Research Article |
Corresponding author: Jim Emanuels ( jim.emanuels@tacstone.nl ) Academic editor: Chris Knoops
© 2018 Jim Emanuels, Pieter Jansen, Petra Grabundzija.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits unrestricted use, distribution, and reproduction in any medium, provided the original author and source are credited.
Citation:
Emanuels J, Jansen P, Grabundzija P (2018) Het gebruik van wetenschappelijk onderzoek door beroepsbeoefenaars: een empirisch onderzoek. Maandblad Voor Accountancy en Bedrijfseconomie 92(3/4): 125-135. https://doi.org/10.5117/mab.92.25119
|
Er is sprake van een lastig overbrugbare kloof tussen wetenschappelijk onderzoek en toepassing hiervan in de praktijk. Via verschillende mechanismen kan wetenschappelijke kennis beroepsbeoefenaars, zoals accountants en controllers bereiken. In dit onderzoek is door middel van een exploratief vragenlijstonderzoek nagegaan in hoeverre de mechanismen die zijn geïdentificeerd vanuit de literatuur, ook van toepassing zijn op de wijze waarop Nederlandse beroepsbeoefenaars in de accountancy en controlling gebruik maken van wetenschappelijke kennis. De resultaten laten onder andere zien dat die mechanismen bij accountants anders werken dan bij controllers en vooral dan bij organisatieadviseurs, en dat accountants ook minder belang hechten aan de lessen vanuit de wetenschap.
Dit onderzoek kan bijdragen aan het inzicht in de aard en omvang van de kloof tussen de wetenschap en de praktijk. Het geeft inzicht in de behoefte aan valorisatie van wetenschappelijke kennis door beroepsbeoefenaars en in de mate waarin de beroepsbeoefenaars daadwerkelijk van aangereikte kennis gebruik zullen maken. Dit kan van nut zijn bij het ontwikkelen van nieuwe methoden en middelen van kennisoverdracht en bij het richten hiervan op specifieke groepen beroepsbeoefenaars zoals accountants en controllers.
Het proces van het benutten van wetenschappelijke kennis wordt ook wel aangeduid met de term kennisvalorisatie. De eerste stap in het benutten van kennis is de verspreiding van onderzoeksresultaten door academici en beroepsbeoefenaars
Voor beroepsbeoefenaars in accountancy en controlling is vooral ook het onderzoeksgebied (management) accounting van belang. De rode draad van de kritiek op het onderzoek in dit deelgebied is vergelijkbaar; de conclusies zijn vooral gericht op de verfijning van onder wetenschappers geliefde theorieën. De daarop gebaseerde aanbevelingen zijn vervolgens vaak te algemeen om toegepast te kunnen worden bij het oplossen van concrete, praktische problemen (
Dit artikel is als volgt opgebouwd: in paragraaf 2 wordt het valorisatieproces besproken, waarna in paragraaf 2 nader wordt ingegaan op de in de literatuur beschreven wijzen waarop wetenschappelijke kennis de beroepsbeoefenaar kan bereiken. Paragrafen 4 en 5 zijn de weerslag van respectievelijk de opzet en de resultaten van een onderzoek onder praktijkbeoefenaars naar de daadwerkelijk behoefte en het gebruik van wetenschappelijke kennis. In paragraaf 6 sluiten we af met een aantal conclusies en observaties naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek.
Binnen het subsysteem “ontwikkeling” zijn universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstituten gericht op het beschrijven en het verklaren van organisatorische fenomenen. Het tweede subsysteem (“toepassing”) betreft het vertalen van de wetenschappelijke kennis in praktisch bruikbare (relevante) toepassingen voor organisaties die producten en diensten aanbieden. Dit vertalen zal grotendeels plaatsvinden door interne en externe experts, die ook medeverantwoordelijk zijn voor het ontdekken van anomalieën (onverwachte uitkomsten) en opvallende ontwikkelingen die in de praktijk zichtbaar zijn maar die nog geen object zijn van wetenschappelijk onderzoek (
In ons onderzoek richten wij ons op de overdracht tussen de twee eerstgenoemde kennissystemen (onderzoek en praktijk).
Wetenschappelijke kennis voor het accountancy- en controlling-werkveld wordt onder andere gepubliceerd in journals (tijdschriften) op het gebied van (management) accounting, auditing, accounting information systems en management control. De internationale top bestaat, afhankelijk van de definitie uit circa 10 tot 15 journals die jaarlijks ca. 400 tot 600 artikelen publiceren. Vaak hebben alleen universiteitsbibliotheken en onderzoeksinstituten deze journals in hun collectie. Ondanks ontwikkelingen op het gebied van “open access” journals en uitgave in eigen beheer door onderzoekers zijn deze artikelen voor de praktijk nauwelijks beschikbaar. De beschikbare wetenschappelijke kennis is voor beroepsbeoefenaars lastig te ontsluiten: zoeken is tijdrovend en inzicht in de juiste zoekmethodes en zoektermen is noodzakelijk (zie ook
Vakliteratuur bestaat uit de zogenaamde managementboeken en uit vakbladen. Ten aanzien van de categorie managementboeken kan worden gesteld dat er in ieder geval in kwantitatieve zin een groot aanbod is. Op een website als Amazon.com zijn meer dan 1 miljoen boeken te vinden die als zodanig worden aangemerkt. Een klein gedeelte hiervan heeft enigerlei vorm van basis in fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Ten aanzien van de overige vakliteratuur uiten academici de zorg dat beroepsbeoefenaars misleid kunnen worden op het moment dat ze adviezen opvolgen die uitsluitend normatief zijn of gebaseerd zijn op uitsluitend anekdotisch bewijs (
In de eerdergenoemde subsystemen van kennisvalorisatie zijn (interne en externe) consultants als experts mogelijk een relevante schakel tussen de onderzoekers en de praktijk. Een consultant kan wetenschappelijke kennis vertalen in praktisch hanteerbare oplossingen die zich bij voorkeur ook aantoonbaar bewezen hebben (
In dit onderzoek richten wij ons op de overdracht van wetenschappelijke kennis buiten het kader van de (wetenschappelijke) opleiding die een beroepsbeoefenaar volgt of heeft gevolgd. Zowel vanuit de wetenschappelijke wereld als vanuit de wereld van beroepsbeoefenaars worden in dit kader bijeenkomsten georganiseerd waar over lopend of uitgevoerd wetenschappelijk onderzoek informatie wordt gedeeld. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van seminars, webinars, trainingen, demonstraties en discussiebijeenkomsten. Op (internationale) wetenschappelijke conferenties ligt de nadruk vooral op de innovatie en methodologische aspecten van het onderzoek. Voor zover wetenschappelijk onderzoek een onderwerp is bij de door en/of voor de beroepsbeoefenaars georganiseerde evenementen, staat de toepasbaarheid (praktische relevantie) ervan centraal. In Nederland zijn grootschalige voorbeelden hiervan de Accountantsdag (NBA) en de CFO-dag (Alex van Groningen).
Als laatste kanaal voor de overdracht van wetenschappelijke kennis identificeren wij de (overige) media. Hieronder vallen dagbladen, weekbladen, nieuwssites op Internet, etc. In de exacte wetenschappen worden belangrijke onderzoeksresultaten in deze media regelmatig besproken, met referentie aan de publicatie van de onderzoekers en hun ontdekking, en hierbij ligt de nadruk op het duidelijk maken van de relevantie van het onderzoek aan een groter (leken)publiek. Deze journalistieke vorm van disseminatie (verspreiding) van onderzoeksresultaten is in onze waarneming op het gebied van accountancy en controlling beperkt
In het vervolg van ons onderzoek hebben wij ons gericht op de vraag in hoeverre accountants en controllers als beroepsbeoefenaars daadwerkelijk gebruik maken van de hiervoor onderscheiden mechanismen, om op de hoogte te blijven van wetenschappelijke ontwikkelingen.
Het door ons in het voorjaar van 2016 uitgevoerde onderzoek is empirisch exploratief van aard en bestaat uit twee stappen. Allereerst hebben wij een aantal interviews gehouden om ons begrip omtrent de mechanismen van kennisoverdracht tussen wetenschap en beroepsbeoefenaars die wij vanuit de literatuur en onze eigen waarneming hebben verkregen, te verdiepen. Als tweede stap hebben wij middels een survey (vragenlijstonderzoek) bij beroepsbeoefenaars geïnventariseerd welke behoefte zij hebben aan wetenschappelijke kennis en via welke kanalen zij deze kennis verkrijgen. Op basis hiervan hebben wij getracht aanwijzingen te vinden voor verschillen in de achtergrond van de beroepsbeoefenaars en de behoefte en het gebruik van wetenschappelijk onderzoek.
Om een beter beeld te krijgen van het valorisatieproces binnen het vakgebied Accountancy & Controlling en om de vragen voor een survey te ontwikkelen zijn semigestructureerde interviews gehouden met twee universitair medewerkers (een hoogleraar auditing en een docent internal control, beiden met praktijkervaring en beiden registeraccountant) en twee consultants, om precies te zijn een manager consulting en een senior manager van de advisory afdeling van een grote accountantsorganisatie. Met de geïnterviewden is afgesproken dat de uitkomsten anoniem verwerkt zouden worden. De interviews namen een half uur tot een uur in beslag; de vragen hadden met name betrekking op de waarneming van de geïnterviewde over de bruikbaarheid en het gebruik van wetenschappelijk onderzoek in de praktijk. Voor de academici met praktijkervaring is een uitgebreider script gehanteerd dan voor de consultants, aangezien zij meer inzicht kunnen verschaffen in wetenschappelijk onderzoek zelf.
Ook uit deze interviews blijkt dat de aansluiting tussen wetenschappelijke kennis en de praktijk voor verbetering vatbaar is. De geïnterviewde adviseurs vinden dat de ontwikkeling van voor hun werk relevante kennis in de praktijk sneller gaat dan in de wetenschap en dat het volgen van die ontwikkeling in de praktijk relevanter is dan het bijhouden van wat er op het gebied van wetenschappelijk onderzoek gebeurt. Een universitair medewerker signaleert vooral de behoefte van individuele accountants om de kennis over de (toepassing van) de wet- en regelgeving goed bij te houden en ziet de toegevoegde waarde van wetenschappelijk onderzoek voor hen daarnaast vooral in het verkrijgen van begrip over hoe de context (bijvoorbeeld de branche) waarin een organisatie zich bevindt, van invloed kan zijn op het succes of het falen van praktische oplossingen voor problemen. Voor accountants- en adviesorganisaties als geheel ziet hij het grote belang van het op de hoogte blijven van wat er op het gebied van wetenschappelijk onderzoek speelt, bijvoorbeeld ten einde de controlemethodes te verbeteren. De andere universitair medewerker ziet de vertaalslag van theorie naar praktijk als noodzakelijk vanwege de aversie van de beroepsbeoefenaars tegen de in hun ogen vaak “droge” en “theoretische” benadering van onderzoekers.
Samenvattend bevestigen de interviews het beeld dat ontwikkelde wetenschappelijke kennis een rol kan spelen in accountancy en controlling, maar dat deze kennis niet zonder transformatieproces ontsloten kan worden. De bewegingsvrijheid van de beroepsbeoefenaars hierbij is wisselend. Accountants zullen mogelijk meer focus hebben op de toepassing van wet- en regelgeving en minder kunnen “experimenteren” met het toepassen van nieuwe inzichten dan adviseurs.
De ontwikkelde vragenlijst bestaat uit drie onderdelen. Het eerste deel bevraagt de respondenten over het belang dat zij hechten aan wetenschappelijk onderzoek, het tweede gaat in op de kanalen via welke wetenschappelijke ontwikkelingen gevolgd worden en het derde deel betreft vragen omtrent de persoonlijke achtergrond van de respondenten. Voor het opstellen van de vragenlijst is naast relevante wetenschappelijke literatuur, gebruik gemaakt van inzichten die verkregen zijn uit de gehouden interviews.
De vragenlijst bestaat uit twintig vragen. De vragen omtrent het belang van wetenschappelijk onderzoek en de gebruikte kanalen zijn grotendeels meerkeuzevragen met antwoordmogelijkheden op een zevenpunts likertschaal. De vragenlijst is vooraf getest op duidelijkheid van de vragen in een pilot met vijftien masterstudenten. Aan de studenten werd gevraagd om de vragenlijst in te vullen en vervolgens te reflecteren op de mate waarin zij de vragen helder, consistent, bruikbaar en relevant vonden. Op basis van de uitkomsten is de vragenlijst bijgesteld en definitief gemaakt. De vragenlijst is afgenomen met behulp van een online tool (Survio)
De deelnemers zijn geselecteerd uit een groep beroepsbeoefenaars die grotendeels op academisch en postacademisch niveau opgeleid zijn tot accountant of controller en die werkzaam zijn in de eerste lijn als financieel manager, in de tweede lijn als controller, risk manager, etc., of als externe accountant of adviseur
Voor de selectie van de deelnemers is gebruik gemaakt van het professionele netwerk van de onderzoekers. In totaal zijn er 114 respondenten benaderd. De verdeling over de functies is opgenomen in tabel
Steekproefselectie.
Totale steekproef | Eerstelijn | Tweedelijn | Adviseurs | Accountants | |
---|---|---|---|---|---|
Benaderd | 114 | 29 | 23 | 23 | 41 |
Percentage van gehele steekproef | 100 | 25 | 20 | 20 | 35 |
De link naar de online-vragenlijst is opgenomen in een e-mail die afzonderlijk naar alle respondenten is verstuurd. Om ervoor te zorgen dat de non-respons zo beperkt mogelijk bleef, bevatte de e-mail naast de link ook een korte beschrijving van de doelstellingen van het onderzoek. Tevens is de duur van de vragenlijst opgenomen en een garantie dat anonimiteit wordt gewaarborgd.
Deze paragraaf geeft een overzicht van de resultaten van het onderzoek. Allereerst zullen de responspercentages worden gepresenteerd, daarna de beschrijvende statistiek en de gevonden correlaties.
Tabel
Responspercentages.
Totale steekproef | Eerstelijn | Tweedelijn | Adviseurs | Accountants | |
---|---|---|---|---|---|
Benaderd | 114 | 29 | 23 | 23 | 41 |
Respons | 80 (100%) | 19 (24%) | 20 (25%) | 12 (15%) | 29 (26%) |
Responspercentage | 70,18% | 70,37% | 86,96% | 52,17% | 70,73% |
Er zijn vier vragen gesteld over het belang van wetenschappelijk onderzoek voor de respondent. Deze vragen betreffen respectievelijk een vraag naar de frequentie van het kennisnemen van wetenschappelijk onderzoek tijdens de carrière (˝Carrière WO˝), het belang voor de eigen professionele ontwikkeling (˝Prof.ontwikkeling˝), het belang voor de organisatieontwikkeling (˝Org. ontwikkeling˝) en de gepercipieerde toepassingsmogelijkheden (“Toepassingsmog.”). Als eerste stap in de bewerking van de data zijn de scores op deze vragen per respondent samengevoegd tot een gecombineerde somvariabele die uitdrukt wat het uiteindelijke belang is dat de respondent aan wetenschappelijk onderzoek hecht. Aan de belangrijke voorwaarde voor deze bewerking dat de variabelen onderling convergent zijn, dat wil zeggen dat zij significant correleren (
Correlaties van de variabelen die het belang van wetenschappelijk onderzoek meten.
Carrière WO | Prof. ontwikkeling | Org. Ontwikkeling | Toepassingsmog. | |
---|---|---|---|---|
Carrière WO | - | |||
Prof. ontwikkeling | 0,74*** | - | ||
Org. Ontwikkeling | 0,55*** | 0,61*** | - | |
Toepassingsmog. | 0,58*** | 0,67*** | 0,51*** | - |
Er is vervolgens voor gekozen om een gemiddelde te berekenen van de hierboven genoemde variabelen en een nieuwe somvariabele te creëren die hierna ˝SomBelang˝ wordt genoemd.
De vragen 7 t/m 11 betreffen het gebruik dat de deelnemer maakt van de onderscheiden kanalen voor informatie over wetenschappelijk onderzoek. Om te waarborgen dat hier inderdaad sprake is van verschillende kanalen (variabelen), is geanalyseerd in hoeverre er sprake is van divergente validiteit. In tabel
Correlaties tussen de variabelen die de gebruikte kanalen meten.
Int. Wetenschap | Vakliteratuur | Consultants | Evenementen | Media | |
---|---|---|---|---|---|
Int. Wetenschap | - | ||||
Vakliteratuur | 0,29*** | - | |||
Consultants | 0,27** | 0,31*** | - | ||
Evenementen | 0,14 | 0,06 | 0,19* | - | |
Media | 0,17 | 0,27*** | 0,01 | 0,16 | - |
Gemiddeld genomen hebben de respondenten zes jaar werkervaring in hun hoofdfunctie (μ = 6,45; σ = 7,00) en een totale werkervaring van 20 jaar (μ = 19,65; σ = 11,79). De tweedelijnsfunctionarissen hebben gemiddeld genomen de meeste werkervaring (31,1 jaar) en de accountants de minste werkervaring (9,1 jaar). De respondenten zijn over het algemeen afgestudeerd aan de universiteit (88,8%). In tabel
Achtergrond respondenten.
Totale Steekproef | Eerste lijn | Tweede lijn | Adviseur | Accountant | |
---|---|---|---|---|---|
Som. Belang (1-7) | 4,50 | 4,58 | 4,84 | 5,10 | 4,10 |
Kanaal: Int. Wetenschap (1-7) | 2,30 | 2,30 | 2,50 | 2,90 | 2,00 |
Kanaal: Vakliteratuur (1-7) | 4,60 | 3,80 | 4,90 | 4,30 | 5,00 |
Kanaal: Consultant (1-7) | 3,70 | 3,70 | 4,70 | 3,80 | 2,90 |
Kanaal: Evenementen (1-7) | 4,40 | 4,60 | 4,75 | 4,20 | 4,20 |
Kanaal: (overige)Media (1-7) | 5,50 | 5,50 | 5,60 | 5,30 | 5,40 |
Aantal jaren afgestudeerd | 19,93 | 27,74 | 19,65 | 25,67 | 7,10 |
Aantal jaren werkervaring | 19,65 | 26,80 | 31,10 | 26,00 | 9,50 |
Aantal jaren werkervaring in de huidige functie | 6,45 | 7,00 | 6,10 | 13,30 | 3,50 |
Dit overzicht suggereert dat de beroepsbeoefenaars allen bovengemiddeld belang hechten aan de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek, waarbij er wel duidelijke vetschillen zijn tussen de groepen. Accountants blijven achter, met name ten opzichte van adviseurs en tweedelijnsberoepsbeoefenaars. Wij hebben dit resultaat nader onderzocht middels een correlatieanalyse die wij aan het eind van deze paragraaf presenteren.
Ten aanzien van de gebruikte kanalen valt op dat consultants als kanaal, na wetenschappelijke publicaties, het minst en de overige media het meest gebruikt worden om de kennis over de resultaten van wetenschappelijk onderzoek te verkrijgen. Vakliteratuur en evenementen zitten daartussenin.
Met vraag 12 hebben wij de respondenten een keuzemogelijkheid voorgelegd met de volgende situatieschets: U heeft op een congres informatie ontvangen over onderzoeksresultaten naar verbeteringen in het financieel management die ook voor uw organisatie relevant kunnen zijn. U heeft een aantal opties om hier wat mee te doen. Naar welke optie gaat uw voorkeur uit? Van de gehele steekproef hebben drie respondenten (3,8%) geantwoord dat zij niks met de informatie zouden doen. Het grootste gedeelte van de respondenten (48; 60%) heeft gekozen voor de tweede mogelijkheid: het op eigen kracht verder onderzoeken van de mogelijkheden. 15 respondenten (18,8%) zouden in een soortgelijke situatie een consultant of adviesorganisatie inschakelen en acht respondenten (10%) zou de mogelijke toepassingen in samenwerking met de desbetreffende wetenschappers verder uitzoeken. Tenslotte heeft een zestal respondenten (7,5%) een eigen voorstel gedaan. De ingediende suggesties variëren van het maken van een notitie en het informeren bij de leidinggevende omtrent de mogelijkheden tot het eerst zelf onderzoeken en daarna inschakelen van een expert.
De correlatieanalyse kan aanwijzingen geven voor verbanden tussen de achtergrond van de respondenten enerzijds en gebruik van wetenschappelijk onderzoek en de relevante kanalen anderzijds.
Uit tabel
Correlatieanalyse.
Eerstelijn | Tweedelijn | Adviseur | Accountant | |
---|---|---|---|---|
Som. Belang | 0,02 | 0,14 | 0,19* | -0,28** |
Int. Wetenschap | -0,03 | 0,07 | 0,18 | -0,18 |
Vakliteratuur | -0,34*** | 0,12 | -0,06 | 0,23** |
Consultants | 0,02 | 0,34*** | 0,02 | -0,33*** |
Evenementen | 0,09 | 0,14 | -0,08 | -0,15 |
Media | 0,05 | 0,06 | -0,08 | -0,04 |
Ten aanzien van het gebruik van de geïdentificeerde kanalen is er evenzo een significante negatieve relatie gevonden tussen het zijn van een beroepsbeoefenaar in de eerste lijn en het bestuderen van vakliteratuur (r = -0,34; p = 0,002) en is de tweedelijnsberoepsbeoefenaar relatief meer dan anderen georiënteerd op het kanaal ˝Consultants˝ (r = 0,34; p = 0,002). Voor accountants geldt dat deze ten opzichte van de andere beroepsbeoefenaars significant minder georiënteerd zijn op de kanalen ˝vakliteratuur˝ (r = -0,23; p = 0,036) en ˝consultants˝ (r = -0,33; p = 0,002).
De resultaten van het onderzoek onder de beroepsbeoefenaars tonen aan dat er wel belang wordt gehecht aan de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek. Met name accountants hebben overigens duidelijk minder behoefte hieraan dan andere beroepsbeoefenaars. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de externe accountants hun handen zo vol hebben met het toepassen van de relevante regelgeving dat zij geen behoefte hebben aan het vanuit de wetenschap proactief innoveren van hun vak. Bovendien geldt voor de accountants die verbonden zijn aan de grotere kantoren waarschijnlijk dat zij er (terecht) op kunnen rekenen dat de noodzakelijke innovaties die vanuit de wetenschap komen op hun vakgebied, door interne instituties, zoals bureaus vaktechniek en (internationale) ontwikkelafdelingen en door regelgevende instanties zullen worden vertaald in verbeteringen in de controletechnieken en standaarden. Dit is voor accountants derhalve een relevant mechanisme in de valorisatie van wetenschappelijke kennis op het gebied van de accountancy.
Het feit dat juist de accountants in opleiding aangeven het minste baat te hebben bij wetenschappelijke onderzoeksresultaten is echter wel opvallend gegeven het grote aantal van hen dat juist in het recente verleden de keus heeft gemaakt voor een wetenschappelijke opleiding. Op het moment dat de accountants in opleiding de praktijkopleiding hebben voltooid en zijn ingeschreven in het accountantsregister, geldt voor hen hoe dan ook wel de plicht om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen in het vakgebied. Dit zou aanknopingspunten kunnen bieden om in deze permanente educatie meer aandacht te geven aan praktisch toepasbare onderzoeksuitkomsten, naast het actualiseren van de kennis op het gebied van wet- en regelgeving.
Adviseurs en tweedelijnsfunctionarissen hechten relatief meer belang aan het kennisnemen van wetenschappelijke onderzoeksresultaten. Dit kan verklaard worden uit het feit dat zij zelf geacht worden mogelijke praktische toepassingen voor zichzelf en hun organisaties te signaleren. Zij kunnen minder steunen op wat hen intern of door de regelgevers wordt aangereikt, omdat de bredere innovatie op het gebied van accountancy en controlling niet tot het primaire proces van het bedrijfsleven of tot de kerntaken van de overheid behoort.
Ten aanzien van de gebruikte kanalen voor valorisatie zien we dat er het minste kennis genomen wordt van gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek via de wetenschappelijke media (de journals). Gegeven het aantal beroepsbeoefenaars dat direct toegang heeft tot de relevante journals waarin deze onderzoeken staan, is het aantal beroepsbeoefenaars dat aangeeft deze bronnen tijdens de carrière regelmatig te hebben geraadpleegd toch nog groter dan wij verwachtten. Mogelijk is het begrip ˝wetenschappelijk tijdschrift˝ in de vraagstelling toch wat ruimer opgevat en zijn hierin ook de meer praktisch georiënteerde periodieken door de respondenten betrokken. In dat geval is de grens tussen wetenschappelijke tijdschriften en vakliteratuur in de uitkomsten minder scherp te trekken. De (overige) media worden het meest geraadpleegd. Dit is verklaarbaar vanuit de grote toegankelijkheid tegen lage kosten en vanuit de geconstateerde grote toename in het aanbod van informatie zowel vanuit uitgevers en adviesorganisaties, als vanuit de onderzoeksgemeenschap zelf (blogs, onderzoeksnieuwssites, etc.). Wij voorzien behoefte aan meer overzicht en structuur in dit aanbod. Wij zien de initiatieven van uitgevers om wetenschappelijke artikelen meer toegankelijk te maken en de introductie van een platform zoals Slidetwo dat wetenschappelijk onderzoek koppelt aan ervaringen van experts uit de praktijk, als hoopvolle signalen hiervan.
Daarnaast wijzen wij erop dat de systemen die in dit artikel besproken zijn, tamelijk formeel van aard zijn; het betreft publicaties en georganiseerde evenementen waarop kennis wordt uitgewisseld. Uit eerder onderzoek (
Doordat ons onderzoek exploratief van aard is, moeten de resultaten met enige voorzichtigheid worden beschouwd. De steekproef waarop de voorgaande conclusies zijn gebaseerd, is niet aselect en derhalve mogelijk niet representatief. Tevens is de steekproef beperkt tot beroepsbeoefenaars met een specifieke achtergrond (accountancy en controlling) en kunnen derhalve ook niet gegeneraliseerd worden naar andere beroepsbeoefenaars (bijvoorbeeld op het gebied van HR of marketing). Een verdere beperking is dat de vragenlijst gesloten is en geen inzicht geeft in de achterliggende motieven en de ervaren problemen van de beroepsbeoefenaars. Hierdoor kunnen geen sluitende verklaringen worden gegeven voor de (verschillen) in gemeten perceptie omtrent behoefte en gebruik van wetenschappelijke onderzoeksresultaten. Vervolgonderzoek zou enerzijds inzicht kunnen geven in de stand van zaken met betrekking tot kennisvalorisatie door andere beroepsbeoefenaars en anderzijds meer verdiepend kunnen zijn ten aanzien van achterliggende oorzaken van verschillen in behoefte en gedrag in het gebruik van wetenschappelijke onderzoeksuitkomsten tussen beroepsbeoefenaars als groepen en als individuen.
Tot slot merken wij op dat wij ons beperkt hebben tot de relatie tussen de subsystemen: “ontwikkeling” en “toepassing” van kennis. Uiteindelijk is het echte vraagstuk wat er aan waarde eventueel verloren gaat voor de maatschappij (de “eindgebruiker”), doordat wetenschappelijke kennis onvoldoende benut wordt. Vanuit de intrinsieke beperking van onze studie kunnen wij deze vraag niet beantwoorden; desondanks scharen wij ons achter de stelling dat het creëren van trefpunten tussen de wereld van de wetenschappers, de beroepsbeoefenaars en maatschappelijke sectoren van essentieel belang is. Een open samenwerking en uitwisseling van ideeën kan nieuwe kansen creëren om kennis en creativiteit optimaal te kunnen benutten (
Prof. dr. J. Emanuels is hoogleraar bestuurlijke informatieverzorging aan de Rijksuniversiteit Groningen en partner van Tacstone.
P. Grabundzija MSc is werkzaam in de controlepraktijk bij Deloitte Nederland. Dit artikel is gebaseerd op haar afstudeerscriptie aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Prof. dr. E.P. Jansen is hoogleraar controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen en directeur van het wetenschappelijk bureau van Flynth Adviseurs & Accountants.
Onder beroepsbeoefenaar (Engelstalig: “practitioner” of “professional”) verstaan wij in het kader van dit onderzoek iemand die in een bepaald vakgebied in de praktijk werkzaam is.
Jansen maakt gebruik van de door
Voorbeeld hiervan is het recentelijk door het MAB aangekondigde initiatief om, in samenwerking met de American Accounting Association, samenvattingen van gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek toegankelijk te maken via de website van het MAB (
Een voorbeeld van dit type communicatie is de rubriek “Gespot” in Accountant, waarin zonder verdere duiding geselecteerde wetenschappelijke onderzoekspublicaties worden samengevat.
De integrale vragenlijst is beschikbaar gesteld aan de redactie van het MAB en is op verzoek op te vragen bij de onderzoekers.
In dit artikel wordt onder eerste lijn verstaan, de functies die direct verantwoordelijk zijn voor “de business” en de operationele en financiële resultaten. De tweedelijnsfuncties ondersteunen en adviseren de eerste lijn.
Om ervoor te zorgen dat de e-mail op hetzelfde moment bij de subjecten aankwam is gebruik gemaakt van Boomerang, een online tool van Gmail om het versturen van e-mails vooraf in te plannen.
Aanvullend is als test op convergente validiteit de Cronbach’s alpha coëfficiënt bepaald. Als vuistregel voor het samenvoegen is een minimale waarde van 0,7 vereist (
In de tabel zijn voor het overzicht de standaarddeviaties niet opgenomen aangezien deze geen opvallende uitkomsten en/of verschillen per variabele of categorie van respondenten gaven.
Vragenlijst (alleen inhoudelijke vragen uit deel I en II en zonder toelichtingen)
Alle vragen met uitzondering van vraag 12 gescoord op een zevenpunts Likertschaal.
DEEL I
DEEL II
Uitgebreide beschrijvende statistieken.
Totale Steekproef | Eerstelijn | Tweedelijn | Adviseur | Accountant | |
---|---|---|---|---|---|
Carrière WO | |||||
Gemiddelde | 4,20 | 4,10 | 4,40 | 5,00 | 3,70 |
St.dev. | 1,46 | 1,43 | 1,31 | 1,54 | 1,32 |
Mediaan | 4,00 | 4,00 | 4,50 | 5,00 | 4,00 |
Prof. ontwikkeling | |||||
Gemiddelde | 4,40 | 4,30 | 4,80 | 5,00 | 3,80 |
St.dev. | 1,58 | 1,67 | 1,54 | 1,65 | 1,35 |
Mediaan | 5,00 | 5,00 | 5,00 | 5,50 | 3,00 |
Org. ontwikkeling | |||||
Gemiddelde | 4,90 | 4,10 | 5,25 | 5,20 | 4,40 |
St.dev. | 1,46 | 1,33 | 1,48 | 1,64 | 1,48 |
Mediaan | 5,00 | 5,00 | 5,00 | 6,00 | 4,00 |
Toepassingsmog. | |||||
Gemiddelde | 4,80 | 4,90 | 4,90 | 5,20 | 4,40 |
St.dev. | 1,24 | 1,24 | 1,48 | 1,03 | 1,12 |
Mediaan | 5,00 | 5,00 | 5,00 | 5,50 | 5,00 |
Som. Belang | |||||
Gemiddelde | 4,50 | 4,58 | 4,84 | 5,10 | 4,10 |
St.dev. | 1,20 | 1,17 | 1,17 | 1,25 | 1,13 |
Mediaan | 4,75 | 4,75 | 5,00 | 5,50 | 3,50 |
Int. Wetenschap | |||||
Gemiddelde | 2,30 | 2,30 | 2,50 | 2,90 | 2,00 |
St.dev. | 1,36 | 1,28 | 1,64 | 1,56 | 1,07 |
Mediaan | 2,00 | 2,00 | 2,00 | 3,00 | 2,00 |
Vakliteratuur | |||||
Gemiddelde | 4,60 | 3,80 | 4,90 | 4,30 | 5,00 |
St.dev. | 1,45 | 1,16 | 1,23 | 1,78 | 1,44 |
Mediaan | 5,00 | 4,00 | 5,00 | 5,00 | 5,00 |
Consultant | |||||
Gemiddelde | 3,70 | 3,70 | 4,70 | 3,80 | 2,90 |
St.dev. | 1,76 | 1,91 | 1,45 | 1,89 | 1,52 |
Mediaan | 4,00 | 4,00 | 5,00 | 4,00 | 3,00 |
Evenementen | |||||
Gemiddelde | 4,40 | 4,60 | 4,75 | 4,20 | 4,20 |
St.dev. | 1,30 | 1,38 | 1,07 | 1,47 | 1,34 |
Mediaan | 5,00 | 5,00 | 5,00 | 4,50 | 4,00 |
Media | |||||
Gemiddelde | 5,50 | 5,50 | 5,60 | 5,30 | 5,40 |
St.dev. | 1,22 | 1,46 | 1,14 | 1,22 | 1,18 |
Mediaan | 6,00 | 6,00 | 6,00 | 5,00 | 6,00 |
Jaren afgestudeerd | |||||
Gemiddelde | 19,93 | 27,74 | 19,65 | 25,67 | 7,10 |
St.dev. | 12,75 | 10,86 | 9,75 | 9,40 | 8,46 |
Mediaan | 20,00 | 27,00 | 20,00 | 26,40 | 4,00 |
Werkervaring | |||||
Gemiddelde | 19,65 | 26,80 | 31,10 | 26,00 | 9,50 |
St.dev. | 11,79 | 5,98 | 9,25 | 9,17 | 10,12 |
Mediaan | 21,00 | 27,00 | 21,50 | 25,00 | 6,00 |
Werkervaring HF | |||||
Gemiddelde | 6,45 | 7,00 | 6,10 | 13,30 | 3,50 |
St.dev. | 7,00 | 6,13 | 5,58 | 10,00 | 4,90 |