Introduction to special issue
Print
Introduction to special issue
Duurzaam betere jaarverslaggeving
expand article infoArjan Brouwer
‡ Vrije Universiteit, Amsterdam, Netherlands
Open Access

Het zal niemand verbazen dat verslaggeving over duurzaamheidsaspecten een belangrijk thema is in deze editie van Het jaar verslagen. Ondanks dat de CSRD nog niet definitief is geïmplementeerd in de Nederlandse wet, werpt de wetgeving zijn schaduw vooruit. Veel ondernemingen zijn al langere tijd bezig met impactanalyses, dubbele materialiteitsanalyses en het opzetten van processen en systemen om de vereiste informatie te verkrijgen en de effecten daarvan worden al zichtbaar in de jaarverslaggeving. Andere ondernemingen hebben nog een grote uitdaging om tijdig gereed te zijn voor de eerste rapportage op basis van de ESRS’en. Dit is een proces van vallen, opstaan, leren en verbeteren voor alle partijen in de keten. Van de onderneming die rapporteert tot de gebruiker die de informatie tot zich neemt en interpreteert.

Een aantal artikelen in deze editie geeft inzicht in de rapportage van ondernemingen in deze fase van de implementatie. Wij hopen dat de inzichten en good practices die in de artikelen worden gedeeld tot inspiratie en stimulans dienen voor de ondernemingen die nog stappen moeten zetten richting hun eerste CSRD-rapportage over het boekjaar 2024 of 2025.

Orij en Breijer hebben de jaarverslagen van 75 beursfondsen (AEX, AMX en AscX) onderzocht op de rapportage over duurzaamheidsthema’s uit de tien thematische standaarden van de ESRS’en. Van deze ondernemingen moeten er 62 vanaf boekjaar 2024 aan de CSRD voldoen. Ze stellen vast dat veel ondernemingen al iets schrijven over een uitgevoerde dubbele materialiteitsanalyse (DMA) en de materialiteit van onderwerpen om over te rapporteren. Ondernemingen lopen hiermee mogelijk al vooruit op de DMA die ten behoeve van de rapportage op grond van de CSRD moet plaatsvinden, maar de mate waarin ze dit al toepassen is wisselend.

Ze stellen vast dat alle of nagenoeg alle ondernemingen ingaan op de onderwerpen klimaatverandering (E1), biodiversiteit en ecosystemen (ESRS E4), eigen personeel (ESRS S1), werknemers in de waardeketen (ESRS S2), en bestuurlijke integriteit (ESRS G1). De onderwerpen vervuiling (ESRS E2), water- en mariene hulpbronnen (ESRS E3), consumenten en eindgebruikers (ESRS S4) en vooral getroffen gemeenschappen (ESRS S3) komen minder vaak voor. Als op een lager niveau naar thema’s (sub-sub topics) wordt gekeken, dan valt het de auteurs op dat binnen de hoofdonderwerpen bepaalde onderwerpen sterk onderbelicht blijven (microplastics, diersoorten, disabilities). Hiervan is niet duidelijk of dat gerechtvaardigd is door het geringe belang van deze onderwerpen of dat hier nog een gat gedicht moet worden bij de implementatie van de CSRD.

Maas, Nandram en Thijssens gaan specifiek in op de rapportage over biodiversiteit, een onderwerp waarvan het belang steeds meer wordt erkend, maar waarvan onder andere Het Financieele Dagblad1 recent ook meldde dat ondernemingen nog worstelen met de juiste duiding en meting van risico’s en prestaties. De auteurs concluderen dat veel ondernemingen zich bewust zijn van het vraagstuk, maar nog beter moeten uitwerken wat hun beleid, strategie, acties en doelstellingen zijn om hier vanaf volgend jaar in het CSRD-verslag goed over te rapporteren. Veel ondernemingen spreken op dit moment in algemene termen over biodiversiteit zonder dit specifiek te maken voor de onderneming.

Bijna een derde van de onderzochte ondernemingen vermeldt biodiversiteit als materieel onderwerp, maar 23% geeft duidelijkheid over de strategie en targets ten aanzien van biodiversiteit en slechts 4% geeft inzicht in een transitieplan, gericht op het realiseren van de ambities. Ook kwantificering van financiële effecten en scenario-analyses komen zelden voor.

Financiële effecten van duurzaamheidsvraagstukken worden ook steeds relevanter voor banken. Enerzijds door druk om te vergroenen in de leningenportefeuille en hierover te rapporteren en, mede gerelateerd hieraan, door de opkomst van leningsclausules met duurzaamheidscriteria daarin.

En anderzijds doordat de terugbetaalcapaciteit, en daarmee het kredietrisico, beïnvloed kan worden door duurzaamheidsrisico’s. Brouwer (Tristan) en Ter Hoeven hebben onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de informatieverschaffing over de impact van klimaataspecten op de financiële instrumenten door de 44 grootste banken die onder toezicht staan van de Europese Centrale Bank. Zij concluderen dat de banken over het algemeen goede informatie verschaffen over hun doelstellingen, beleid en processen voor het beheersen van de klimaatgerelateerde risico’s die voortvloeien uit financiële instrumenten. Ook over de kwaliteit van de informatie over de blootstelling aan klimaatgerelateerde risico’s oordelen ze positief. De kwaliteit van toelichtingen over ESG-kenmerken die zijn ingebed in financiële instrumenten en de impact van klimaatgerelateerde risico’s op de voorziening voor verwachte kredietverliezen kunnen banken nog verbeteren.

Een onderwerp dat in de ESRS’en onderbelicht blijft, maar een sterke relatie heeft met duurzaamheid van de bedrijfsvoering, is fiscaliteit. Het op eerlijke wijze bijdragen aan de collectieve middelen in landen waar ondernemingen actief zijn is een belangrijk aspect van maatschappelijke verantwoordelijkheid en het bijdragen aan de duurzaamheidsuitdagingen, inclusief uitdagingen ten aanzien van sociale thema’s, waarvoor landen zich zien gesteld. Dekker en Kriek hebben onderzoek gedaan naar de toelichtingen ten aanzien van de Pillar 2-wetgeving en de impact van Pillar 2 op de te betalen belastingen bij honderd grote Europese beursfondsen. Het is opvallend dat de overgrote meerderheid van de ondernemingen aangeeft geen belangrijke impact te verwachten van de regelgeving. Van de 100 ondernemingen geven 71 aan geen significante impact te verwachten, waarvan 69 dit overigens niet kwantificeren. Van de ondernemingen die wel een kwantitatieve impact toelichten (voornamelijk ondernemingen die niet aangeven dat de impact insignificant zal zijn) licht het grootste deel een impact op de effectieve belastingdruk in de range van 1%-punt of minder toe. Opvallend hierbij is dat slechts 33% van de ondernemingen met een effectieve belastingdruk van 15-20% aangeeft geen significante impact te verwachten van Pillar 2.

Naast de opkomende duurzaamheidsverslaggeving zal goede, transparante financiële verslaggeving ten behoeve van de besluitvorming van, met name, investeerders van belang blijven. Ook daarnaar hebben diverse auteurs dit jaar weer onderzoek gedaan.

Brouwer (Arjan), Meijn en Van der Reijden hebben onderzoek gedaan naar de informatieverschaffing over continuïteit(srisico’s) in de jaarverslagen van beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde ondernemingen. Onverwachte discontinuïteit van ondernemingen kan een grote maatschappelijke impact hebben. Daarom is adequate informatieverschaffing over continuïteitsrisico’s belangrijk. Al langer wordt van accountants gevraagd om hier meer informatie over te verstrekken en dat heeft in 2022 geresulteerd in de verplichte opname van een paragraaf in de controleverklaring. De toelichtingsvereisten voor de onderneming zijn echter niet uitgebreid. Uit het onderzoek blijkt dat veel ondernemingen minimale informatie verschaffen over de gehanteerde continuïteitsveronderstelling en continuïteitsrisico’s. In veel gevallen kan dat ingegeven zijn door een door het bestuur ingeschat minimaal risico, waardoor verdere informatieverschaffing niet nuttig wordt geacht, waarbij dan ook vraagtekens gezet kunnen worden bij het nut van de verplichte paragraaf in de controleverklaring. De auteurs zien echter ook situaties waarin de in wet- en regelgeving voorgeschreven informatie over bijvoorbeeld toekomstverwachtingen en onderbouwing van de continuïteitsveronderstelling niet wordt opgenomen.

De jaarrekening en het jaarverslag hebben als doel om relevante (financiële) informatie te verstrekken aan huidige en potentiële investeerders, kredietverstrekkers en andere crediteuren ten behoeve van hun beslissingen over het verstrekken van middelen aan de onderneming. Meir­kulov, Pavlides, Pronk en Roelofsen geven inzicht in de mate waarin dat doel wordt gerealiseerd via de jaarrekening door onderzoek te doen naar de vragen en antwoorden in earnings conference calls. Zij constateren dat 26% van de vragen betrekking heeft op onderwerpen die in het jaarverslag aan de orde komen (kort of uitgebreid besproken). Deze resultaten suggereren dat investeerders en analisten informatiebehoeften hebben die verder gaan dan de informatie die in het jaarverslag is opgenomen. Geïnterviewde investor relations officers geven hierover aan dat de conference call en het jaarverslag een ander doel dienen. De conference calls zijn bedoeld om de markten te informeren over de voortgang bij de uitvoering van de strategie en om de kernboodschappen te versterken. Het jaarverslag wordt door hen meer beschouwd als een post-hocdocumentatie, een compliancedocument en de verantwoordelijkheid van andere afdelingen. Daarom beschouwen zij de conference call over de winstcijfers als een afzonderlijke informatiebron, en niet louter als een verdere verduidelijking van het persbericht of het jaarverslag. Bovendien is er geen expliciete feedbackloop tussen de inhoud van de conference call over de winstcijfers en het jaarverslag. Deze bevindingen doen de vraag rijzen of ondernemingen voldoende bewust nadenken over de informatiebehoeften van investeerders bij het opstellen van het jaarverslag en hierbij ook aanvullende informatie opnemen als dat van belang is voor de besluitvorming van deze gebruikers.

Het artikel van Kamp en Van der Tas geeft hier ook inzicht in. Zij hebben de 2023 jaarrekeningen onderzocht in de context van de aangepaste bepalingen in IAS 1 die als doel hebben om meer focus te leggen op de materiële grondslagen. Zij concluderen dat deze wijziging weinig impact heeft gehad op de jaarrekeningen van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. Ze wijten dat aan een inherente aarzeling bij verschaffers en accountants om informatie in de jaarrekening te schrappen en het gebrek aan afdwingbaarheid van de nieuwe regelgeving. Het gevolg is volgens de auteurs dat jaarrekeningen nog steeds niet-materiële informatie bevatten die meer ballast (‘clutter’) is dan dat deze van toegevoegde waarde is.

De belangrijkste wijziging in IFRS die van toepassing werd in 2023 betrof de nieuwe standaard voor de verwerking van verzekeringscontracten, IFRS 17. Ter Hoeven, Borelli en Van Vlijmen hebben onderzoek gedaan naar de implementatie van IFRS 17 bij 24 grote Europese verzekeraars. De overgang van IFRS 4 naar IFRS 17 heeft een grote impact op opname, waardering en toelichting van verzekeringscontracten en -verplichtingen. Door de verschillende startpunten onder IFRS 4 en de opties in de transitiebepalingen zijn de oorzaken van de verschillen moeilijk te duiden, maar bij de meeste verzekeraars heeft de invoering van IFRS 17 geleid tot een daling van het eigen vermogen. Het onderzoek van de kwaliteit van de toelichtingen geeft een gemengd beeld. De auteurs stellen vast dat terwijl de verzekeraars redelijk goed voldoen aan de toelichtingsvereisten ten aanzien van de toegepaste methodes en benaderingen, er ruimte bestaat voor verbetering in het niveau van disaggregatie, inzicht in mutaties van de verplichtingen en sensitiviteitsanalyses. De vergelijkbaarheid tussen verzekeraars heeft ingeboet door de opties binnen IFRS 17 maar ook door de ‘EU carve-out’. De helft van de onderzochte groep maakt nog steeds gebruik van een alternatief winstbegrip. De auteurs zien ruimte voor verbetering in de toelichting van de verschillen tussen het IFRS-resultaat en de alternatieve maatstaf.

De uitdaging om te komen tot goede, relevante duurzaamheidsinformatie en financiële informatie zal groot zijn de komende jaren. Om te voorkomen dat jaarverslagen uitdijen tot moeilijk verteerbare volumes van vooral algemene informatie is het belangrijk dat ondernemingen kritisch kijken naar de materialiteit van informatie en over de materiële onderwerpen vervolgens organisatiespecifieke en relevante kwalitatieve en kwantitatieve informatie verstrekken. De onderzoeken in deze editie van Het jaar verslagen laten zien dat veel ondernemingen hier nog mee worstelen. Ik hoop dat de in Het jaar verslagen 2023 opgenomen artikelen met de daarin opgenomen bevindingen en best practices helpen om hierin stappen te zetten.

Ik dank de auteurs en de leden van de redactie en de redactieraad voor hun inspanningen bij de totstandkoming van deze editie van Het jaar verslagen en de bijdrage die ze daarmee leveren aan de kwaliteit van de verslaggeving in Nederland.

Prof. dr. A.J Brouwer RA – Arjan is hoogleraar externe verslaggeving aan de Vrije universiteit Amsterdam en partner bij PwC.

Noot

login to comment