Research Article
Print
Research Article
Hoe transparant zijn grote gemeenten over hun duurzaamheidsprestaties?
expand article infoAndré Mol, Tjerk Budding§, Raymond Gradus§
‡ Vrije Universiteit, Amsterdam, Netherlands
§ Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam, Netherlands
Open Access

Samenvatting

In dit artikel wordt verslag gedaan van onderzoek naar de transparantie van duurzaamheidsprestaties in de jaarverslagen 2021 van 88 Nederlandse gemeenten met meer dan 50.000 inwoners. Dit onderzoek is gedaan aan de hand van de 17 Sustainable Development Goals (SDG’s). In tegenstelling tot de private sector geldt er voor de publieke sector (nog) geen verplichting om over duurzaamheidsprestaties te rapporteren en de gemeentelijke verslaggevingsrichtlijnen (het BBV) laten lokale overheden vrij om naar eigen inzicht invulling te geven aan duurzaamheidsverantwoording. Met name het inwonertal – en daarnaast ook de politieke kleur van de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders – blijkt bepalend te zijn voor verschillen in omvang en diepgang van duurzaamheidsrapportages.

Trefwoorden

Gemeenten, duurzaamheidsverantwoording, Sustainable Development Goals, contingentiefactoren, transparantie

Relevantie voor de praktijk

Dit onderzoek geeft inzicht in de actuele praktijk van gemeentelijke verantwoording over duurzaamheid en belicht factoren die verschillen tussen gemeenten verklaren. Tevens biedt het aan de hand van een transparantie-index, waarin de scores van alle gemeente zijn opgenomen, een overzicht van de best presterende gemeenten op dit vlak.

1. Inleiding

In de afgelopen decennia is de maatschappelijke bewustwording van de noodzaak voor publieke en private organisaties om duurzamer te opereren en zich hierover te verantwoorden sterk toegenomen. Voor de private sector heeft dit geleid tot de invoering van Europese regelgeving om te rapporteren over prestaties op ESG-gebied (Environmental, Social and Governance). Volgens de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) dienen ondernemingen, die thans onder de werking van de Non-Financial Reporting Directive (NFRD) vallen, hun jaarverslag 2024 met inachtneming van deze nieuwe richtlijn op te stellen. Voor de overige (middel)grote ondernemingen geldt een aangepast invoeringsregime. Deze rapportage zal voorzien moeten worden van een limited assurance-verklaring (Majoor and Gold 2023). Voor gemeenten geldt vooralsnog geen wettelijke verplichting om te rapporteren over duurzaamheidsprestaties.

In 2015 hebben de Verenigde Naties (VN) 17 doelstellingen geformuleerd om in een periode van 15 jaar een meer leefbare wereld en samenleving te creëren (VN 2015). Deze wereldwijze agenda voor duurzame ontwikkeling wordt aangeduid als de Sustainable Development Goals (SDG’s). De kern van de SDG’s vormt het uitbannen van extreme armoede, ongelijkheid, onrecht en het tegengaan van klimaatverandering. Duurzame ontwikkeling vereist volgens de VN een holistische benadering, die sociale, economische en ecologische dimensies integreert. Zij benadrukken het belang van samenwerking tussen overheden, bedrijfsleven en burgers om deze ambitieuze doelen te bereiken. De Nederlandse regering heeft zich gecommitteerd aan deze doelen. De nationale overheid heeft de op zich genomen verplichting om de SDG’s te realiseren niet omgezet in specifieke wetgeving; wel worden de algemene principes geïntegreerd in bestaande en nieuwe beleidsinitiatieven, strategieën en programma’s. Echter, “zonder nationale kaders en zonder verantwoordingsplicht is het voor de decentrale overheden minder voor de hand liggend de mondiale doelen in hun eigen beleid en planning- en control cyclus centraal te stellen”, concludeert het Voluntary Subnational Review (VSR) 2022 (blz. 5). De VNG stimuleert gemeenten via het Global Goals voor Gemeenten-netwerk om hieraan bij te dragen.

Naast commitment aan het rijksbeleid hebben gemeenten diverse andere motieven om zich in te zetten voor duurzaamheid. Duurzaamheidsinitiatieven kunnen bijdragen aan een betere luchtkwaliteit en meer groene ruimtes, wat de levenskwaliteit van inwoners verhoogt. Het beschermen en behouden van natuurlijke hulpbronnen garandeert dat deze voor toekomstige generaties behouden blijven. Investeringen in duurzaamheid zorgen voor kostenbesparingen door bijvoorbeeld verbeterde energie-efficiëntie en afvalvermindering, wat kan leiden tot – ook in financieel opzicht – meer duurzame gemeenten. Inwoners betrekken bij duurzaamheidsprojecten vergroot de bewustwording en participatie, wat bijdraagt aan een inclusievere samenleving. Door de toegenomen intrinsieke motivatie en aanhoudende maatschappelijke aandacht maken publieke instellingen steeds meer hun duurzaamheidsstrategie en gerealiseerde prestaties bekend (PwC 2023).

In ons artikel maken we gebruik van de jaarverslagen 2021 om de mate van transparantie in de rapportage over duurzaamheidsprestaties te beoordelen. Jaarverslagen zijn gekozen, omdat iedere gemeente hierin verantwoording aflegt over wat zij op al haar beleidsterreinen heeft bereikt, wat ze daarvoor heeft gedaan en tegen welke kosten dat is gebeurd. Wanneer duurzaamheid onderdeel uitmaakt van het beleid, ligt het voor de hand dat dit ook in het jaarverslag wordt besproken. Hierbij moet wel worden aangetekend dat het zo kan zijn dat gemeenten ófwel meer doen aan duurzaamheidsbeleid, terwijl zij dit beperkt in hun jaarverslag bespreken, ófwel hun prestaties juist rooskleuriger presenteren dan ze in werkelijkheid zijn (denk aan green- of wokewashing). De controle van de financiële informatie door de accountant richt zich op het toetsen van de getrouwheid en rechtmatigheid van de financiële gegevens in de jaarrekening, zoals voorgeschreven in artikel 213 van de Gemeentewet. Dit omvat onder andere het beoordelen van de financiële positie van de gemeente, de baten en lasten, en de naleving van financiële voorschriften zoals vastgelegd in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). De accountant controleert of de jaarrekening een waarheidsgetrouw beeld geeft van de financiële situatie en of deze voldoet aan de wettelijke eisen. Artikel 28 van het BBV specificeert dat de jaarrekening betrekking moet hebben op de financiële positie, het beheer, en de baten en lasten van de gemeente. Voor niet-financiële informatie, zoals duurzaamheidsdoelstellingen, is de controle beperkter. De accountant moet nagaan of de niet-financiële informatie in het jaarverslag verenigbaar is met de jaarrekening, zoals vereist in artikel 213 lid 3 sub d van de Gemeentewet. Dit betreft echter alleen de consistentie van de informatie, níet de juistheid of volledigheid. Diepgaande controle van niet-financiële informatie, zoals duurzaamheidsrapportages, valt niet standaard onder de reguliere accountantscontrole. Gemeenten kunnen deze informatie vrijwillig in hun jaarverslag opnemen, maar de accountant controleert dit alleen als het expliciet onderdeel uitmaakt van de controleopdracht. Dit is geregeld in het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (BADO), waar artikel 2 de normen voor de uitvoering van de accountantscontrole voorschrijft. Voor een diepgaandere controle van niet-financiële informatie kan een aparte assurance-opdracht worden verstrekt, waarbij de accountant beperkte of redelijke zekerheid kan bieden, afhankelijk van de overeengekomen voorwaarden.

Wij hebben de SDG’s als invalshoek gekozen, omdat deze door VNG (International) en haar netwerk van Global Goals voor Gemeenten als bruikbaar perspectief worden gezien. Aangezien gemeenten in onder meer sociaal-demografisch, sociaaleconomisch en politiek opzicht sterk van elkaar kunnen verschillen, hebben we tevens onderzocht welke contingentiefactoren verschillen in duurzaamheidsverantwoording kunnen verklaren. Met “contingentiefactoren” bedoelen we specifieke contextuele kenmerken van gemeenten, zoals verschillen in bevolkingssamenstelling, financiële situatie en politieke oriëntatie, die mogelijk invloed hebben op de mate en inhoud van hun duurzaamheidsverantwoording. Waar mogelijk vergelijken we onze resultaten met die van Eiffel (2019) en De Graaf and De Waard (2023). In eerstgenoemd onderzoek zijn de programmabegrotingen 2019 van alle (toen nog) 355 Nederlandse gemeenten geanalyseerd om te bepalen of zij hun duurzaamheidsambities transparant hebben vertaald aan de hand van de SDG’s. In laatstgenoemd onderzoek is nagegaan hoe de 88 grootste gemeenten in hun jaarverslagen 2020 rapporteren over duurzaamheid, met een focus op milieu gerelateerde thema’s.

De opbouw van dit artikel is als volgt: paragraaf 2 beschrijft de onderzoeksmethode, paragraaf 3 presenteert de bevindingen en paragraaf 4 bevat de conclusies.

2. Onderzoeksmethode

Dit onderzoek richt zich op de 88 Nederlandse gemeenten, die op 1 januari 2021 meer dan 50.000 inwoners telden.1 Zij vertegenwoordigen gezamenlijk 10,36 miljoen inwoners (59,3% van de bevolking). We hebben onderzocht in hoeverre deze gemeenten in de jaarverslagen over 2021 rapporteren over duurzaamheidsprestaties, met de SDG’s als referentiekader (zie Figuur 1). Gemeenten komen bij hun taakuitoefening met nagenoeg alle SDG’s in aanraking. Doel 17 over partnerschappen is essentieel voor het behalen van de andere doelen, want lokale en mondiale partnerschappen zijn immers nodig voor duurzame ontwikkeling. Voor doel 6 (schoon water en sanitair) en doel 14 (leven in het water) geldt dat de primaire verantwoordelijkheid respectievelijk bij de waterschappen en het Rijk en de provincies (met ondersteuning van de waterschappen) ligt (VNG, IPO, UvW 2022, p. 14 en 59).

Figuur 1.

De 17 SDG’s.

De jaarverslagen waren over het algemeen beschikbaar via de gemeentelijke website. Bij sommige gemeenten moesten ze worden gedownload als onderdeel van de vergaderstukken van de gemeenteraad. In enkele gevallen zijn de jaarverslagen via e-mail of telefonisch opgevraagd.

We wilden onderzoeken of duurzaamheid bij gemeenten zowel in beleid als in bedrijfsvoering een plaats heeft gekregen. Voor dat doel is een vragenlijst ontwikkeld met 3 algemene vragen en 17 vragen die zich elk toespitsen op 1 specifieke SDG:

  • Vraag 1: bevat het jaarverslag een apart(e) programma of paragraaf, specifiek gewijd aan duurzaamheid of wordt per beleidsthema verantwoord?
  • Vraag 2: wordt in de aanbiedingsnota bij het jaarverslag aandacht besteed aan duurzaamheid?
  • Vraag 3: wordt in de paragraaf bedrijfsvoering aandacht besteed aan duurzaamheidsaspecten?
  • Vraag 4 tot en met 20: wordt aantoonbaar aandacht besteed aan activiteiten, die bijdragen aan die specifieke SDG?

In dit onderzoek hebben we vanuit twee invalshoeken naar duurzaamheidsverantwoording gekeken. We hebben de teksten getoetst op zowel de impact van de omgeving op de organisatie als de impact van de organisatie op de omgeving. We hebben niet alleen het extern gerichte beleid maar ook interne beheersmaatregelen geanalyseerd. Daarvoor hebben we de programma’s en de paragraaf bedrijfsvoering in ogenschouw genomen.

De jaarverslagen zijn geanalyseerd via contentanalyse. Op basis van relevante zoektermen, ontleend aan de VNG handreiking “De Global Goals in het gemeentelijk beleid” (2020), is beoordeeld in hoeverre gemeenten aandacht besteden aan SDG-gerelateerde activiteiten en de financiële verantwoording daarover. Hiervoor is een transparantie-index gebruikt, zoals ook gehanteerd door Alcaraz-Quiles et al. (2015), die de totaalscore per gemeente en de rangorde van transparantie aangeeft. Gemeenten kunnen maximaal 81 punten scoren. Alle scores zijn gelijkwaardig geteld (zonder wegingsfactoren); de totaalscores zijn omgerekend naar percentages (81 punten = 100%). Voor de inhoudelijke beoordeling wordt verwezen naar onderstaand kader.

De dataverzameling is uitgevoerd met medewerking van vier young professionals van BMC, een masterstudent accountancy en een student van de opleiding tot Certified Public Controller van de Vrije Universiteit Amsterdam. Om consistentie tussen de deelresultaten te waarborgen, vonden een startbijeenkomst en driewekelijkse voortgangsoverleggen plaats. Bilateraal overleg werd gebruikt voor aanvullende verduidelijkingen. Ook zijn schriftelijke instructies verstrekt over begripsafbakening, indeling van beleidsindicatoren naar de 17 SDG’s, en de relevantie van bepaalde SDG’s (bijv. SDG 14 alleen voor kust- of riviergemeenten).

Box 1.

Toelichting inhoudelijke beoordeling.

Voor vraag 1 geldt: als sprake is van een apart(e) programma/paragraaf duurzaamheid of verantwoording per beleidsthema, wordt 1 punt toegekend; ontbreekt een herkenbare indeling, dan is de score 0.
Voor vraag 2 en 3 worden 2 punten toegekend als in de nota van aanbieding, respectievelijk de paragraaf bedrijfsvoering, aandacht wordt besteed aan duurzaamheid. Een gemeente scoort 1 punt als dit slechts “enigszins” het geval is, d.w.z. als het onderwerp duurzaamheid wel wordt benoemd, maar niet in belangrijke mate of als centraal thema. Een “niet” scoort 0 punten.
De score voor vraag 4 tot en met 20 is gebaseerd op de volgende vijf criteria:
a. Wordt in het beleid aandacht besteed aan deze SDG? In de gemeentelijke context verwijst “beleidsmatig” naar alle aspecten van beleid dat door een gemeente wordt geformuleerd en uitgevoerd. Dit is inclusief ontwikkeling, implementatie en evaluatie van strategieën, programma’s, regels en procedures, die zijn ontworpen om de gemeentelijke doelstellingen te bereiken en te voldoen aan de behoeften van de gemeenschap. Een koppeling c.q. verwijzing naar beleidsthema’s (zie vraag 1) ligt voor de hand.
b. Gebeurt dit in meer dan twee zinnen? Bij de toekenning van een score moet de beleidsmatige verantwoording letterlijk “meer dan twee zinnen” omvatten. Als een thema voor een gemeente relevant is, zal daaraan immers verhoudingsgewijs meer aandacht worden besteed in de verantwoording.
c. Worden – indien relevant – de verplichte beleidsindicatoren vermeld? Gemeenten moeten in hun jaarverslag de 34 beleidsindicatoren opnemen, zoals vermeld in de bijlage bij de “Regeling beleidsindicatoren gemeenten”. Uitsluitend verwijzen naar www.waarstaatjegemeente.nl (waar de beleidsindicatoren zijn gepubliceerd) volstaat niet om op dit item te scoren.
d. Rapporteert de gemeente aanvullend over een of meer zelf geformuleerde indicatoren? Meer informatie leidt tot verhoogde transparantie, mits de indicatoren representatief zijn voor het beleidsveld.
e. Wordt ingegaan op verantwoording over het budget, gerelateerd aan deze SDG? Alleen het benoemen van budgetten is onvoldoende. Toegelicht moet worden in hoeverre de realisatie afwijkt van het begrote bedragen en/of hoe de werkelijke baten en lasten zich verhouden tot het vorige jaar.
Voor elk positief antwoord kan 1 punt worden gescoord; een negatieve beantwoording leidt tot een 0-score. Vraag 4 tot en met 20 leveren in totaal maximaal 76 punten op: 5 punten voor 8 SDG’s met verplichte beleidsindicatoren (40 punten) en 4 punten voor 9 SDG’s zonder verplichte beleidsindicatoren (36 punten). Het verschil tussen 4 en 5 punten is gebaseerd op criterium c: het vermelden van verplichte beleidsindicatoren. Voor SDG’s met verplichte beleidsindicatoren geldt een extra punt, omdat deze indicatoren wettelijk verplicht zijn en essentieel worden geacht voor transparantie en verantwoording. Bij SDG’s zonder deze verplichting worden maximaal 4 punten toegekend.

3. Bevindingen

Deze paragraaf start met de presentatie van de scores van de gehanteerde transparantie-index per gemeente. Vervolgens wordt ingezoomd op hoe gemeenten hun jaarverslag hebben ingericht naar duurzaamheidsthema’s en op de verantwoording over activiteiten en middelen, gerelateerd aan de 17 SDG’s. Daarna analyseren we vanuit een contingentiebenadering welke factoren verschillen in transparantie tussen gemeenten kunnen verklaren. Ten slotte wordt belicht hoe onze onderzoeksresultaten zich verhouden tot resultaten uit eerder onderzoek.

3.1. Transparantie-index

De vier grootste gemeenten in Nederland (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) hebben de hoogste transparantiescores, terwijl deze bij de gemeenten Assen en Amstelveen het laagste zijn. De scores variëren van 49,4% tot 95,1% met een gemiddelde van 66,0% en een standaarddeviatie van 9,4%. In Tabel 1 zijn gemeenten naar oplopende scores gerangschikt; Figuur 2 toont de indeling naar scoringsklassen. In deze en de volgende subparagraaf worden de samenstellende delen van de transparantiescores besproken.

Figuur 2.

Verdeling gemeenten naar scoringsklassen.

Tabel 1.

Transparantiescores individuele gemeenten.

gemeente score gemeente score gemeente score gemeente score
Assen 49,4% Lansingerland 59,3% Hardenberg 64,2% ‘s-Hertogenbosch 71,6%
Amstelveen 53,1% Midden-Groningen 59,3% Nissewaard 64,2% Enschede 72,8%
Altena 55,6% West Betuwe 59,3% Woerden 64,2% Haarlemmermeer 72,8%
Barneveld 55,6% Zoetermeer 59,3% Zwolle 64,2% Maastricht 72,8%
Bergen op Zoom 55,6% Capelle aan den IJssel 60,5% Alphen aan den Rijn 65,4% Arnhem 74,1%
Stichtse Vecht 55,6% De Fryske Marren 60,5% Katwijk 65,4% Hengelo 74,1%
Súdwest Fryslân 55,6% Emmen 60,5% Pijnacker-Nootdorp 65,4% Alkmaar 75,3%
Almere 56,8% Goeree-Overflakkee 60,5% Roosendaal 65,4% Breda 75,3%
Delft 56,8% Lelystad 60,5% Sittard-Geleen 65,4% Ede 75,3%
Heerhugowaard 56,8% Rijswijk 60,5% Smallingerland 65,4% Eindhoven 75,3%
Hoeksche Waard 56,8% Vlaardingen 60,5% Terneuzen 65,4% Haarlem 75,3%
Hoogeveen 56,8% Westerkwartier 60,5% Dordrecht 66,7% Zaanstad 76,5%
Meierijstad 56,8% Westland 60,5% Deventer 67,9% Hilversum 77,8%
Weert 56,8% Heerenveen 61,7% Gouda 67,9% Groningen 79,0%
Purmerend 58,0% Kampen 61,7% Nijmegen 67,9% Leiden 79,0%
Roermond 58,0% Leidschendam-Voorburg 61,7% Den Helder 69,1% Tilburg 79,0%
Veenendaal 58,0% Nieuwegein 61,7% Heerlen 69,1% Oosterhout 80,2%
Venlo 58,0% Velsen 61,7% Hoorn 69,1% Oss 85,2%
Vijfheerenlanden 58,0% Krimpenerwaard 63,0% Leeuwarden 70,4% Utrecht 90,1%
Zeist 58,0% Apeldoorn 64,2% Amersfoort 71,6% ‘s-Gravenhage 92,6%
Almelo 59,3% Doetinchem 64,2% Houten 71,6% Amsterdam 95,1%
Helmond 59,3% Gooise Meren 64,2% Schiedam 71,6% Rotterdam 95,1%

Duurzaamheid in de jaarverslagen

Gemeenten (en provincies) dienen hun begrotingen en jaarverslagen in te richten met inachtneming van het BBV, op basis waarvan de inkomsten en uitgaven programmagewijs moeten worden gepresenteerd; de indeling daarvan is vrij. Elk programma beschrijft wat de gemeente wil c.q. heeft willen bereiken, welke activiteiten daarvoor worden (zijn) ondernomen en wat het mag kosten (heeft gekost). Daarnaast moeten deze documenten informatie bevatten over de financiële positie van de gemeente: een balans, een overzicht van baten en lasten en de stand van reserves en voorzieningen. Ook zijn paragrafen over bedrijfsvoering en specifieke onderwerpen als onderhoud van kapitaalgoederen, financiering en lokale heffingen een vereiste. Gemeenten hebben de vrijheid om bijvoorbeeld een duurzaamheidsparagraaf toe te voegen aan het jaarverslag, afgestemd op hun lokale beleidsdoelen en prioriteiten.

De aandacht voor duurzaamheid is vanuit drie gezichtspunten getoetst. Ten eerste is gekeken naar de indeling van het jaarverslag: bevat dit een apart(e) programma of paragraaf, gewijd aan duurzaamheid of wordt per beleidsthema verantwoord? 39 gemeenten (44,3%) kennen een apart programma voor duurzaamheid, 6 gemeenten (6,8%) een aparte paragraaf, 33 gemeenten (37,5%) verantwoorden hun activiteiten via beleidsthema’s, terwijl bij 10 gemeenten (11,4%) duurzaamheid niet herkenbaar is in de structuur. Programmanamen variëren sterk: hoewel het merendeel van de gemeenten kiest voor een programmanaam als “duurzaamheid of duurzame stad” komen ook combinaties voor met onderwerpen als milieu, economie, bereikbaarheid, volksgezondheid, veiligheid, innovatie en circulariteit. Deze variëteit illustreert de breedte van het begrip duurzaamheid. Enkele gemeenten hebben zelfs meerdere programma’s opgenomen die gerelateerd zijn aan duurzame ontwikkeling. Zo heeft de gemeente Amersfoort de programma’s “duurzame en groeiende stad” en “inclusieve en veilige stad” en Zeist “toekomstbestendig wonen” en “samen aan de slag voor het klimaat”. Alle gemeenten die duurzaamheid in een aparte paragraaf hebben opgenomen, hanteren daarvoor (simpelweg) de naam “duurzaamheid”.

Uit onderzoek van Eiffel (2019) bleek dat 70% van de gemeenten in hun programmabegroting specifiek aandacht besteedde aan duurzaamheid, en dat deed in een apart programma (24%), een aparte paragraaf (45%) of via beleidsthema’s (1%). 30% van de gemeenten benoemde duurzaamheid slechts in algemene termen. In ons onderzoek constateren wij dat 89% van de gemeenten zich verantwoordt over duurzaamheid. Aangezien onze analyses zich uitsluitend richten op de grotere gemeenten en het Eiffel-onderzoek alle gemeenten beschouwt, zijn de uitkomsten niet volledig vergelijkbaar, maar er lijkt wel sprake te zijn van een positieve tendens.

Ten tweede is onderzocht of duurzaamheid wordt besproken in de nota van aanbieding bij het jaarverslag. Bij gemeenten waar duurzaamheid veel bestuurlijke en/of politieke prioriteit geniet, wordt het als speerpunt benoemd. Wij constateren dat van de 88 gemeenten:

  • 39 gemeenten (44,3%) in de nota van aanbieding bij het jaarverslag aandacht besteden aan duurzaamheid;
  • 18 gemeenten (20,5%) in de nota van aanbieding bij het jaarverslag enigszins aandacht besteden aan duurzaamheid; en
  • 31 gemeenten (35,2%) in de nota van aanbieding geen plaats inruimen voor duurzaamheid.

Ten derde is onderzocht of duurzaamheid wordt besproken in de paragraaf bedrijfsvoering van de jaarverslagen. Duurzaamheid in de bedrijfsvoering omvat verschillende aspecten zoals leeftijdsbewust personeelsbeleid (duurzame inzetbaarheid), diversiteit (een organisatie die de samenleving weerspiegelt), en een inclusieve en sociaal veilige werkomgeving. Daarnaast richt duurzame bedrijfsvoering zich op energie-neutrale huisvesting, een elektrisch wagenpark, ICT-oplossingen voor hybride werken om het woon-werkverkeer te beperken en een inkoopfunctie die duurzaamheid bevordert door middel van MVO, SROI en/of circulariteit. In 27 jaarverslagen (30,7%) krijgt duurzaamheid een prominente plaats in de paragraaf bedrijfsvoering; in nog eens 27 jaarverslagen (30,7%) wordt er enigszins aandacht aan besteed, terwijl in 34 gemeenten (38,6%) duurzaam opereren niet wordt genoemd.

Specifieke aandacht voor de SDG’s

Gemeenten die in hun jaarverslag de term “SDG” en/of “brede welvaart2” specifiek noemen, scoren hoger dan gemiddeld qua transparantie. Hun teksten duiden op een groter bewustzijn met betrekking tot duurzaamheid. Zowel de 24 gemeenten die refereren aan de SDG’s als de 20 gemeenten die aandacht besteden aan brede welvaart stijgen met 70,5% duidelijk uit boven het gemiddelde van 66,0%.

We richten onze aandacht eerst op het niveau van de individuele SDG’s. In Figuur 3 zijn de cumulatieve scores van gemeenten voor de afzonderlijke 17 SDG’s naast elkaar gezet. De score per SDG is uitgedrukt als percentage van de maximaal te behalen score. Hierbij valt op dat:

  • er aanzienlijke verschillen in scores bestaan: SDG 8 (waardig werk en economische groei) scoort 83,9%, terwijl SDG 2 (geen honger) 14,1% scoort. De variantie – die aangeeft hoeveel de waarden van het gemiddelde afwijken – is met 4,8% echter relatief klein;
  • er eveneens grote verschillen zijn tussen SDG’s met en SDG’s zonder verplichte beleidsindicatoren: de 34 verplichte beleidsindicatoren zijn toegedeeld naar de SDG’s waar ze functioneel de sterkste relatie mee hebben (zie Bijlage 1). De 8 SDG’s met verplichte beleidsindicatoren scoren gemiddeld 79,0%, terwijl de 9 SDG’s zonder verplichte beleidsindicatoren gemiddeld 42,2% scoren. Ook na eliminatie van de verplichte beleidsindicatoren blijft het verschil aanmerkelijk: 62,2% tegenover 42,2%.
Figuur 3.

Scores per SDG.

Gemeenten geven aan dat sommige doelen minder relevant zijn op lokaal niveau of slechts indirect een verbinding hebben. In het bijzonder geldt dit voor SDG 2 (honger), SDG 5 (gendergelijkheid) en SDG 14 (leven in het water) (zie Gemeente Utrecht 2023). Daarnaast zijn deze verschillen deels te verklaren doordat er wettelijke verplichtingen zijn om bepaalde taken uit te voeren en daar informatie over te verschaffen.

Uit het eerdergenoemde onderzoek van Eiffel bleek dat in 2019 slechts 4% van de gemeenten de SDG’s expliciet als basis in hun programmabegrotingen gebruikte en 11% van de gemeenten nulmetingen op enkele SDG’s had opgenomen. In lijn met de groei van duurzaamheidsambities constateren wij nu een toename van het aantal gemeenten in de dataset dat zich in 2021 verantwoordt op basis van de SDG’s, namelijk 24 gemeenten, wat neerkomt op 27%.

In de vorige alinea’s is geanalyseerd in hoeverre gemeenten zich verantwoorden over de afzonderlijke SDG’s. Duurzame ontwikkeling staat echter voor evenwichtige aandacht tussen sociale, ecologische en economische belangen. Deze aandachtsgebieden kunnen worden gerepresenteerd door vijf pijlers:

  • People: einde aan armoede en honger, waarborgen van waardigheid en gelijkheid.
  • Planet: bescherming van de planeet door duurzaam gebruik van hulpbronnen en bestrijding van klimaatverandering.
  • Prosperity: welvaart en vervulling voor iedereen, in harmonie met de natuur.
  • Peace: bevorderen van vreedzame en rechtvaardige samenlevingen zonder angst en geweld.
  • Partnership: versterkte mondiale samenwerking en solidariteit voor duurzame ontwikkeling.

De SDG’s kunnen worden ingedeeld naar deze vijf 5 P’s. Hoewel deze indeling niet formeel is vastgesteld door de VN bij de lancering van de SDG’s in 2015, wordt deze vaak gebruikt als raamwerk om de brede reikwijdte van de doelen te illustreren en te organiseren voor effectievere communicatie en implementatie. De gemeente Rotterdam schrijft in haar jaarverslag (p. 117): “De meerwaarde van de SDG’s ligt in het gebruik als gemeenschappelijke taal in de organisatie, maar ook met partners in de stad, de Rotterdammers, in het land en in de EU. Een gemeenschappelijke taal en doel helpen om opgavegericht en integraal te werken en nieuwe partnerschappen aan te gaan, of bestaande te verstevigen.”

Sommige doelen kennen overlappende thema’s, leveren een bijdrage aan meerdere categorieën en kunnen dus ook anders ingedeeld worden. Zo is SDG 6 (schoon water en sanitair) direct verbonden met “people” en “planet”: schoon water is essentieel voor de gezondheid van mensen, terwijl duurzaam beheer van waterbronnen cruciaal is voor onze aarde. SDG 12 (verantwoorde consumptie en productie) sluit zowel aan bij “prosperity” als bij “planet”: het bevorderen van duurzame praktijken in industrieën en economieën draagt bij aan het creëren van nieuwe economische kansen en werkgelegenheid, terwijl het tegelijkertijd de kosten die gepaard gaan met milieudegradatie en -vervuiling vermindert. In dit onderzoek is de indeling gebruikt, zoals Bisogno et al. (2023) die hanteren. Deze auteurs groeperen de 17 SDG’s volgens de vijf P’s: People (SDG 1–6), Prosperity (SDG 7–12), Planet (SDG 13–15), Peace (SDG 16), en Partnership (SDG 17).

In hun gezamenlijke Voluntary Subnational Review concluderen de verenigingen van gemeenten, provincies en waterschappen (VNG, IPO, UvW 2022, p. 61) dat decentrale overheden de afgelopen jaren veel hebben geïnvesteerd in de regionale en lokale economie. Tegelijkertijd stagneerden de resultaten in de sociaal-culturele pijler en ligt de grootste uitdaging in de ecologische pijler. Dit beeld wordt ook weerspiegeld in Figuur 4. Gemeenten besteden aandacht aan alle 5 P’s, maar er is sprake van disbalans. De hoge score van “peace” (SDG 16) is opvallend: openbare orde en veiligheid vormen een belangrijk lokaal thema.

Figuur 4.

Scores 5 P’s.

De totaalscores van de SDG’s belopen samen 100%. Drie pijlers tellen echter meer dan 1 SDG: “people” 6, “prosperity” 6 en “planet” 3. Om de 5 P’s onderling vergelijkbaar te maken, zijn de totaalscores van “people”, “prosperity” en “planet” gedeeld door het aantal SDG’s, waar ze betrekking op hebben. Met andere woorden: de score voor die P’s is het gemiddelde van de scores van de onderliggende SDG’s. Figuur 4 geeft deze relatieve verhouding weer.

Volgens De Graaf and De Waard (2023) rapporteren grote gemeenten in de jaarverslagen 2020 beperkt over duurzaamheid. Zij constateren dat de gepresenteerde informatie meer gericht is op beleid en plannen dan op concrete uitkomsten, waarbij de eigen voetafdruk mimimaal wordt belicht. Veel duurzaamheidsprogramma’s zijn gericht op specifieke thema’s en omvatten zelden het volledige spectrum van duurzaamheidsvraagstukken. Ook in ons onderzoek constateren wij dat menig duurzaamheidsprogramma thematisch van opzet is, en met name milieu-gerelateerd. Tegelijkertijd zien we in de jaarverslagen 2021 dat veel beleidsuitgangspunten en activiteiten worden beschreven die evenzeer het predicaat “duurzaam” verdienen (de “people” en “prosperity” - georiënteerde SDG’s). Het activiteitenniveau van gemeenten is in 2021 in negatieve zin beïnvloed door de COVID-pandemie. Dit heeft zijn weerslag gehad op de verantwoording: de uitvoering van veel beleidsvoornemens moest immers noodgedwongen worden teruggeschroefd of doorgeschoven naar de toekomst.

3.2. Contingentiebenadering

De eerdergenoemde Voluntary Subnational Review (VNG, IPO, UvW 2022) stelt dat er aanzienlijke verschillen bestaan tussen gemeenten in hun verantwoording over duurzaamheid, die deels zijn te verklaren door keuzes in beleid en bestuur, maar ook sterk samenhangen met omgevingskenmerken, economische structuur en bevolkingssamenstelling. Deze afwijkingen hebben mogelijk hun weerslag op verantwoordings- en rapportagesystemen. De contingentiebenadering definieert (gemeentelijke) organisaties als samengestelde systemen van onderling afhankelijke interne en externe factoren. Het ontwerp van het systeem hangt af van het vermogen van de organisatie om zich aan te passen aan veranderingen in deze factoren. Rapportagepraktijk, -vorm en -inhoud zijn dan onderhevig aan zowel interne als externe invloeden. Vanuit deze contingentiebenadering is getracht verschillen in transparantiescores te verklaren. In Tabel 2 is een overzicht opgenomen van de factoren die in onze analyses zijn betrokken, waarbij ook het verwachte effect op transparantie is geëxpliciteerd.

Tabel 2.

Contingentiefactoren.

Categorie Variabele Verwacht effect op transparantie
Sociaal-demografisch Inwonertal Grotere gemeenten zijn transparanter; niet alleen omdat ze meer menskracht en financiële middelen hebben, maar ook vanwege grotere publieke druk en hogere verwachtingen op het vlak van transparantie.
Politiek Ideologie Links georiënteerde raden en colleges zijn meer geneigd tot transparante verslaglegging.
Fragmentatie (coalitievorming) Naarmate meer fracties deel uitmaken van raad/college neemt de (roep om) transparantie toe vanwege de grotere diversiteit aan perspectieven en belangen.
Institutioneel Lidmaatschap G4GG Een sterker bewustzijn en grotere drive ten aanzien van de SDG’s dragen bij aan transparante verslaglegging.
Financieel Schuld per inwoner Gemeenten die transparanter zijn over hun duurzaamheidsinspanningen, zijn mogelijk ook de gemeenten die vooroplopen in het investeren in duurzame projecten en initiatieven.
Sociaaleconomisch Werkloosheidspercentage Gemeenten met een hoog werkloosheidspercentage zijn transparanter over hun sociaaleconomische activiteiten.

Een eerste verkenning

Verschillende sociaal-demografische factoren kunnen van invloed zijn op de mate van transparantie, waarmee gemeenten rapporteren over hun duurzaamheidsprestaties. De meest voor de hand liggende is het inwonertal van de gemeente. Zoals blijkt uit Tabel 3 neemt de mate van transparantie toe naarmate het aantal inwoners stijgt. Vooral de vier grootste gemeenten scoren met afstand hoger dan de overige gemeenten. De Graaf and De Waard (2023) constateerden reeds dat grotere gemeenten over 2020 transparanter qua verslaglegging waren dan kleinere. Op basis van de uitkomsten over 2021 blijkt dit verschijnsel zich over de gehele linie voor te doen en niet beperkt te blijven tot gemeenten boven de 100.000 inwoners.

Tabel 3.

Scores naar grootteklasse.

aantal inwoners aantal gemeenten gemiddelde score
>200.000 8 82,9%
150.000–<200.000 10 72,2%
100.000–<150.000 14 66,6%
75.000–<100.000 16 64,7%
<75.000 40 61,5%

“Het Gemeenten4GlobalGoals netwerk ondersteunt gemeenten bij het werken met de Global Goals, omdat deze dé wereldwijde duurzaamheidsagenda vormen tot 2030 en die bovendien sterk vervlochten zijn met de opgaven van gemeenten”, aldus de VNG op haar website. 36,8% van de gemeenten maakte in 2022 deel uit van dit (G4GG) netwerk; bij de grotere gemeenten ligt dat percentage aanzienlijk hoger, namelijk 63,6% (VNG, IPO, UvW 2022). Het is aannemelijk te veronderstellen dat gemeenten die vrijwillig aansluiting hebben gezocht bij dit netwerk, vanuit hun toewijding aan duurzaamheidsdoelen ook meer aandacht hebben voor de SDG’s en in lijn daarmee uitgebreider rapporteren. De gemiddelde score van de 56 bij G4GG aangesloten gemeenten ligt hoger dan van de 32 gemeenten die geen deel uitmaken van dit netwerk: 67,3% tegenover 63,8%. Wij hebben een onafhankelijke t-toets uitgevoerd om het verschil in transparantie tussen beide groepen gemeenten te onderzoeken. De t-waarde van 1,918 met bijbehorende p-waarde van 0,058 geeft aan dat het verschil in gemiddelde transparantiescores statistisch significant is op p < 0,10.

3.3. Beschrijvende statistiek en correlatiematrix

De contingentiefactoren uit Tabel 2 maken als variabelen deel uit van de regressieanalyse, die in de volgende paragraaf wordt besproken. De data van deze variabelen zijn als volgt verzameld c.q. berekend:

  • Bevolking_ln: deze van het CBS afkomstige cijfers representeren de situatie per 1 januari 2021. Aangezien deze variabele een dermate grote spreiding vertoont dat enkele hoge waarden de regressieanalyse kunnen beïnvloeden, zijn de gegevens door logaritmische transformatie genormaliseerd.
  • Chapel Hill – index raad (Raad_CH) en college (College_CH): de Chapel Hill Expert Survey (CHES)-index kwantificeert de posities van nationale politieke partijen op verschillende dimensies van politiek en beleid. Dit leidt tot een decimale score op een schaal van 0 tot 1, waarbij 0 staat voor extreem links en 1 voor extreem rechts en de waarden steeds tussen deze uitersten liggen. Voor dit onderzoek is het gewogen gemiddelde van deze scores gehanteerd, gebaseerd op de zetelverdeling in de raad en het college van burgemeester en wethouders na de gemeenteraadsverkiezingen van 2018. In navolging van Gradus et al. (2021) zijn lokale partijen buiten beschouwing gelaten vanwege het ontbreken van een Chapel Hill – score. 3
  • Fragmentatiegraad raad (Raad_LT) en college (College_LT): de fragmentatie is berekend door de aandelen van de zetels van alle partijen te kwadrateren, deze som op te tellen en vervolgens de inverse daarvan te nemen (1/∑x²). De correctie voor de relatieve omvang van de partijen is daarin reeds meegenomen. 4 Deze index, bekend als de Laakso-Taagepera (LT)-index, meet het effectieve aantal politieke partijen.
  • Lidmaatschap G4GG: deze dummyvariabele geeft aan of een gemeente deel uitmaakt van dit VNG-netwerk, dat zich inzet voor realisatie van de 17 SDG’s. Deze informatie is verkregen van de website van de VNG.
  • Schuld per inwoner: de gegevens zijn ontleend aan www.findo.nl. Het totaal van de passiva minus het eigen vermogen per balansdatum (ultimo 2021) is gedeeld door het aantal inwoners.
  • Werkloosheidspercentage: volgens de definitie van het CBS is dit het percentage van de beroepsbevolking dat geen betaald werk heeft, maar dat recent naar werk heeft gezocht en op korte termijn beschikbaar is voor werk. Dit percentage betreft het gemiddelde over 2021.

De beschrijvende statistiek van deze acht variabelen is in Tabel 4 opgenomen.

Tabel 4.

Beschrijvende statistiek.

variabele toelichting minimum maximum gemiddelde standaard deviatie
Bevolking_ln Aantal inwoners (natuurlijke logaritme) 10,82 13,68 11,44 0,58
Raad_CH Chapel Hill - index gemeenteraad 0,35 0,70 0,53 0,07
College_CH Chapel Hill - index college 0,29 0,77 0,55 0,11
Ra a d_LT Fragmentatie gemeenteraad 3,99 11,44 7,69 1,63
College_LT Fragmentatie college 1,60 6,00 3,97 0,89
G4GG Lidmaatschap Gemeenten4GlobalGoals 0 1 0,64 0,48
Schuld_per_inw Schuld per inwoner 567.69 € 9.106,78 € 3.484,40 € 1.482,15
Werkloosheids_perc Werkloosheidspercentage 2,80% 7,30% 4,18% 0,88%

Voor deze variabelen is nagegaan in hoeverre zij correleren. Aangezien de correlatiecoëfficiënten van alle variabelen kleiner zijn dan 0,8, duidt dit op de afwezigheid van multicollineariteit (zie Tabel 5). Dit wordt ook bevestigd door de VIF-waarden, waarvan de hoogste zich met 2,4 ruimschoots onder de veelal gehanteerde kritische grens van 5 bevindt.

Tabel 5.

Correlatiematrix.

variabelen Transp_ index Bevolkingjn Raad_CH College_CH RaadJ-T College_LT G4GG Schuld_perjnw Werkloosheids_perc
Transp_index
Bevolkingjn 0,717 **
Raad_CH 0,394 ** - 0,447 **
College_CH - 0,272 * - 0,423 ** 0,609 **
Ra a d_LT 0,150 0,211 * 0,164 0,306 **
College_LT 0,048 - 0,080 0,013 0,255 * 0,579 **
G4GG 0,179 0,238 * 0,431 ** 0,373 ** 0,041 0,057
Schuld_per_inw 0,274 ** 0,299 ** - 0,287 ** - 0,503 ** 0,298 ** 0,115 0,130
Werkloos hei ds_perc 0,467 ** 0,651 ** 0,575 ** 0,428 ** 0,330 ** 0,021 0,199 0,415 **

3.4. Resultaten van de regressieanalyses

Er zijn drie regressieanalyses uitgevoerd om de relatie te bepalen tussen de transparantiescore als afhankelijke variabele en de acht geselecteerde onafhankelijke variabelen. In model 1 zijn zowel de gemeenteraad als het college van burgemeester en wethouders betrokken; model 2 richt zich specifiek op de gemeenteraad en model 3 op het college. Uit de p-waarde van de F-toets blijkt dat de coëfficiënten in alle drie de modellen geïnterpreteerd mogen worden (zie Tabel 6). In alle gevallen blijkt het aantal inwoners de meest dominante variabele te zijn: grotere gemeenten scoren hoger op de transparantie-index (significant op 1%-niveau).

Tabel 6.

Regressieanalyses model 1–3.

Transparantie-index Model 1 Model 2 Model 3
variabelen beta significantie beta significantie beta significantie
Constante 0,003 0,008 0,001
Bevolking_ln 0,743 *** 0,001 0,705 *** 0,001 0,734 *** 0,001
Raad_CH -0,208 * 0,071 -0,122 0,236
College_CH 0,195 * 0,093 0,101 0,331
Raad_LT -0,020 0,852 -0,014 0,865
College_LT 0,054 0,597 0,023 0,781
G4GG -0,016 0,854 -0,035 0,686 0,031 0,713
Schuld_per_inw 0,132 0,159 0,070 0,418 0,106 0,254
Werkloosheids_perc -0,097 0,418 -0,080 0,499 -0,018 0,868
F-waarde 11,761 15,029 14,858
Significantie 0,001 0,001 0,001
R2 54,4% 52,7% 52,4%
Gecorrigeerde R2 49,7% 49,2% 48,9%

Model 1 omvat de transparantiescores voor alle SDG’s. Uit dit model komt naar voren dat het hebben van een linkse gemeenteraad tot een hogere transparantiescore leidt, terwijl bij het college van burgemeester en wethouders juist een rechtse samenstelling dit effect heeft. Deze resultaten duiden op een bepaalde interactie tussen de raad en het college. Overigens zijn deze resultaten slechts zwak significant (op het 10%-niveau). Als we in model 2 College_CH weglaten en in model 3 Raad_CH, dan komen de significante relaties te vervallen. Fragmentatie, lidmaatschap van G4GG, schuldpositie en werkloosheidspercentage blijken in de regressiemodellen niet van invloed.

We hebben model 1 uitgesplitst naar de 5 P’s. Uit Tabel 7 valt op te maken dat Bevolking_ln in alle varianten significant is, hoewel deze significantie afneemt van het 1%-niveau naar het 5%-niveau.

Tabel 7.

Regressieanalyses, uitgesplitst naar de 5 P’s.

Model 1 Transparantie-index
overall people prosperity planet peace partnership
(17 SDG’s) (6 SDG’s) (6 SDG’s) (3 SDG’s) (1 SDG) (1 SDG)
variabelen beta significantie beta significantie beta significantie beta significantie beta significantie beta significantie
Constante 0,003 0,055 0,140 0,001 0,250 0,146
Bevolking_ln 0,743 *** 0,001 0,612 *** 0,001 0,638 *** 0,001 0,606 *** 0,001 0,490 *** 0,001 0,326 ** 0,025
Raad_CH -0,208 * 0,071 -0,292 ** 0,030 -0,190 0,143 0,060 0,664 -0,031 0,838 -0,037 0,810
College_CH 0,195 * 0,093 0,248 * 0,068 0,070 0,589 0,193 0,168 0,019 0,900 0,235 0,136
Raad_LT -0,020 0,852 -0,173 0,167 0,135 0,266 0,029 0,822 -0,022 0,875 -0,175 0,230
College_LT 0,054 0,597 0,175 0,145 -0,096 0,409 0,109 0,382 0,110 0,418 0,040 0,773
G4GG -0,016 0,854 -0,128 0,215 0,001 0,996 0,005 0,960 0,045 0,699 0,066 0,579
Schuld_per_inw 0,132 0,159 0,213 * 0,053 0,057 0,588 0,024 0,832 -0,009 0,944 0,053 0,675
Werkloosheids_perc -0,097 0,418 -0,108 0,439 -0,194 0,154 0,060 0,676 -0,097 0,540 0,115 0,478
F-waarde 11,761 6,058 7,033 4,943 2,461 1,840
Significantie 0,001 0,001 0,001 0,001 0,020 0,082
R2 54,4% 38,0% 41,6% 33,4% 19,9% 15,7%
Gecorrigeerde R2 49,7% 31,7% 35,7% 26,6% 11,8% 7,2%

Naar aanleiding van de significante score (-0,292) voor Raad_CH in de regressieanalyse op “people” hebben we nader gekeken naar de correlatie tussen de politieke kleur van gemeenteraden en de transparantie met betrekking tot de zes SDG’s die onder deze categorie vallen. Die correlatie is in alle gevallen negatief, maar het zwakst bij SDG 6 (-0,006) en het sterkst bij SDG 5 (-0,395). Dit suggereert dat meer links georiënteerde gemeenten zich met name op het beleidsterrein “gendergelijkheid” willen profileren.

4. Conclusies

Uit ons onderzoek blijkt dat gemeenten verschillend invulling geven aan verantwoording over duurzaamheidsprestaties. Dit past binnen de gemeentelijke regelgeving en richtlijnen van het BBV, dat gemeenten ruimte laat om zich naar eigen inzicht en in overeenstemming met de lokale behoeften te verantwoorden. Hoewel slechts een kwart van de gemeenten in het jaarverslag refereert aan de SDG’s, komen gemeenten met vrijwel alle SDG’s in aanraking. Gemeenten rapporteren meer over SDG’s die gerelateerd zijn aan wettelijk verplichte activiteiten dan over SDG’s die betrekking hebben op taken met grotere beleidsvrijheid.

Verschillen in de mate van transparantie worden verklaard door uiteenlopende factoren. In alle modellen en varianten is met name het inwonertal van significante invloed: grotere gemeenten scoren gemiddeld genomen consequent hoger qua transparantie dan kleinere gemeenten. In het eerste model (omvat transparantiescores voor alle SDG’s) gaan linkse politieke voorkeuren van de gemeenteraad en een rechtse samenstelling van het college gepaard met hogere transparantiescores. Een uitsplitsing naar de vijf P’s geeft aan dat linkse gemeenteraden vooral bij “people” – en in het bijzonder bij SDG 5 (gendergelijkheid) – meer transparantie beogen. In de andere modellen komt de significantie van de politieke variabelen te vervallen. In toekomstig onderzoek zouden de gevonden resultaten verder uitgewerkt moeten worden, onder meer door aanvullende analyses te doen op de interactie tussen raad en college en/of door de populatie van 88 gemeenten uit te breiden.

A.M. Mol MSc RC – André is als promovendus verbonden aan het Zijlstra Center for Public Control, Governance & Leadership van de Vrije Universiteit Amsterdam.

Prof. dr. G.T. Budding – Tjerk is hoogleraar Public Sector Accounting aan de Vrije Universiteit Amsterdam en directeur van het Zijlstra Center for Public Control, Governance & Leadership.

Prof. dr. R.H.J.M. Gradus – Raymond is als hoogleraar Bestuur en Economie van de Publieke en Non-profit Sector verbonden aan de vakgroep Accounting van de Vrije Universiteit Amsterdam en tevens aan het Zijlstra Center for Public Control, Governance & Leadership.

Dankwoord

De auteurs spreken hun dank uit richting Driss Bannouh, Noëlle Burgerhout, Job Domela Nieuwenhuis, Petra Korteweg, Majda Talhaoui en Moniek Veenstra voor hun bijdrage aan de dataverzameling.

Noten

1

Op de peildatum telde Nederland 92 gemeenten met meer dan 50.000 inwoners; vier gemeenten zijn in verband met fusietrajecten buiten beschouwing gelaten.

2

Brede Welvaart integreert de sociale, economische en ecologische dimensies van welzijn, wat sterk overeenkomt met de benadering van de SDG’s die eveneens streven naar een duurzame en inclusieve groei wereldwijd. Het CBS gebruikt Brede Welvaart als kader om de voortgang van Nederland op de SDG’s te monitoren en te bevorderen.

3

Of dit tot vertekening leidt is zonder nader onderzoek niet te duiden. Op voorhand zijn daar geen indicaties voor, gezien het sterk lokalistische karakter van Nederlandse lokale partijen (zie ook Gradus et al. 2023 voor het typeren van lokale partijen op basis van de verkiezingsuitslag in 2022).

4

De politieke kleur van de burgemeester als onafhankelijk boegbeeld boven de partijen is buiten beschouwing gelaten.

Literatuur

  • Alcaraz-Quiles F, Navarro-Galera A, Ortiz-Rodríguez D (2015) Factors determining online sustainability reporting by local governments. International Review of Administrative Sciences 81(1): 79–109. https://doi.org/10.1177/0020852314541564
  • Bisogno M, Cuadrado-Ballesteros B, Manes-Rossi F, Peña-Miguel N (2023) Sustainable development goals in public administrations: Enabling conditions in local governments. International Review of Administrative Sciences 89(4): 1223–1242. https://doi.org/10.1177/00208523221146458
  • Eiffel (2019) Duurzaamheid in de programmabegrotingen.
  • Gemeente Utrecht (2023) Utrecht and the Global Goals: Voluntary Local Review 2023.
  • PwC (2023) Duurzaamheidsverslaggeving in de publieke sector: de toon zetten of achterblijven?
  • VN (2015) Resolutie aangenomen door de Algemene Vergadering op 25 september 2015. Onze wereld: de 2030 Agenda voor Duurzame Ontwikkeling.
  • VNG International (2020) De Global Goals in het gemeentelijk beleid: een handreiking voor Nederlandse gemeenten.
  • VNG, IPO, UvW (2022) Voluntary Subnational Review. De SDG’s en Decentrale Overheden in Nederland.

Bijlage 1

Indicator Naam indicator SDG Motivering
1 Formatie 16 Een adequate gemeentelijke formatie is essentieel voor het waarborgen van transparante overheidsinstellingen.
2 Bezetting 16 Een passende gemeentelijke bezetting is van belang voor het waarborgen van transparante overheidsinstellingen.
3 Apparaatskosten 16 De apparaatskosten geven inzicht in de aandacht voor het beheer van de overheidsuitgaven, wat belangrijk is voor het realiseren van een transparant en verantwoord bestuur.
4 Externe inhuur 16 Het opvangen van tijdelijke capaciteitsproblemen door middel van externe inhuur kan relevant zijn voor het waarborgen van goed bestuur.
5 Overhead 16 Transparantie in overhead draagt bij aan verantwoordelijk bestuur en versterkt het vertrouwen van burgers in inclusieve instellingen.
6 Verwijzingen Halt 16 Het aantal verwijzingen naar Halt-programma’s speelt een cruciale rol in het voorkomen van jeugdcriminaliteit en het bevorderen van een vreedzame, veilige en rechtvaardige samenleving.
7 - - -
8 Winkeldiefstallen 16 Het terugdringen van winkeldiefstallen draagt bij aan het bevorderen van veiligheid en het versterken van het gevoel van vertrouwen en rechtvaardigheid in de gemeenschap.
9 Geweldsmisdrijven 16 Het terugdringen van geweldsmisdrijven draagt direct bij aan de veiligheid en stabiliteit van gemeenschappen.
10 Diefstallen uit woning 11 Het verminderen van woninginbraken is belangrijk voor het waarborgen van veiligheid en beveiliging in woonomgevingen, wat essentieel is voor de realisatie van duurzame en leefbare stedelijke gebieden.
11 Vernielingen en beschadigingen (in de openbare ruimte) 11 Het verminderen van vernielingen en beschadigingen in openbare ruimtes draagt bij aan het creëren van veiligere en meer inclusieve stedelijke omgevingen.
12 - - -
13 - - -
14 Functiemenging 11 Functiemenging draagt bij aan de leefbaarheid en duurzaamheid van stedelijke gebieden door het bevorderen van diversiteit in het gebruik van stedelijke ruimte, wat kan leiden tot verbeterde sociale cohesie, economische vitaliteit en een verminderde milieu-impact.
15 - - -
16 Vestigingen (van bedrijven) 8 Het aantal bedrijfsvestigingen is een belangrijke indicator van economische dynamiek en draagt bij aan het bevorderen van inclusieve en duurzame economische groei.
17 Absoluut verzuim 4 Het verminderen van absoluut verzuim zorgt ervoor dat alle leerlingen de kans krijgen hun opleiding te voltooien.
18 Relatief verzuim 4 Het terugdringen van relatief verzuim zorgt ervoor dat leerlingen actief kunnen deelnemen aan onderwijsprocessen.
19 Vroegtijdig schoolverlaters zonder startkwalificatie (vsv-ers) 4 Het verminderen van vroegtijdig schoolverlaten is cruciaal voor het waarborgen van gelijke onderwijskansen en het verbeteren van de onderwijskwaliteit.
20 Niet-sporters 3 Het stimuleren van fysieke activiteit onder niet-sporters bevordert een gezonde levensstijl en draagt bij aan zowel de fysieke als mentale gezondheid van de bevolking.
21 Banen 8 Het meten en bevorderen van werkgelegenheid draagt direct bij aan duurzame economische groei en waardig werk voor iedereen.
22 Jongeren met een delict voor de rechter 16 Het monitoren en verminderen van jeugdcriminaliteit draagt bij aan eerlijke juridische processen en versterkt een vreedzame en inclusieve samenleving,
23 Kinderen in uitkeringsgezin 1 Kinderen in uitkeringsgezinnen lopen een verhoogd risico op armoede, wat deze indicator relevant maakt voor het meten van vooruitgang in het bestrijden van armoede onder de meest kwetsbare bevolkingsgroepen.
24 Netto arbeidsparticipatie 8 Een hoge netto-arbeidsparticipatie wijst op een gezonde arbeidsmarkt, wat een belangrijke factor is voor economische groei en de bevordering van waardig werk.
25 - - -
26 Werkloze jongeren 8 Het adresseren van jeugdwerkloosheid is cruciaal voor het bereiken van dit doel.
27 Personen met een bijstandsuitkering 1 Het ondersteunen van personen met een bijstandsuitkering vermindert armoede en draagt bij aan het waarborgen van basisvoorzieningen voor de meest kwetsbare groepen.
28 Lopende re-integratievoorzieningen 8 Re-integratievoorzieningen spelen een belangrijke rol in het ondersteunen van mensen om terug te keren naar de arbeidsmarkt, wat bijdraagt aan het verminderen van werkloosheid en het bevorderen van economische groei.
29 Jongeren met jeugdhulp 3 Het bieden van jeugdhulp ondersteunt de mentale en fysieke gezondheid van jongeren, wat bijdraagt aan het bevorderen van gezondheid en welzijn.
30 Jongeren met jeugdbescherming 16 Het waarborgen van bescherming en ondersteuning voor kwetsbare jongeren door middel van jeugdbeschermingsmaatregelen draagt bij aan het realiseren van deze doelstelling.
31 Jongeren met jeugdreclassering 16 Jeugdreclassering speelt een essentiële rol in het rehabilitatieproces van jonge overtreders en draagt bij aan het creëren van een meer rechtvaardige en inclusieve samenleving.
32 Cliënten met een maatwerkarrangement WMO 3 Maatwerkarrangementen onder de WMO zijn erop gericht om mensen met een fysieke, mentale of sociale beperking op hen afgestemde ondersteuning te bieden, wat bijdraagt aan hun gezondheid en welzijn.
33 Omvang huishoudelijk restafval 12 Het beheren en verminderen van huishoudelijk afval is een belangrijk onderdeel van het streven naar duurzaamheid in consumptie en het minimaliseren van de milieu-impact.
34 Hernieuwbare elektriciteit 7 De focus op hernieuwbare energiebronnen is essentieel voor het verminderen van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en het tegengaan van klimaatverandering.
35 Gemiddelde WOZ-waarde 11 De WOZ-waarde kan inzicht bieden in de betaalbaarheid van woningen en de economische gezondheid van stedelijke gebieden, wat belangrijk is voor het bevorderen van duurzame stedelijke ontwikkeling.
36 Nieuw gebouwde woningen 11 Het bouwen van nieuwe woningen draagt bij aan het verbeteren van de huisvestingssituatie en kan bijdragen aan het verminderen van huisvestingsproblemen, wat essentieel is voor duurzame stedelijke ontwikkeling.
37 Demografische druk 8 De demografische druk heeft directe implicaties voor de arbeidsmarkt, economische ondersteuningssystemen en het vermogen van een samenleving om zowel jongeren als ouderen te ondersteunen, wat essentieel is voor duurzame economische ontwikkeling.
38 Gemeentelijke woonlasten eenpersoonshuishouden 11 De betaalbaarheid van wonen, weerspiegeld in de gemeentelijke woonlasten, is een belangrijk aspect van duurzame stedelijke ontwikkeling, waarbij het zorgen voor betaalbare en adequate huisvesting voor alle burgers centraal staat.
39 Gemeentelijke woonlasten meerpersoonshuishouden 11 De betaalbaarheid en toegankelijkheid van woningen, zoals gereflecteerd in de gemeentelijke woonlasten, zijn cruciale aspecten voor het realiseren van duurzame stedelijke ontwikkeling en het garanderen van adequate huisvesting voor alle inwoners.
login to comment