Research Article |
|
Corresponding author: Ed Vosselman ( e.vosselman@fm.ru.nl ) Academic editor: Marcel van Rinsum
© 2024 Ed Vosselman.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits to copy and distribute the article for non-commercial purposes, provided that the article is not altered or modified and the original author and source are credited.
Citation:
Vosselman E (2024) Controllership en de performativiteit van management accounting en control: naar een verbreding van perspectief. In: Majoor B, Gold A, Oord A (Eds) Jubileum 100 jaar MAB. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 98(5): 271-278. https://doi.org/10.5117/mab.98.126390
|
Onderzoek naar de performativiteit van accounting geeft inzicht in hoe accounting een constituerende en mobiliserende werking kan hebben. Met name een begrip van ‘performativiteit als voortdurende reis’ heeft de potentie om het perspectief van de businesscontroller op accounting en control te verbreden. De focus van de controller verlegt zich dan van het individu naar een relationeel verband, waardoor onverwachte effecten van calculaties en prestatiemeting zichtbaar worden. Calculaties zijn geen mechanistische antwoordmachines, maar nemen deel aan een reis, een zoektocht, waarin zij managers (en anderen) verleiden of inspireren om nieuwe vragen te stellen en om betere of nieuwe mogelijkheden te zien. Prestatiemeting creëert als fenomeen condities voor de ontwikkeling van een ‘calculatieve’ ruimte waarin rationaliteit de boventoon voert. Aandacht van de controller voor onverwachte positieve en negatieve effecten daarvan is van belang.
controlling, functionaliteit, relationaliteit, performativiteit
Dit artikel legt een relatie tussen een wetenschappelijke onderzoekslijn en het werkterrein van de businesscontroller. Kenmerkend voor die onderzoekslijn is het uitgangspunt dat accounting niet alleen representeert, maar ook – en vooral – vorm en betekenis geeft aan de werkelijkheid. Anders gezegd, accounting speelt een belangrijke rol in het constitueren van organisaties en de samenleving. Inzicht in die rol is ook relevant voor beleidsmakers, managers en auditors.
In het internationale onderzoeksveld wordt al vele jaren expliciet aandacht besteed aan de performativiteit van accounting. Het begrip ‘performativiteit’ is ontleend aan disciplines buiten die van accounting, waaronder de linguïstiek (
Ook binnen de management accounting en control-discipline is er geen eenduidig begrip van performativiteit. Toch is er wel een zekere gemeenschappelijke basis te ontdekken in de betekenis die verschillende auteurs eraan geven (
Hoewel de ontwikkeling van kennis over de performativiteit van accounting vooral in de laatste tien tot vijftien jaar heeft plaatsgevonden is de basis voor deze kennisontwikkeling al veel eerder gelegd. Al in 1980 argumenteerden
Alhoewel de genoemde auteurs niet expliciet spreken over performativiteit, leggen zij terugkijkend een basis voor studies die meer expliciet op performativiteit betrekking hebben. Kenmerkend voor die studies is dat zij afstand nemen van een focus op individuele besluitvormers en dat zij accounting plaatsen in een relationeel verband; een constellatie van mensen en dingen, van subjecten en objecten. Een aantal onderzoekers kiest er daarbij bewust voor om de bijdrage van accounting aan de performativiteit van economische theorie of het economisch discours bloot te leggen (zie
Al met al heeft het onderzoek naar de performativiteit van accounting zich ontwikkeld tot een volwassen onderzoekslijn. Het is een vorm van alternatief management accountingonderzoek (Baxter and Chua 2003) dat een plaats heeft naast het zogenoemde ‘mainstream’-onderzoek: op verklaring gericht positivistisch onderzoek en het op rationele besluitvorming gerichte functionalistische onderzoek.
In eerdere publicaties in het Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie is het begrip performativiteit verbonden met kritisch accountingonderzoek (
In het vervolg van dit artikel betoog ik dat een specifiek begrip van performativitet (‘performativiteit als voortgaande reis’) de potentie heeft om daadwerkelijk iets toe te voegen aan de invulling van de controllersfunctie. Ik illustreer die performativiteit met een studie van
Wie de vraag stelt naar de performativiteit van management accounting en control, stelt in feite de vraag naar de route die een management accounting en control-systeem of deel daarvan aflegt na zijn ontstaan. Dat kan een route zijn die uitkomt op de bestemming die de inrichter van het management accounting en control-systeem had bedoeld. Maar de route kan ook heel onverwachte wendingen nemen en niet uitkomen bij de bestemming.
Wanneer management accounting en control in verband worden gebracht met het bereiken van een bestemming is het performatief wanneer het die bestemming inderdaad bereikt; dus als de werking ervan overeenkomt met de oorspronkelijke bedoeling. Als bijvoorbeeld de prestatie van een manager overeenkomt met de van tevoren door het topmanagement geformuleerde winsttaakstelling, dan heeft het control instrument (de taakstelling) zijn doel bereikt en is het performatief. De winsttaakstelling, het management control-instrument, presteert naar verwachting.
Deze vorm van performativiteit, performativiteit als bestemming (‘performativity as destination’ (
Het bovenstaande begrip van performativiteit als een bestemming is nuttig om het contrast met het begrip representatie aan te geven. Performativiteit van taal contrasteert met representativiteit van taal. Op vergelijkbare wijze contrasteert de performativiteit van accounting, van rekenarij, met de representativiteit van accounting. Accounting is representatief (hoe gebrekkig ook) als het een bestaande werkelijkheid in kwantitatieve (financiële) termen uitdrukt; het is performatief als het een werkelijkheid realiseert zoals bedoeld door de ‘rekenaar’.
Ik durf de stelling aan dat het (probleemloos) bereiken van de bestemming eerder de uitzondering is dan de regel. In de praktijk van alledag zijn de condities (Austin (1968) spreekt van ‘felicitous conditions’) voor een probleemloze reis naar de bestemming van een uitspraak of een rekenpartij vaak onvoldoende aanwezig. Zo is het zeker niet vanzelfsprekend dat een op rekenarij gebaseerde beslissing (uitspraak) de bestemming bereikt die overeenkomt met de intenties van de oorspronkelijke besluitvormer. Menig topmanager of CEO zal de ervaring hebben dat een belangrijke strategische beslissing op allerlei weerstand kan stuiten van meer of minder machtige belanghebbenden. Een treffend voorbeeld hiervan geven
Dit voorbeeld geeft aan dat op accountinginformatie gebaseerde beslissingen onderweg obstakels kunnen tegenkomen die tot niet voorspelde veranderingen leiden, veranderingen die zowel de accountinginformatie als de uiteindelijke bestemming van de beslissing kunnen beïnvloeden. De interessante vraag is dan niet of de beslissing de gewenste bestemming wel of niet heeft bereikt, maar welke veranderingen er onderweg optreden en wat daarvan de effecten zijn. Een begrip van performativiteit als bestemming schiet voor de beantwoording van die vraag tekort. Een beslissing is in zo’n begrip performatief als haar doel wordt bereikt, als de beslissing succesvol is. Performativiteit is dan eigenlijk synoniem met functionaliteit. Accounting blijft een ‘black box’; de relatie met de praktijken en de dynamiek van alledag blijft onzichtbaar. Wat nodig is om bovenvermelde vraag te beantwoorden is een begrip van performativiteit als voortgaande reis: ‘performativity as an ongoing journey’ (
Het begrip van performativiteit als voortgaande reis kan behalve op beslissingen en onderliggende beslissingscalculaties ook op management control worden toegepast. Alhoewel ik zeker niet wil suggereren dat performativiteit als voortgaande reis uitsluitend verbonden is met ‘actor-network theory’, gebruik ik die theorie in navolging van vele anderen als vehikel om de voortgaande reis van management control bloot te leggen. Een management control ‘ding’ kan worden gezien als een actor. Een budget of prestatiecontract is dan een niet-menselijke actor (een ‘non-human’) die zowel gemobiliseerd kan worden als kan mobiliseren. De mobilisatiekracht zit in de verbinding met andere actoren van zowel menselijke als niet-menselijke aard. Als die verbindingen niet ontstaan blijft het een dood ding. Hetzelfde geldt voor andere actoren, of ze nu van menselijke of niet-menselijke aard zijn; vanuit een actor-netwerktheoretisch perspectief zit de mobilisatiekracht van de actor altijd in de verbindingen, in het actor-netwerk – niet in de actor zelf.
Bezien als een actor is een budget of prestatiecontract niet ondergeschikt aan de mensen die ermee omgaan; integendeel, het staat op gelijk niveau. Dit wordt vaak aangeduid met het begrip symmetrie. Het bestaan van symmetrie tussen mensen en niet-mensen betekent natuurlijk niet dat er geen verschil is tussen mensen en niet-mensen. Mensen kunnen van binnenuit intenties hebben; niet-mensen kunnen dat niet. Het bestaan van symmetrie betekent wel dat zowel mensen als niet-mensen primair worden gemobiliseerd door verbindingen, door hun actor-netwerk, en niet primair door iets van binnenuit. Waar het om gaat is dat niet-mensen evenals mensen kunnen aanzetten tot bepaalde handelingen (of niet) omdat zij zich verbinden met andere actoren. Soms kunnen mensen niet of nauwelijks om niet-mensen heen en moeten zij zich wel verbinden. Neem bijvoorbeeld een hoge drempel in de weg: de automobilist kan het zich nauwelijks veroorloven om zich niet met die drempel te verbinden en zijn snelheid niet aan te passen; dat zou immers (grote) schade aan zijn auto toebrengen. Het is dus niet zo dat de drempel op zichzelf mobiliseert. Hij zet pas aan tot actie als er een verbinding met auto en automobilist tot stand komt. Op vergelijkbare wijze kan bijvoorbeeld ook een prestatiecontract (of een winsttarget) mobiliseren als er verbindingen ontstaan met de managers. Natuurlijk hebben managers altijd de keus om zich niets gelegen te laten liggen aan het prestatiecontract, maar dat is nooit zonder consequenties. Het belangrijke punt is: eerst is er de ontmoeting, dan is er de keuze.
In een performatief perspectief op management control zijn de interessante vragen voor de controller: ontstaan er verbindingen tussen de actor management control en andere actoren en zo ja, wat zijn de effecten van die verbindingen (of het niet tostandkomen daarvan) en hoe kan daarin worden geacteerd? Om die vragen te kunnen beantwoorden, moet de controller participeren in de reis van management control in een netwerk van actoren. De focus van zijn of haar aandacht verschuift dus van de rechtstreekse beïnvloeding met het management control systeem van individuen (de managers) naar de ontwikkeling en effecten van management control in een netwerk van actoren.
Enige jaren geleden was ik betrokken bij een studie waarin wij de ontwikkeling en effecten van een management control-systeem bestudeerden. De studie (
Met betrekking tot de strategische besluitvorming lag bij het topmanagement de initiële vraag op tafel naar langetermijnprognoses van de kostenontwikkeling behorend bij ongewijzigd beleid. Geleidelijk werden in de interactie met F&C en het MAC ook nieuwe vragen opgeroepen: was het wellicht verstandig om zich te concentreren op specifieke zorgdiensten? Bijvoorbeeld op patiënten met een hoge zorgindicatie? En wat zouden de economische consequenties van een dergelijke keuze zijn? In de verbindingen tussen het topmanagement, F&C en MAC ontstonden geleidelijk nieuwe bestemmingen van MAC, die in de ogen van de betrokken menselijke actoren ook werden gerealiseerd. De controllers van F&C voelden zich verantwoordelijk om uitvoerige, betrouwbare en feitelijke informatie te verstrekken die een adequaat antwoord gaf op de vragen die geleidelijk bij het topmanagement ontstonden. Daarbij liet F&C weinig ruimte voor een discussie over de betrouwbaarheid van de cijfers. Zij zagen MAC vooral als een antwoordmachine. Het topmanagement bleek in het algemeen goed met deze antwoorden uit de voeten te kunnen. Kortom: in grote lijnen was het onderdeel van MAC dat betrekking had op strategische besluitvorming door het topmanagement performatief in de zin dat het zijn bestemming bij het topmanagement bereikte.
Met betrekking tot management control verliep het anders. MAC omvatte in aanvulling op de delegatie van beslissingsbevoegdheden naar afdelingsmanagers een vorm van prestatiesturing met budgetten en ‘dashboards’. Een dergelijke prestatiesturing ‘van buitenaf’ (control op afstand) bleek evenwel grotendeels een illusie; het systeem bereikte haar bestemming niet. Het functioneerde niet als verwacht. De afdelingsmanagers bleken zich niet zonder slag of stoot met het prestatiemeetsysteem te verbinden. In de reis door de organisatie konden de budgetten en de dashboards hun tentakels onvoldoende uitslaan om beheersing van buitenaf goed mogelijk te maken. Door dynamische verbindingen tussen verschillende actoren, waaronder senior managers, operationele zorgmanagers, hardware en software, ontwikkelden de dashboards en andere controls zich in onverwachte richtingen. Met name de dashboards werden meervoudig. Operationele zorgmanagers negeerden de door F&C geproduceerde dashboards niet, maar namen de ruimte om de in hun ogen ‘boekhoudkundige informatie’ op de dashboards te ‘repareren’, zodat de informatie aansloot bij hun dagelijkse problemen. MAC zoals ontworpen en geïntroduceerd door F&C was dus allesbehalve een stabiel functioneel instrument. F&C reageerde vanuit een functioneel perspectief: de afdeling produceerde een technisch herontwerp van het prestatiemeetsysteem en stelde trainingen voor die operationele managers van de nodige (financiële) kennis zouden voorzien. Het herontwerp hield rekening met verschillende informatiebehoeften op verschillende managementniveaus; de herontworpen dashboards waren veelvoudig, maar toch met elkaar verbonden. In tegenstelling tot de verwachtingen van F&C bereikten ook deze herontwerpen niet of nauwelijks hun gewenste bestemming. Operationele managers bleven de representatieve kwaliteiten van de indicatoren in de dashboards ter discussie stellen en lieten zich er niet echt iets aan gelegen liggen. De herontworpen dashboards mobiliseerden diverse managers weliswaar, maar in een niet door F&C bedoelde richting. Wat er gebeurde, was dat een aantal operationele managers het initiatief nam om eigen ‘bottom-up’ dashboards en informatiesystemen te ontwikkelen. Daardoor differentieerde het prestatiemeetsysteem meer en meer. Die verdere differentiatie, die voortgaande performatieve reis van het prestatiemeetsysteem, werd overigens mede mogelijk gemaakt door een ruime opstelling van het topmanagement dat niet uit was op strakke beheersing.
Kennelijk is in het hiervoor beschreven geval de kracht van de performativiteit in het netwerk groter dan de kracht van functionele ontwerpen die worden geïmplementeerd in een min of meer hiërarchisch verband. Tot teleurstelling van F&C bleek op centraal niveau management control op basis van een regelkring een droom, een fantasie. Het is gebruikelijk om zo’n teleurstelling toe te schrijven aan weerstanden die in de organisatie leven, om vervolgens in hiërarchisch verband maatregelen te nemen om die weerstanden te bestrijden. Maar de studie laat zien dat het duiden in termen van weerstand veel te grofmazig en simpel is. Operationele managers keren zich niet rechtstreeks tegen de controls, maar zetten ze tegen de achtergrond van hun verantwoordelijkheid zoveel mogelijk naar hun hand. Zoals
Een performatief perspectief op accounting en control heeft ingrijpende consequenties voor controllership. Vanuit een traditioneel functioneel perspectief op accounting en control is de controller gericht op beslissingsondersteuning en beslissingsbeïnvloeding van individuele managers. Zijn of haar instrumentarium vormt een antwoordmachine: beslissingscalculaties geven uitsluitsel over de beste handelwijze; prestatiemeting geeft uitsluitsel over de geleverde prestaties van eenheden of individuen. Vanuit een performatief perspectief geven calculaties geen uitsluitsel, maar zijn het intenties die in een relationele drijfkracht (‘relational drift’; zie ook
Ook op prestatiemeting en -waardering verbreedt het perspectief van de controller zich. Prestatiemeting (zeker in relatie met taakstelling en beloning) is niet alleen een middel om lokale managers rechtstreeks te prikkelen tot bepaalde prestaties, maar creëert als fenomeen condities voor de ontwikkeling van een ‘calculatieve’ ruimte waarin rationaliteit de boventoon voert. Wat gebeurt er daadwerkelijk in die ruimte? Zijn er wellicht verrassingen in hoe de prestatiemeting en de daarmee verbonden ‘controls’ werken? Vinden lokale managers het van belang om de controls naar hun eigen omstandigheden te kneden? En zo ja, wat betekent dat voor de bedrijfsvoering als geheel? Of vindt er, anderzijds, in de calculatieve ruimte wellicht uitsluiting plaats van niet (gemakkelijk) meetbare activiteiten die wel belangrijk zijn voor de bedrijfsvoering als geheel? Heeft de calculatieve ruimte een (negatief) effect op de identiteit van bepaalde functionarissen? Het is van belang dat de business controller een oog heeft voor onverwachte positieve en negatieve effecten van prestatiemeting in de meest brede zin van het woord. Dit gaat verder dan aandacht voor disfunctionele effecten van controlsystemen, omdat die zich concentreert op negatieve gedragseffecten op individuen.
Een performatief perspectief op prestatiemeting gaat overigens verder dan het concept ‘enabling control’. Dat laatste begrip vormt een dualisme met ‘coercive control’, een dualisme dat door
De onderzoekslijn waarbij dit artikel aansluit heeft in de internationale onderzoeksgemeenschap een stevige plek veroverd naast andere onderzoekslijnen. In verhouding tot het zogenoemde ‘mainstream’-onderzoek (positivisme/functionalisme) heeft dit onderzoek een kritisch karakter. Het is met name kritisch op de positie van het menselijk individu. Het gaat ervanuit dat handelingsvermogen of mobilisatiekracht (ook wel aangeduid met de term ‘agency’) niet is gelokaliseerd in relatief autonome menselijke individuen (subjecten), maar in verbindingen of verwikkelingen in een relationeel verband van mensen en niet-mensen, van subjecten en objecten. Mensen spelen daarin een belangrijke rol, maar zitten niet op een troon. Zij krijgen pas kracht van handelen in de verbinding of verwikkeling met andere subjecten en objecten. Er doet zich op wereldschaal een aantal ontwikkelingen voor die nopen tot verdergaande erkenning van deze kritische herpositionering van handelingsvermogen en veranderkracht. Tot die ontwikkelingen behoren onder andere (informatie)technologische ontwikkelingen. Zo zijn processen in de gezondheidszorg (bijvoorbeeld
Gegeven deze ontwikkelingen is mijn verwachting dan ook dat de performatieve onderzoekslijn in de komende tijd aan betekenis zal winnen. In ieder geval spreek ik de hoop uit dat het MAB in de komende 100 jaar via de publicatie van performatieve kennis van accounting en control een bijdrage zal leveren aan de inrichting, instandhouding en ontwikkeling van een duurzame samenleving met duurzame organisaties, in de meest brede zin.
Prof. dr. E.G.J. Vosselman – Ed is als emeritus hoogleraar Accounting verbonden met de Radboud Universiteit te Nijmegen.
De auteur dankt twee anonieme reviewers en de editor voor hun geëngageerde en kritische commentaren op een eerdere versie van dit artikel.
Daarmee wil ik zeker niet suggereren dat het begrip performativiteit uitsluitend is verbonden met die theorie (zie ook