Maandblad Voor Accountancy en Bedrijfseconomie 84(4): 166-167, doi: 10.5117/mab.84.16341
Hoofdkantoren en het Nederlandse vestigingsklimaat: wederzijds profijt?
Henk Volberda
Corresponding author:
Henk Volberda © Henk Volberda. This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits to copy and distribute the article for non-commercial purposes, provided that the article is not altered or modified and the original author and source are credited.
Citation:
Volberda H (2010) Hoofdkantoren en het Nederlandse vestigingsklimaat: wederzijds profijt? Maandblad Voor Accountancy en Bedrijfseconomie 84(4): 166-167. https://doi.org/10.5117/mab.84.16341 | ![Open Access](/i/open_access_icon_colour.svg) |
Abstract 166 84e jaargang april Nederland is rijk bezaaid met hoofdkantoren. Hun gezamenlijke omzet is hoger dan ons bruto binnenlands product. Nederland behoort daarmee tot de top tien van de Fortune Global vestigingslanden. Toch stellen steeds meer onderzoeken dat de historisch sterke positie van Nederland wat betreft hoofdkantoren bedreigd wordt (BCG rapport, 2008). Door globalisering zullen de hoofdkantoren steeds makkelijker verplaatst worden (Baaij, Van den Bosch & Volberda, 2004). Maar hoe inert of hoe mobiel zijn hoofdkantoren? Wat is het belang voor Nederland van het hebben van concernhoofdkantoren van grote ondernemingen? Is dat bijvoorbeeld prestige of het aantal banen op die kantoren? Welke factoren zijn voor het behoud van die kantoren daarbij van belang? Gaat dat verder dan de hoogte van de vennootschapsbelasting? In opdracht van het VNO-NCW heeft de Rotterdam School of Management, Erasmus University daarom de Top honderd concernhoofdkantoren in Nederland onderzocht. Het rapport: ‘Wederzijds Profijt, de strategische waarde van de Top 100 concernhoofdkantoren voor Nederland en van Nederland voor deze Top 100’ (Baaij, Van den Bosch, Volberda & Mom, 2009) is eind vorig jaar door de heer Wientjes aangeboden aan de minister-president. De minister van Economische Zaken heeft in januari dit jaar een reactie naar de Kamer gestuurd. De resultaten