Corresponding author: Ruud G.A. Vergoossen ( r.vergoossen@nyenrode.nl ) Academic editor: Chris Knoops
© 2018 Ruud G.A. Vergoossen.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits to copy and distribute the article for non-commercial purposes, provided that the article is not altered or modified and the original author and source are credited.
Citation:
Vergoossen RGA (2018) Het jaar 2017 verslagen: onderzoek jaarverslagen. Maandblad Voor Accountancy en Bedrijfseconomie 92(11/12): 291-292. https://doi.org/10.5117/mab.92.30950
|
Voor u ligt Het jaar 2017 verslagen: onderzoek jaarverslagen, waarin verslag wordt gedaan van empirisch onderzoek naar de praktijk van de jaarverslaggeving. Het is de drieëntwintigste editie van de reeks Het jaar xxxx verslagen waarmee het Koninklijk NIVRA – een van de rechtsvoorgangers van de Koninklijke NBA – in 1996 is gestart en het is de tiende keer in successie dat de onderzoeksresultaten worden gepubliceerd in het MAB.
De onderwerpen in Het jaar 2017 verslagen zijn door de redactieraad gekozen op grond van hun actualiteit.
Het eerste artikel is van de hand van Jan Backhuijs, Barend Spanjers en Frans van der Wel. Zij behandelen daarin goodwill en andere immateriële vaste activa die geen beperkte levensduur hebben in relatie tot de informatieverschaffing in de jaarrekening over het vermogen van de onderneming. De wijze waarop goodwill en andere immateriële vaste activa in de jaarrekening worden verwerkt, kan de getoonde vermogensverhoudingen en resultaten in belangrijke mate beïnvloeden. Uit het onderzoek blijkt dat de omvang van goodwill en andere immateriële vaste activa in relatie tot de omvang van het groepsvermogen in de jaarrekening van de grootste Europese, niet-Nederlandse beursfondsen veel hoger is dan in de jaarrekening van de grootste Nederlandse beursfondsen en nog hoger vergeleken met niet-beursgenoteerde Nederlandse ondernemingen. Bijzondere waardeverminderingen hebben zich in 2017 nauwelijks voorgedaan. Het blijkt dat de in het onderzoek betrokken Nederlandse ondernemingen meer informatie geven over bankconvenanten dan de grootste Europese, niet-Nederlandse beursfondsen. Voorts zijn er geen sterke verbanden aangetroffen tussen de omvang van de goodwill en andere immateriële vaste activa, de (hypothetische) invloed van systematische afschrijving van deze activa op het resultaat en de vermogensinformatie.
Kees Roozen en Maarten Pronk kijken vooruit. Zij schrijven in het tweede artikel over de verwachte invloed van IFRS 9 over financiële instrumenten en IFRS 15 over opbrengstverantwoording die ondernemingen – die hun jaarrekening op basis van IFRS opstellen – met ingang van boekjaar 2018 moeten toepassen. De auteurs hebben de informatieverstrekking in de jaarrekening van grote Europese beursgenoteerde ondernemingen geanalyseerd. De meeste in het onderzoek betrokken ondernemingen geven aan dat de cijfermatige invloed van de nieuwe regelgeving bekend is. Negen procent van de ondernemingen stelt dat de impact van IFRS 9 materieel is en 30% van de ondernemingen kwantificeert de impact van IFRS 9, die overwegend verband houdt met de classificatie, waardering en bijzondere waardevermindering van financiële instrumenten. Bij IFRS 15 geeft 32% van de ondernemingen aan dat de impact materieel is en kwantificeert zo’n 50% de impact van IFRS 15, die vooral het gevolg is van de nadere richtlijnen over het onderkennen van prestatieverplichtingen. De meeste ondernemingen die niet kwantificeren, geven aan dat de impact niet-materieel is.
Ook Job Huttenhuis en Ralph ter Hoeven kijken vooruit in het derde artikel waarin zij zich richten op de verwachte impact van IFRS 9 op de jaarrekening van Europese banken. Zij concluderen dat de jaarrekening 2017 nog niet bij alle banken inzicht geeft in de kwantitatieve invloed van IFRS 9 die met ingang van boekjaar 2018 moet worden toegepast. Dit heeft wellicht te maken met de complexiteit van de implementatie van IFRS 9. Geen enkele bank heeft namelijk aangegeven volledig gereed te zijn met de implementatie van IFRS 9 en door geen enkele bank worden de vergelijkende cijfers aangepast. Vergeleken met 2016 hebben de banken – in lijn met hetgeen verwacht mag worden – meer concrete informatie verstrekt over de impact van IFRS 9, met name ten aanzien van de kredietvoorzieningen en impact op het bankkapitaal. De verwachte impact van IFRS 9 op de kredietvoorzieningen is ten opzichte van de jaarrekening over 2016 afgenomen als gevolg van de gunstigere economische ontwikkelingen. De (negatieve) impact van IFRS 9 op de kredietvoorzieningen en het bankkapitaal van banken in Spanje, Italië en Ierland is gemiddeld groter dan bij banken in andere Europese landen. De invloed op het balanstotaal van wijzigingen in de classificatie en waardering van financiële instrumenten is beperkt.
Het vierde artikel is geschreven door Arjan Brouwer, Joukje Janssen en Johan Scheffe. Zij doen verslag van hun onderzoek naar de wijze waarop in de AEX of AMX opgenomen Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen invulling hebben gegeven aan een aantal belangrijke (nieuwe) aspecten van de nieuwe Corporate Governance Code en hierover hebben gerapporteerd in het bestuursverslag. De nieuwe Corporate Governance Code die geldt met ingang van boekjaar 2017 onderkent een aantal nieuwe aandachtspunten, zoals langetermijnwaardecreatie en cultuur en waarden. Ook is er meer aandacht voor risicobeheersing. De auteurs laten zien dat de in het onderzoek betrokken ondernemingen zich rekenschap hebben gegeven van de nieuwe Corporate Governance Code. Na het eerste boekjaar waarin de nieuwe Corporate Governance Code van kracht is, kunnen ondernemingen verdere verbetering realiseren in de diepgang en concrete invulling geven aan bijvoorbeeld (de informatieverschaffing over) de inbedding van cultuur en waarden in de organisatie, de behaalde resultaten op niet-financiële aspecten en de doelstellingen en resultaten ten aanzien van andere vormen van diversiteit dan de man-vrouwverhouding op bestuursniveau.
Enrico Evink en Leo van der Tas zijn de auteurs van het vijfde artikel dat handelt over de jaarrekening van middelgrote ondernemingen die met ingang van boekjaar 2017 bij de Kamer van Koophandel via SBR in XBRL-formaat moet worden gedeponeerd. In hun onderzoek hebben zij de gedeponeerde XBRL-jaarrekening 2017 van 80 middelgrote ondernemingen vergeleken met de gedeponeerde ‘papieren’ jaarrekening 2016 van dezelfde ondernemingen. De auteurs concluderen dat de tijdigheid, de vergelijkbaarheid en de kwaliteit van de informatieverschaffing zijn verbeterd. Daar staat tegenover dat de hoeveelheid informatie over het geheel genomen is verminderd. Zo heeft een aantal ondernemingen de invoering van de verplichte deponering in XBRL-formaat gepaard laten gaan met het niet meer deponeren van het bestuursverslag. In plaats daarvan wordt het bestuursverslag ten kantore van de onderneming ter inzage van een ieder gehouden. Overigens is de rol van de externe accountant in het deponeringstraject veranderd. Omdat de externe accountant de gedeponeerde XBRL-jaarrekening moet voorzien van een elektronisch ondertekende controleverklaring, is het van belang dat hij/zij betrokken blijft tot en met het moment waarop de XBRL-jaarrekening wordt gedeponeerd.
Het zesde artikel is van de hand van Lianne Suurland en Ralph ter Hoeven en gaat over de wijze waarop woningcorporaties omgaan met jaarrekeningaspecten inzake de vennootschapsbelasting. Het blijkt dat nagenoeg alle woningcorporaties tijdelijke verschillen waarderen tegen contante waarde, hetgeen veelal leidt tot een nihilwaardering voor vastgoed in exploitatie met een vervangingsdoel. Dit hangt samen met de fiscale doorschuiffaciliteit waarmee de fiscale afrekening in beginsel onbeperkt kan worden uitgesteld. Daarnaast blijkt dat het overgrote deel van de woningcorporaties latente belastingvorderingen heeft opgenomen die vanuit verschillende bronnen zijn ontstaan. De auteurs gaan ook in op de hoogte van en de toelichting op het effectieve belastingtarief, inclusief de aansluiting op het geldende belastingtarief. De mediaan van het effectieve belastingtarief ligt op het lage percentage van 4, wat een gevolg is van de fiscale doorschuiffaciliteit. Tot slot komt in het onderzoek naar voren dat de kwaliteit van de toelichting over de samenhang tussen de te vormen herwaarderingsreserve en de opgenomen tijdelijke belastingverschillen bij het merendeel van de in het onderzoek betrokken woningcorporaties ondermaats is.
Tjerk Budding en Erwin Ormel zijn de auteurs van het zevende en laatste artikel dat handelt over de met ingang van de begroting 2017 ingrijpend vernieuwde verslaggevingsvoorschriften van gemeenten. Een belangrijk deel van de vernieuwingen is erop gericht te komen tot meer vergelijkbaarheid en daarmee meer transparantie. De auteurs gaan in hun artikel na in hoeverre deze doelen geslaagd lijken te zijn. Zij hebben daartoe meer dan 100 verantwoordingsstukken onderzocht. Uit de resultaten komt naar voren dat de vernieuwingen wel formeel zijn doorgevoerd, maar dat de wijze waarop dat is gebeurd onvoldoende leidt tot een betere vergelijkbaarheid en een verbeterde transparantie. Diegenen die betrokken zijn bij de verantwoording van gemeenten – zoals controllers en accountants, maar ook de commissie BBV als standard setter – zouden op zoek moeten gaan naar manieren om de situatie te veranderen.
Ik sluit af met een woord van dank aan de auteurs voor hun inspanningen, mede namens de andere leden van de redactie Arjan Brouwer, Chris Knoops en Henk Verhoek. Ik hoop dat Het jaar 2017 verslagen een bijdrage levert aan de voortgaande verbetering van de jaarverslaggeving in Nederland en aan de kennis over de theorie, de regelgeving en de praktijk omtrent de in het onderzoek betrokken verslaggevingsonderwerpen.
De auteurs hebben hun artikel op persoonlijke titel geschreven. De redactie houdt zich uiteraard aanbevolen voor suggesties en opmerkingen naar aanleiding van dit bijzondere nummer van het MAB.
Prof. dr. R.G.A. Vergoossen RA is als hoogleraar Externe Verslaggeving en directeur van het Center for Corporate Reporting, Finance & Tax verbonden aan Nyenrode Business Universiteit. Hij is daarnaast als hoogleraar International Financial Accounting verbonden aan Universiteit Maastricht.