Corresponding author: Inez Verwey ( i.verwey@nyenrode.nl ) Academic editor: Barbara Majoor
© 2020 Inez Verwey, Yvonne Vlasman.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits to copy and distribute the article for non-commercial purposes, provided that the article is not altered or modified and the original author and source are credited.
Citation:
Verwey I, Vlasman Y (2020) De eigen perceptie van accountants ten aanzien van fraude: (on)bewust (on)bekwaam? Maandblad Voor Accountancy en Bedrijfseconomie 94(1/2): 55-63. https://doi.org/10.5117/mab.94.49494
|
De breed gedragen zorg dat accountants niet de verantwoordelijkheid ten aanzien van het ontdekken van fraude waar kunnen maken (zoals bijvoorbeeld verwoord in het eindrapport van de Commissie Toekomst Accountancysector (
“A man should look for what is, and not for what he thinks should be.” – A. Einstein
Fraude, perceptie, biases, anticiperend denken
Eerder is onderzoek gedaan naar de fraudedetectievaardigheden van accountants en naar de invloed van biases op het functioneren van accountants. De rol die de eigen perceptie speelt in de effectiviteit van de accountant bij fraudedetectie is tot nu toe onderbelicht gebleven. In dit artikel maken wij de samenhang tussen deze elementen zichtbaar. Wij hopen met dit artikel het bewustzijn van accountants te vergroten dat de perceptie van de accountant over de eigen fraudedetectievaardigheden de daadwerkelijke kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden beïnvloedt en mogelijk belemmert. Dat bewustzijn is nodig om open te staan voor het ontwikkelen van een kritischer houding ten aanzien van fraude, om van daaruit het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden de fraudedetectie te verbeteren.
De visie die het maatschappelijk verkeer heeft van de kwaliteit van het werk van de externe accountant is kritisch. In het maatschappelijk debat staat de discussie centraal of de accountant wel voldoende aandacht besteedt aan fraude(risico’s) tijdens de controle dan wel of hij beschikt over de vaardigheden om fraude te ontdekken.
In haar rapport (
In aanvulling op deze onderzoeken door diverse stakeholders en de beroepsgroep beschrijven we in paragraaf 2 wetenschappelijke literatuur waaruit blijkt dat de fraudedetectie door de accountant te wensen overlaat. Wij gaan hierbij specifiek in op de rol van biases en denkstijlen.
Interessant is te zien wat de perceptie van de accountant zelf is ten aanzien van zijn fraudedetectievaardigheden en welke rol deze perceptie mogelijk speelt ten aanzien van de biases en denkstijlen. Hiertoe gaan wij in op bevindingen van een tweetal onderzoeken naar de toepassing van het fraudeprotocol, mede uitgevoerd door een van beide auteurs. De resultaten van deze onderzoeken zijn in een bijdrage op de website van de NBA beschreven. Het eerste onderzoek betreft een enquête die in het voorjaar 2019 is uitgevoerd door de NBA onder de openbaar accountants onder haar leden (
Om de rol van de eigen perceptie van de accountant ten aanzien van diens fraudedetectievaardigheden te kunnen plaatsen, is het belangrijk eerst te beschrijven wat het ontdekken van fraude zo afwijkend maakt van andere controlewerkzaamheden. Met andere woorden: wat maakt fraudedetectie zo specifiek en wat voor gevolgen heeft dat?
Tijdens de controle van de jaarrekening is de accountant verantwoordelijk voor het zodanig inrichten van zijn controle dat de kans dat de jaarrekening materiële onjuistheden bevat ten gevolge van fouten dan wel van fraude tot een aanvaardbaar laag niveau wordt teruggebracht. Het ontdekken van fraude tijdens de jaarrekeningcontrole is onder te verdelen in enerzijds het onderkennen van een situatie van een significant frauderisico door het identificeren van frauderisicofactoren en de daaruit voortvloeiende frauderisico’s. Anderzijds omvat het ontdekken van fraude het plannen en uitvoeren van controlewerkzaamheden om de frauderisico’s te mitigeren (
Het kunnen ontdekken van fraude vraagt veel van de professionele oordeelsvorming van de accountant. Daar waar andere onderdelen van de controle veelal in protocollen en standaardwerkzaamheden zijn te vervatten, omdat veel taken gestructureerd zijn, is fraude bij uitstek een onderwerp waarbij niet uitsluitend vertrouwd kan worden op standaardwerkzaamheden. Dit is gelegen in het feit dat de fraudeur ook niet denkt in voorspelbaarheden, integendeel. Een fraudeur zoekt wegen buiten de voor de hand liggende paden teneinde de fraude onontdekt te laten. Hierbij is een fraudeur vaak op de hoogte van standaardcontrolewerkzaamheden die jaar in jaar uit door de accountant worden uitgevoerd. De elementen ‘opzet’, ‘misleiding’ en ‘verhulling’ zijn bij fraude dan ook onderscheidende en essentiële aspecten die ontbreken bij andere risico’s tijdens een controle.
Het identificeren van frauderisicofactoren en frauderisico’s als ook het plannen van effectieve controlewerkzaamheden vraagt om ‘creatief’ nadenken (over de klant, diens business, omgeving, sector etc.). Met ‘creatief’ nadenken bedoelen we dat het identificeren van frauderisico’s vraagt om ‘denken als een fraudeur’, een andere bril opzetten, anders naar risico’s en beheersing kijken (
Wetenschappelijke onderzoeken tonen aan dat een controlerend accountant slecht in staat is om frauderisico’s specifiek te benoemen en vervolgens om te zetten in effectieve controlewerkzaamheden (bijvoorbeeld
In wetenschappelijk onderzoek wordt als oorzaak voor het slecht kunnen ontdekken van fraude wel gesteld dat de accountant onvoldoende kennis en ervaring heeft om effectieve controleprocedures te kunnen plannen die het frauderisico adresseren. Een ander mogelijke verklaring is dat de accountant wel de kennis bezit, maar moeite heeft om deze kennis aan te boren in het geval er sprake is van een frauderisico. Het gevolg van beide verklaringen is dat de accountant veelal vervalt in ‘same-as-last-year’ controles (
Uitvoerig sociaal-psychologisch onderzoek wijst uit dat het ideaal van de rationeel calculerende en logisch denkende mens ronduit een mythe is (
Biases blijken met name ook gevormd te worden door eigen overtuigingen (
De hierboven in de wetenschappelijke literatuur beschreven biases zorgen er onbewust voor dat de accountant terugvalt op routinematige standaardwerkzaamheden waarbij de accountant zich zeker voelt. De vele eerdere ervaringen met deze werkzaamheden zorgen ook voor veel feedback op deze werkzaamheden. Deze feedback houdt de vertrouwdheid met deze werkzaamheden dan ook in stand. Helaas zullen de onbewuste denkfouten zich altijd voor blijven doen, zelfs bij routinematige werkzaamheden. Maar echt problematisch worden biases bij niet-routinematige werkzaamheden waarbij eerdere ervaringen alsmede feedback veelal ontbreken, zoals dat ook bij fraudedetectie veelal het geval is. Het ontdekken van fraude kan als een niet-routinematige werkzaamheid worden gezien. Veel accountants ontdekken zelden fraude gedurende hun carrière en leren dus niet wat een goede fraudedetectie inhoudt (
Het kunnen onderkennen en herkennen van de specifieke kenmerken van fraude is cruciaal om succesvol fraude te kunnen ontdekken. Om van fraude te spreken zal er volgens de fraudedriehoek (de basis van NV COS 240) sprake moeten zijn van een drietal kenmerken: opzet, misleiding en onrechtmatig voordeel (
In deze paragraaf hebben we beschreven dat biases en denkstijlen een rol spelen bij de fraudetectievaardigheden van de accountant. We hebben ook beschreven dat de eigen perceptie bestaande biases kan versterken en voorkeursdenkstijlen in stand kan houden, en daarmee de daadwerkelijke moeite met het ontdekken van fraude kunnen verklaren en in stand houden. Daarom is het interessant om te weten wat de eigen perceptie van de accountant is. Deze beschrijven wij in de volgende paragraaf.
Bij het in beeld brengen van de perceptie ten aanzien van de fraudedetectie richten wij ons op de volgende aspecten:
1. De perceptie ten aanzien van de eigen kwaliteiten om fraude te detecteren:
Hoe kijken accountants zelf aan tegen hun kennis, vaardigheden en ervaring met het onderwerp fraude? Als zij zichzelf capabel vinden, waarop baseren zij dat? Als zij zichzelf niet (voldoende) capabel achten, zijn ze dan bereid te investeren in hun ontwikkeling?
2. De perceptie ten aanzien van de noodzaak voor aanvullende ondersteuning en expertise bij het detecteren van fraude:
Zien accountants de noodzaak van ervaring van anderen en/of het consulteren van specifieke deskundigheid in? Laten ze zich ondersteunen door professionals met specifieke deskundigheid?
De NBA heeft in 2019 een enquête over het Fraudeprotocol (
Ad 1: De perceptie ten aanzien van de eigen kwaliteiten om fraude te detecteren:
Deze vraag kan beantwoord worden aan de hand van de resultaten op de volgende vragen.
In ruime mate | Enigszins | Niet of nauwelijks | |
Ik beschik over de benodigde kennis om de werkzaamheden die ten aanzien van fraude(-risico’s) van mij verwacht worden uit te voeren | 76.3% | 22.8% | 0.9% |
Ik beschik over de benodigde vaardigheden om de werkzaamheden die ten aanzien van fraude(-risico’s) van mij verwacht worden uit te voeren | 69.6% | 29.7% | 0.6% |
(bijna) altijd | vaak | soms/nooit | |
Als sprake is van een aanwijzing van mogelijke fraude ben ik goed in staat om te gaan met tijdsdruk, budgetdruk, belangen of emoties | 57.9% | 36.7% | 5.3% |
Op een (open) vraag in de enquête ‘aan welke vorm van ondersteuning bij een aanwijzing van fraude behoefte is’, geeft ruim twee-derde van de respondenten aan nu niets te missen.
Ad 2: De perceptie ten aanzien van de noodzaak voor aanvullende ondersteuning en expertise bij het detecteren van fraude:
Deze vraag kan beantwoord worden aan de hand van de resultaten op de volgende vragen.
(bijna) altijd | vaak | soms | nooit | |
---|---|---|---|---|
Voor opdrachtacceptatie neem ik contact op met de voorgaande accountants om expliciet het onderwerp fraude te bespreken | 57.9% | 17.7% | 15.8% | 8.5% |
Voor opdrachtacceptatie/continuatie van een OOB-cliënt neem ik expliciet kennis van de frauderisico’s in het overdrachtsdossier van de voorgaande accountant | 61.1% | 7.3% | 2.2% | 29.4% |
Ik informeer proactief de opvolgend accountant over frauderisico’s bij de desbetreffende cliënt | 37.7% | 19.6% | 23.7% | 19% |
Ik zet gerichte data-analyse in om afwijkingen, die mogelijk het gevolg zijn van fraude, op het spoor te komen | 23.1% | 35.8% | 31.6% | 9.5% |
Ik vind de inzet van forensische expertise noodzakelijk | 2.8% | 8.9% | 55.4% | 32.9% |
Bij een aanwijzing van fraude ga ik te rade bij collega’s van het fraudepanel, de afdeling vaktechniek of compliance of de helpdesk c.q. vertrouwenspersoon van de NBA of SRA | 82.0% | 13.9% | 2.8% | 1.3% |
Uit de enquête komt het beeld naar voren dat verreweg het merendeel van de accountants zichzelf capabel acht om fraudesignalen te onderkennen, frauderisico’s te identificeren, en gepaste werkzaamheden in te zetten om de risico’s te mitigeren en zodoende de kans te verhogen fraude te ontdekken als die zich heeft voorgedaan. Men is daarbij geneigd om aanvullende ondersteuning en/of expertise in te zetten als het gaat om de collega’s van het fraudepanel, de afdeling vaktechniek of compliance of de helpdesk c.q. vertrouwenspersoon van de NBA of SRA bij een aanwijzing van fraude (relatief dichtbij, lage drempel). De gevoelde noodzaak om forensische expertise in te zetten is echter laag. Dit geldt tevens voor de mate waarin data-analyse wordt ingezet als specifiek middel om afwijkingen, die mogelijk het gevolg zijn van fraude, op het spoor te komen. Tot slot maken nog relatief veel accountants geen gebruik van de ervaring van de voorafgaande accountant. Of zij deze ervaring niet nodig achten, of dat ze niet zitten te wachten op ‘geërfde’ ellende in de vorm van een nieuwe klant met mogelijk verhoogd frauderisico, is niet duidelijk op basis van de gestelde vragen.
Op basis van de enquête kan geconcludeerd worden dat accountants over voldoende zelfvertrouwen beschikken als het gaat om het ontdekken van fraude. Zij beoordelen hun eigen capaciteiten positief. De vraag of dit vertrouwen gebaseerd is op daadwerkelijke ervaring met fraude kan niet zonder meer beantwoord worden op basis van de enquête. De door de kantoren uitgevoerde gap-analyse geeft daar wel deels antwoord op (
In het eerste deel van dit artikel hebben wij beschreven wat de fraudedetectiewerkzaamheden zo specifiek en verschillend maakt van veel andere controlewerkzaamheden. Verder hebben wij beschreven dat op basis van wetenschappelijk onderzoek de fraudedetectievaardigheden op zijn minst in twijfel getrokken kunnen worden. Uit onderzoek blijkt dat biases, het gebrek aan anticiperend denken en het gebrek aan fraude-ervaring ervoor zorgen dat accountants (blijven) vervallen in ineffectieve standaardwerkzaamheden om fraude te ontdekken. Daarna hebben we beschreven dat uit onderzoek van de
Naar onze mening kunnen we concluderen dat (nog teveel) accountants onbewust onbekwaam zijn als het gaat om het ontdekken van fraude. Zij denken voldoende capaciteiten te hebben om dat te doen wat er van hen verwacht mag worden, maar worden hierin gehinderd door gebrek aan ervaring waardoor biases zich kunnen opdringen en strategisch denken ontbreekt dan wel niet ontwikkeld wordt.
Iemand die onbewust onbekwaam is, zal hij niet geneigd zijn op zoek te gaan naar mogelijkheden om zijn capaciteiten te verbeteren. Vergelijk het met iemand die zichzelf een prima chauffeur vindt, die zal geen aanvullende rijlessen nemen of een slipcursus gaan volgen.
Om de fraudedetectie te verbeteren zal de accountant zich bewust moeten worden dat zijn perceptie over diens capaciteiten niet juist is. Dit is een lastige boodschap, niemand vindt het fijn om toe te geven dat hij ergens niet zo goed in is als zou moeten. Bovendien is het altijd gemakkelijker om te denken dat jij de fout van iemand anders nooit gemaakt zou hebben. Inzicht achteraf speelt hierbij een grote rol. In plaats van het brengen van een negatieve boodschap (accountants missen capaciteiten) kunnen we ook een positieve boodschap brengen: het maatschappelijk verkeer verwacht meer dan ooit van accountants, en die kunnen daardoor meer toegevoegde waarde leveren en maatschappelijk relevanter worden. Of de maatschappij daadwerkelijk meer verwacht (evolution gap), of dat de accountant (eindelijk) gaat doen wat al lang van hem werd verwacht (performance gap) maakt voor het leren niet uit. Accountants kunnen hun fraudedetectievaardigheden vergroten door bewuster over mogelijke fraude (risico’s) en de vertaling in effectieve werkzaamheden – juist bij de eigen vertrouwde cliënten – na te denken. Het bewust worden van biases alsmede anticiperend denken zijn middels trainingen vanuit de beroepsgroep dan wel de accountantskantoren goed te ontwikkelen.
Dr. I. Verwey RA is als Associate Professor verbonden aan het Center voor Accounting, Auditing & Controlling van Nyenrode Business Universiteit en werkte eerder als controlerend en forensisch accountant.
Y.W.H. Vlasman RA is forensisch accountant en levert vanuit haar eigen adviesbureau forensic audit support. Eerder werkte zij als controlerend en forensisch accountant bij twee big 4-kantoren.
De drie begrippen in het kort: de ‘knowledge gap’ gaat over het verschil tussen wat de maatschappij denkt dat accountants doen en wat ze daadwerkelijk doen, de ‘performance gap’ gaat over het verschil tussen wat accountants daadwerkelijk doen en wat ze zouden moeten doen, en de ‘evolution gap’ over het verschil tussen wat accountants doen en wat de maatschappij wil dat accountants doen.
Uit het onderzoek blijkt niet of de externe accountant de fraude had kunnen of moeten ontdekken. Met andere woorden of er sprake kan zijn geweest van een performance gap. Het relatief lage percentage ‘voedt’ in algemene zin de verwachtingskloof.
De enquête is uitgezet onder alle circa 4.000 openbare accountants, waarvan er 316 de enquête hebben ingevuld. Van de respondenten was 36% werkzaam bij een van de Big 4-kantoren, 21% bij de Next5 en 43% bij overige kantoren. Bijna 63% van de respondenten was langer dan 10 jaar geleden afgestudeerd. Er was sprake van een bijna gelijke verdeling tussen wel en niet eindverantwoordelijk partner/director zijn. 77% van de respondenten was werkzaam in de controlepraktijk. De overige respondenten voerden samenstel-, beoordelings- of adviesopdrachten uit.
Helaas geeft de website van de NBA waarover de uitgevoerde enquête wordt gerapporteerd niet aan of er een correlatie bestaat tussen beide vragen.