Literature Review |
Corresponding author: Nancy Kamp-Roelands ( a.e.m.kamp-roelands@rug.nl ) Academic editor: René Orij
© 2024 Nancy Kamp-Roelands.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits to copy and distribute the article for non-commercial purposes, provided that the article is not altered or modified and the original author and source are credited.
Citation:
Kamp-Roelands N (2024) 100 jaar MAB: de ontwikkelingen in meervoudige waardecreatie door ondernemingen. In: Majoor B, Gold A, Oord A (Eds) Jubileum 100 jaar MAB. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 98(5): 229-246. https://doi.org/10.5117/mab.98.127795
|
Dit artikel bespreekt 100 jaar MAB vanuit de ontwikkeling van meervoudige waardecreatie. Daarbij wordt ook de relatie gelegd met duurzaamheid en de transparantie daarover. Alle jaargangen van het MAB zijn onderzocht en de kernboodschappen uit de relevante artikelen zijn verwerkt in dit artikel. Het geeft een historisch overzicht van gebeurtenissen, onderzoeken en opinies gedurende 1924–2023. Daarin zien we dat ontwikkelingen uit het verleden nog steeds relevant zijn voor de huidige context waarin we denken over waardecreatie. Ook beschrijft het artikel de veranderende transparantie over meervoudige waardecreatie door ondernemingen en de opbouw van het institutionele kader tot uiteindelijk het ontstaan van de CSRD.
MAB, meervoudige waardecreatie, langetermijnwaardecreatie, integrated reporting, maatschappelijke verslaggeving, duurzaamheid, duurzaamheidsverslaggeving, CSRD
De invulling van duurzaamheid en waardecreatie zoals die nu vanuit de CSRD wordt gevraagd, bouwt op een lange historische ontwikkeling. De artikelen in 100 jaar MAB laten zien dat de perceptie van waardecreatie zich verbreedt naar steeds meer onderwerpen en meer typen stakeholders. Voor ondernemingen en andere stakeholders is het relevant om te zien hoe en waarom de perceptie van waarde is veranderd en welke aandachtspunten tot op heden nog een rol spelen voor langetermijnwaardecreatie.
Nu het MAB 100 jaar bestaat, is dat aanleiding om aan de hand van 100 jaar artikelen in het MAB te kijken hoe de visie op meervoudige waardecreatie en de transparantie daarover zich heeft ontwikkeld. Waardecreatie is lange tijd vanuit een economisch perspectief bezien en dan vooral gekoppeld aan een geldwaarde. In de eerste MAB-artikelen zien we dat dit gekoppeld wordt aan kostwaarde en aan koopkracht, bijvoorbeeld waarde in de zin van ruil. In de laatste artikelen gaat het over meervoudige waardecreatie voor zowel de onderneming als de stakeholders, die tevens gerelateerd wordt aan de maatschappelijke uitdagingen voor de lange termijn. Naar mijn mening zijn er verschillende perspectieven op waarde, zoals een intern ondernemingsperspectief, een maatschappelijk perspectief of een persoonlijk perspectief. Hier kan soms een spanningsveld ontstaan. In dit artikel ga ik in op het ondernemingsperspectief. De invulling van wat waardecreatie is, is deels ook gerelateerd aan hoe de rol van de onderneming wordt gezien. De mondiale omgeving en macro-economische ontwikkelingen zijn daarop van invloed, maar ook de specifieke context waarin de onderneming opereert en de perceptie van het bestuur dat uiteindelijk verantwoordelijk is voor de invulling van de strategie en de onderwerpen waarover verslag wordt gedaan.
Het artikel laat zien dat er wereldwijd verschillen zijn tussen de regio’s. De ontwikkelingen in de tijd laten ook zien dat de invulling van waardecreatie zich heeft ontwikkeld van waardecreatie in isolatie – dus in relatie tot losse onderwerpen – naar een geïntegreerde visie op waardecreatie, waarin de onderlinge afhankelijkheden duidelijk aan bod komen (IIRC 2010). De invulling van wat waardecreatie is en hoe daarover moet worden gerapporteerd wordt ook steeds verder geïnstitutionaliseerd via wet- en regelgeving, via gedragscodes en corporate governance codes. Er zijn proactieve ondernemingen, instituties en personen, die zorgen voor verandering en er zijn volgers die wet- en regelgeving nodig hebben voor de invulling van wat waardecreatie zou moeten zijn. De timing van 100 jaar MAB valt samen met de implementatie van de Europese Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) die uiteindelijk voor zo’n 55.000 ondernemingen in Europa gaat gelden.
Hoewel de CSRD veel ruimte laat aan ondernemingen om zelf invulling te geven aan de waardecreatie voor stakeholders, worden de diverse onderwerpen wel expliciet genoemd bij het vaststellen van wat relevant is (
In dit artikel in het kader van 100 jaar MAB ga ik in op de ontwikkeling van de veranderende perceptie op meervoudige waardecreatie zoals die zichtbaar is in de MAB-artikelen, inclusief de artikelen die gaan over de verantwoording die daarover door ondernemingen wordt afgelegd. De perceptie van de rol van de onderneming ligt daarin verweven. Het gaat over beursgenoteerde ondernemingen en niet-beursgenoteerde ondernemingen, grote, middelgrote, kleine en micro-vennootschappen. In paragraaf 2 wordt de onderzoeksmethodiek besproken. In paragaaf 3 worden de verschillende tijdperioden en ontwikkelingen besproken en in paragraaf 4 wordt een samenvattende conclusie gegeven.
De literatuurstudie omvat alle publicaties van het MAB vanaf 1924. Alle jaargangen zijn in chronologische volgorde doorgenomen. De artikelen zijn op titel gescand. Als uit een artikel duidelijk bleek dat dit niet voldeed aan het onderwerp van deze publicatie, dan is het artikel niet bekeken. Alle andere artikelen zijn stuk voor stuk geopend. De inleiding is gelezen om te kijken of het artikel binnen de selectie viel. Als dit nog niet duidelijk was, is de inhoud van het artikel verder geselecteerd op basis van de zoekwoorden: kapitaal, arbeid, waarde, maatschappij, maatschappelijk verantwoord ondernemen, sociaal, social, ESG, niet-financiële informatie, non-financial information, duurzaamheid, sustainability, milieu, klimaat, climate, integrated reporting, maatschappelijke verslaggeving, duurzaamheidsverslaggeving. Er zijn uiteindelijk ruim negentig artikelen verwerkt in deze publicatie. De eerste versie van dit artikel is met de helft gereduceerd om als MAB-artikel te kunnen dienen. Daarom doet dit samenvattende artikel vaak maar beperkt recht aan de diepgang van de artikelen zelf. Om de artikelen in een context te plaatsen, wordt ook steeds een kort overzicht gegeven van actuele ontwikkelingen in Nederland en waar relevant internationaal.
Waardecreatie wordt naar mijn mening beïnvloed door:
Er zijn veel artikelen gevonden die ingaan op de omgevingsfactoren. Er is een beperkt aantal artikelen gevonden die ingaan op specifieke sectoren. Met betrekking tot de perceptie van het bestuur is er één artikel van een voormalig bestuurder over waarde gevonden; de perceptie van het bestuur is daarom gebaseerd op de vele onderzoeken naar transparantie door ondernemingen. Jaarverslaggeving vormt een belangrijke bron om te zien wat de perceptie van ondernemingen is op waardecreatie. Daarom zijn in dit artikel ook diverse artikelen verwerkt die gaan over de transparantie door ondernemingen over waardecreatie. Op basis van de inhoud van de onderzochte artikelen is een bepaalde periode-indeling gemaakt en een titelomschrijving voor de trend die in deze periode zichtbaar was.
Voor een indeling naar perioden is gekozen voor:
Een beperking van dit onderzoek is dat er niet is gekeken naar de ontwikkelingen binnen monetaire waardecreatie, zoals de vervangingswaardeleer of andere waarderingsgrondslagen. Ook worden de ontwikkelingen in financiële maatstaven, zoals het kasstroomoverzicht, niet besproken. Een andere beperking van dit onderzoek is dat er in het kader van 100 jaar MAB uitsluitend naar publicaties in het MAB is gekeken. Af en toe is dit aangevuld met een relevante publicatie waarnaar in het betreffende MAB-artikel werd verwezen. Ook in het tijdschrift ‘Accountant’ van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants zijn bijvoorbeeld verschillende publicaties verschenen.
Deze zijn niet meegenomen in dit literatuuronderzoek. Ook publicaties in andere bronnen zijn niet betrokken in dit historische MAB-overzicht. Een andere beperking is dat er te weinig ruimte is om in dit MAB-artikel alle ontwikkelingen op het gebied van een andere perceptie van waardecreatie te benoemen. De verschillende MAB-publicaties over corruptie en governance die zijn gevonden, zijn bijvoorbeeld – hoewel interessant voor duurzaamheid – niet meegenomen in het literatuuronderzoek. Ook worden artikelen waarin het intern management van de onderneming, inclusief de rol van de controller op duurzaamheidsgebied, niet besproken. Van de vele internationale ontwikkelingen zijn er enkele uitgelicht. Dit artikel heeft daarom niet de pretentie om volledig te zijn.
Het huidige spanningsveld met betrekking tot de verschillende percepties van de rol van de onderneming en de perceptie van waarde speelt al gedurende de hele geschiedenis van ondernemen. Is de rol van een op winst gerichte onderneming het vergroten van aandeelhouderswaarde of is de rol van de onderneming gericht op het in staat zijn en blijven om meervoudige waarde voor belanghebbenden te creëren?
Bedrijfseconomische verhandelingen kapitalisme en marxisme | |
---|---|
1919 | Oprichting International Labour Organization (ILO) |
1920 | The economics of welfare by Pigou |
1924 | Limperg start Maandblad voor Accountancy en Bedrijfshuishoudkunde |
1931 | World Social Economic Congress in Amsterdam |
In de eerste publicaties van het MAB vinden we dan ook al meteen een reeks van verhandelingen waarin de moderne waardeleer vanuit het kapitalisme wordt vergeleken met de marxistische waardeleer (
In de artikelenreeks zie je de discussies terug over een subjectieve en een objectieve waarde. In deze periode is er onder meer door de publicatie van
Toenemende medezeggenschap werknemers | |
---|---|
1950 | Wettelijke invoering ondernemingsraad (WOR) |
1950 | Kenneth Boulding, Hiërarchie in systeemtheorie* |
De literatuur over waarde vanuit een ander perspectief dan monetair is in deze periode beperkt. Er is een verhandeling over de waarde in het kader van het bepalen van de loonhoogte, rekening houdend met het type werkzaamheden (
Interessant is de publicatie van
Toenemende rol transparantie | |
---|---|
1968 | Oprichting Club van Rome, 1972 publicatie Grenzen aan de groeia |
Toenemende invloed vakbonden | |
1971 | Start Ernst & Ernst-onderzoeken naar Corporate Responsability |
1974 | American Association of Accountants “Measuring Social Costs” 1974b |
1977 | AICPA Report of the Committee on the Measurement of Social Costs 1977c |
1975 | Accounting Standards Committee “The Corporate Report”d |
1976 | Afzonderlijk personeelsverslage |
Opkomst rentmeesterschap | |
1976 | OECD Richtlijnen multinationale ondernemingen |
1976 | Invoering Burgerlijk Wetboek 2 |
1979 | Verenigde Naties en mandaat verslaggeving UNCTAD-ISAR |
1980 | Milton Friedman “Free to choose” publicatief |
In de periode 1970–1985 krijgen in Nederland vakbonden meer zeggenschap en worden werknemersbelangen een belangrijk onderdeel van waardecreatie. Ook vindt de institutionalisering van de ondernemingsverslaggeving plaats. Het Burgerlijk Wetboek Boek 2 komt tot stand, met daarin ook bepalingen voor het bestuursverslag, inclusief bepalingen omtrent de informatie over werknemersaangelegenheden.
Aan het einde van de jaren ’70 zien we in de MAB-artikelen de aandacht voor maatschappelijke verslaggeving ontstaan vanuit een breder kader dan alleen personeelsaangelegenheden. Scholten (1976) bespreekt het jaarverslag. De toegenomen behoefte aan meer en betere informatie ontstaat door de institutionalisering van de investeerders, de verwevenheid van ondernemingen met de samenleving en een zekere verantwoordelijkheid naar betrokkenen en voor de grotere ondernemingen een toenemende internationalisering. Hoewel het directieverslag wat meer verschillende thema’s kan bespreken, pleit Scholten voor de focus op (financieel) kapitaal voor het jaarverslag als geheel.
Terwijl we in Nederland focussen op werknemersaspecten, zien we in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk een verbreding naar waardecreatie voor meerdere stakeholders.
Echter, er komt in de Verenigde Staten ook een zeer invloedrijke reactie op de toenemende overheidsbemoeienis ten aanzien van de wijze waarop de onderneming zich moet gedragen met betrekking tot waardecreatie.
In Europa gaat de ontwikkeling van maatschappelijke waardecreatie door en zijn West-Duitsland, Frankrijk en Nederland de leidende West-Europese landen op het gebied van het rapporteren over maatschappelijke waardecreatie (
De jaren tachtig kenmerkten zich door veel schandalen, bijvoorbeeld bodemverontreinigingen, illegale stort van afval en watervervuiling. Het was ook de tijd dat in Nederland de Wet Milieubeheer als overkoepelende wetgeving verder vorm kreeg. De nadruk lag daarom in deze periode op het beheersen van waardevernietiging, vooral op milieugebied.
De Nederlandse overheid zorgt voor verandering van focus. Minister Nijpels (minister van Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer) start in deze tijd de campagnes: “de vervuiler betaalt”, waardoor de externaliteiten niet meer afgewenteld worden op de maatschappij, maar op de onderneming die verantwoordelijk is voor de maatschappelijke waardevernietiging op milieugebied. Onder zijn bewind wordt in 1989 een nationaal milieubeleidsplan gepubliceerd met diverse detailrapporten. Daarin krijgen ook de milieuboekhouding en de accountant een expliciete rol.
Divers | Schandalen (Uniser, Lekkerkerk, Union Carbide, etc.) |
---|---|
1987 | Wet Bodembeheer als onderdeel Wet Milieubeheer |
1989 | Nationaal Milieubeleidsplan |
1989 | UNCTAD-ISAR onderzoek naar duurzaamheid in jaarverslaggeving |
1992 | IPCC-rapporten over klimaat |
1992 | Earth Summit – 175 landen onderschrijven de UN Rio Declaration of Environment and Development met Agenda 21 als actieplan om een duurzame economie te bereiken in de 21ste eeuw |
1994 | UNEP Monitoren van voortgang van bedrijfsleven richting duurzame ontwikkeling |
1995 | In werking treden van het Europese Eco-Management and Audit Scheme (EMAS): vrijwillig schema gericht op de inrichting van een milieuzorgsysteem en de publicatie van een milieuverslag geverifieerd door een geaccrediteerde auditor (verordening uit 1993). |
1995 | Oprichting Sustainability Working Group Accountancy Europe (in die tijd de Europese Federatie van Accountants FEE) met de eerste publicaties over duurzaamheid. |
1995 | Start ACC Award voor beste milieu-/maatschappelijk verslag (later geïntegreerd in de Transparantiebenchmark) |
1996 | Start European Sustainability Award voor beste maatschappelijk verslag |
1997 | Kyoto-protocol reductie klimaatverandering |
1997 | Oprichting Global Reporting Initiative, 1999 eerste draft richtlijnen van het Global Reporting Initiative, in 2000 de eerste definitieve versie |
1999 | IAASB publiceert het Assurance framework waarin objecten van assurance worden onderverdeeld naar gedrag, systemen/processen en informatie, in 2000 volgt de definitieve versie |
In 1991 kwam ook de discussie over een vrijwillig of wettelijk jaarlijks milieuverslag op (
In de periode 2000–2010 ontstond opnieuw de aandacht voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar nu met veel meer aandacht voor ethiek in de keten. Het gaat om het beperken van waardevernietiging op het gebied van internationale sociale aspecten en meer transparantie hierover. Tegelijkertijd verbetert de transparantie over het beheersen van waardevernietiging op milieugebied steeds verder (
2000 | Oprichting UN Global Compact |
2000 | Eerste richtlijnen Global Reporting Initiative |
2000 | SER-rapport ‘De Winst van Waarden’ |
2002 | OESO Herziene richtlijnen voor multinationale ondernemingen |
2003 | Raad voor de Jaarverslaggeving voegt informatie in over maatschappelijk verantwoord ondernemen in Richtlijn 400 Bestuursverslag en publiceert de afzonderlijke Handreiking maatschappelijke verslaggeving |
2003 | Europese Commissie Moderniseringsrichtlijn – EU Richtlijn 2003/51, niet-financiële informatie in de jaarverslaggeving, inclusief milieu- en personeelsaangelegenheden, voor zover relevant voor het inzicht in de positie en prestaties van de onderneming, in 2005 van toepassing |
2004 | Start Transparantiebenchmark; onderzoek naar transparantie door ondernemingen, als officieel instrument van de overheid om maatschappelijke verslaggeving te stimuleren |
2005 | Start EU European Trading Scheme (CO2-rechten) |
2008 | Nederlandse corporate governance code: maatschappelijke aspecten van ondernemen |
Kamp-Roelands benadrukt het ‘right to know’ principe en dat ondernemingen bij hun waardecreatie ook rekening moeten houden met de minder invloedrijke stakeholders, zoals toekomstige generaties (
Met de invoering van de Europese moderniseringsrichtlijn was het de verwachting dat informatie over bredere waardecreatie toe zou nemen. Dit valt echter tegen.
Ook vanuit de financiële sector ontstaat er meer aandacht voor bredere waardecreatie. Scholten (2006) bespreekt de impact van klimaatrisico’s voor de financiële sector, in het bijzonder verzekeraars, en de ontwikkeling van producten die ook een toegevoegde waarde hebben voor het milieu. Dorsma et al. (2008) beschrijven de waardering van energie en energieprojecten vanuit de financieringsleer. De waarde wordt dan gevormd door de verdisconteerde mogelijke kasstromen, waarbij ook rekening wordt gehouden met onzekerheid en schaarste. Haverkamp and Gusc (2010) beschrijven de impact van bredere waardecreatie op de waardering van een onderneming vanuit het perspectief van de ‘due diligence review’. Zij gebruiken de vier perspectieven van de Balanced Scorecard (BSC) als input om op systematische wijze MVO-prestatie-indicatoren te ontwikkelen voor ‘due diligence reviews’.
Aan het einde van dit decennium geeft
In de periode 2010–2020 ontstond een meer geïntegreerd perspectief op waardecreatie. Het International Integrated Reporting Council (IIRC) heeft daar zeker een belangrijke rol in gespeeld. De verschillen tussen de Angelsaksische en continentaal Europese visie op waarde werden steeds duidelijker. In de Angelsaksische wereld, gedomineerd door de aandeelhouderswaarde, kreeg MVO weinig navolging. MVO had een negatieve connotatie er werd gezien als iets dat geld kost en niets oplevert. In de Verenigde Staten werd corporate social responsibility bovendien gezien als liefdadigheid, iets dat je als onderneming doet via een foundation naast je business as usual. De investeerder staat centraal. In continentaal Europa kreeg MVO wel steeds meer voeten aan de grond. In Nederland, dat vaak gezien wordt als de brug tussen continentaal Europa en de Angelsaksische landen, werd vanaf het begin ingezet op een geïntegreerd perspectief (
In 2011 komt het MAB met een themanummer over integrated reporting (
Orij and De Bruijn (2012) concluderen dat verschillen tussen landen op het terrein van economisch instituties invloed hebben op maatschappelijke verslaggeving. De marktvrijheid wordt door ondernemingen misbruikt om minder transparant te zijn. Zij zien dat stakeholdergerichtheid zelf zorgt voor een hoger niveau van maatschappelijke ondernemingsverslaggeving. Anders dan verondersteld is het rechtssysteem, en het daarmee samenhangende corporate governance-systeem, niet direct gekoppeld aan het niveau van maatschappelijke ondernemingsverslaggeving.
Ook in deze periode zien we in het MAB diverse onderzoeken naar transparantie over duurzaamheid en waardecreatie door vooral beursgenoteerde ondernemingen.
In Europa krijgen Europese beursgenoteerde ondernemingen met meer dan 500 werknemers en banken en verzekeraars vanaf 2017 verdere verplichtingen om transparanter te worden over hun milieu- en sociale prestaties, mensenrechten en preventie van corruptie en omkoping. Hoewel deze wetgeving aangevuld wordt met non-binding guidelines leidt dit niet tot het gewenste effect. De vrijheid die wordt gegeven aan de invulling van wat nu echt relevante duurzaamheidsaspecten zijn en hoe hierover te rapporteren leidt tot onvergelijkbare informatie in de praktijk (
2010 | International Integrated Reporting Committee (later Council) Framework for integrated reporting |
2011 | UN Guiding principles Businesss & Human Rights |
2014 | EU Directive 2014/95/EU, opnemen van niet-financiële informatie (milieu, personeelsaangelegenheden, mensenrechten en preventie van corruptie en omkoping) en diversiteit (NFRD), in 2017 van toepassing |
2017 | Financial Stability Board -Task Force for Climate Related Disclosure (TCFD) Raamwerk |
2018 | EU Actieplan duurzame financiering |
2019 | EU Non-binding guidelines voor rapporteren over klimaat |
Dit zijn ook aspecten die we terug zien komen bij immateriële vaste activa.
In 2020 verschijnt er een engelstalig MAB-themanummer over gedragsverandering: The impact of mandatory non-financial reporting on corporate management, behavior and performance.
Met betrekking tot financiële instellingen zien
2020 | EU Regulation 2020/852 Sustainable Finance Disclosure Regulation |
2022 | Duurzame langetermijnwaardecreatie expliciet als verantwoordelijkheid bestuurders in de Nederlandse Corporate Governance Code |
2022 | EU 2022/2464 Corporate Sustainability Disclosure Directive (CSRD), vanaf 2024 van toepassing |
2023 |
|
2024 | EU Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) |
In deze fase (2020–2024) wordt duidelijk dat de maatschappelijke uitdagingen ook de onderneming steeds meer financieel gaan raken. De klimaatverandering neemt dermate extreme vormen aan dat onze toekomstige generaties ernstig in hun bestaan worden bedreigd. Ook de tekorten aan middelen, zowel competent personeel als natuurlijke hulpbronnen, worden steeds zichtbaarder. We zien ook steeds meer rechtszaken tegen ondernemingen als gevolg van de negatieve impact die zij voor de huidige en/of toekomstige generaties veroorzaken. Duurzame langetermijnwaardecreatie komt expliciet als verantwoordelijkheid voor bestuurders in de Nederlandse Corporate Governance Code.
Het gaat in deze periode over waardecreatie in de zin van bijdragen aan duurzame ontwikkeling. De Sustainable Development Goals (SDG’s), die in 2030 vernieuwd moeten worden, zijn de internationale stip op de horizon en steeds meer ondernemingen verwijzen bij hun strategie over waardecreatie naar de SDG’s (
Essentiële immateriële middelen worden in de CSRD omschreven als niet-fysieke middelen waarvan het bedrijfsmodel van de onderneming fundamenteel afhangt en die een bron zijn voor de waardecreatie van de onderneming. Daarbij moet worden gedacht aan sociale aspecten, zoals vaardigheden, competenties en ervaring van werknemers, hun loyaliteit aan de onderneming, en aan de kwaliteit van de relaties die de onderneming met haar belanghebbenden heeft. De CSRD gaat, net als de eerdere NFRD, voor het identificeren van relevante onderwerpen uit van de dubbele materialiteit, dat wil zeggen zowel over de effecten van de activiteiten van de onderneming op mens en milieu als over de wijze waarop duurzaamheidskwesties de onderneming beïnvloeden. Het gaat bij waardecreatie daarom zowel om de waardecreatie voor stakeholders als om de waardecreatie voor de onderneming.
De toenemende relevantie van het in kaart brengen van zowel de financiële aspecten van duurzaamheid als van de bredere waardecreatie voor stakeholders zien we ook terug in de MAB-artikelen.
De CSRD heeft een ongelooflijke impact op het aantal artikelen in het MAB. In 2023 zijn er maar liefst 15 artikelen in relatie hiertoe gepubliceerd. Dat komt deels door de twee jaarlijkse MAB-specials, enerzijds over assurance-trends (
Op het gebied van klimaat zien
De veranderende perceptie van waarde is niet beperkt tot ondernemingen.
Zo zien we de verschillende aspecten van waardecreatie en de transparantie daarover in steeds meer artikelen terugkomen en wordt ook de relatie met een duurzame ontwikkeling op economisch, milieu- en sociaal gebied op de lange termijn beter zichtbaar gemaakt.
Het maken van een dergelijk historisch overzicht laat zien dat waardecreatie 100 jaar geleden vooral vanuit een monetair perspectief werd ingevuld. Toch was er al een onderscheid zichtbaar tussen een marxistische benadering waarbij werknemersbelangen centraal staan door een vaste waarde voor arbeid te betalen, en een kapitalistische benadering waarbij waarde afhankelijk was van schaarste en nut. In de jaren ’40–’70 zien we dat de discussies over de ontwikkeling van de rol van de onderneming naar een zelfstandige entiteit met eigen doelen en een open dynamisch karakter zorgt voor meer aandacht voor stakeholders, intern en extern, en wordt zichtbaar dat er een wederzijdse afhankelijkheid is tussen de onderneming en de stakeholders voor wat betreft waardecreatie en behoeftebevrediging. Het gaat daarbij om productiemiddelen en producten en diensten en de financiële middelen om dit te betalen. Hierin zien we de eerste contouren van geïntegreerd denken over waardecreatie, zoals dat in 2010 zijn weerslag krijgt in het IIRC. In de jaren ’70–’85 wordt de waardecreatie voor werknemers verder geconcretiseerd, eerst vanuit de perceptie dat de continuïteit van de onderneming relevant is voor de werknemer, gezien de financiële afhankelijkheid, later vanuit een meer sociaal-ethisch perspectief via belevingsindicatoren. Ook ontstaat er internationaal meer aandacht voor de maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen op economisch, milieu- en sociaal gebied. De grenzen van economische groei worden zichtbaar. Internationaal leidt dit tot verschillende verslaggevingsinitiatieven, waarin de onderwerpen worden besproken waarover van ondernemingen verwacht wordt dat zij rapporteren over hoe zij waarde creëren op deze gebieden en eventuele waardevernietiging beperken. In de jaren ’85–2000 wordt de mondiale ernst van de milieuproblematiek steeds zichtbaarder en komt de nadruk te liggen op het beperken van de waardevernietiging op milieugebied. Dit betreft niet alleen de vervuiling van bodem, lucht en water, maar ook van (niet-)vernieuwbare hulpbronnen en klimaat. Het gaat niet alleen om de uitkomsten van het beperken van de waardevernietiging op milieugebied, maar ook om hoe ondernemingen het proces beheersen om waardevernietiging te beperken, te voorkomen of waar nodig te herstellen. Dit zet zich door in de jaren 2000–2010. In deze jaren zien we ook meer verslaggevingsrichtlijnen en gedragscodes over welke onderwerpen op economisch, milieu- en sociaal gebied relevant zijn voor de bredere waardecreatie. Niet alleen voor de eigen organisatie, maar bezien vanuit de gehele waardeketen. De onderzoeken naar transparantie laten echter zien dat ondernemingen met name operationele informatie rapporteren, beperkt rapporteren over de sociale aspecten in de keten en dat strategische aspecten van waardecreatie ontbreken. In de jaren 2010–2020 krijgt een geïntegreerde benadering op waardecreatie steeds meer vorm. Het verslaggevingsraamwerk van het IIRC heeft daaraan bijgedragen.
De waardecreatie voor de onderneming en die voor stakeholders zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het inzichtelijk maken van het bedrijfsmodel en hoe een onderneming reageert op kansen en risico’s om toegevoegde waarde te kunnen (blijven) leveren voor stakeholders op zes verschillende kapitalen, staat daarin centraal. De besproken onderzoeken laten zien dat ondernemingen dit model steeds meer gebruiken om hun waardecreatie te laten zien. Opnieuw gaat het niet alleen om de uitkomsten van waardecreatie, maar ook om de inrichting van het proces van waardecreatie. Door de SDG’s ontstaat ook een mondiaal uitgangspunt voor hoe een duurzame economische samenleving eruit zou moeten zien. De Europese Commissie komt met wetgeving over meer transparantie op het gebied van milieu, werknemersaspecten, mensenrechten en preventie van corruptie en omkoping door grote beursgenoteerde ondernemingen. In de jaren 2020 tot heden krijgt de invulling van wat waardecreatie zou zijn, steeds meer vorm. De Europese Commissie komt met een samenstel aan wetgeving, waarvan de CSRD heel gedetailleerd invulling geeft aan wat gerapporteerd moet worden over duurzaamheid. Daarvoor worden twee uitgangspunten gebruikt: de toegevoegde waarde voor de onderneming en de toegevoegde waarde voor stakeholders. Opnieuw gaat het zowel over de uitkomsten als het proces. De mate waarin dit inzichtelijk gemaakt kan worden (en impliciet hoe dit ingericht wordt), wordt zowel op procesniveau als op het niveau van de indicatoren steeds verder gedetailleerd. De onderwerpen zijn niet zozeer verschillend als in de jaren zeventig, maar de mate van detaillering is dat wel. Er wordt gesproken over duurzaamheid en niet zozeer meer over waardecreatie. Opvallend is wel dat de economische aspecten, zoals innovatie, werkgelegenheid (in de keten) en de betaalde belastingen ontbreken. Wel wordt er meer nadruk gelegd op de financiële consequenties van duurzaamheid voor de onderneming, zowel positief als negatief. Het gaat om de invloed van duurzaamheid op zowel de materiële waarde als de immateriële waarde van de onderneming.
De ontwikkelingen in de artikelen laten zien dat waardecreatie zich steeds verder heeft verbreed: het gaat over meer verschillende onderwerpen dan alleen geld en het gaat over waarde voor meer typen stakeholders dan alleen de aandeelhouder. Ook is het waardecreatieproces geen ‘black box’ meer voor stakeholders. Er is een behoefte ontstaan om steeds meer inzicht te krijgen hoe ondernemingen hier concreet op sturen. Door de jaren heen is er steeds meer wetgeving gekomen op dit gebied; eerst meer gericht op verantwoordelijkheden, later meer op transparantie en gedrag. Deze wetgeving wordt steeds gedetailleerder, zodat er meer uniformiteit ontstaat over transparantie over waardecreatie en het verminderen van waardevernietiging. De rol van ondernemingen als rentmeester of steward van belangrijke middelen voor de huidige en toekomstige generaties wordt steeds verder ingevuld. Tegelijkertijd laten de onderzoeken ook zien dat meer transparantie niet automatisch leidt tot betere prestaties.
Het 100-jarig bestaan van het MAB is een kantelpunt op het gebied van duurzaamheid en waardecreatie. De toegenomen hoeveelheid artikelen sinds 2023 laat zien dat steeds meer onderzoekers in het onderwerp geïnteresseerd raken. De CSRD-wetgeving is een duidelijke stimulans. De CSRD is gedetailleerd over wat er van transparantie over waardecreatie wordt verwacht en sluit daarvoor aan bij bekende kaders, zoals OESO, ILO en UN Global Compact. Ook de SDG’s zijn een gezamenlijke ‘taal’ voor de richting die we uitgaan op het gebied van waardecreatie en dit zien we verwerven in rapportering door ondernemingen, maar ook door overheden. Door transparant te zijn over waardecreatie, wordt de dialoog gestimuleerd en zou er uiteindelijk ook een andere mindset ontstaan bij bestuurders, investeerders, accountants en andere stakeholders. Dit zou de transitie naar duurzaamheid moeten versnellen. Zo zien we dat geleidelijk aan steeds meer mensen en organisaties de perceptie laten vallen dat waarde uitsluitend financieel wordt uitgedrukt en dát hebben we nodig hebben voor een duurzame economische samenleving. In hoeverre wetgeving effectief blijkt te zijn voor een andere mindset over waardecreatie zal uit de komende MAB-artikelen gaan blijken. Er komt ongetwijfeld meer inzicht in de manier waarop ondernemingen invulling gaan geven aan hun economische, milieu- en sociale waardecreatie, waarbij ze rekening houden met de korte, middellange en lange termijn. De publicaties tot op heden laten echter zien dat we al ruim 50 jaar weten welke richting langetermijnwaardecreatie op zou moeten gaan, maar dat de concrete acties en inbedding van langetermijnwaardecreatie langzaam verlopen.
Prof. dr. A.E.M. Kamp-Roelands RA – Nancy is bijzonder hoogleraar niet-financiële informatie, geïntegreerde verslaggeving en assurance, Rijksuniversiteit Groningen. Zij schrijft sinds 1992 over duurzaamheid: verslaggeving en assurance en was als pionier betrokken bij initiatieven van de Europese Federatie van Accountants, de Internationale Federatie van Accountants, de International Auditing and Assurance Standards Board, de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, Global Reporting Initiative, Accounting for Sustainability, International Integrated Reporting Council, United Nations (UNCTAD-ISAR), de Raad voor de Jaarverslaggeving en de European Financial Reporting Advisory Group.
Met dank aan Caya Krol die alle jaargangen van het MAB heeft doorgenomen om de betreffende artikelen te vinden.
De Europese definitie voor grote ondernemingen is aangepast in 2023, dus het werkelijke aantal zal wat lager liggen dan deze originele schatting van de Europese Commissie.
Bijvoorbeeld de verschillende artikelen van prof. A. Bindenga RA, prof. K.P.G. Wilschut RA in de jaren tachtig en van mijzelf in de jaren negentig.
Ernst & Ernst Social Responsibity Disclosure: Survey of Fortune 500 Annual Reports, Cleveland, Ohio, 1971–1977.
In het onderzoek van Ernst & Ernst worden verschillende informatie-elementen genoemd:
Milieu (vervuiling, herstel schade, natuurlijke hulpbronnen en recycling, energieverbruik)
Personeel (bedrijfsveiligheid, bedrijfsgezondheidszorg, opleiding van personeel, herscholingsmogelijkheden)
Maatschappelijk aanvaardbare bedrijfsvoering (tewerkstelling etnische minderheden, vrouwen, bijzondere groepen zoals gehandicapten, bevordering van deze groepen, steun aan bedrijven van etnische minderheden, maatschappelijk verantwoord gedrag in het buitenland)
De betrokkenheid bij de gemeenschap (onder andere het verstrekken van geld, producten of dienstverlening aan gemeenschapsactiviteiten, onderwijs, kunst en dergelijke)
Producten (veiligheid van verkochte producten, productieverbeteringen ter vermindering van vervuiling, opzetten van een afdeling consumentenaangelegenheden),
Andere aspecten (onder andere erkennen van maatschappelijke verantwoordelijkheid en publiceren van de doelstellingen daarvan, verstrekken van informatie over aspecten voor zover niet hiervoor opgenomen).
Hierin worden genoemd:
Human resources: social performance directed to the well-being of employees: employment practices, training programs, job enrichment, working conditions, promotion policies and employee benefits;
Community involvement: socially oriented activities that are primarily of benefit to the general public: general corporate philanthropy, housing construction and financing, health services, volunteer activities among employees, food programs and community planning and improvements;
Physical resources and environmental contributions: activities directed towards alleviating or preventing environmental deterioration (pollution): air quality, water quality, conservation of scarce resources and the disposal of solid waste
Product and service contribution: the impact of the company’s product or service on society: consumerism, product quality, packaging, advertising, warranty provisions, product safety.
Brevoord, C: Externe informatievoorziening; naar een jaarbericht nieuwe stijl. Economisch Statische Berichten, 63e jaargang nr. 3181, 22 november 1978, pag. 1184–1190.
Hij verwijst hiervoor expliciet naar prof. drs. K.P.G. Wilschut die milieu voor accountants weer op de kaart zette door dr. G.C. Molenkamp en drs. I.M.J. Hoefnagels, beide afkomstig uit de milieu-inspectie in dienst te nemen bij een accountantskantoor.
Ook daarin zien we dat de overheid een doelstelling had per 2000 de koolwaterstoffen met 50% te reduceren!