Research Article |
Corresponding author: Ed Vosselman ( e.vosselman@fm.ru.nl ) Academic editor: Chris Knoops
© 2018 Ed Vosselman, Ivo De Loo.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits unrestricted use, distribution, and reproduction in any medium, provided the original author and source are credited.
Citation:
Vosselman E, De Loo I (2018) Performativiteit in netwerken: de Januskop van accounting. Maandblad Voor Accountancy en Bedrijfseconomie 92(1/2): 21-25. https://doi.org/10.5117/mab.92.24413
|
Onderzoek naar de performativiteit van accounting laat zien hoe becijferingen en calculaties in netwerken tot ontwikkeling komen en daar invloed kunnen uitoefenen. Als spelers in een netwerk kunnen zij in wisselwerking met andere spelers beoordelen, territorialiseren, kanaliseren en subjectiveren. Cijfers en calculaties hebben een Januskop: zij kijken zowel vooruit als achteruit en associëren zich, soms onvoorspelbaar, met verschillende belangen en emoties. Zij verwijzen naar iets of iemand, maar blijken eerder actief te zijn in de constructie van realiteit dan in de re-presentatie daarvan. Dit wordt ook wel de performativiteit van accounting genoemd. In dit artikel wordt die performativiteit geïllustreerd aan de hand van prestatiemeting in wetenschappelijk onderzoek.
Het artikel daagt practici uit om becijferingen en calculaties niet primair als min of meer objectieve re-presentaties van een bepaalde werkelijkheid te zien, maar als spelers in een netwerk. In een relationeel verband geven en krijgen zij vorm en betekenis. Als spelers hebben zij performatieve kracht: de kracht om in een relationeel verband andere spelers te mobiliseren en te transformeren. Practici kunnen op de werking van die performatieve kracht reflecteren en hierop desgewenst gericht interventies plegen.
In de internationale literatuur heeft zich de laatste decennia naast een rationeel perspectief ook een relationeel perspectief op accounting ontwikkeld. Vanuit een rationeel perspectief staat accounting in dienst van een individuele besluitvormer die economisch verstandige beslissingen wil nemen, of van een ‘principaal’ (bijvoorbeeld een aandeelhouder) die wil bewerkstelligen dat een ‘agent’ (bijvoorbeeld een topmanager) in zijn belang opereert (
In dit artikel werken we een relationeel perspectief op accounting uit. Met ‘accounting’ bedoelen we becijferingen en calculaties, en ook de resultaten daarvan: ‘de cijfers’. Het gaat nadrukkelijk niet alleen om ‘financials’, dus om cijfers uitgedrukt in monetaire eenheden als euro’s en dollars. Het gaat in dit artikel in het bijzonder om ‘non-financials’: kengetallen, prestatiemetingen en rangschikkingen (‘rankings’) in kwantitatieve termen. We willen illustreren hoe accounting performatief is in een specifiek netwerk: het netwerk rond prestatiemanagement in het wetenschappelijk onderzoek, zoals dit onder meer op Nederlandse universiteiten in zwang is. Onder performativiteit verstaan we het vermogen van een niet-menselijke speler (zoals een cijfer) om andere spelers in een heel netwerk van spelers te mobiliseren en van vorm en/of betekenis te voorzien of te doen veranderen. Aansluitend bij de terminologie van
De belangrijkste vraag in dit artikel is hoe de performativiteit die vanuit een relationeel perspectief zichtbaar wordt zich verhoudt tot het veronderstelde vermogen van cijfers om een bepaalde werkelijkheid te re-presenteren. Dat re-presentatievermogen staat centraal in een rationeel perspectief op accounting. Vanuit een rationeel perspectief worden calculaties en cijfers gezien als instrumenten die een (verwachte) realiteit zichtbaar maken. Met andere woorden: vanuit een rationeel perspectief maken cijfers ogenschijnlijk een realiteit transparant. Hoe verhoudt transparantie zich tot performativiteit?
In de volgende paragraaf lichten we eerst het karakter van accounting als speler verder toe. Daarna laten we ter illustratie zien hoe becijferingen en calculaties performatief zijn in een netwerk van relaties in het prestatiemanagement in het wetenschappelijk onderzoek. Vervolgens reflecteren we op de performativiteit van accounting in dit netwerk en op de relevantie van de relationele kijk op accounting voor praktijk en wetenschappelijk onderzoek. We trekken de conclusie dat de zoektocht naar transparantie netwerkeffecten heeft die het zichtbaar maken en beoordelen van prestaties voorbij gaan.
In netwerken is accounting direct verbonden met verandering en met doorgang. Cijfers kunnen niet alleen een plek in een netwerk innemen, maar kunnen ook andere spelers toegang verlenen of ontzeggen tot het netwerk, of hen van plek doen veranderen waardoor zij een krachtiger of minder krachtige positie in het netwerk krijgen. Van hun kant associëren andere spelers zich graag met cijfers in een poging een andere (betere) positie te bewerkstelligen. Zo krijgen cijfers in netwerken een Januskop (in de oorspronkelijke betekenis van het woord): een kop die niet alleen naar steeds wisselende spelers kijkt, maar die ook zowel vooruit als achteruit kijkt en zo zowel de ingang als de uitgang van de ‘doorgang’ bewaakt. Zo bezien is accounting een belangrijke speler in de doorgang van het ‘oude’ naar het ‘nieuwe’.
Om belangrijke spelers in een netwerk te worden die op de handelingen van andere spelers invloed uitoefenen, moeten cijfers eerst een stevige positie in een netwerk kunnen innemen. In de vocabulaire van de actor-netwerktheorie (
Een inscriptie kijkt achteruit omdat de daaraan gerelateerde cijfers refereren aan bedrijfsactiviteiten die hebben plaatsgevonden. Tegelijkertijd kijkt een inscriptie vooruit omdat andere spelers die op afstand staan van de bedrijfsactiviteiten worden aangezet tot handelen in een bepaalde richting. Een inscriptie van een winstcijfer kan bijvoorbeeld aandeelhouders aanzetten tot het verstrekken van additionele geldmiddelen. Zo beschouwd levert een inscriptie een bijdrage aan de verdere ontwikkeling van het netwerk; de inscriptie speelt immers een rol in de ‘doorgang’ van het netwerk. Zij heeft daarmee een Januskop.
Inscripties zijn spelers in een netwerk. Dat geeft hun een totaal ander karakter dan descripties en prescripties. Descripties zijn beschrijvingen van buiten het netwerk die één kant op kijken; prescripties zijn voorschriften van buiten het netwerk die uitsluitend vooruit kijken.
Ter illustratie van de Januskop van accounting in netwerken geven wij een voorbeeld van een netwerk rond prestatiemeting in het wetenschappelijk onderzoek, zoals dat anno 2018 onder andere in Nederland op menige universiteit zichtbaar is.
Op een aantal universiteiten in den lande wordt gekozen voor een prestatiemeetsysteem voor wetenschappelijk onderzoek waarin de zogenaamde ‘AIP-score’ centraal staat. Deze score relateert aan de prestatie van een bepaald tijdschrift in een groep van tijdschriften. Een tijdschrift kan een score krijgen tussen 0 en 1; hoe dichter het tijdschrift bij het cijfer 1 scoort, hoe groter haar invloed (impact) in het wetenschappelijke domein waar het zich op richt, zoals marketing, strategie of accounting. Niet elk tijdschrift heeft echter een AIP-score; alleen tijdschriften die op de zogenaamde International Science Index (ISI) lijst zijn opgenomen kunnen een score krijgen. Een groot aantal bladen valt daar buiten. Zo maken bijvoorbeeld welbekende accountingtijdschriften als Journal of Management Accounting Research of Qualitative Research in Accounting and Management geen deel uit van de lijst van ISI-tijdschriften. Andere tijdschriften, zoals het Accounting, Auditing and Accountability Journal en Critical Perspectives on Accounting zijn pas zeer recent opgenomen of zitten in een aanvraagprocedure, waarbij zij aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen. De ‘eigenaar’ van de ISI-lijst is een specifieke uitgever, Thomson Reuters.
Thomson Reuters, de ISI-lijst en AIP-scores hebben zich daarmee ontwikkeld tot belangrijke spelers in het netwerk van prestatiemeting in wetenschappelijk onderzoek op Nederlandse universiteiten. Maar er zijn ook andere spelers in dit netwerk te onderscheiden. Zo nemen Colleges van Bestuur en andere bestuurders op universiteiten, zoals decanen, hierin een belangrijke plek in. Colleges van Bestuur alloceren de zogenaamde eerste geldstroom (afkomstig van de rijksoverheid) aan onderzoekers, vaak via decanen van faculteiten. Ook een organisatie als het NWO die de zogenaamde tweede geldstroom alloceert, behoort tot het netwerk. En uiteraard behoren ook wetenschappelijk onderzoekers ertoe.
Bestuurders associëren zich doorgaans met AIP-scores vanuit hun verantwoordelijkheid voor de middelentoewijzing en kwaliteitsbewaking van wetenschappelijk onderzoek binnen hun universiteit. Dergelijke scores geven hen de mogelijkheid om op afstand van onderzoekers en het eigenlijke onderzoekswerk te acteren en de inspanningen van individuele onderzoekers te duiden en te beïnvloeden. Een AIP-score heeft het karakter van een inscriptie: zij refereert aan de prestatie (impact) van een bepaald tijdschrift in een bepaalde periode en indirect aan de prestaties van individuele onderzoekers die in dat tijdschrift publiceren. Voor elke wetenschappelijke publicatie krijgt een onderzoeker een bepaald aantal punten. Dit aantal is vaak gelijk aan de AIP-score die het tijdschrift van publicatie in de afgelopen periode heeft behaald, waarbij veelal een correctie plaatsvindt voor het aantal onderzoekers dat aan een publicatie heeft meegewerkt. Individuele onderzoekers hebben een belang bij de AIP-score omdat de toewijzing van onderzoekstijd en middelen wordt verbonden met hun persoonlijke AIP-score in een bepaalde periode (bijvoorbeeld: vijf jaar). Er worden algemene onderzoekstaakstellingen geformuleerd waar iedere individuele onderzoeker aan dient te voldoen: om de toewijzing van onderzoekstijd en middelen te handhaven op het huidige niveau moet een onderzoeker in vijf jaar tijd bijvoorbeeld minimaal een geaggregeerde AIP-score van 2,0 zien te behalen. AIP-scores worden zo inscripties van de past performance van individuele onderzoekers. Die scores refereren weliswaar op een bepaalde manier aan hun prestaties, maar zij doen dit op een zeer gebrekkige wijze. Het zijn circulerende, performatieve referenties, geen volledige en neutrale re-presentaties van geleverde onderzoekprestaties. De inscriptie van de AIP-score geeft een individuele onderzoeker een belang om zijn/haar inspanningen te richten op het realiseren van publicaties in tijdschriften die hoog scoren; een te lage score heeft direct gevolgen voor de toewijzing van middelen. In het laatste geval is de kans groot dat iemands onderzoektijd wordt herverdeeld onder degenen die wel een hoge AIP-score hebben weten te realiseren.
Zoals uit bovenstaande blijkt, presteert accounting in het netwerk in relatie tot andere spelers. De interactieve prestaties van accounting hebben in het bijzonder betrekking op 1) het beoordelen van prestaties, 2) territorialisering, 3) kanalisering en 4) de bemiddeling in de constructie van identiteiten van met name menselijke spelers in het netwerk (zie ook
Accounting blijkt een belangrijke speler bij de beoordeling van prestaties. In ons voorbeeld kwalificeert een AIP-score van 1,0 een tijdschrift als uitstekend, een AIP-score van 0,1 kwalificeert een tijdschrift als slecht. Via haar associaties met andere spelers in het netwerk, zoals bijvoorbeeld bestuurders, beoordeelt de AIP-score niet alleen de prestatie van de tijdschriften, maar ook de prestaties van individuele onderzoekers: een publicatie in een tijdschrift met een hoge AIP-score wordt beschouwd als een uitstekende prestatie van een onderzoeker (of een aantal onderzoekers), en omgekeerd. Het vermogen van deze score om de prestatie van een specifieke onderzoeker te re-presenteren is overigens gebrekkig.
Accounting territorialiseert omdat het helpt bouwen aan een territorium voor bepaalde spelers, die daarmee macht vergaren in het netwerk. In interactie met accounting krijgen sommige spelers invloedrijke posities. De uitgeverij Thomson Reuters wordt een machtige speler in het netwerk en bestuurders krijgen een ogenschijnlijk objectieve steun in de rug bij de verdeling van middelen (tijd en geld). Het territorium van bestuurders groeit ten opzichte van dat van wetenschappers. Bestuurders krijgen zo meer greep op het wetenschappelijke bedrijf.
Accounting kanaliseert omdat het de activiteiten van wetenschappelijk onderzoekers richt op publicaties in geïndexeerde tijdschriften (op de ISI-lijst). Publicaties in geïndexeerde tijdschriften ‘tellen’ wel, publicaties in tijdschriften die niet in de Index zijn opgenomen ‘tellen’ niet. Accounting sluit dus zowel in als uit. Via haar associatie met onder andere bestuurders en met beschikbare middelen zet het wetenschappelijk onderzoekers aan tot het richten van hun onderzoeksinspanning op tijdschriften die ‘tellen’. Het is immers in hun belang om dat te doen.
Last but not least: accounting subjectiveert. Dat wil zeggen: in associatie met andere spelers is accounting actief in het betekenis geven aan identiteiten van (menselijke) spelers. Zij geeft spelers een bepaalde status, of juist niet. In het voorbeeld bemiddelt zij in de totstandkoming van zowel aan het netwerk geëngageerde wetenschappers die voldoende publiceren en die deel (blijven) uitmaken van het netwerk, als van geïsoleerde wetenschappers, die buiten het netwerk (komen te) staan. De geëngageerde wetenschappers ‘tellen’; zij hebben een volwaardige identiteit als onderzoeker. De geïsoleerde wetenschappers hebben minder status. Voorts bemiddelt de AIP-score in de identiteitsvorming van sterk economisch denkende mensen: werkend vanuit zijn belang zal iemand zijn inspanningen zo doelmatig en doeltreffend mogelijk trachten te richten op onderzoeksoutput in de vorm van goed scorende artikelen (
Vanuit een relationeel perspectief ontstaat een nieuw zicht op prestatiemeting met behulp van cijfers. Dergelijke prestatiemeting wordt dan niet meer gezien als instrumenteel in een systeem van prestatiemanagement, maar als een speler in een netwerk die in wisselwerking met andere spelers acteert. Vanuit een relationeel perspectief heeft het veel meer betekenis dan het zichtbaar maken, het re-presenteren, hoe gebrekkig ook, van de prestaties van individuen, groepen of organisaties. Een relationeel perspectief brengt de dynamiek van prestatiemeting aan het licht. In een netwerk van relaties komt de prestatiemaatstaf niet alleen tot stand in interactie met andere spelers, maar geeft die ook vorm en betekenis aan activiteiten, machtsverhoudingen en identiteiten.
Terwijl bestuurders en managers op universiteiten vanuit een rationeel perspectief de bedoeling hebben om de prestaties van individuele onderzoekers te meten om daarop vervolgens richting die onderzoekers interventies te plegen, blijken maatstaf en meting ook de kracht te hebben om in een netwerkverband machtsverhoudingen te beïnvloeden, de acties van individuen te kanaliseren en identiteiten te (her)vormen. In een zoektocht naar transparantie van individuele prestaties ontwikkelt zich tegelijkertijd de praktijk van het wetenschappelijk onderzoek in netwerken. Cijfers (zoals AIP-scores) gaan acteren; zij staan niet buiten, maar ontwikkelen zich en presteren in de werkelijkheid. Zij zijn geen re-presentaties, maar ontwikkelen zich tot inscripties met een Januskop: zij kijken vooruit en achteruit in de tijd en associëren zich met belangen en emoties zoals die zijn belichaamd in diverse spelers. In interactie met andere spelers krijgen inscripties een mobiliserende en transformerende kracht in het netwerk.
Het bovenstaande voorbeeld van prestatiemeting in wetenschappelijk onderzoek geeft een eerste inzicht in de performativiteit van accounting. Het roept interessante vragen op, zowel voor practici als voor onderzoekers. Practici kunnen zich de vraag stellen of het niet wenselijk of zelfs noodzakelijk is om op de netwerkeffecten van accounting te reflecteren om vervolgens te interveniëren. Een dergelijke reflectie kan ertoe leiden dat prestatiemeting in organisaties minder instrumenteel wordt en dat de sterke oriëntatie op de output van individuen en de daaraan gekoppelde middelentoewijzing verlegd wordt naar de netwerkeffecten van prestatiemeting. Een dergelijke verlegging van perspectief zet het vizier ook meer nadrukkelijk op de organisatorische en maatschappelijke effecten van prestatiemeting, bijvoorbeeld in termen van de bijdrage van wetenschappelijk onderzoek aan de ontwikkeling van organisaties en samenleving. Voorts wordt de ruimte voor ethische reflectie vergroot. Immers, een instrumenteel-rationele oriëntatie rond prestatiemeting kan in netwerken leiden tot de ontwikkeling van de identiteit van de economische mens (
Het relationeel perspectief biedt onderzoekers ruime mogelijkheden om in meer algemene zin de performativiteit van accounting empirisch te onderzoeken. Dergelijk onderzoek kan zeker het label ‘kritisch’ krijgen, omdat het in staat stelt kritisch te reflecteren op de consequenties van accounting voor individuen, organisaties en samenleving.
Prof. dr. E.G.J. Vosselman is hoogleraar Accounting aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Voorts is hij wetenschappelijk directeur van de opleiding tot Registercontroller aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Prof. dr. I. De Loo is hoogleraar Accounting aan de Aston Business School in Birmingham.
In ons dagelijks spraakgebruik heeft een Januskop geen positieve betekenis. Janus heeft twee gezichten en kiest steevast de kant die hemzelf het beste uitkomt. Janus wordt om die reden vaak gekenschetst als een opportunist. De oorspronkelijke betekenis van Janus was echter minder negatief dan nu doorgaans worden geclaimd. Janus was de God van de poorten en de doorgangen. Hij moest zowel in- als uitgangen bewaken en werd daarom als God menigmaal afgebeeld met twee hoofden. Als God van de poorten en de doorgangen was Janus ook de God van de overgang van het ‘oude’ naar het ‘nieuwe’. Het is in die betekenis dat accounting zich onzes inziens vaak laat kennen. Hoewel zeker geen God, is accounting direct gerelateerd aan doorgang, aan verandering.