nadruk in een auditreview. Een beter begrip van deze interacties kan auditfirma’s helpen bij het ontwikkelen van een meer geïntegreerde benadering van het leren van accountants.
Het derde inzicht benadrukt het belang van diepgaande betrokkenheid bij werk of training voor effectief leren, waarbij hogere cognitieve vaardigheden zoals redeneren, actief leren en kritisch denken centraal staan. Onderzoek van
Tot slot wordt erop gewezen dat er weinig bekend is over leerprocessen met betrekking tot de professioneel-kritische instelling, professionele oordeelsvorming, en integriteit. Met de toenemende interactie van junior accountants met cliënten vanaf een vroeg stadium in hun carrière, wordt het leren van deze vaardigheden steeds belangrijker. Onderzoek zou kunnen verkennen hoe accountantsorganisaties en supervisoren een actieve rol kunnen spelen in het faciliteren van dit leerproces, met name door het geven van feedback. Dit vraagt om een verdieping in de consensus onder supervisoren over de evaluatiecriteria van professionele vaardigheden en de nauwkeurigheid van deze beoordelingen.
De tweede studie benadrukt de noodzaak voor accountantsorganisaties om leerprocessen structureel te integreren in de dagelijkse praktijk. Dit kan door het opzetten van formele en informele leermogelijkheden, zoals mentorprogramma’s, feedbacksessies na audits, en gestructureerde reflectiemomenten. Daarnaast zouden accountantsorganisaties kunnen investeren in het ontwikkelen van een cultuur die actief leren en innovatie aanmoedigt. Het faciliteren van actieve betrokkenheid en het stimuleren van intrinsieke motivatie bij accountants kan bijdragen aan een effectiever leerproces. Door een omgeving te creëren waarin accountants continu kunnen leren en zich ontwikkelen, kunnen organisaties de professionele vaardigheden en de kwaliteit van controlewerkzaamheden verbeteren. Deze inzichten bieden een rijk terrein voor toekomstig onderzoek en praktische implicaties voor de ontwikkeling van effectieve leerstrategieën binnen de auditpraktijk. Het bevorderen van een diepgaand begrip van de interacties tussen verschillende leerprocessen en de rol van motivatie en hogere cognitieve activiteit kan bijdragen aan de ontwikkeling van accountants en de kwaliteit van controlewerkzaamheden.
Accountantsorganisaties gebruiken geautomatiseerde tools en technieken om de efficiëntie en effectiviteit van audits te verbeteren, wat voordelen biedt zoals het verwerken van volledige datasets en het integreren van Big Data (
De invoering van automatisering vereist een zorgvuldige analyse van gedragsmatige aspecten van accountants en hun besluitvorming, vooral omdat stakeholders betogen dat overmatig vertrouwen op automatisering kan leiden tot een verlies van de professioneel-kritische instelling (
Om de negatieve impact van automatisering op de professioneel-kritische instelling tegen te gaan, wordt het stimuleren ‘tegenargumentatie-mentaliteit’ voorgesteld, wat accountants aanzet tot kritischer denken over door automatisering gegenereerde informatie (
In een experiment met professionele accountants werd onderzocht hoe zij omgaan met geautomatiseerde tools en technieken versus menselijke input bij het uitvoeren van auditprocedures. Deelnemers van
De studie onderzocht of accountants hun professioneel-kritische instelling verminderen wanneer zij steunen op werkzaamheden die zijn uitgevoerd door geautomatiseerde tools ten opzichte van het werk dat door een collega-accountant wordt uitgevoerd. Uit de analyses van
De derde studie toont aan dat automatisering binnen de accountantscontrole negatieve effecten kan hebben op de professioneel-kritische instelling van accountants. Om deze effecten te mitigeren, moeten accountantsorganisaties interventies ontwikkelen die accountants stimuleren om kritisch te blijven denken in het geval van geautomatiseerde hulpmiddelen. Het trainen van accountants trainen in tegenargumentatie en het bevorderen van een mindset die kritisch nadenken ondersteunt, kan hierbij helpen. Het bewaken van een balans tussen automatisering en menselijke tussenkomst kan helpen om de professioneel-kritische instelling van accountants te waarborgen en de rol van accountants als vertrouwenspersonen van het maatschappelijk verkeer te versterken.
Het samengevatte proefschrift belicht de cruciale rol van individuele accountantsgedragingen in het bepalen van controlekwaliteit en biedt praktische bijdragen voor de accountancypraktijk. Door de focus te leggen op operationele aspecten zoals taakprioritering, werkplekleren, en het gebruik van geautomatiseerde hulpmiddelen, biedt het onderzoek inzichten in de wijze waarop deze factoren de oordeelsvorming, besluitvorming en professioneel-kritische instelling van accountants beïnvloeden. Praktische bijdragen van dit onderzoek omvatten het belang van het versterken van psychologisch eigenaarschap bij accountants voor hun taken, het stimuleren van werkplekleren, en het toepassen van interventies gericht op het tegengaan van de negatieve effecten van automatisering op de professioneel-kritische instelling. Deze bevindingen bieden accountantsorganisaties en toezichthouders concrete handvatten om controlekwaliteit te verbeteren door gerichte operationele interventies. Het benadrukt de noodzaak voor een dieper begrip van de microgrondslagen van controlekwaliteit en de invloed van individueel gedrag binnen auditprocessen, wat essentieel is voor het handhaven van vertrouwen in financiële rapportages en het functioneren van accountants als vertrouwenspersoon binnen het maatschappelijk verkeer. Het is belangrijk voor accountants om hier met enige regelmaat goed op te reflecteren, zodat het bewustzijn op dit gebied geactiveerd blijft.
Dr. C.P.H. Peters – Christian is Assistant Professor aan Nanyang Technological University Singapore.
Dit artikel bevat een samenvatting van het proefschrift ‘The Microfoundations of Audit Quality.’ De individuele originele artikelen waarop het artikel is gebaseerd zijn te vinden in de literatuurlijst. De individuele studies kunnen ten opzichte van het proefschrift wijzigingen bevatten.