Research Article
Print
Research Article
Informatieverschaffing over continuïteit in het jaarverslag en de controleverklaring
expand article infoArjan Brouwer, Nina van der Reijden§, Deborah Meijn§
‡ Vrije Universiteit, Amsterdam, Netherlands
§ PwC, Amsterdam, Netherlands
Open Access

Samenvatting

De jaarrekening wordt opgesteld op basis van continuïteitsveronderstelling, tenzij discontinuïteit onontkoombaar is. De vereisten voor accountants zijn vanaf controlejaar 2022 uitgebreid met een paragraaf over continuïteit. De toelichtingsvereisten voor de onderneming zijn echter niet uitgebreid. Bedrijven moeten alleen informatie verstrekken bij materiële onzekerheden, zoals bepaald door nationale en internationale richtlijnen. In dit artikel onderzoeken we de informatieverschaffing over continuïteit in jaarverslagen van Nederlandse ondernemingen. Uit het onderzoek blijkt dat de informatie vaak beperkt is.

Trefwoorden

Continuïteit, controleverklaring, toelichtingsvereisten, risicoparagraaf

Relevantie voor de praktijk

Onverwachte discontinuïteit van ondernemingen kan een grote maatschappelijke impact hebben. Daarom is adequate informatieverschaffing over continuïteitsrisico’s belangrijk. Het bestuur, commissarissen en de accountant hebben ieder een eigen verantwoordelijkheid om over geïdentificeerde continuïteitsrisico’s te communiceren c.q. om te waarborgen dat hierover wordt gecommuniceerd. In deze bijdrage geven we inzicht in de informatieverschaffing over continuïteitsrisico’s en delen we good practices die ter inspiratie kunnen dienen om de, over het algemeen minimale, informatieverschaffing naar een hoger niveau te brengen.

1. Inleiding

Onverwachte discontinuïteit van ondernemingen kan een grote maatschappelijke impact hebben en het risico hierop lijkt sinds 2022 te zijn toegenomen. Na een substantiële daling van het aantal faillissementen in 2020 en 2021 dankzij de coronasteun, stijgt het aantal faillissementen sinds het laatste kwartaal van 2022. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek lag het aantal faillissementen in Nederland in 2023 op 2.871 bedrijven (uitgezonderd eenmanszaken) ten opzichte van 1.854 in 2022.1

In Nederland wordt voor 2024 een toename van 31% van het aantal faillissementen voorspeld (Allianz Trade 2024). Dit wordt mede veroorzaakt door lagere economische groei, hoge inflatie, verstoringen van de handel en geopolitieke onzekerheid, maar ook doordat direct na corona veel nieuwe ondernemingen zijn opgericht.

De Autoriteit Financiële Markten (AFM 2023) geeft aan dat “Discontinuïteit van een gecontroleerde onderneming kan leiden tot materiële verliezen voor alle belanghebbenden in de onderneming, met name beleggers en andere kredietverstrekkers”. Om die reden hecht de AFM groot belang aan tijdige waarschuwing door accountants voor discontinuïteit, veroorzaakt door in redelijkheid te verwachten factoren. Detzen et al. (2023) stellen dat het oordeel over de voortzetting van de onderneming tot de belangrijkste oordelen van accountants behoort, omdat het invloed heeft op de onderneming, gebruikers van financiële overzichten, financiële markten en accountants zelf. Dieleman and Garvelink (2016) concluderen dat in situaties van ernstige onzekerheid over de continuïteit een adequate toelichting in de jaarrekening belangrijk is. Tegelijkertijd concluderen Bosman et al. (2021) dat het management slechts in 29 procent van de onderzochte jaarrekeningen continuïteitsrisico’s toelicht over het jaar voorafgaand aan het faillissement. Verslaggevingsregels verplichten bedrijven alleen informatie te verstrekken in geval van geïdentificeerde materiële onzekerheden. De overgrote meerderheid van de jaarrekeningen geeft daardoor geen inzicht in de beheersing van continuïteitsrisico’s.

Deze bevinding benadrukt de noodzaak tot uitbreiding van de informatieverschaffing over continuïteitsrisico’s en de beheersing daarvan, zoals in de afgelopen jaren onder andere gevraagd of voorgesteld door De Vereniging van Effectenbezitters (VEB 2014), de Werkgroep Toekomst Accountantsberoep (2014), Brouwer et al. (2018), Brydon (2019), en de Commissie Toekomst Accountancysector (CTA 2020). Deze maatschappelijke behoefte heeft echter niet geleid tot een belangrijke aanpassing in de verslaggevingsvereisten voor ondernemingen. Wel is in december 2021 de controlestandaard NV COS 700 aangepast. Door de aanpassing van NV COS 700 zijn accountants nu verplicht om bij ‘wettelijke controleopdrachten’ in de controleverklaring te rapporteren over de uitgevoerde werkzaamheden ten aanzien van continuïteit en fraude.

De Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA 2020) benadrukt in 2020 dat: ‘vermindering van risico’s van discontinuïteit dichterbij [wordt] gebracht indien ook controleplichtige ondernemingen worden verplicht tot verantwoording over continuïteit’. De beroepsorganisatie stelt voor de verplichting van een zogenoemd ‘resilience statement’ te overwegen. Hierin moeten ondernemingen hun aanpak uiteenzetten voor het beheer van risico’s en het ontwikkelen van veerkracht op korte, middellange en lange termijn. Dit zou de controlerend accountant in staat stellen om ‘de benodigde onderbouwing op te vragen bij het bestuur van de organisatie en zo de controle op de continuïteit beter en diepgaander uit te voeren’. Dit heeft echter niet geleid tot wijziging in de verslaggevingsverplichtingen voor ondernemingen. Wel dienen beursgenoteerde ondernemingen op grond van de Corporate Governance Code (bepaling 1.4.3) met een duidelijke onderbouwing te verklaren dat het naar de huidige stand van zaken gerechtvaardigd is dat de financiële verslaggeving is opgesteld op going concern-basis (Monitoring Commissie Corporate Governance Code 2022).

Accountancy Europe (2021) heeft aanbevelingen gedaan om de transparantie over de continuïteitspositie van ondernemingen te vergroten en om voor meer harmonisatie te zorgen in de communicatie over de continuïteit in jaarverslagen tussen EU-landen. Ze geeft aan dat het vergroten van de inspanning van bedrijven bij het beoordelen van de going concern-positie en het verplicht openbaarmaken van de risicobeheersystemen van bedrijven met betrekking tot de going concern-positie hieraan bijdragen. Het verplicht stellen van een toelichting op de going concern-positie en de relevante belangrijkste aspecten van de going concern-beoordeling zouden de transparantie in de communicatie over de continuïteit van de onderneming vergroten. Vervolgens kan de accountant een verklaring geven over de beoordeling van het management van de going concern-veronderstelling en een conclusie geven over de verklaring van het management dat er geen materiële onzekerheid is geïdentificeerd.

In dit artikel presenteren we de resultaten van onderzoek naar de toelichtingen met betrekking tot continuïteit in de jaarverslaggeving en controleverklaringen over het boekjaar 2023 van een groep beursgenoteerde en grote, niet-beursgenoteerde ondernemingen. In paragraaf 2 wordt de onderzoekspopulatie beschreven. In paragraaf 3 presenteren we de resultaten van het empirisch onderzoek. We sluiten het artikel af in paragraaf 4 met de conclusies uit het onderzoek.

2. De onderzoekspopulatie

De onderzoekspopulatie bestaat uit de 25 ondernemingen die onderdeel uitmaken van de AEX, de 25 ondernemingen die de AMX vertegenwoordigen en 28 grote, niet-beursgenoteerde bedrijven. Om tot de populatie van grote, niet-beursgenoteerde ondernemingen te komen, hebben we op 31 mei 2024 alle ondernemingen geselecteerd waarvan het jaarverslag is opgenomen in Company.info en die op elk van de drie groottecriteria voldoen aan de grenzen van een grote rechtspersoon. We hebben uit deze initiële populatie alleen ondernemingen geselecteerd met een boekjaar eindigend op 31 december 2023. Ondernemingen die gebruik hebben gemaakt van de vrijstelling van tussenconsolidatie (artikel 2:408 BW) en ondernemingen die geen bestuursverslag hebben gedeponeerd zijn niet meegenomen in het onderzoek. Indien sprake was van meerdere ondernemingen die onderdeel uitmaken van dezelfde groep is één jaarverslag meegenomen in het onderzoek (waar van toepassing het geconsolideerde jaarverslag op het hoogste niveau). Verwezen wordt naar de bijlage voor een overzicht van de onderzochte jaarverslagen.

Zoals uit Tabel 1 blijkt hebben de onderzochte ondernemingen gezamenlijk € 4.2 biljoen aan activa en € 711 miljard eigen vermogen. Het gemiddelde eigen vermogen van deze entiteiten steeg met € 0.5 miljard naar € 28 miljard vergeleken met 2022. Gezamenlijk realiseerden deze ondernemingen een omzet van € 1 biljoen, wat gemiddeld neerkomt op € 38 miljard per onderneming – een daling van € 1 miljard vergeleken met 2022. 57 van de ondernemingen rapporteren een omzetstijging en 21 ondernemingen een omzetdaling. Voor 51 ondernemingen steeg het resultaat na belastingen en bij 27 ondernemingen daalde het resultaat.

Tabel 1.

Kenmerken van de onderzoekspopulatie.

AEX AMX Overig Totaal
Totaal Gemiddeld Mediaan Totaal Gemiddeld Mediaan Totaal Gemiddeld Mediaan
Totaal populatie 25 25 28 78
Totaal activa 2023 (EUR miljoen) 3.001.805 120.072 43.079 179.938 7.198 5.570 995.812 35.565 1.811 4.177.555
Totaal activa 2022 (EUR miljoen) 3.010.118 120.405 38.826 175.556 7.022 5.127 1.002.281 35.796 1.714 4.187.955
Totaal eigen vermogen 2023 (EUR miljoen) 550.797 22.032 12.061 62.638 2.506 1.765 97.944 3.498 498 711.379
Totaal eigen vermogen 2022 (EUR miljoen) 545.107 21.804 10.935 63.455 2.538 2.111 90.656 3.238 542 699.217
Omzet 2023 (EUR miljoen) 814.210 32.568 10.668 72.266 2.891 1.777 80.476 2.874 696 966.952
Omzet 2022 (EUR miljoen) 853.489 34.140 10.340 70.962 2.838 1.540 64.532 2.305 521 988.983
Aantal omzetstijging 17 (68%) 17 (68%) 23 (82%) 57 (73%)
Aantal omzetdaling 8 (32%) 8 (32%) 5 (18%) 21 (27%)
Totaal van resultaat na belastingen 2023 (EUR miljoen) 76.248 3.050 1.184 3.630 145 149 8.327 297 51 88.204
Totaal van resultaat na belastingen 2022 (EUR miljoen) 104.935 4.197 1.629 1.525 61 127 348 12 15 106.808
Aantal resultaatstijging 14 (56%) 15 (60%) 22 (79%) 51 (65%)
Aantal resultaatdaling 11 (44%) 10 (40%) 6 (21%) 27 (35%)
Grondslagen gebaseerd op IFRS 25 (100%) 25 (100%) 15 (54%) 65 (83%)
Grondslagen gebaseerd op richtlijnen voor de jaarverslaggeving 0 (0%) 0 (0%) 13 (46%) 13 (17%)
Tabel 2.

Financieringsgerelateerde kerncijfers.

AEX AMX Overig Totaal
N % n % n % n %
Nettowerkkapitaal
Positief 12 48 15 60 9 32 36 46
Negatief 7 28 8 32 10 36 25 32
Geen splitsing kort- versus langlopend 6 24 2 8 9 32 17 22
Totaal 25 100 25 100 28 100 78 100
Nettoschuldpositie
Nettoschuldpositie 21 84 24 96 17 61 62 79
Nettokaspositie 4 16 1 4 11 39 16 21
Totaal 25 100 25 100 28 100 78 100
Niet toegelicht 8 32 5 20 26 93 39 50
Herfinancering
2023 4 16 10 40 6 21 20 26
2024 6 24 3 12 2 7 11 14
In 2023 en 2024 8 32 5 20 1 7 14 18
Doorlopende basis op grond van het bedrijfsmodel (bijv. banken) 2 8 1 4 7 21 10 13
Geen herfinanciering in 2023 of 2024 5 20 6 24 11 40 22 28
Geen maturities toegelicht 0 0 0 0 1 4 1 1
Totaal 25 100 25 100 28 100 78 100
Convenanten
Convenanten (leningen en kredietfaciliteiten) 5 20 20 80 5 18 30 38
Convenanten op doorlopende kredietfaciliteiten - niet getrokken 7 28 0 0 0 0 7 9
Geen convenanten (geen leningen of wel leningen maar zonder convenanten) 5 20 4 16 19 68 28 36
Op een ander niveau in de groep 0 0 0 0 2 7 2 3
Onvoldoende toelichting 8 32 1 4 2 7 11 14
Totaal 25 100 25 100 28 100 78 100
Beschikbare financiering n Totaal n Totaal n Totaal n Totaal
Kredietfaciliteiten – ongetrokken
(EUR miljoen)
17 76.445 18 13.354 14 18394 49 108.193
Looptijd verplichtingen Gehele populatie Exclusief banken Gehele populatie Exclusief banken Gehele populatie Exclusief banken
% % % % % %
<1 jaar 73 23 30 17 65 15
1–5 jaar 13 37 43 50 16 21
>5 jaar 14 41 27 33 18 64
Geen maturities 0 0 0 0 1 0
Totaal 100 100 100 100 100 100

Van de 78 ondernemingen hebben 36 ondernemingen een positief werkkapitaal. Dit geldt voor 48% van de AEX-ondernemingen, 60% van de AMX-ondernemingen en 32% van de grote niet-beursgenoteerde ondernemingen. Gemiddeld heeft 32% van alle ondernemingen een negatief werkkapitaal (28% AEX, 32% AMX en 36% grote, niet-beursgenoteerde ondernemingen). Bij de andere ondernemingen wordt geen splitsing gemaakt tussen kort- en langlopende activa en verplichtingen. Over het algemeen blijft deze situatie jaar op jaar consistent, met uitzondering van twee ondernemingen waarbij een positief werkkapitaal is veranderd in een negatieve positie en één onderneming waarbij een negatieve positie is gewijzigd in een positieve positie.

39 ondernemingen lichten de nettoschuld- of nettokaspositie in het jaarverslag toe, voor de overblijvende 50% hebben we de positie zelf berekend (als de kaspositie minus de totale schulden). Een aanzienlijk aantal ondernemingen (79%) van de onderzoekspopulatie heeft een nettoschuldpositie, waarvan het grootste aantal (96%) zich bevindt binnen de AMX. Het laagste aantal ondernemingen met een nettoschuldpositie (61%) bevindt zich binnen de grote, niet-beursgenoteerde ondernemingen. De populatie bevat overigens geen ondernemingen met een negatief eigen vermogen.

Van de 78 ondernemingen in de onderzoekspopulatie hebben 20 ondernemingen (26%) een deel van hun schulden in 2023 geherfinancierd. Daarnaast moeten 11 ondernemingen (14%) in 2024 nieuwe financiering aantrekken. Bij 14 ondernemingen is zowel in 2023 als in 2024 sprake van herfinanciering.

Kijkend naar de totale verplichtingen van de ondernemingen in de onderzoekspopulatie heeft 73% van de AEX-fondsen een looptijd korter dan jaar, bij de AMX-fondsen is dit 30% en bij de grote niet-beursgenoteerde ondernemingen 65%. Deze percentages worden sterk beïnvloed door de financiële instellingen. Zonder de banken zijn deze percentages respectievelijk 23, 17 en 15.

Geen enkele onderneming in de onderzoekspopulatie gaf aan niet te voldoen aan leningconvenanten. Bij 30 ondernemingen (38%) is er een duidelijke verklaring dat ze aan alle convenanten voldoen. Bij 28 ondernemingen (36%) zijn er geen contractuele afspraken die naleving van convenanten afdwingen. Dit geldt voornamelijk voor de grote, niet-beursgenoteerde ondernemingen, waarbij 68% van de ondernemingen geen convenanten heeft. Dit is te verklaren door het feit dat de populatie van grote, niet-beursgenoteerde ondernemingen een aantal financiële instellingen bevat zoals banken, die door de aard van hun bedrijfsactiviteiten geen convenanten hebben. Ook heeft een aantal beursgenoteerde ondernemingen financiering aangetrokken via de uitgifte van obligaties op de kapitaalmarkt.

Van de 68 ondernemingen (exclusief de 10 banken in de onderzoekspopulatie) hebben er 49 een totaal aan ongetrokken kredietfaciliteiten van € 108 miljard. 72% van de ondernemingen heeft dus op dit moment nog extra financieringsruimte.

3. Resultaten empirisch onderzoek

3.1. Informatie in bestuursverslag over continuïteit

Het bestuursverslag heeft als doel om een nauwkeurige weergave te geven van de situatie op de balansdatum, de ontwikkelingen gedurende het boekjaar en de behaalde resultaten (art. 2:391 lid 1 BW). In het bestuursverslag rapporteert het bestuur (conform artikel 391, Titel 9, Boek 2 BW en Richtlijn voor de jaarverslaggeving 400) over de voornaamste risico’s en onzekerheden waarmee de onderneming wordt geconfronteerd. Ook worden in het bestuursverslag mededelingen gedaan omtrent de verwachte gang van zaken.

Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen zijn daarnaast verplicht onder de Corporate Governance Code (Monitoring Commissie Corporate Governance Code 2022) om in het bestuursverslag met een duidelijke onderbouwing te verklaren dat:

  • het naar de huidige stand van zaken gerechtvaardigd is dat de financiële verslaggeving is opgesteld op going concern basis (1.4.3, lid 3); en
  • in het verslag de materiële risico’s en onzekerheden zijn vermeld die relevant zijn ter zake van de verwachting van de continuïteit van de vennootschap voor een periode van twaalf maanden na opstelling van het verslag (1.4.3, lid 4).

Vergoossen and Van Beest (2019) concluderen echter dat gemiddeld genomen slechts 12 van de 18 wettelijk voorgeschreven informatie-elementen worden ‘geraakt’ in de bestuursverslagen.

3.1.1. Naleving van de Corporate Governance Code

Tabel 3 laat zien dat 19 Nederlandse ondernemingen (76%) genoteerd op de AEX de herziene Corporate Governance Code 2022 toepassen. Vijf ondernemingen (20%) met statutaire zetels in het Verenigd Koninkrijk (3), Zwitserland (1) en Luxemburg (1) hanteren op hun van toepassing zijnde buitenlandse codes. Van de AMX-ondernemingen passen er 20 (80%) de Nederlandse Corporate Governance Code toe. Drie ondernemingen passen de Belgische Code toe en één onderneming past de code van Luxemburg toe.

Tabel 3.

Naleving van de Corporate Governance Code met betrekking tot continuïteit.

AEX AMX Overig Totaal
(n = 25) (n = 25) (n = 28) (n = 78)
n % n % n % n %
Naleving Governance Code
Nederlandse Code 2022 19 76 20 80 15 54 54 69
Sectorspecifieke Code 0 0 0 0 2 7 2 3
Buitenlandse Code 5 20 4 16 1 3 10 13
Als guidance maar niet compleet toegepast 0 0 1 4 0 0 1 1
Niet toegepast 1 4 0 0 10 36 11 14
Totaal 25 100 25 100 28 100 78 100
Bestuursverklaring
- Verklaring van het bestuur cf CGC 1.4.3 opgenomen 19 76 20 80 10 36 49 63
Verklaring van het bestuur – buitenlands equivalent opgenomen 3 12 0 0 0 0 3 4
Geen verklaring van het bestuur opgenomen 3 12 5 20 18 64 26 33
Totaal 25 100 25 100 28 100 78 100
Referentie naar going concern
Verklaring van het bestuur bevat referentie naar going concern 22 100 20 100 10 100 52 98
Verklaring van het bestuur bevat geen referentie naar going concern 0 0 0 0 0 0 0 0
Totaal 22 100 20 100 10 100 52 100
Onderbouwing going concern basis
Onderbouwing voor de GC-basis opgenomen 10 45 16 80 4 40 30 58
- Verwijzing naar bestuursverslag 1 10 0 0 2 50 3 10
- Verwijzing naar jaarrekening 2 20 11 69 0 0 13 43
- Onderbouwing binnen verklaring van bestuur 7 70 5 31 2 50 14 47
Geen onderbouwing voor de GC-basis opgenomen 12 55 4 20 6 60 22 42
Totaal 22 100 20 100 10 100 52 100

Van de grote, niet-beursgenoteerde ondernemingen past 54% de Nederlandse Code op vrijwillige basis toe, twee ondernemingen passen een sectorspecifieke Code toe. Ook past een onderneming de Code toe die van toepassing is op haar buitenlandse moeder.

Alle Nederlandse ondernemingen die genoteerd zijn op de AEX (19) en AMX (20) zijn verplicht om een verklaring van het bestuur op te nemen in het bestuursverslag, zoals beschreven in artikel 1.4.3. De drie ondernemingen uit het Verenigd Koninkrijk hebben een vergelijkbare verklaring gegeven en toegelicht. Daarnaast hebben ook tien grote, niet-beursgenoteerde ondernemingen een bestuursverklaring opgenomen volgens artikel 1.4.3. Alle 52 Nederlandse en buitenlandse ondernemingen met een bestuursverklaring maken melding van going concern. Eén Belgische onderneming heeft geen bestuursverklaring opgenomen, maar heeft wel een specifiek en uitgebreid going concern statement gegeven.

Artikel 1.4.3. van de Corporate Governance Code vraagt niet alleen om een bestuursverklaring, maar ook om een duidelijke onderbouwing van de going concern-veronderstelling. In totaal hebben 30 (58%) ondernemingen met een bestuursverklaring een onderbouwing voor de going concern-veronderstelling opgenomen, terwijl 42% de verklaring niet verder heeft onderbouwd. Onder de entiteiten die geen onderbouwing opgenomen hebben bevinden zich ook 16 ondernemingen die op de AEX en AMX genoteerd zijn en de vereisten uit de Corporate Governance Codes dus niet volledig naleven.

De diepgang van de onderbouwing varieert significant. Sommige ondernemingen geven een minimale beschrijving, zoals ‘op basis van de huidige stand van zaken en het strategische plan van het bedrijf, dat onder andere de toekomstige kasstromen van het bedrijf voorspelt, is het gerechtvaardigd dat de financiële rapportage is opgesteld op continuïteitsbasis’. Andere ondernemingen geven uitgebreidere continuïteitstoelichtingen in de jaarrekening.

In 43% van de onderbouwingen is een verwijzing naar de jaarrekening opgenomen. Dit kan zijn naar de “Basis of preparation paragraaf” of specifieke toelichtingen, zoals de toelichting van financiële risico’s of een specifieke continuïteitstoelichting. In drie gevallen wordt naar een continuïteitstoelichting in het bestuursverslag verwezen, en in 47% van alle onderbouwingen vindt deze plaats in de bestuursverklaring zelf.

Een duidelijke onderbouwing in de bestuursverklaring is opgenomen in de jaarrekening van de TKH Group N.V., zie Figuur 1. Het management houdt in de onderbouwing rekening met factoren zoals kredietfaciliteiten, veranderde economische condities en herfinancieringen.

Figuur 1.

Best practice Onderbouwing van de going concern-veronderstelling in het ‘In control’ statement, TKH Group N.V., Annual Report 2023, pagina 88.

3.1.2. Risicoparagraaf

Op grond van artikel 391, Titel 9 Boek 2 BW dient het bestuur een beschrijving op te nemen van de voornaamste risico’s en onzekerheden waarmee de rechtspersoon wordt geconfronteerd. De risicoparagraaf is minder direct gekoppeld aan de continuïteitspositie van een onderneming. Echter, wij hebben tijdens het onderzoek ook naar deze paragraaf gekeken, aangezien wij bij risico’s omtrent de continuïteit ook hier een toelichting verwachten.

Tabel 4 laat zien dat acht (10%) van de 78 ondernemingen in het onderzoek een specifiek risico met betrekking tot de continuïteit hebben opgenomen in de risicosectie van het bestuursverslag. Nog eens drie ondernemingen (4%) hebben informatie over continuïteitsrisico’s opgenomen in andere secties van het bestuursverslag. De overgrote meerderheid (86%) heeft geen aparte continuïteitsrisico’s opgenomen. Bijna alle ondernemingen beschrijven wel risico’s die verbonden zijn aan financiële instrumenten, zoals liquiditeitsrisico’s, zoals vereist volgens artikel 2:391 lid 3 BW.

Tabel 4.

Informatie over continuïteitsrisico’s in de risicoparagraaf.

AEX AMX Overig Totaal
(n = 25) (n = 25) (n = 29) (n = 78)
n % n % n % n %
Informatie over continuïteitsrisico’s opgenomen in de risicoparagraaf 1 4 2 8 5 18 8 10
Informatie over continuïteitsrisico’s opgenomen in andere sectie bestuursverslag 0 0 0 0 3 11 3 4
Geen informatie over continuïteitsrisico’s opgenomen in bestuursverslag 24 96 23 92 20 71 67 86
Totaal 25 100 25 100 28 100 78 100
Toelichting waarschijnlijkheid 0 0 0 0 1 4 1 9
Toelichting impact 0 0 1 4 1 4 2 18
Toelichting mitigerende maatregelen 1 4 2 8 8 29 11 100

In alle gevallen waarin ondernemingen een specifiek continuïteitsrisico toelichten, heeft het bestuur ook de genomen mitigerende maatregelen toegelicht. Slechts één onderneming heeft de waarschijnlijkheid van het risico toegelicht, terwijl twee ondernemingen de potentiële impact hebben beschreven.

3.1.3 Toekomstgerichte informatie

Artikel 2:391.2 BW schrijft voor dat ondernemingen in het bestuursverslag mededelingen opnemen omtrent de verwachte gang van zaken; “daarbij wordt, voor zover gewichtige belangen zich hiertegen niet verzetten, in het bijzonder aandacht besteed aan de investeringen, de financiering en de personeelsbezetting en aan de omstandigheden waarvan de ontwikkeling van de omzet en van de rentabiliteit afhankelijk is”. Hoewel deze vereiste toelichtingen niet direct gerelateerd zijn aan continuïteit, geven de toekomstige ontwikkelingen de gebruiker een inzicht in de financiële gezondheid van een ondernemingen en potentiële risico’s voor de toekomst, bijvoorbeeld ten aanzien van de financiering. Tabel 5 toont de uitkomsten van het onderzoek met betrekking tot de toelichting van toekomstgerichte informatie door de 66 Nederlandse ondernemingen (AEX: 20, AMX: 18, grote, niet-beursgenoteerde: 28) in de onderzoekspopulatie.

Tabel 5.

Naleving van artikel 2:391.2 met betrekking tot toekomstgerichte informatie.

AEX AMX Overig Totaal
n % n % n % n %
Verwachte investeringen
Kwalitatieve informatie 10 50 3 17 13 46 26 39
Kwantitatieve informatie 2 10 6 33 7 25 15 23
Geen toelichting 8 40 9 50 8 29 25 38
Totaal 20 100 18 100 28 100 66 100
Verwachte financiering
Kwalitatieve informatie 5 25 0 0 10 36 15 23
Kwantitatieve informatie 7 35 9 50 6 21 22 33
Geen toelichting 8 40 9 50 12 43 29 44
Totaal 20 100 18 100 28 100 66 100
Verwachte personeelsbezetting
Kwalitatieve informatie 3 15 2 11 7 25 12 18
Kwantitatieve informatie 2 10 1 5 2 7 5 8
Geen toelichting 15 75 15 84 19 68 49 74
Totaal 20 100 18 100 28 100 66 100
Omstandigheden waarvan de ontwikkeling van de omzet en rentabiliteit afhankelijk is
Kwalitatieve informatie 7 35 5 28 12 43 24 36
Kwantitatieve informatie 8 50 9 50 2 7 19 29
Geen toelichting 5 25 4 22 14 50 23 35
Totaal 20 100 18 100 28 100 66 100
Locatie informatie
Informatie verstrekt in één toelichting 6 30 11 61 18 65 35 53
Toelichting verspreid over het bestuursverslag 10 50 5 28 6 21 21 32
Geen toelichting 4 20 2 11 4 14 10 15
Totaal 20 100 18 100 28 100 66 100
Tabel 6.

Toelichting continuïteit in de jaarrekening.

AEX AMX Overig Nettoschuldpositie Nettowerkkapitaal
(n = 25) (n = 25) (n = 28) Nettoschuld positie Nettokas- Positie Positief nettowerk- kapitaal Negatief nettowerk- kapitaal Geen splitsing kort- versus langlopend
n % n % n % n n n n n
Vermelding in één zin dat de financiële overzichten zijn opgesteld op basis van de continuïteitsveronderstelling 13 52 8 32 10 36 23 8 15 11 5
Uitgebreide toelichting binnen de algemene toelichtingen 5 20 4 16 9 32 13 5 6 6 6
Continuïteit als separate toelichting in jaarrekening 2 8 5 20 2 7 9 0 3 5 1
Uitgebreide toelichting binnen de algemene toelichtingen plus separate toelichting in de jaarrekening 0 0 1 4 0 0 1 0 1 0 0
Als onderdeel van belangrijkste oordelen en schattingen 1 4 0 0 0 0 1 0 0 0 1
Onderdeel van de Financiële instrumenten en risicobeheersing toelichting 0 0 1 4 0 0 1 0 1 0 0
Vermelding van hersteld continuïteitsissue 0 0 0 0 1 3 0 1 1 0 0
Geen continuïteitstoelichting in de jaarrekening 4 16 6 24 6 22 14 2 9 3 4
25 100 25 100 28 100 62 16 36 25 17

Ten minste de helft van alle ondernemingen geeft uitleg over hun verwachtingen met betrekking tot toekomstige investeringen. Bij de ondernemingen die genoteerd zijn aan de AEX, betreft dit 60% van alle ondernemingen, en bij de grote, niet-beursgenoteerde ondernemingen 71%. Bij de AEX en grote, niet-beursgenoteerde ondernemingen wordt de informatie voornamelijk op een kwalitatieve manier verstrekt (gemiddeld 48%), terwijl bij de AMX-ondernemingen meer kwantitatieve informatie wordt verstrekt. Er zijn 25 ondernemingen (38%) die geen informatie hebben verstrekt met betrekking tot toekomstige investeringen.

Uit het onderzoek naar informatie over verwachte financiering komt een vergelijkbaar beeld naar voren. Bij de AMX-ondernemingen geeft 50% (negen ondernemingen) kwantitatieve informatie, terwijl de overige ondernemingen (negen) geen informatie verstrekken over dit onderwerp. Van de 20 AEX-ondernemingen hebben 12 ondernemingen ófwel kwantitatieve (zeven) ófwel kwalitatieve (vijf) informatie opgenomen, acht (40%) van de ondernemingen geeft geen verdere uitleg. Bij de grote, niet-beursgenoteerde ondernemingen verstrekken 10 ondernemingen (36%) kwalitatieve informatie, zes (21%) kwantitatieve informatie en twaalf (43%) geen informatie. Verwachte toekomstige financiering kan vaak wel worden afgeleid uit andere informatie in de jaarrekening, zoals informatie over liquiditeitsrisico’s en genomen maatregelen, de looptijdanalyse van schulden en bestaande (nog niet opgenomen) kredietfaciliteiten.

De verstrekking van informatie over toekomstige personeelsbezetting is het minst gebruikelijk. In 49 (74%) van alle jaarrekeningen ontbreekt deze informatie. In 12 van de jaarrekeningen (18%) wordt kwalitatieve informatie gegeven. Een voorbeeld hiervan is de verwachting dat er geen grote personeelswijzigingen zijn voorzien in het komende jaar. Vijf jaarrekeningen bevatten kwantitatieve informatie. Een voorbeeld hiervan is te vinden in Figuur 2.

Figuur 2.

Best practice Toekomstparagraaf, AMG Critical Materials N.V., Annual Report 2023, pagina 85/86.

Het laatste onderzochte element met betrekking tot toekomstige verwachtingen betreft de omstandigheden die van invloed zijn op de ontwikkeling van de omzet en rentabiliteit. Van alle ondernemingen verstrekt 65% informatie hierover, waarbij 36% kwalitatieve informatie verstrekt en 29% kwantitatieve informatie. Het valt echter op dat de verstrekte informatie meer gericht is op de ontwikkeling van de omzet zelf en minder op de omstandigheden waar de toekomstige ontwikkeling van afhankelijk is. Bovendien hebben we vaak gezien dat ondernemingen de verwachte ontwikkeling van EBITDA toelichten.

Iets meer dan de helft (53%) van alle ondernemingen verstrekt de verplichte informatie in één toelichting, 32% kiest ervoor om de informatie verspreid op te nemen binnen het bestuursverslag. Opvallend is dat over de gehele populatie 15% van de ondernemingen de verplichte toekomstgerichte toelichting helemaal niet opneemt. Hiermee voldoen deze ondernemingen niet aan de wet- en regelgeving.

Figuur 2 is een best practice voorbeeld van een toekomstparagraaf die alle verplichte elementen uit de wet op één plaats toelicht.

3.2. Informatie in de jaarrekening over continuïteit

Voor een jaarrekening opgesteld op basis van going concern geldt dat de toelichting over de continuïteit samenhangt met de mate van (on)zekerheid over de continuïteit. Er zijn drie scenario’s mogelijk:

  1. geen onzekerheid over de continuïteit;
  2. zorgen over de continuïteit, maar geen materiële onzekerheid;
  3. materiële onzekerheid over de continuïteit.

In het eerste scenario is er geen noodzaak voor aanvullende toelichtingen. In het tweede en derde scenario is sprake van belangrijke oordeelsvorming. Op basis van IAS 1.122 en IAS 1.125 (alsmede RJ 110.129) vereist dit een toelichting waarin het oordeel, de schattingen (aard en veronderstellingen) en onzekerheden (aard en omvang) zijn opgenomen. Uit deze toelichting moet duidelijk naar voren komen of er wel of geen sprake is van materiële onzekerheid. Bij scenario drie is tevens een meer gedetailleerde uiteenzetting noodzakelijk (IAS 1.25 respectievelijk RJ 170). In deze uiteenzetting moet worden toegelicht waarom waardering op going concern-basis gepast is en dienen de omstandigheden te worden toegelicht waarin de rechtspersoon verkeert.

In de onderzochte jaarrekeningen hebben 31 ondernemingen slechts één zin gewijd aan de toelichting van de continuïteit van de onderneming. Veelal door middel van de zin “The financial statements are prepared on a going concern basis”. Van deze 31 ondernemingen hebben 10 een negatief nettowerkkapitaal en nettoschuldpositie en één onderneming heeft een negatief nettowerkkapitaal maar wel een nettokaspositie. In alle 11 gevallen is het wel zo dat het eigen vermogen van de ondernemingen groter is dan het negatief werkkapitaal. Hier moet impliciet uit het ontbreken van een uitgebreidere toelichting worden afgeleid dat er geen sprake is van een materiële onzekerheid. In 16 jaarrekeningen is in het geheel geen continuïteitstoelichting opgenomen. Van deze 16 ondernemingen hebben er 14 een nettoschuldpositie (waarvan negen wel een positief werkkapitaal hebben). Bij vier van de ondernemingen is er geen uitsplitsing tussen kort- en langlopende posten in de balans en slechts drie hebben een negatief werkkapitaal, dat vergeleken met hun eigen vermogen heel beperkt is.

Van de 28 ondernemingen die een uitgebreide toelichting in de jaarrekening opgenomen hebben, hebben er 23 een nettoschuldpositie, waarvan 11 ook een negatief nettowerkkapitaal laten zien.

Er zijn ook ondernemingen die er vrijwillig voor kiezen om, in een situatie waarin geen sprake is van een materiële onzekerheid, meer toe te lichten over de continuïteitspositie. Dit zorgt voor de gebruiker en de accountant voor meer transparantie over de continuïteit.

Een duidelijke toelichting voor continuïteit in de jaarrekening is opgenomen in de jaarrekening van CTP N.V., zie Figuur 3. Het management houdt in de toelichting rekening met diverse aspecten zoals het economisch klimaat en de impact daarvan op de huurders van CTP N.V. In de toelichting van CTP N.V. wordt expliciet toegelicht dat er geen sprake is van materiële onzekerheid. Dit is geen toelichtingsvereiste, maar schept wel duidelijkheid voor jaarrekeninggebruikers over de visie van het management op de continuïteitspositie van CTP N.V.

Figuur 3.

Best practice Toelichting over continuïteit, CTP N.V., Annual Report 2023, pagina 181.

3.3. Controleverklaring

NV COS 700, paragraaf 29A, vereist dat de accountant in de controleverklaring in een aparte sectie ‘Controleaanpak continuïteit’ aangeeft hoe hij heeft gereageerd op het gebruik van de continuïteitsveronderstelling door het management bij het opstellen en presenteren van de financiële overzichten, evenals op gebeurtenissen of omstandigheden die twijfel kunnen doen ontstaan over de mogelijkheid van de entiteit om haar continuïteit te handhaven. De verplichting tot de separate sectie ‘Controleaanpak continuïteit’ geldt voor wettelijke controles als bedoeld in artikel 1 van de Wta.

NV COS 700 (R) A41A geeft aan dat de accountant:

  • als invulling van paragraaf 29A in de sectie ‘Controleaanpak continuïteit’ kan beschrijven welke aangelegenheden aandacht vereisten bij de controle;
  • kan verwijzen naar eventuele toelichtingen in de financiële overzichten;
  • een kort overzicht van de uitgevoerde werkzaamheden kan opnemen alsmede een indicatie van de uitkomst van de werkzaamheden en belangrijke waarnemingen.

De mate van detail die in de controleverklaring moet worden opgenomen is afhankelijk van professioneel oordeel en wordt aangepast aan de specifieke omstandigheden en complexiteit van de controle.

De Kwartiermakers toekomst accountancysector (Kwartiermakers toekomst accountancysector 2023) leggen in 2023 nadruk op het feit dat het in hun optiek onvoldoende is ‘om enkel te volstaan met het verplicht rapporteren over uitgevoerde werkzaamheden in de controleverklaring, zonder ook te rapporteren over de bevindingen. Voorts moeten accountantsorganisaties zo min mogelijk gebruikmaken van standaardteksten. Hoewel standaardteksten wellicht juridisch veilig zijn, bieden ze weinig relevante informatie aan gebruikers van de jaarrekening over wat de accountant wel of niet heeft waargenomen tijdens de controle van een specifieke cliënt.’.

De NBA (2024) onderschrijft dat ‘de gebruiker van de controleverklaring er baat bij heeft als de controlewerkzaamheden specifiek ingaan op de onderneming of de sector en dat er zo weinig mogelijk ‘boiler’-plate teksten worden gehanteerd’.

Tabel 7 vat de resultaten over de informatieverstrekking in de controleverklaringen bij Nederlandse ondernemingen samen.

Tabel 7.

Informatieverstrekking over continuïteit in de controleverklaring.

AEX AMX Overig
(n = 25) (n = 25) (n = 28)
n % n % n %
Controleverklaring gebaseerd op NV COS 20 80 19 76 28 100
Controleverklaring gebaseerd op buitenlandse regelgeving 5 20 6 24 0 0
De controleverklaring bevat een separate paragraaf met betrekking tot going concern:
NL onderneming 20 80 19 76 28 100
Buitenlandse onderneming 3 12 1 4 0 0
Geen (buitenlandse ondernemingen) 2 8 5 20 0 0
Paragraaf ter benadrukking van ernstige onzekerheden met betrekking tot going concern (NV COS 706) 0 0 0 0 1 4
Specifiek kernpunt ten aanzien van continuïteit 0 0 0 0 0 0
Continuïteitsrisico benoemd als onderdeel van een ander kernpunt 0 0 1 4 0 0
Beschreven elementen
een verwijzing naar eventuele toelichtingen in de financiële overzichten (NV COS 700.A41A) 16 64 15 60 15 54
- algemene toelichting 10 63 8 53 7 48
- verwijzing naar een specifieke toelichting in de jaarrekening 1 6 6 40 3 20
- verwijzing naar de algemene toelichting en een specifieke toelichting 4 25 1 7 3 20
- bestuursverklaring 1 6 0 0 1 7
- bestuursverslag 0 0 0 0 1 7
Indicatie van de uitkomst van de werkzaamheden van de accountant (NV COS 700.A41A) 23 92 20 80 28 100
De aangelegenheden die aandacht vereisten bij de controle (NV COS 700.A41A) 0 0 0 0 1 4
Belangrijke waarnemingen (NV COS 700.A41A) 0 0 0 0 2 7
Een kort overzicht van de uitgevoerde werkzaamheden van de accountant (NV COS 700.A41A):
- algemeen 10 50 11 44 10 36
- sectorspecifiek 10 50 6 24 13 46
- ondernemingsspecifiek 0 0 2 12 5 18
20 100 19 100 28 100
Tabel 8.

Indicatie van de uitkomst van de werkzaamheden van de accountant.

n %
Geen materiële onzekerheden over de continuïteit vastgesteld 25 32
Niet geleid tot uitkomsten die in strijd zijn met de aannames en oordelen van het bestuur 17 22
Geen aanleiding om aanvullende controlewerkzaamheden uit te voeren met betrekking tot de beoordeling van de continuïteit van het management 14 18
Geen rapporteerbare bevindingen geïdentificeerd met betrekking tot het vermogen van de entiteit om haar continuïteit te handhaven 10 13
Eens met de toepassing door het management van de continuïteitsveronderstelling bij het opstellen van de jaarrekening 2 3
Geen ernstige twijfels geconstateerd over het vermogen van het bedrijf om de komende twaalf maanden te blijven voortbestaan 1 1
Geen directe conclusie opgenomen 1 1
Niet van toepassing - controleverklaring gebaseerd op buitenlandse richtlijnen 8 10
Totaal 78 100

Bij de 78 onderzochte ondernemingen rapporteren 67 accountants (86%) onder de Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden (NV COS), uitgegeven door de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA). De overige 11 accountants houden buitenlandse standaarden aan bij het verstrekken van hun controleverklaring.

71 (91%) van de controleverklaringen bevatten een separate paragraaf met betrekking tot continuïteit. Bij de overige zeven buitenlandse ondernemingen wordt continuïteit opgenomen als onderdeel van de verantwoordelijkheden van het bestuur en de accountant.

Eén accountant heeft een paragraaf ter benadrukking van bepaalde aangelegenheden opgenomen, gerelateerd aan de oorlog in Rusland en Oekraïne. De toelichting maakt een referentie naar de paragraaf ‘Continuïteit, onzekerheden en risico’s’ voor de uitleg van de impact op de financiële presentatie en mitigerende plannen van het management. Verder bevat geen controleverklaring in de populatie een paragraaf ter benadrukking van ernstige onzekerheden met betrekking tot going concern (NV COS 706).

Geen accountant heeft een specifiek kernpunt ten aanzien van continuïteit in de jaarrekening opgenomen. De accountant van Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. heeft wel een kernpunt met betrekking tot de duurzaamheid van het bedrijfsmodel opgenomen.

In het algemeen begint de controleaanpak continuïteit-sectie met de bewoording dat het management een continuïteitsbeoordeling uitgevoerd heeft en dat er geen continuïteitsrisico’s geïdentificeerd zijn. Alleen in de controleverklaring van ProRail is in de paragraaf over de controleaanpak continuïteit een specifieke aangelegenheid opgenomen die aandacht vereiste van de accountant: ”Zoals toegelicht in de ‘Toelichting op de balans, de winst en verliesrekening en het kasstroomoverzicht’ van de jaarrekening heeft de raad van bestuur de jaarrekening gehanteerde grondslagen van waarderingen en resultaatbepaling gebaseerd op de veronderstelling van continuïteit van de vennootschap. Tevens is toegelicht dat de beheerconcessie 2015–2025 vervalt met ingang van 1 januari 2025. Indien de omvorming van ProRail tot een zelfstandig bestuursorgaan niet vóór 2025 heeft plaatsgevonden heeft het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat toegezegd te zorgen voor een tijdige oplossing. Hiertoe is een werkproces gestart om de beheerconcessie te verlengen, om daarmee formeel te waarborgen dat ProRail de beheerder van de Nederlandse hoofdspoorweginfrastructuur blijft. Daarom heeft het mogelijk vervallen van de beheerconcessie geen gevolgen voor de continuïteitsveronderstelling waarop de jaarrekening is opgesteld.”. In de andere controleverklaringen worden geen specifieke aangelegenheden beschreven in de paragraaf over de controleaanpak continuïteit.

In 46 van de 78 (59%) onderzochte controleverklaringen wordt een referentie naar een toelichting in de financiële overzichten gemaakt. Met 64% nemen de externe accountants van de AEX-ondernemingen de meeste referenties naar andere toelichtingen op, de externe accountants van de grote, niet-beursgenoteerde bedrijven met 54% de minste.

Een derde element dat de accountant kan toelichten is een kort overzicht van de uitgevoerde werkzaamheden.

Tijdens het onderzoek hebben we toelichtingen geclassificeerd als “Algemeen” wanneer de beschrijving van de werkzaamheden algemeen van aard is en er geen sector- of klantspecifieke elementen zijn opgenomen. De accountant verwijst vaak alleen naar het feit dat het management een inschatting heeft gemaakt van de continuïteitsveronderstelling en dat bij de evaluatie door de accountant geen uitkomsten zijn gevonden die in strijd zijn met de aannames en oordelen van het bestuur. De specifieke werkzaamheden die de accountant heeft uitgevoerd om tot deze evaluatie te komen worden hierbij niet verder beschreven. Over het algemeen zijn de algemene toelichtingen kort en weinig gedetailleerd. Een voorbeeld van een algemene toelichting is als volgt:

We hebben de specifieke beoordeling besproken en geëvalueerd met de Raad van Bestuur, waarbij we professioneel oordeel hebben uitgeoefend en professioneel scepticisme hebben gehandhaafd. We hebben overwogen of de beoordeling van de voortzetting van de bedrijfsactiviteiten door het management, gebaseerd op onze kennis en inzicht verkregen via onze controle van de financiële overzichten of anderszins, alle relevante gebeurtenissen of omstandigheden bevat die aanzienlijke twijfel kunnen werpen op het vermogen van het bedrijf om als een going concern voort te blijven bestaan. Als we concluderen dat er sprake is van een materiële onzekerheid, zijn we verplicht om in ons accountantsrapport aandacht te besteden aan de gerelateerde toelichtingen in de financiële overzichten of, indien dergelijke toelichtingen ontoereikend zijn, onze mening aan te passen.

Toelichtingen zijn als industrie-specifiek geclassificeerd als de beschreven werkzaamheden bij bepaalde sectoren horen. Voorbeelden hiervan zijn het begrijpen en evalueren van de stresstests van de groep op het gebied van liquiditeit en wettelijke kapitaalvereisten, inclusief de ernst van de toegepaste stressscenario’s bij banken. Of het beoordelen of de scenario’s opgenomen in de Own Risk Solvency Assessment (ORSA) en het Voorbereidend Crisisplan die zijn ingediend bij DNB en andere correspondentie met toezichthouders, die duiden op een aanzienlijk continuïteitsrisico bij verzekeraars.

Als derde categorie houden we ondernemingsspecifieke werkzaamheden aan. Figuur 4 is een best practice-voorbeeld van een klantspecifieke beschrijving van werkzaamheden van Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.. De accountant gaat in op individuele financieringsafspraken met de Nederlandse Staat en de budgetten en 5-jaarplannen inclusief investeringen in nieuwe vliegtuigen. Een ander voorbeeld van specifieke werkzaamheden staat in de verklaring van Vattenfall N.V. die verwijst naar bestaande verstrekte kredietfaciliteiten door het moederbedrijf Vattenfall AB en de verkregen groepsfinanciering van € 470 miljoen die de voltooiing van de aanleg van het Hollandse Kust Zuid offshore windproject heeft gegarandeerd.

Figuur 4.

Best practice gedetailleerde auditwerkzaamheden met betrekking tot continuïteit, Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V., Annual Report 2023, pagina 250.

Alle ‘Controleaanpak continuïteit’-secties bevatten een overzicht van de werkzaamheden van de accountant. Externe accountants kiezen bij de beschrijving van hun werkzaamheden het meest voor een algemene toelichting (40%), gevolgd door een sectorspecifieke bewoording. Er wordt zelden informatie verstrekt over specifieke zaken die spelen bij de onderneming, zoals aankomende herfinancieringen, afhankelijkheden van kredietverstrekkers en andere relevante continuïteitsrisico’s die een rol spelen in de analyse van de accountant.

De NV COS 700 (R) A41A geeft de accountant voorbeelden om te voldoen aan de vereisten van NV COS 700 (R) 29A en benoemt hierbij ook, naast het verwijzen naar eventuele toelichtingen in de financiële overzichten en een kort overzicht van de uitgevoerde werkzaamheden, belangrijke waarnemingen en aangelegenheden die aandacht vereisten. Uit het onderzoek komt naar voren dat niet veel accountants deze elementen opnemen in de controleverklaring. Dit kan verschillende redenen hebben. Mogelijk zijn accountants voorzichtig om aangelegenheden te bespreken die niet al in de jaarrekeningen benoemd zijn of zorgen ze ervoor dat relevante zaken in de jaarrekening worden opgenomen, waardoor herhaling in de controleverklaring (anders dan via een verwijzing naar de jaarrekening) niet van belang is. Ook kan in veel gevallen de reden zijn dat de entiteit financieel gezond is waardoor er geen specifieke aangelegenheden te benoemen zijn.

In het onderzoek zien we dat accountants over het algemeen specifieke bewoordingen gebruiken om te rapporteren over de resultaten van de werkzaamheden en dat dit vaak kantoorspecifiek is. Zo concluderen EY-accountants in 85% van de afgegeven verklaringen dat er geen materiële onzekerheden zijn met betrekking tot de continuïteit. KPMG-accountants concluderen in overgrote meerderheid (86%) dat hun werkzaamheden geen aanleiding hebben gegeven tot aanvullende controlewerkzaamheden met betrekking tot de beoordeling van de continuïteit door het management. De meest gebruikte indicatie van PwC-accountants (70%) is dat de werkzaamheden geen bevindingen hebben opgeleverd die in strijd zijn met de aannames en oordelen van het bestuur. Accountants van Deloitte concluderen in 43% van hun verklaringen dat er geen rapporteerbare bevindingen zijn met betrekking tot de continuïteit van de entiteit. Opvallend is dat slechts in twee controleverklaringen gekozen is voor een positieve formulering van de conclusie, namelijk “we zijn het eens met de toepassing door het management van de continuïteitsveronderstelling bij het opstellen van de jaarrekening”. In de andere onderzochte verklaringen wordt gekozen voor een negatieve formulering.

4. Conclusies en slotbeschouwing

Het faillissement van ondernemingen kan een grote impact hebben op werknemers, crediteuren, leveranciers en op de maatschappij als geheel. Stakeholders vragen om meer informatie over de continuïteit(srisico’s) en de beoordeling hiervan. Om hieraan tegemoet te komen zijn de rapporteringsvereisten van accountants de afgelopen jaren uitgebreid. Ondernemingen kunnen zich echter beperken tot de verklaring dat de jaarrekening is opgesteld op basis van de continuïteitsveronderstelling, mits er geen significante onzekerheden zijn met betrekking tot continuïteit. De diepgang van de informatieverschaffing over de (onderbouwing van de) continuïteitsveronderstelling varieert sterk binnen de onderzoekspopulatie en is in veel gevallen zeer beperkt. Relevante informatie voor gebruikers is vaak verdeeld over het bestuursverslag en de jaarrekening en moet in samenhang worden gebracht om inzicht te krijgen in de verwachte continuïteit van een onderneming.

Er zijn weinig ondernemingen die een specifiek risico omtrent continuïteit rapporteren, wel wordt liquiditeitsrisico vaak benoemd binnen de financiële risicoparagrafen. Verder blijkt uit het onderzoek dat het management terughoudend is om concrete toekomstgerichte informatie op te nemen; 15% van de ondernemingen neemt zelfs geen toekomstgerichte informatie op en voldoet daarmee niet aan de wettelijke vereisten.

De Corporate Governance Code verplicht beursgenoteerde ondernemingen om in de bestuursverklaring over continuïteit te concluderen. De onderbouwing van de aannames en oordelen ontbreekt in veel gevallen en daarmee voldoen de beursgenoteerde ondernemingen niet aan de gestelde vereisten. Een ‘Viability Statement’, zoals verplicht in het Verenigd Koninkrijk, zou beter inzicht geven in de veronderstellingen op middellange termijn (vaak 1 tot 3 jaar) met betrekking tot de levensvatbaarheid van bedrijfsmodellen. Als kanttekening is hieraan toe te voegen dat een dergelijk statement in de VK inmiddels leidt tot boilerplate teksten en dat ze er daarom overwegen om een stapje verder te gaan en een ‘Resilience statement’ in te voeren. Het ‘Resilience statement’ in het VK zou onder andere moeten zorgen voor een betere toelichting van de langetermijnvisie van ondernemingen, meer inzicht moeten geven in geïdentificeerde risico’s en de risicobereidheid van het bestuur, evenals transparantie bieden over uitgevoerde stresstests door bestuurders. We zouden het verplicht stellen van dergelijke informatie in Nederlandse jaarrekeningen ondersteunen. Het verplicht stellen van een toelichting met betrekking tot continuïteit in alle jaarrekeningen zou de transparantie in de communicatie over de continuïteit van de onderneming vergroten.

Prof. dr. A.J. Brouwer RA – Arjan is hoogleraar externe verslaggeving aan de Vrije Universiteit Amsterdam en partner bij PwC.

D. Meijn – Deborah is senior associate binnen het National Office van PwC.

N. van der Reijden BA (Hons) CA – Nina is senior manager binnen het National Office van PwC.

Noot

Literatuur

  • Brouwer A, Janssen J, Scheffe J (2018) De nieuwe Corporate Governance Code en vereisten voor niet-financiële informatie. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 92(11/12): 345–359. https://doi.org/10.5117/mab.92.30233
  • Vergoossen RGA, Van Beest F (2019) Beschikbaarheid en kwaliteit van het bestuursverslag van grote en middelgrote rechtspersonen. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 93(5/6): 139–147. https://doi.org/10.5117/mab.93.35799
  • Werkgroep Toekomst Accountantsberoep (2014) In het publiek belang, maatregelen ter verbetering van de kwaliteit en onafhankelijkheid van de accountantscontrole.

Bijlage 1

Tabel A1.

Lijst van onderzochte ondernemingen.

AEX AMX Overig
ABN AMRO BANK N.V. Aalberts N.V. Achmea Bank N.V.
ADYEN N.V. Alfen N.V. Alliander N.V.
AEGON Ltd (voorheen Aegon N.V.) Allfunds Group plc APG Groep N.V.
AKZO NOBEL N.V. AMG Critical Materials N.V. Athora Netherlands N.V.
ARCELORMITTAL S.A. Aperam S.A. BinckBank N.V.
ASM INTERNATIONAL N.V. Arcadis NV Bluewater Energy Services B.V.
ASML HOLDING N.V. Basic-Fit N.V. BNG Bank N.V.
a.s.r. Nederland N.V. Corbion nv Coöperatie TVM U.A.
BE Semiconductor Industries N.V. CTP N.V. Coöperatieve Rabobank U.A.
DSM-Firmenich AG Eurocommercial Properties N.V. Croonwolter&dros B.V.
Exor NV Fagron NV CSU Groep B.V.
Heineken N.V. Flow Traders Ltd. De Efteling B.V.
IMCD N.V. Fugro N.V. Fenner Dunlop B.V.
ING Groep N.V. Galapagos NV N.V. Nederlandse Gasunie
Koninklijke Ahold Delhaize N.V. InPost S.A. Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V.
Koninklijke KPN N.V. JDE Peet’s N.V. NIBC Bank N.V.
Koninklijke Philips N.V. Just Eat Takeaway.com N.V. ProRail B.V.
NN Group N.V. Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. Rituals Cosmetics Enterprise B.V.
Prosus N.V. Robeco Institutional Asset Management B.V.
Randstad N.V. Koninklijke Vopak N.V. SPIE Nederland B.V.
RELX PLC OCI N.V. Stichting Woonzorg Nederland
Shell plc SBM Offshore N.V. TenneT TSO B.V.
Unilever plc Signify N.V. Triodos Bank N.V.
Universal Music Group N.V. TKH Group N.V. Trioworld Apeldoorn B.V.
Wolters Kluwer N.V. Van Lanschot Kempen NV Urenco Nederland B.V.
Warehouses De Pauw NV/SA Vattenfall N.V.
Vitens N.V.
Witteveen+Bos Raadgevende ingenieurs B.V.
login to comment