Corresponding author: Han Scholten ( j.scholten@rug.nl ) Corresponding author: Dick van Offeren ( d.h.vanofferen@law.leidenuniv.nl ) Academic editor: Chris Knoops
© 2018 Han Scholten, Dick van Offeren.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits to copy and distribute the article for non-commercial purposes, provided that the article is not altered or modified and the original author and source are credited.
Citation:
Scholten H, van Offeren D (2018) Juridische geschillen in de jaarrekening van beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. Maandblad Voor Accountancy en Bedrijfseconomie 92(9/10): 231-242. https://doi.org/10.5117/mab.92.28827
|
Ondernemingen worden regelmatig geconfronteerd met onzekerheden in verband met juridische geschillen. De ondernemer moet daarbij keuzes maken over het al dan niet opnemen van een voorziening in de jaarrekening, over de waardering van de voorziening en over de toelichting van de onzekerheden. Om winststuring tegen te gaan en gebruikers van relevante en betrouwbare informatie te voorzien zijn in IAS 37 Provisions, Contingent Liabilities and Contingent Assets gedetailleerde regels opgenomen voor de verslaglegging bij onzekere juridische geschillen. Hierbij maakt IAS 37 gebruik van een waarschijnlijkheidsdrempel. De schatting van de kans op uitstroom van middelen bepaalt daarmee de verwerking en waardering in de jaarrekening en de vereiste informatieverstrekking. Onderzocht is hoe de verslagleggingspraktijk omgaat met IAS 37 door de jaarrekeningen 2016 te onderzoeken van ondernemingen waarvan de aandelen zijn genoteerd aan de AEX, AMX en AScX van de Euronext Amsterdam. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek worden aanbevelingen gedaan om tot meer relevante informatie in verband met juridische geschillen te komen.
Het risico in verband met juridische geschillen vereist schattingen van het management. Om mogelijke winststuring tegen te gaan heeft de International Accounting Standards Board (IASB) in International Accounting Standard (IAS) 37 specifieke voorschriften opgenomen voor contingencies. In dit artikel wordt onderzocht hoe de verslaglegging met die regelgeving omgaat (compliance). Voor de verslagleggingspraktijk is van belang dat de informatieverschaffing verbetering verdient.
Bij het opstellen van de jaarrekening spelen schattingen een belangrijke rol. Met name bij afschrijvingen, bijzondere waardeverminderingen en bij de vorming van voorzieningen voor onzekere verplichtingen (contingencies) moeten keuzes worden gemaakt die het vermogen en resultaat beïnvloeden. Een belangrijk voorbeeld van onzekere verplichtingen betreft een juridisch geschil zoals een claim waarin schadevergoeding wordt gevorderd van de onderneming. Een dergelijke claim kan leiden tot een rechtszaak. Ondernemingen worden regelmatig geconfronteerd met juridische geschillen.
Als onderzoeksmethode gebruiken we compliance-onderzoek (
Onderzoeksvraag 1 wordt beantwoord door van bestudering van de specifieke regels van IAS 37 en de algemene verslaggevingsnormen van IAS 1 Presentation of Financial Statements, aangevuld met literatuuronderzoek naar de rol van informatieverstrekking (disclosure) in de jaarrekening (paragraaf 2). Onderzoeksvraag 2 wordt beantwoord door een jaarrekeningenonderzoek van ondernemingen waarvan de aandelen zijn genoteerd aan de AEX, AMX en AScX van de Euronext Amsterdam (paragraaf 3). In paragraaf 4 worden de uitkomsten van het normatieve onderzoek ter beantwoording van onderzoeksvraag 1 geconfronteerd met de uitkomsten van het empirische onderzoek ter beantwoording van onderzoeksvraag 2. Zo wordt inzicht verkregen in de mate van compliance en kunnen de uitkomsten worden vergeleken met de hiervoor genoemde empirische onderzoeken. Wij sluiten af met de conclusie en met aanbevelingen.
In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de eerste onderzoeksvraag: Hoe moet volgens de IASB worden omgegaan met onzekerheden in verband met juridische geschillen?
Ter beantwoording van deze vraag wordt aan de hand van IAS 37 ingegaan op de vraag onder welke voorwaarden een voorziening moet worden opgenomen in de jaarrekening en hoe deze voorziening moet worden gewaardeerd (paragraaf 2.2). Vervolgens wordt ingegaan op de vereiste informatieverstrekking volgens de specifieke voorschriften van IAS 37, de verslaggevingsbeginselen van IAS 1 en de literatuur (paragraaf 2.3). Na een bespreking van eerder onderzoek naar de mate van compliance van disclosurevoorschriften in de literatuur wordt afgesloten met een conclusie (paragraaf 2.4).
Aan de orde komen de opnamecriteria (2.2.1) en de waarderingsvoorschriften (2.2.2) van voorzieningen. Hierbij is ook aandacht besteed aan de herzieningsvoorstellen omdat de discussie zich daar heeft toegespitst op onzekere juridische geschillen.
Volgens IAS 37.14 dient een voorziening te worden opgenomen indien:
IAS 37.15 stelt dat het in zeldzame gevallen niet duidelijk is of er sprake is van een bestaande verplichting. In deze gevallen wordt een gebeurtenis in het verleden geacht aanleiding te geven tot een bestaande verplichting indien, rekening houdend met alle beschikbare bewijsstukken, het waarschijnlijker is dan niet dat aan het einde van de verslagperiode een bestaande verplichting bestaat. IAS 37.16 geeft als voorbeeld een rechtszaak waarbij in zeldzame gevallen kan worden betwist of bepaalde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden of dat deze gebeurtenissen resulteren in een bestaande verplichting. Als niet meteen duidelijk is of een verplichting bestaat, wordt volgens IAS 37.16 op het einde van de verslagperiode alle beschikbaar bewijs, waaronder bijvoorbeeld de mening van deskundigen, in de beschouwing betrokken. Op grond van dergelijk bewijs wordt een voorziening opgenomen wanneer het meer waarschijnlijk is dan niet dat aan het einde van de verslagperiode een bestaande verplichting bestaat. Hierbij moet rekening worden gehouden met alle beschikbare bewijzen zoals de opinie van experts. Onder meer waarschijnlijk dan niet wordt een kans verstaan van meer dan 50% (
Bij de waardering van een voorziening is het uitgangspunt dat de beste schatting moet worden gemaakt van de uitgaven die zijn vereist om de bestaande verplichting op de balansdatum af te wikkelen (IAS 37.36). Onder beste schatting wordt verstaan het bedrag dat een entiteit redelijkerwijs zou betalen om de verplichting aan het eind van de verslagperiode af te wikkelen of om het op dat moment aan een derde partij over te dragen (IAS 37.37). Bij de waardering van een voorziening in verband met een juridisch geschil is vaak sprake van een grote individuele verplichting die in de regel wordt gewaardeerd tegen de meest waarschijnlijke uitkomst (IAS 37.40). Indien de te waarderen onzekere verplichting een groot aantal posten omvat, wordt de verplichting geschat door alle mogelijke resultaten af te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen (de verwachtingswaarde) (IAS 37.39). Opmerkelijk is dat in de exposure draft (
De disclosure-voorschriften worden afgeleid uit specifieke voorschriften van IAS 37, in het bijzonder de alinea’s 84 t/m 92 en de algemene verslaggevingsbeginselen van IAS 1. Na de beschrijving van de specifieke disclosure-voorschriften voor voorzieningen (2.3.1) en voorwaardelijke verplichtingen (2.3.2) wordt ingegaan op de rol van IAS 1 en de rol van meer priciples-based disclosure in de literatuur (2.3.3). Tot slot wordt aandacht besteed aan eerder onderzoek naar compliance van disclosure-voorschriften bij juridische geschillen (2.3.4).
Volgens IAS 37.84 en IAS 37.85 moet per categorie voorziening de volgende informatie worden verstrekt:
Als niet is voldaan aan de voorwaarden van IAS 37.14 en IAS 37.16a bepaalt IAS 37.16b dat geen voorziening maar een voorwaardelijke verplichting moet worden vermeld, tenzij de kans op uitstroom van middelen die economische voordelen in zich bergen zeer onwaarschijnlijk is (in de praktijk bij een kans kleiner dan10%). In dat geval is vermelding in de toelichting als niet in de balans opgenomen verplichtingen de juiste werkwijze.
Volgens IAS 37.86 moet voor elke categorie voorwaardelijke verplichting aan het eind van de verslagperiode een korte beschrijving worden gegeven van:
Tot slot is van belang dat volgens IAS 37.92 in uitzonderlijke omstandigheden (afzonderlijke) informatieverschaffing in verband met juridisch geschillen niet vereist is.
Dit is het geval indien:
De jaarrekening dient volgens IAS 1.15 een getrouw beeld te geven van de financiële positie, de financiële prestaties en de cashflows van een onderneming. Informatieverstrekking aan de gebruikers speelt daarbij een belangrijke rol. De informatie mag niet versluierd worden of alleen bestaan uit standaardopmerkingen die geen toegevoegde waarde hebben. Als reactie op kritische geluiden over de informatiewaarde van de jaarrekening bij toepassing van strikte regels (meer rules- based) van de verslaglegger wordt door de IASB onderzoek gedaan naar meer principles-based disclosure. In paragraaf 2.3.3 wordt literatuuronderzoek gedaan naar deze voorstellen en wordt vervolgens ingegaan op de specifieke situatie van informatieverstrekking over juridische geschillen.
Op grond van de EU-verordening moeten de geconsolideerde jaarrekeningen van aan de beurs genoteerde vennootschappen de jaarrekening sinds 2005 opstellen volgens (door de EU goedgekeurde) standaarden. Uit onderzoek van Daske et al. (2006, p. 461) is gebleken dat de kwaliteit van de disclosure in de onderzochte jaarrekeningen van aan de effectenbeurs genoteerde vennootschappen significant is verbeterd door toepassing van de standaarden van de IASB. Toch wordt door diverse auteurs en organisaties gesteld dat de kwaliteit van disclosure verbetering behoeft, bijvoorbeeld omdat sprake is van disclosure overload.
Er zijn meerdere onderzoeken gedaan naar de mate van compliance van de informatieverstrekking in verband met juridische geschillen in de jaarrekening.
De specifieke informatie-eisen van IAS 37 kunnen worden aangevuld of overruled door de algemene verslaggevingsbeginselen van IAS 1.15 (de true and fair view override). De informatie dient relevant te zijn voor de gebruiker. Zoals uit de hiervoor besproken literatuur blijkt speelt de materialiteit hierbij een belangrijke rol. Niet- materiële informatie hoeft niet te worden vermeld (IAS 1.31). De vraag is of dit van toepassing is voor juridische geschillen. De AFM heeft aangegeven dat bij belangrijke rechtszaken en claims sprake kan zijn van koersgevoelige informatie (
Voor het jaarrekeningenonderzoek leiden wij uit IAS 37 en IAS 1 de volgende informatie-elementen af:
Het is van belang uit IAS 37.84-86 zoveel mogelijk dezelfde informatie-eisen te stellen aan de voorwaardelijke verplichtingen als voor de voorzieningen zijn vereist. Als de voorziening en de voorwaardelijke verplichting uit dezelfde omstandigheden ontstaan, dient namelijk de informatie die is vereist op grond van IAS 37.84 tot en met IAS 37.86 zodanig te worden vermeld dat het verband tussen de voorziening en de voorwaardelijke verplichting wordt aangetoond (IAS 37.88). Alle hiervoor vermelde informatie-elementen bij de voorziening kunnen ook bij de voorwaardelijke verplichtingen worden gehanteerd met uitzondering van het vereiste van het mutatieoverzicht. In plaats daarvan wordt bij de voorwaardelijke verplichtingen als vierde informatie-element opgenomen dat inzicht moet worden gegeven in financiële veranderingen van de risico’s vergeleken met vorige jaren. Dat is nodig om een inschatting te kunnen geven van de financiële gevolgen van het geschil (IAS 37.48).
In de volgende paragraaf wordt aan de hand van het jaarrekeningenonderzoek onderzocht in hoeverre in de praktijk van de verslaglegging aan de vier hiervoor genoemde informatie-elementen wordt voldaan.
In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de tweede onderzoeksvraag:
Hoe wordt in de jaarrekening feitelijk omgegaan met de specifieke voorschriften van IAS 37 Provisions, Contingent Liabilities and Contingent Assets?
De jaarrekeningen 2016 zijn onderzocht aan de hand van een vragenlijst. Daarbij is een onderzoeksjabloon gehanteerd dat zoveel mogelijk bestaat uit vragen waarop het antwoord ja of nee luidt. In het geval dat de vraag met ja wordt beantwoord, worden vervolgvragen geformuleerd met betrekking tot informatie-elementen die zijn afgeleid uit IAS 37.84 tot en met IAS 37.92. De vervolgvragen dienen om vast te stellen in hoeverre aan de informatie-elementen is voldaan.
In de Tabellen
Aanwezigheid geschillen in de jaarrekening; populatie n = 75.
Antwoord | populatie 75 | percentage | |
---|---|---|---|
Blijken juridische geschillen uit de jaarrekening? | Ja | 62 | 83% |
Nee | 13 | 17% |
Bij 83% van de ondernemingen blijkt uit de jaarrekening de aanwezigheid van juridische geschillen. De nadere verdeling geeft interessante verschillen te zien. Van de aan de AEX genoteerde vennootschappen blijkt bij 96% sprake te zijn van geschillen, bij de AMX is dat in 88% het geval terwijl bij de aan de AScX genoteerde vennootschappen in 64% van de gevallen uit de jaarrekening blijkt van juridische geschillen.
Vervolgens is onderzocht in hoeverre door deze ondernemingen een voorziening is gevormd voor de risico’s die samenhangen met juridische geschillen. Van dit onderzoek wordt verslag gedaan in Tabel
Aanwezigheid voorziening; populatie n = 62.
antwoord | populatie 62 | percentage | |
---|---|---|---|
Blijkt uit de jaarrekening een voorziening voor juridische geschillen? | Ja | 47 | 76% |
Nee | 15 | 24% |
In 76% van de gevallen is een voorziening gevormd bij de vennootschappen waar in de jaarrekening is gebleken van juridische geschillen. Ook hier is opvallend dat er grote verschillen zijn tussen de AEX (92%)
Bespreking uitkomsten van Tabel
Informatie-element (1): aard van de verplichting
Tabel
Informatie-element (2): de boekwaarde
Tabel
Informatie-element (3): verloopoverzicht
Tabel
Informatie-element (4): bespreking van het juridisch verloop
Tabel
Informatie voorziening in verband met juridische geschillen.
Voorziening in de jaarrekening 2016 | totaal n | in % | AEX | in % | AMX | in % | AScX | in % |
wel geschil | 62 | 100% | 24 | 100% | 22 | 100% | 16 | 100% |
geen voorziening i | 15 | 24% | 2 | 8% | 6 | 27% | 7 | 44% |
wel voorziening | 47 | 76% | 22 | 92% | 16 | 73% | 9 | 56% |
Voorziening: | 47 | 100% | 22 | 100% | 16 | 100% | 9 | 100% |
informatie-elementen: | ||||||||
1. aard | 28 | 60% | 14 | 64% | 10 | 63% | 4 | 44% |
2. boekwaarde | 32 | 68% | 14 | 64% | 11 | 69% | 7 | 78% |
3. verloopoverzicht | 29 | 62% | 13 | 59% | 11 | 69% | 5 | 56% |
4. juridisch verloop | 18 | 38% | 9 | 41% | 7 | 44% | 2 | 22% |
Vervolgens is onderzocht in hoeverre de vier uit de IAS afgeleide informatie-elementen zijn toegelicht bij de voorwaardelijke verplichtingen. Van dat onderzoek wordt verslag gedaan in Tabel
Aanwezigheid voorwaardelijke verplichting; populatie n = 62.
antwoord | populatie 62 | percentage | |
---|---|---|---|
Blijkt uit de jaarrekening van een voorwaardelijke verplichting voor juridische geschillen? | Ja | 50 | 81% |
nee | 12 | 19% |
Informatie voorwaardelijke verplichting 2016.
Voorwaardelijke verplichting jaarrekening 2016 |
totaal | in % | AEX | in % | AMX | in % | AScx | in % |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
wel geschil | 62 | 100% | 24 | 100% | 22 | 100% | 16 | 100% |
geen voorwaardelijke verplichting | 12 | 19% | 4 | 17% | 2 | 9% | 6 | 37% |
wel voorwaardelijke verplichting | 50 | 81% | 20 | 83% | 20 | 91% | 10 | 63% |
Voorwaardelijke verplichting | 50 | 100% | 20 | 100% | 20 | 100% | 10 | 100% |
informatie-elementen: | ||||||||
aard geschil | 32 | 64% | 16 | 80% | 10 | 50% | 6 | 60% |
kwantificering risico’s | 17 | 34% | 10 | 50% | 5 | 25% | 2 | 20% |
financieel verloop | 6 | 12% | 3 | 15% | 3 | 15% | 0 | 0% |
juridisch verloop | 22 | 44% | 14 | 70% | 5 | 25% | 3 | 30% |
In 81% van de gevallen is een voorwaardelijke verplichting toegelicht bij de ondernemingen waar in de jaarrekening is gebleken van juridische geschillen.
Nader uitgesplitst naar de AEX 83%, de AMX 91% en de AScX 63%. Van het onderzoek naar de vraag in hoeverre de uit de IAS afgeleide informatie-elementen zijn toegelicht bij de voorwaardelijke verplichtingen wordt verslag gedaan in Tabel
Informatie-element (1): aard van de verplichting
Tabel
Informatie-element (2) en (3): de kwantitatieve informatie
Tabel
Informatie-element (4): bespreking van het juridisch verloop
Tabel
Een goed voorbeeld waarbij specifiek inzicht wordt gegeven in het juridische verloop van een geschil is aangetroffen in de jaarrekening van TKH. Na balansdatum heeft de rechtbank uitspraak gedaan in een lopend geschil. De uitkomst van het geschil is besproken in de toelichting. Daarmee wordt feitelijke en nuttige informatie verstrekt die verder gaat dan is vereist volgens IAS 37.85.
Best practice: TKH, jaarverslag 2016, p. 169
Op 8 februari 2017 heeft de rechtbank in München een vonnis gewezen in de squeeze-out-procedure met de minderheidsaandeelhouders in Augusta Technologie AG. Daarin heeft de rechter de vergoeding vastgesteld op € 33,37 per aandeel en dient TKH de procedurekosten te vergoeden. Voor deze vergoeding is een financiële verplichting opgenomen.
Een andere toelichting die goed als voorbeeld kan dienen is opgenomen in de jaarrekening van Galapogos NV. Aan de hand de bespreking van het juridische geschil bij de voorwaardelijke verplichtingen is gemotiveerd uitgelegd waarom geen voorziening is gevormd.
Best practice: Galapogos NV, jaarverslag 2016, p. 124:
Mogelijke vorderingen en verplichtingen
In de loop van 2008 klaagde een voormalig directeur van één van de dochterondernemingen deze dochteronderneming aan voor het onrechtmatig beëindigen van zijn contract en werd er een schadevergoeding van €1,5 miljoen geclaimd. Wij zijn van mening dat het bedrag van de gevorderde schadevergoeding onrealistisch hoog is. In 2014 heeft de rechtbank een externe deskundige aangesteld om het exacte bedrag van de schade te evalueren. Op 29 januari 2016 heeft de rechtbank een uitspraak gedaan in eerste aanleg, waarbij alle vorderingen volledig werden afgewezen. In beroep heeft de rechtbank van tweede aanleg aan de rechtbank van eerste aanleg opgedragen om een nieuw proces te voeren, dat momenteel hangende is. Tot op heden zijn er nog geen hoorzittingen ingepland, noch beslissingen genomen. Gezien de verweerelementen, alsook het feit dat de rechtbank geen beslissing heeft genomen die erop wijst dat de vordering zal worden toegewezen, evalueerden onze raad van bestuur en het management het risico als gering tot mogelijk maar niet waarschijnlijk. Er werd dan ook besloten om in 2016 geen voorziening op te nemen omdat het risico als beperkt werd ingeschat.
In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de derde onderzoeksvraag:
Hoe verhouden de normen van IAS 37 zich tot de feitelijke verslaglegging van juridische geschillen?
De uitkomsten van het jaarrekeningenonderzoek laten zien dat in 76% van de gevallen waar uit de jaarrekening blijkt van een juridisch geschil een voorziening is gevormd (Tabel
IAS 37 kent een aantal specifieke voorschriften voor de informatieverstrekking maar op deze verplichting zijn belangrijke uitzonderingen van toepassing:
Vervolgens is onderzocht in hoeverre uit de jaarrekening valt op te maken dat een expliciet beroep is gedaan op deze uitzonderingen. Een gemotiveerd beroep op de vrijstelling van IAS 37.92 (prejudicial information) is in 8% van de gevallen aangetroffen
Een beroep op de uitzonderingen kan de uitkomsten van de Tabellen
Uit Tabel
Ook de kwantitatieve informatie lijkt voor verbetering vatbaar. De boekwaarde wordt in 68% van de gevallen toegelicht waarbij opvalt dat juist de AScX hier het hoogst scoort (78%). Bij het verloopoverzicht dat in 62% van de gevallen afzonderlijk wordt toegelicht, scoort de AMX hoger (69%) dan de AEX (59%). Het verloop van de omvang van de voorziening voor het juridisch geschil wordt regelmatig versluierd door deze informatie samen te voegen met andere typen voorzieningen. Dit is opmerkelijk omdat het samenvoegen van gelijksoortige informatie in IAS 37.87 niet wordt genoemd met betrekking tot het verloopoverzicht. Tot slot lijkt ook sprake te zijn van een rubriceringsprobleem. Informatie wordt gegeven bij de voorwaardelijke verplichtingen in plaats van bij de voorzieningen zonder daar een nadrukkelijk verband te leggen tussen de voorziening en de voorwaardelijke verplichting zoals door IAS 37.88 wordt gevraagd. Onze bevindingen komen overeen met
Risico’s in verband met juridische geschillen zijn een goed voorbeeld van onzekere gebeurtenissen waarvoor IAS 37 specifieke voorschriften heeft geformuleerd. In ons onderzoek is de vraag gesteld in hoeverre gedetailleerde wet- en regelgeving kan bijdragen aan het beperken van subjectieve elementen in de jaarrekening en in hoeverre wet- en regelgeving wordt nageleefd. De vraag of een voorziening moet worden opgenomen is naast de aanwezigheid van een verplichting waarvan het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geschat, ook afhankelijk van de kans dat de verplichting tot uitstroom van middelen gaat leiden. Die kans wordt omschreven als ‘meer waarschijnlijk dan niet’. Dit wordt ook wel de waarschijnlijkheidsdrempel genoemd. Het hanteren van de waarschijnlijkheidsdrempel is bij de herzieningsvoorstellen van IAS 37 (ED 2005) en het Conceptual Framework for Financial Reporting onderwerp van discussie geweest. Inmiddels lijkt de IASB ruimte te laten voor toepassing van de waarschijnlijke kans-eis bij IAS 37, ondanks dat deze eis geen onderdeel meer uitmaakt van het Conceptual Framework for Financial Reporting. Naar onze mening is dat terecht omdat het bij risico’s in verband met juridische geschillen een specifiek soort onzekerheid betreft waar externe deskundigen volgens beroepsregels geen concrete verwachtingen over de proceskansen mogen uitspreken.
We zijn naar aanleiding van het jaarrekeningenonderzoek kritischer ten aanzien van de toepassing van IAS 37 bij de informatievoorschriften. De mate van compliance is naar onze mening op onderdelen voor verbetering vatbaar.
Gebleken is dat niet volledig wordt voldaan aan de kwantitatieve informatie-elementen van IAS 37.84. Een belangrijke oorzaak hiervan is dat de voorziening voor juridische geschillen wordt opgenomen in het grotere geheel van de overige voorzieningen. Hierdoor wordt geen afzonderlijk beeld gegeven van de boekwaarde en/of de mutaties in de voorziening. IAS 37.87 geeft geen draagvlak voor het samenvoegen van deze informatie. Dan resteert een beroep op het niet-materieel zijn van de verplichting of een beroep op de vrijstelling van IAS 37.92. De mate waarin melding is gemaakt van deze uitzonderingen kan echter niet geheel verklaren dat niet volledig aan deze informatie-elementen is voldaan. Uit ons onderzoek is gebleken dat door 41% van de AEX geen afzonderlijk verloopoverzicht is gegeven van de voorziening voor juridische geschillen. Het ligt voor de hand dat deze informatie bij de grootste ondernemingen als niet-materieel is beschouwd. Naar onze mening verdient het aanbeveling in de toelichting bij de voorzieningen nadrukkelijk te vermelden waarom informatie omtrent lopende rechtsgedingen niet materieel is. Omdat een voorziening is gevormd is er een situatie waarbij kans op uitstroom van middelen groter wordt geschat dan 50%. Het materialiteitsbeginsel moet te allen tijde in het teken staan van IAS 1:15, het verschaffen van relevante informatie. In de literatuur wordt er door
Bij de toelichting van de voorwaardelijke verplichtingen geven we een genuanceerder oordeel. IAS 37.86 bevat de harde eis dat inzicht moet worden gegeven in de aard van de verplichting. In 36% van de gevallen wordt hieraan niet voldaan. Voor de andere informatie-eisen die door ons zijn afgeleid uit IAS 37.84–92 lijkt vooral de kwantitatieve informatie tekort te schieten, ook als deze in combinatie wordt gelezen met de informatie bij de voorzieningen. De vraag is of dit de ondernemingen is aan te rekenen nu IAS 37.86 de weg opent voor het niet-vermelden van informatie als het vergaren daarvan praktisch niet haalbaar is. Opmerkelijk is echter dat we dit argument zelden zijn tegengekomen in de jaarrekening terwijl dat op grond van IAS 37.91 wel moet worden vermeld. Wij zien wel een belangrijke rol voor specifieke informatievoorschriften. Een belangrijk argument hiervoor ontlenen we aan de bestudeerde literatuur.
Bij de herziening van IAS 37 is naar onze mening wel heroverweging nodig van de vereiste informatie-elementen. Bij de voorwaardelijke verplichtingen zou ook meer aandacht kunnen zijn voor feitelijke informatie. Wij bevelen aan in ieder geval ook de volgende informatie te vermelden bij voorwaardelijke verplichtingen:
Dr. Mr. J. (Han) Scholten is docent en onderzoeker bij de Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, vakgroep Bedrijfsrecht, Europees recht en Belastingrecht.
Dr. D.H. (Dick) van Offeren is hoofddocent bij de Universiteit Leiden, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, afdeling Bedrijfswetenschappen.
Het rekening houden met alle denkbare scenario’s is wel gebruikelijk in een situatie van verkoop van een onderneming (due diligence), zie IFRS 3 waar de eis van een waarschijnlijke kans op uitstroom van middelen is afgeschaft als voorwaarde voor het opnemen van de verplichting.
Het betreft bijvoorbeeld commentaren van EFRAG, de RJ en de ASB. Zie
IASB, IAS 37, agenda 14c (2015b), Research, Implications of Conceptual Framework proposals, p. 29.
IASB (International Accounting Standards Board) (2015c) Education Session, agenda paper 14B, Research - provisions, contingent liabilities and contingent assets (IAS 37).
Het Conceptual Framework for Financial Reporting is in maart 2018 gepubliceerd. De definitie van een verplichting luidt: “A liability is a present obligation of the entity arising from past events, the settlement of which is expected to result in an outflow from the entity of resources embodying economic benefits”.
IFRS, Conceptual Framework (2018), Basis for Conclusions (BC) 5.17.
IAS 37.84e vereist toelichting van de toename tijdens de periode van het verdisconteerde bedrag die voortvloeit uit het verstrijken van de tijd en het effect van een verandering in de discontovoet. Waardering tegen contante waarde komt in ons onderzoek niet voor en blijft verder buiten beschouwing.
Daarnaast moet het bedrag van enige verwachte vergoedingen (inclusief een eventuele actiefpost) worden vermeld (IAS 37.85c).
Indien enige informatie die door alinea’s IAS 37.86 en 37.89 is vereist, niet wordt opgenomen omdat dit praktisch niet haalbaar is, moet dit feit worden vermeld (IAS 37.91).
Dit was in 2012 aanleiding voor de EFRAG, in samenwerking met de ANC en FRC, een voorstel te doen voor een Conceptual Framework voor Disclosure met als doel: “to ensure that all and only relevant information is disclosed in an appropriate manner so that the detailled information does not obscure relevant information in the notes to the financial statements”.
Volgens
Vergelijk ook
In het geval van ASML is wel een voorziening opgenomen voor onzekere belastingposities zoals geschillen met de belastingdienst, voor andere geschillen (patentzaken) worden kosten van inhuur van juridische bijstand ten laste gebracht van het resultaat in het jaar waar de dienst wordt verleend.
Een expliciete motivering voor het niet opnemen van een specifieke voorziening wordt gegeven door Galapogos NV: kans niet waarschijnlijk, ASML meldt dat geen redelijke schatting is te maken van de (niet belasting)procedures, ASM Int, IMCD en Sligro melden dat de eventuele verplichting niet materieel is en Basic Fit deelt mee dat geen waarschijnlijke uitstroom van middelen wordt verwacht.
Aegon, Ahold en DSM (AEX), Arcadis (AMX) en Binckbank (ASCX) hebben de aard van de verplichting toegelicht bij de voorwaardelijke verplichtingen in plaats van bij de voorzieningen.
AkzoNobel, KPN, NN, Randstad, Shell en Vopak (AEX) kwantificeren de risico’s alleen in combinatie met andere voorzieningen zodat geen herleiding is te maken naar specifieke risico’s in verband met juridische geschillen. DSM geeft wel een kwantificering van het risico van juridische geschillen maar doet dat bij de voorwaardelijke verplichten en niet bij de specifieke voorziening.
ASR, Bam, Corbion, Philips Lighting en VolkerWessels (AMX) geven alleen een kwantificering van de risico’s gecombineerd met andere voorzieningen.
Accel (ASCX) geeft alleen een kwantificering van de risico’s van juridische geschillen gecombineerd met andere voorzieningen.
AkzoNobel, KPN, NN, Randstad, Shell en Vopak (AEX), ASR, Bam, Corbion, Philips Lighting en VolkerWessels (AMX) en Accel en Kasbank (ASCX) combineren het verloopoverzicht met overige voorzieningen zodat het afzonderlijke verloop van toevoegingen en onttrekkingen aan de voorziening voor juridische geschillen niet (afzonderlijk) is af te lezen.
Aegon, Ahold, AkzoNobel, Altice, DSM en Unilever (allen AEX) bespreken het juridische verloop van geschillen wel in de toelichting bij de voorwaardelijke verplichtingen.
ASR Nederland, Fugro, en Wessanen (AMX) en Fagron (AScX).
De totale onderzoekspopulatie bedraagt 75 waarvan in 47 gevallen een voorziening is gevormd. Dat is 62,6% van de totale populatie.
Altice (AEX), Aperam, Arcadis en Tomtom (AMX) en BinckBank (AScx).
ASM International, IMCD en Sligro Food Group (AMX) Basic Fit, ICT Group en Nedap (AScx).
ASML Holding.
Het betreft 20 van de 47 ondernemingen met een voorwaardelijke verplichting: Boskalis, Gemalto, Vopak en Kluwer (AEX), Aperam, Arcadis, ASM international, ASR, Flow traders, Fugro, IMCD, Philips lighting, Refresco, Sligro en VolkerWessels (AMX), Fagron, Hunter douglas, Binck bank , ICT en Nedap (AScX).
Richtlijnen en model inzake het afgeven van verklaringen door advocaten en notarissen ten behoeve van accountants, juridische databank Nederlandse Orde van Advocaten, samengesteld op 1 december 2014, onder 3: “Nederlandse ondernemingen en Nederlandse dochters van buitenlandse ondernemingen zijn gediend met een antwoord van de advocaat of de notaris op de hem gestelde vraag, dat duidelijk en specifiek is. Dit verlangen kan echter niet zover gaan, dat de advocaat of notaris in de verklaring aan de accountant zijn taxatie geeft van de processuele mogelijkheden en risico´s. In elke procedure schuilen immers onzekerheden. De schijn moet worden vermeden, dat die onzekerheden verantwoord zijn te taxeren. Indien processuele kansen bovendien via de jaarrekening naar buiten bekend zouden worden, zou dit kunnen leiden tot een ongewenste doorkruising van de mogelijkheid om tot een aanvaardbare minnelijke regeling te komen” (…).