Corresponding author: Niels van Nieuw Amerongen ( niels@vna-aa.nl ) Academic editor: Chris Knoops
© 2019 Niels van Nieuw Amerongen, Julia van Pareren.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits to copy and distribute the article for non-commercial purposes, provided that the article is not altered or modified and the original author and source are credited.
Citation:
van Nieuw Amerongen N, van Pareren J (2019) Vreemde ogen dwingen niet altijd. Maandblad Voor Accountancy en Bedrijfseconomie 93(3/4): 73-82. https://doi.org/10.5117/mab.93.31709
|
Je zou op basis van het algemene principe “vreemde ogen dwingen” verwachten dat accountantscontrole leidt tot getrouwe jaarrekeningen. Wat betreft accountantscontrole geldt echter dat het begrip “vreemde ogen” meerdere facetten omvat, en daarom genuanceerd moet worden bezien. In dit artikel onderzoeken wij de invloed van de onafhankelijkheid van één paar vreemde ogen (variërend in mate van onafhankelijkheid/vreemdheid) en de invloed van twee paar ogen (joint audit) op de continuïteitsinschatting. Uit dit onderzoek blijkt dat – vreemd genoeg – bij vreemdere ogen (ten gevolge van verlaagde non-audit dienstverlening en joint audit) juist minder continuïteitsparagrafen worden afgegeven. De uitkomsten geven – voor regelgevende instanties – aanleiding om nader onderzoek hiernaar te doen.
onafhankelijkheid, joint audit, continuïteit
Deze studie biedt inzicht in hoeverre de “mate van vreemde ogen” de besluitvorming van de accountant beïnvloedt bij het opnemen van een continuïteitsparagraaf. Daarmee is deze studie relevant voor met name standard setters als het gaat om regelgeving inzake onafhankelijkheid en het verplicht stellen van joint audits.
Recent voerden Tuinier and Hopstaken (FD 1 maart 2019) een pleidooi om accountantscontrole door twee kantoren door het kabinet mogelijk te laten maken. Eén van de belangrijkste voordelen die dit zou hebben is het verbeteren van de controlekwaliteit. De auteurs schrijven: “Door de controle door ‘vier ogen’ wordt bovendien de onafhankelijke positie van de accountant versterkt”. De auteurs geven geen empirische onderbouwing voor hun stellingen. De onderhavige studie beoogt daaraan wel invulling te geven. Het FD-artikel geeft in ieder geval aan dat het onderwerp van de onderhavige studie hoogst actueel is.
In het bijzonder richten wij het vizier op de continuïteitsparagraaf in de controleverklaring van de accountant (als proxy voor controlekwaliteit). De continuïteitsparagraaf staat symbool voor het judgement-and-decision making process van de accountant in de eindfase van de controle. Op basis van een dataset met jaarrekeninginformatie richten we ons in de analyse op die ondernemingen die financieel in zwaar weer verkeren, ondernemingen waarvan we zouden kunnen veronderstellen dat het logisch zou zijn als de controleverklaring bij die jaarrekening een continuïteitsparagraaf zou bevatten.
Dit artikel is als volgt opgebouwd. Eerst verkennen we in paragraaf 2 de achterliggende theorieën en onderzoeksuitkomsten met betrekking tot de onafhankelijkheid van de accountant, in de veronderstelling dat de mate van onafhankelijkheid ook meer zicht geeft op de mate waarin de vreemde ogen van de accountant zullen dwingen. Immers, naarmate de accountant minder onafhankelijk is, zal in toenemende mate de neiging kunnen bestaan om meer met de ondernemingsleiding mee te gaan (middels bijvoorbeeld een rooskleuriger controleverklaring). In deze paragraaf verkennen we ook de beschikbare onderzoeksliteratuur betreffende gezamenlijk optredende accountants (joint audit). Op basis van het literatuuronderzoek zullen we hypotheses afleiden. In paragraaf 3 vervolgen we met de onderzoeksopzet van deze studie. Paragraaf 4 presenteert de empirische onderzoeksuitkomsten. We sluiten deze bijdrage af met een slotbeschouwing, inclusief beperkingen van deze studie.
In deze paragraaf onderzoeken we met name wat de onderzoeksliteratuur ons leert over de onafhankelijkheid van de externe accountant en de performance van accountants wanneer deze in een joint audit rapporteren. Voor wat betreft de onderzoeken inzake onafhankelijkheid beperken we ons tot de aspecten “verhouding non-audit fees versus total fees” (verder: NAS/TS) en de “duur van de relatie” tussen accountant en onderneming. Om daar te komen, onderzoeken we eerst de internationale controlestandaarden betreffende de oordeelsvorming van de accountant omtrent de continuïteit van de onderneming en analyseren we vervolgens een aantal wetenschappelijke onderzoeken naar die oordeelsvorming.
De accountant dient voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen over de door het management gehanteerde continuïteitsveronderstelling van de onderneming. Evenzo dient de accountant voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen over de vraag of sprake is van een onzekerheid van materieel belang betreffende de continuïteit (NV COS 570.6). Uit deze passage kan worden afgeleid dat de accountant niet verantwoordelijk is voor het voorspellen van een faillissement.
De accountant rapporteert de uitkomsten van zijn controlewerkzaamheden in de controleverklaring. Figuur
Wat betreft de impact van een onzekerheid van materieel belang omtrent de continuïteit op de controleverklaring worden twee situaties onderscheiden:
In de situatie dat het management ten onrechte de continuïteitsveronderstelling hanteert, verstrekt de accountant een afkeurende controleverklaring (COS 570.21). De oordeelsvorming van de accountant raakt de strekking van de controleverklaring en is daarmee een belangrijke beslissing. Indirect kan uit het vorenstaande worden afgeleid dat het opnemen van een continuïteitsparagraaf in de controleverklaring geen voorspelling is van een aanstaand faillissement. De continuïteitsparagraaf is bedoeld om de onzekerheid van materieel belang met betrekking tot de continuïteit, die het management heeft toegelicht in de jaarrekening, te benadrukken.
Een cruciaal element in de beoordeling van de continuïteitsveronderstelling is de vraag of sprake is van gerede twijfel omtrent de continuïteit. De term gerede twijfel komt maar liefst 25 keer terug in COS 570; in vereiste 16 komt kernachtig tot uitdrukking dat een situatie van gerede twijfel aanvullende controlewerkzaamheden met zich meebrengt. Er zijn verschillende modellen beschikbaar op basis waarvan de accountant een indicatie kan verkrijgen over de vraag of sprake is van een situatie van gerede twijfel omtrent de continuïteit. In ons onderzoek richten wij ons in eerste instantie op het zogenaamde Altman Z-model. Op basis van een multivariabele formule (zie paragraaf 3.1 voor een meer gedetailleerde weergave) kunnen ondernemingen worden ingedeeld naar risico van faillissement. In deze formule geven scores van meer dan 2,6 aan dat het bedrijf financieel gezond is, scores van 1,1 tot 2,6 vertegenwoordigen de oranje zone en scores onder de 1,1 (rode zone) betreffen een niet- financieel gezond bedrijf. Voor dit onderzoek is de rode en oranje zone vooral relevant.
De continuïteitsparagraaf in de controleverklaring van de accountant bevat voor investeerders belangrijke informatiewaarde. Onderzoeksresultaten van onder anderen
Continuïteitsinschattingen zijn een belangrijk thema voor de accountant, waarvoor - zeker in tijden van financiële crisis, maar ook in het algemeen - significante oordeelsvorming van de accountant wordt gevraagd.
Vanuit de verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO), zijn accountants verplicht om een assurance-opdracht onafhankelijk uit te voeren. Hierbij dient de accountant zowel in wezen als schijn onafhankelijk te zijn.
De onafhankelijkheid van de accountant is volgens de agency-theorie een belangrijke pijler onder het goed functioneren van kapitaalmarkten.
De ViO noemt een aantal voorbeelden van bedreigingen ten aanzien van de onafhankelijkheid, namelijk: samenloop van dienstverlening, resultaatafhankelijke vergoedingen, geschenken, langdurige betrokkenheid, financiële belangen, zakelijke relaties, werkrelaties, nauwe persoonlijke relaties, juridische procedure tegen verantwoordelijke partij en prestatie-afhankelijke beoordeling en beloning. In de onderhavige studie worden de samenloop van dienstverlening en de duur van de betrokkenheid van de individuele accountant (tenure) begrepen.
Vanwege het laatstgenoemde argument stellen
Gebaseerd op een dataset (boekjaar 2003) van 643 beursgenoteerde ondernemingen in het Verenigd Koninkrijk doen
De hoogte van en verhouding tussen audit- en non-audit fees kan variëren afhankelijk van externe omstandigheden. Zo rapporteren
Uit het voorgaande volgen gemixte onderzoeksresultaten die in eerdere studies gerapporteerd worden. Wij baseren onze hypothese op het uitgangspunt van de onafhankelijkheidsregelgeving dat non-audit services leiden tot een bedreiging van de onafhankelijkheid en ook de vrees van de regelgever dat non-audit services de controlekwaliteit onder druk zetten.
H1: Hoe hoger de verhouding NAS/TS, des te lager de kans op het opnemen van een continuïteitsparagraaf.
De duur van de relatie die een individuele accountant met een controlecliënt heeft wordt als bedreiging vanuit de onafhankelijkheidsregelgeving gezien. Hoe langer de duur van deze relatie, hoe meer sprake is van bedreigingen voor de objectiviteit van de accountant. Als de accountant er bijvoorbeeld na jaar 1 van de accountantscontrole achter komt dat in jaar 1 een materiële fout in de jaarrekening niet werd ontdekt, kan de accountant moeite hebben met het toegeven hiervan en aandringen op correctie middels foutherstel of het verzoeken tot intrekken van de jaarrekening. Een ander risico dat kan ontstaan betreft een vorm van bedrijfsblindheid: de accountant ziet dingen over het hoofd die wel zouden worden gesignaleerd als de onderneming met een frisse blik zou worden beschouwd.
Op basis van bovenstaande onderzoeken ontstaat een gemengd beeld van de invloed van de duur van de betrokkenheid van de accountant op het afgeven van een controleverklaring met een continuïteitsparagraaf. Onze hypothese is voornamelijk gebaseerd op het standpunt van regelgevers die de duur van de betrokkenheid van de accountant beschouwen als bedreiging voor de onafhankelijkheid en daarmee als bedreiging voor de kwaliteit van de audit.
H2: Hoe hoger de tenure van de accountant, des te lager de kans op het opnemen van een continuïteitsparagraaf.
Een joint audit is een controle waarbij twee partners daadwerkelijk de controleverklaring aftekenen, waarbij deze partners niet van hetzelfde accountantskantoor zijn. De betrokken accountantskantoren maken onderling een verdeling van het werk, zodat niet beide accountantskantoren dezelfde controlewerkzaamheden uitvoeren voor één dezelfde klant.
De onderzoeksliteratuur betreffende zogenaamde joint audits verkeert in een nog pril stadium. Ons zijn in dat kader geen studies bekend die expliciet ingaan op de controleverklaringen met een continuïteitsparagraaf in situaties van joint audits. Ook los van controleverklaringen met een continuïteitsparagraaf zijn er nog maar een beperkt aantal studies over joint audits gepubliceerd.
Uit een vergelijkend onderzoek tussen de landen Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk over de periode 1992–2000 rapporteren
Er zijn ook studies die geen positieve bijdrage van joint audit aan de audit quality rapporteren.
Uit het vorenstaande volgt dat maar in beperkte mate sprake is van bewijs van een positieve invloed van joint audits op audit quality. Wij veronderstellen in onze studie dat joint audit een positieve bijdrage levert aan audit quality (in termen van continuïteitsrapportering) omdat er een extra paar externe ogen is dat meekijkt met het andere paar externe ogen. Waar de tekortschietende kwaliteit van een single auditor niet snel naar buiten komt, trekken joint auditors gezamenlijk met elkaar op. In een dergelijke situatie wordt over de schouders meegekeken door een vakmatige collega. In beginsel levert dat een extra stimulans (incentive) op om goed werk te leveren.
H3: Indien er sprake is van een joint audit, zal de accountant eerder een continuïteitsparagraaf opnemen als een onderneming zich in slechte financiële gezondheid bevindt.
Op basis van de theoretisch onderbouwde hypothesen ontstaat het volgende conceptueel model (voor een dataset van financieel niet-gezonde ondernemingen); zie Figuur
H1: Hoe lager NAS/TS van de accountant, des te lager de kans op het opnemen van een continuïteitsparagraaf.
H2: Hoe lager tenure van de accountant, des te lager de kans op het opnemen van een continuïteitsparagraaf.
H3: Indien sprake is van een joint audit, zal de accountant eerder een continuïteitsparagraaf opnemen als een onderneming zich in een slechte financiële gezondheid bevindt.
In de volgende paragraaf gaan wij nader in op de onderzoeksopzet van deze studie.
In deze paragraaf wordt de opzet van dit onderzoek besproken. Hierbij zal als eerste ingegaan worden op de wijze waarop de data verzameld is, gevolgd door de keuze van analysemethode. Tenslotte behandelen wij in deze paragraaf de uit te voeren robuustheidstesten.
De onderzoeksdata zijn door studentonderzoekers van Nyenrode Business Universiteit in onafhankelijkheid verzameld als onderdeel van het Onderzoeksvak Audit & Assurance. De data zijn in eerste instantie ontleend aan de database Company.info, en aangevuld met data uit Orbis, onder andere met data betreffende de bepaling van de mate van financiële gezondheid van de ondernemingen (koppeling via Bureau Van Dijk nummers). De dataset omvat de jaarcijfers van ondernemingen over de jaren 2004 tot en met 2015 en betreft de landen: Nederland, Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk. Nadat de initiële dataset was ingeleverd, hebben paren van twee studentonderzoekers de verzamelde data doorgenomen en hun codering afgestemd en een definitieve dataset opgestuurd inclusief een logbestand. De logbestanden zijn doorgenomen door de coördinator die de gemaakte keuzes heeft beoordeeld op juistheid.
De datasets zijn vervolgens bij elkaar gevoegd door de coördinator met gebruikmaking van het statistisch pakket STATA, middels een script. Alle kolommen (variabelen) zijn vervolgens doorgenomen en onjuistheden, zoals verschoven kolommen en onjuiste opmaak of definiëring, zijn aangepast.
Er zijn daarnaast geen inhoudelijke aanpassingen gedaan.
In ons onderzoek betrekken wij uitsluitend financieel ongezonde ondernemingen, aangezien voor de financieel gezonde ondernemingen geen continuïteitsparagraaf verwacht wordt (en deze daarmee niet relevant zijn voor onze onderzoeksvraag). Deze selectie van ondernemingen is gemaakt middels de Altman Z-score, waarbij scores lager dan 1.1 (code rood) geselecteerd zijn middels de volgende formule:
Z = 6.56 X1 + 3.26 X2 + 6.72 X3 + 1.05 X4
X1 = (current assets – current liabilities) / total assets
X2 = retained earnings / total assets
X3 = earnings before interest and taxes / total assets
X4 = book value of equity / total liabilities
Het selecteren van alleen financieel niet-gezonde ondernemingen is conform verschillende onderzoeken betreffende de continuïteitsparagraaf in de controleverklaring (onder andere
De Altman Z-score is geselecteerd als proxy voor financieel niet-gezonde ondernemingen gezien dit model een van de bekendste statistische modellen voor het voorspellen van een faillissement betreft. Midden 1980 is dit model algemeen geaccepteerd door accountants en databasesystemen. Zo maken onder andere
De volgende regressieformule zal getest worden in dit onderzoek:
GC-verklaring
GC-verklaring = 1 = als er een continuïteitsparagraaf opgenomen wordt, anders 0.
NAS/TS = Deze meet de onafhankelijkheid van de accountant door middel van de volgende formule: Non-audit services fees/Total fees. Dit betreft een metrische variabele.
Tenure = Aantal jaren dat de partner de controleverklaring ondertekent voor de desbetreffende onderneming. Dit betreft een metrische variabele.
JointAudit = 1 = Indien er sprake is van toezicht op de accountant middels een joint audit (twee partners die de controleverklaring ondertekenen), anders 0.
Big4 = 1 = indien er sprake is van een controle door een Big 4- accountantsorganisatie, anders 0.
De hoofdvariabelen zijn in paragraaf 2 beschreven vanuit eerdere wetenschappelijke onderzoeken. In het regressiemodel hebben we een controlevariabele “Big 4” toegevoegd. Deze variabele is in hoofdzaak gebaseerd op de theorie “Bigger is better” (
In deze paragraaf beschrijven we de uitkomsten van het uitgevoerde onderzoek. De analyse start met enkele beschrijvende statistieken, gevolgd door een reflectie op de bruikbaarheid van de dataset. Aansluitend onderzoeken we of wordt voldaan aan de voorwaarden om een regressie te kunnen uitvoeren. Deze paragraaf wordt afgesloten met de robuustheidsanalyses.
In Tabel
Beschrijvende statistiek.
GC verklaring | NAS/TS | Tenure | Joint Audit | Big 4/ Non-Big 4 | |
---|---|---|---|---|---|
N | 228 | 228 | 228 | 228 | 228 |
Minimum | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 |
Maximum | 1 | 0,82 | 13 | 1 | 1 |
Gemiddelde | 0,22 | 0,13 | 3,63 | 0,29 | 0,26 |
Standaard deviatie | 0,42 | 0,19 | 2,37 | 0,46 | 0,44 |
Scheefheid | – | 1,80 | 1,24 | – | – |
Gepiektheid | – | 1,48 | 1,88 | – | – |
Uit Tabel
Het gemiddelde van de GC-verklaring geeft aan dat er vaker geen GC-verklaring aanwezig is dan wel.
Daarnaast wordt voor NAS/TS over het algemeen een laag gemiddelde verwacht, aangezien meestal relatief meer audit services geleverd worden dan non-audit services. Het gemiddelde is in lijn met deze verwachting, namelijk onder de 50%.
Het gemiddelde van Joint Audit is tevens in lijn met de verwachting, namelijk dat er vaker geen sprake is van een joint audit.
Een lage standaarddeviatie geeft aan dat er relatief veel waarnemingen dichtbij het gemiddelde liggen. Dit geldt voor de variabele GC-verklaring, Joint Audit, Big4 en NAS/TS. De variabele Tenure laat een groot verschil zien tussen het gemiddelde en de standaarddeviatie. Deze valt buiten de range van twee keer de standaarddeviatie. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door één waarneming, maar vanwege de plausibiliteit van die waarneming, is die uitschieter niet verwijderd.
De scheefheid en gepiektheid is alleen van de metrische variabelen bekeken, gezien deze niet van belang is voor de dummy-variabelen GC-verklaring, Joint Audit en Big4. Alle variabelen vallen binnen de aanvaardbare range van -2 en +2.
Tabel
Bruikbare waarnemingen.
Totaal observaties dataset | 33.797 |
Observaties uit andere jaren dan 2015 | (32.390) |
Financieel gezonde ondernemingen volgens Altman | (1.179) |
Ontbrekende waarden | 0 |
Uitschieters | 0 |
Te gebruiken waarnemingen | 228 |
Aan alle randvoorwaarden voor een logistische regressie is voldaan (
In deze paragraaf zijn de uitkomsten zichtbaar van de logistische regressie welke uitgevoerd is in SPSS. Hiervan zijn de belangrijkste resultaten hieronder weergegeven.
De Nagelkerke R Square bedraagt 0.181, ofwel het model heeft een verklaringskracht van 18.1%.
Het regressiemodel als geheel is significant (Wald 61,302; significantie 0.000) en kan derhalve geïnterpreteerd worden.
Uit Tabel
Als naar verhouding de non-audit services toenemen (en de mate van onafhankelijkheid dus afneemt) verwachten we een negatieve invloed op het opnemen van een continuïteitsparagraaf in de verklaring. Uit Tabel
Uit Tabel
Regressieanalyse.
B | Sig. | |
---|---|---|
NAS/TS | 1.641 | 0.040* |
Tenure | 0.000 | 0.996 |
Joint Audit | -1.959 | 0.001* |
Big4 | -0.982 | 0.017* |
De combinatie van uitkomsten van hypothese 1 en 2 is derhalve dat alleen sprake is van een significante uitkomst wat betreft de verhouding NAS/TS, maar de richting is tegenovergesteld aan de hypothese. Daar waar op basis van de theorie verwacht zou worden dat een relatief lager niveau van non-audit fees zou resulteren in een hogere kans op het opnemen van een continuïteitsparagraaf suggereren de onderzoeksresultaten derhalve een lagere kans. Een toename van onafhankelijkheid, gemeten naar aandeel van non-audit services, resulteert met andere woorden in een lagere audit quality. Naarmate sprake is van relatief meer non-audit services zouden de accountantsogen minder vreemd zijn (want meer genegen jegens de cliënt, en dus meer genegen om een oogje dicht te knijpen als het erom spant). Dit impliceert dat het adagium “vreemde ogen dwingen” niet altijd opgaat. Het kan zijn dat onafhankelijkheid (gemeten naar het relatieve aandeel van) non-audit services) een communicerend vat is met reputatieoverwegingen van de accountant.
Tabel
Wat betreft de controlevariabele was vooraf geen hypothese geformuleerd. Uit Tabel
De hypothesen zijn geformuleerd als hoofdeffecten. We hebben tevens exploratief nader onderzoek verricht naar interactie-effecten. Uit de analyses blijken geen significante interactie-effecten.
Bij wijze van robuustheidstest is een additionele regressie uitgevoerd waarin we het ‘oranje gebied’ volgens de Altman Z-score meenemen in plaats van het ‘rode gebied’. De uitkomsten (niet getabuleerd) worden hierna besproken.
Uit de regressie op basis van het oranje gebied volgens de Altman Z-score volgt dat de variabelen NAS/TS, Tenure en Big4 niet significant zijn, voor Joint Audit komt wel een significant effect naar voren. Hieruit volgt een vergelijkbare uitkomst als de regressie volgens de Altman Z-score voor financieel niet-gezonde ondernemingen (zie hierboven). Deze robuustheidstest toont derhalve aan dat Joint Audit voor zowel het oranje gebied als het rode gebied dezelfde uitkomst biedt.
Uit de bootstrapuitkomsten (niet getabuleerd) blijken geen grote verschillen in zowel de B als het significantieniveau vergeleken met de initiële regressieanalyse. Het regressiemodel als zodanig is derhalve robuust te noemen.
In dit artikel rapporteren wij de uitkomsten naar de effecten van vreemde ogen op het al dan niet afgeven van een controleverklaring met een continuïteitsparagraaf bij ondernemingen die financieel in zwaar weer verkeren.
Voor wat betreft de onafhankelijkheidsvariabele Tenure vinden we geen significante effecten. Voor wat betreft de onafhankelijkheidsvariabele NAS-TS (non audit fee in relatie tot total fee) en het extra paar vreemde ogen (joint audit) worden wel significante effecten gerapporteerd, maar deze zijn tegengesteld aan de geformuleerde verwachtingen. Op basis van dit onderzoek is het nog niet goed mogelijk om te duiden waardoor deze uitkomsten zijn zoals ze zijn. Nader onderzoek is hiervoor nodig. En de uitkomsten moeten ook bezien worden in het licht van de beperkingen van dit onderzoek.
Een belangrijke beperking is dat we ons in dit onderzoek hebben gebaseerd op een specifiek boekjaar 2015. We hebben deze keuze nader gemotiveerd (als zijnde de staart van de kredietcrisis, en daarmee voldoende relevant als het gaat om ondernemingen die in zwaar weer verkeren). Tegelijk kan een meer longitudinaal onderzoek verder analyseren of de verklaring voor de hier gerapporteerde resultaten jaargebonden zijn, dan wel meer generiek over een langere tijdshorizon.
Een tweede beperking is dat we ondernemingen hebben geselecteerd op basis van het Altman Z-model. Hoewel dit model in het algemeen een internationaal aanvaard model is, is het aan te bevelen om nader onderzoek te doen naar hoe stabiel de hier gerapporteerde uitkomsten zijn als andere viability-modellen worden gehanteerd (zoals het model van Zmijewski).
Aangezien de resultaten in een bepaalde mate consistentie laten zien met een eerder onderzoek van
Het onderzoeksdomein van joint audits is nog relatief jong. In dit artikel refereren we aan enkele recente studies, die in belangrijke mate negatieve bijeffecten van joint audits rapporteren in plaats van de beoogde positieve kwaliteitseffecten. De studies die zijn gepubliceerd richten zich op de ontwikkeling van een theoretisch model of gebruiken een accrual-model om de kwaliteit van de controle te meten. Hoewel sprake is van in de wetenschap algemeen aanvaarde modellen is het zinvol om op zoek te gaan naar andere proxies voor controlekwaliteit, en is het ook interessant om andere onderzoeksmethoden te hanteren. Een van de denkrichtingen is om een case study te doen van een situatie waarin een onderneming overgaat van single audit naar joint audit, en in de case study zowel interviews met de accountant, de ondernemingsleiding, de interne accountantsdienst, en het audit committee te hebben. Dit zou meer licht kunnen werpen op de welke aspecten van de joint audit als positief en welke als negatief worden ervaren. Een tweede suggestie is om in een experiment de variabele joint audit te manipuleren en zodoende meer causaal inzicht te verkrijgen op de effecten van joint audit. Vooralsnog geeft de huidige stand van de wetenschap naar de mening van de auteurs wel aanleiding voor de politiek om bestaande maatregelen ten aanzien van onafhankelijkheid (specifiek: ten aanzien van non-audit fees) te heroverwegen, maar geven de onderzoeksuitkomsten geen aanleiding om maatregelen te treffen waarbij joint audit wordt toegestaan.
Dr. C.M. van Nieuw Amerongen RA is partner bij training- en adviesbureau V&A en is verbonden aan Nyenrode Business Universiteit als associate professor Auditing & Assurance (Specialist Small and Medium-Sized Practices).
J.J. van Pareren MSc. is senior associate bij PwC.
In een studie naar kantoorrotatie rapporteren
Met GC-verklaring wordt bedoeld een controleverklaring met een continuïteitsparagraaf.
Merk ook op dat de vorige eindnoot refereert aan de onderzoek naar de effecten van kantoorrotatie en dat daarin juist wordt gevonden dat in eerdere jaren een learning-effect bestaat en in latere jaren een vertrouwdheidseffect; de resultaten uit het onderzoek van