Corresponding author: Ferdy van Beest ( f.vbeest@nyenrode.nl ) Academic editor: Chris D. Knoops
© 2020 Ries Breijer , Ferdy van Beest, Geert Braam.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits to copy and distribute the article for non-commercial purposes, provided that the article is not altered or modified and the original author and source are credited.
Citation:
Breijer R, van Beest F, Braam G (2020) Leverage en de toepassing van alternatieve financiële prestatiemaatstaven. Maandblad Voor Accountancy en Bedrijfseconomie 94(9/10): 333-342. https://doi.org/10.5117/mab.94.50604
|
Het rapporteren van alternatieve financiële prestatiemaatstaven (APM’s) door ondernemingen is in de afgelopen jaren sterk toegenomen. In deze studie wordt onderzocht of, en op welke wijze, leverage (de verhouding tussen rentedragende langlopende schulden en de totale activa) en verlieslatendheid invloed hebben op de mate waarin APM’s worden gepubliceerd. Op basis van theorie (signaling-theorie, agency-theorie en opportunisme) en wet- en regelgeving zijn de hypothesen geformuleerd dat er sprake is van een positief verband tussen leverage en de toepassing van leningsconvenant-gerelateerde APM’s en een negatief verband tussen leverage en APM’s die gerelateerd zijn aan de waardering van de onderneming (bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s). De hypothesen worden getoetst met data die – door toepassing van een geautomatiseerde tekstanalysator – is verkregen uit de jaarverslagen (2009–2017) van de 600 grootste Europese ondernemingen (STOXX Europe 600). De resultaten tonen dat als de leverage toeneemt meer leningsconvenant-gerelateerde APM’s worden gerapporteerd, terwijl, naarmate een groter deel van de activa is gefinancierd met rentedragend vreemd vermogen, er minder bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s worden gepubliceerd. Verder tonen de resultaten dat de context waarin het gebruik van (specifieke) APM’s plaatsvindt van belang is. Meer specifiek, het verband tussen leverage en de rapportering van bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s wordt beïnvloed door het wel of niet verlieslatend zijn van een onderneming.
Leverage, alternatieve financiële prestatiemaatstaven, APM’s, bedrijfswaardering-gerelateerd, leningsconvenant-gerelateerd, verlieslatendheid, financiële transparantie
De onderzoeksresultaten geven inzicht in het effect van leverage op publicatie van APM’s, waarbij een onderscheid is gemaakt tussen leningsconvenant-gerelateerde en bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s. Aan de hand van de uitkomsten kan door onder andere (potentiële) kapitaalverstrekkers, controlerend accountants, toezichthoudende organen (zoals de AFM en ESMA) en regelgevende instanties (zoals de RJ en IASB) een beter beeld geschetst worden van de risico’s die samenhangen met, en het nut van, het (niet) rapporteren van specifieke APM’s. Zo zou het rapporteren van leningsconvenant-gerelateerde APM’s erop kunnen duiden dat de liquiditeitsrisico’s (relatief) laag zijn, en het niet rapporteren van bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s dat de positieve resultaten niet persistent zijn.
Het gebruik van alternatieve financiële prestatiemaatstaven (APM’s) door ondernemingen is in de afgelopen jaren sterk toegenomen. In bepaalde situaties kan het jaarverslag dat is opgesteld volgens de IFRS onvoldoende informatief zijn, waardoor de vraag naar aanvullende, vrijwillig openbaar gemaakte informatie toeneemt (
Recent is door Leung en Veenman (2018), en
In deze studie, die volgt op de studies van Leung en Veenman (2018) en
Op basis van theorie, wet- en regelgeving en literatuur formuleren we de hypothesen dat er sprake is van een positief verband tussen leverage en de toepassing van leningsconvenant-gerelateerde APM’s, en een negatief verband tussen leverage en bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s. Daarnaast verwachten wij, met inachtneming van eerdere onderzoeksresultaten (
In de volgende paragraaf wordt een overzicht gegeven van de bestaande literatuur en zijn hypothesen geformuleerd. In de paragrafen 3 en 4 worden vervolgens de onderzoekmethode en de resultaten beschreven. Paragraaf 5 bevat concluderende slotopmerkingen.
Het publiceren van APM’s kan op vrijwillige basis plaatsvinden. Volgens de signaling-theorie vindt deze vorm van informatieverstrekking plaats in situaties met informatieasymmetrie, waarbij de ondernemingen beogen geloofwaardige informatie te communiceren naar gebruikers (
Als een relatief groot deel van de activa is gefinancierd met rentedragend vreemd vermogen, kunnen ondernemingen APM’s publiceren om kredietverstrekkers en beleggers beter te informeren. Volgens de agency-theorie zullen de (potentiële) verstrekkers van vermogen de externe financiële verslaggeving gebruiken om te monitoren of de onderneming geen handelingen verricht of nalaat, die het vermogen van een onderneming om te voldoen aan de rente- en aflossingsverplichtingen negatief beïnvloeden. Om de agency-kosten, die het gevolg zijn van de (resterende) informatieasymmetrie, te reduceren, zal een onderneming geneigd zijn om vrijwillig aanvullende informatie te verstrekken om de transparantie tussen de (potentiële) kredietverstrekkers en beleggers enerzijds, en de onderneming anderzijds te vergroten (
Leningsconvenant-gerelateerde APM’s kunnen ook opportunistisch worden gebruikt om gebruikers van de jaarrekening te misleiden (‘false signal’) (
H1: Er is een positief verband tussen leverage en de mate waarin leningsconvenant-gerelateerde alternatieve financiële prestatiemaatstaven worden gepubliceerd.
Een relatieve toename van het rentedragend vreemd vermogen heeft een negatieve invloed op de persistentie van positieve resultaten (
H2: Er is een negatief verband tussen leverage en de mate waarin bedrijfswaardering-gerelateerde alternatieve financiële prestatiemaatstaven worden toegepast.
Een hoge leverage kan worden veroorzaakt doordat een onderneming één of meerdere jaren verlieslatend is. Een negatief financieel resultaat leidt meestal tot een afname van het eigen vermogen, waardoor de verhouding van het rentedragend vreemd vermogen ten opzichte van de totale activa stijgt en het risico op overschrijding van de leningsconvenanten toeneemt. Daarnaast is een verlieslatend jaar een indicatie dat in de toekomst geen positieve resultaten worden gerealiseerd (
Ondernemingen die verlieslatend zijn en een hoge leverage kennen, zullen meer belang hebben bij het publiceren van bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s dan winstgevende ondernemingen met een hoge leverage. Naar verwachting publiceren verlieslatende ondernemingen met een hoge leverage deze specifieke APM’s om (potentiële) vermogensverstrekkers inzicht te geven in zowel de langeretermijnkredietwaardigheid als de winstgevendheid van de onderneming. Zeker indien beleggers op basis van de bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s beter de financiële risico’s van een onderneming op de langere termijn kunnen beoordelen, en hierdoor constateren dat de (bestaande) liquiditeitsrisico’s van de onderneming lager of minder kritisch zijn dan verwacht, kan deze extra informatie een positief effect hebben op de beurswaardering van een onderneming. Het nut van het vrijwillig publiceren van APM’s die (potentiële) kapitaalverstrekkers inzage geven in de winstgevendheid op de lange termijn is daarmee hoger voor verlieslatende ondernemingen met een hoge leverage.
H3: Ondernemingen met een hoge leverage die verlieslatend zijn, publiceren meer bedrijfswaardering-gerelateerde alternatieve financiële prestatiemaatstaven dan ondernemingen die een hoge leverage kennen en winstgevend zijn.
Om de geformuleerde hypothesen te toetsen, zijn de tussen 2009 en 2017 gepubliceerde jaarverslagen geraadpleegd van organisaties die op 30 augustus 2019 waren opgenomen in de STOXX Europe 600. De jaarverslagen van de geselecteerde organisaties zijn als portable document formats (.pdf) bestanden gedownload van de websites van de betreffende ondernemingen zelf, en hierna geconverteerd naar plain text files (.txt) teneinde deze te kunnen analyseren met gebruikmaking van een geautomatiseerde tekstanalysator (CAT-scanner).
De ‘alternatieve financiële prestatiemaatstaven’ (de afhankelijke variabelen) zijn overeenkomstig met het onderzoek van
Overzicht van geïdentificeerde lenings convenant- en bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s.
Alternatieve financiële prestatiemaatstaf (APM) | Genoemd in jaarverslag | |
---|---|---|
Ja | Nee | |
Interest cover ratio | 134 | 2257 |
EBIT interest coverage | 0 | 2391 |
EBITDA to financial expenses | 1 | 2390 |
Leverage ratio | 493 | 1898 |
Debt ratio | 372 | 2019 |
Liquidity ratio | 181 | 2210 |
Receivables to short term liabilities | 0 | 2391 |
Net debt to EBITDA | 249 | 2142 |
Net debt to EBITDA excluding one-offs | 2 | 2389 |
Net financial debt to EBITDA | 0 | 2391 |
Net borrowings to EBITDA | 22 | 2369 |
Net interest-bearing debt to EBITDA | 11 | 2380 |
Leningsconvenant-gerelateerd | 1465 | 27227 |
Return on invested capital (ROIC) | 352 | 2039 |
Return on capital employed (ROCE) | 789 | 1602 |
Return on incremental capital employed (ROICE) | 0 | 2391 |
Cash return on invested capital (CROI) | 3 | 2388 |
Operating margin | 1003 | 1388 |
Personnel productivity | 3 | 2388 |
Sales per employee | 88 | 2303 |
Fixed assets turnover | 0 | 2391 |
Current assets turnover | 0 | 2391 |
Total assets turnover | 8 | 2383 |
Receivables turnover | 21 | 2370 |
Payables turnover | 4 | 2387 |
Capital turnover | 114 | 2277 |
Bedrijfswaardering-gerelateerd | 2385 | 28698 |
Totaal | 3850 | 55925 |
In overeenstemming met eerdere onderzoeken (
Bij de statistische analyses zijn verscheidene organisatie- en landspecifieke controlevariabelen meegenomen. Daarnaast zijn jaar- en sectordummy’s toegepast om te controleren voor tijd- en sectorspecifieke effecten. Consistent met
De hypothesen zijn getoetst met multilevel paneldata-regressies (
Visualisatie van bestaande levels in de (hiërarchische) data, inclusief (mogelijke) sector- en tijdspecifieke effecten. a Voor de tijd- en sectorspecifieke factoren is gecontroleerd met jaar- en sectordummy’s.
Omdat er sprake is van twee afhankelijke variabelen, zijn er voor de leningsconvenant- en de bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s afzonderlijke multilevel paneldata-regressies uitgevoerd. De hypothesen die samenhangen met leningsconvenant- en de bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s, zijn daarbij aan de hand van het volgende model getoetst:
APM LC,it of BW,it = β0 + β1 LEVit + β2 LOSSdit + β3 LEVit*LOSSdit + β4 FIRMCONTROL,it + β5 INDUSTRYCONTROL,i + β6 COUNTRYCONTROL,t + β7 YEARCONTROL,t + ε
De definities van de in de regressie opgenomen variabelen zijn opgenomen in Tabel
Afhankelijke variabelen | |
APMLC-related,it | Leningsconvenant-gerelateerde APM’s betreffen APM’s die vaak worden opgenomen als convenanten in een leningsovereenkomst. |
APMCV-related,it | Bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s betreffen APM’s die beleggers doorgaans toepassen om de persistentie van resultaten en de bedrijfswaarde in te schatten. |
Onafhankelijke variabelen | |
LEVit | Leverage is berekend door het totaal van de rentedragende schulden te delen door de totale activa. |
LOSSdit | Verlieslatendheid is een dummyvariabele die gelijk is aan 1 wanneer het resultaat voor belastingen in een boekjaar negatief was; anders is deze dummyvariabele gelijk aan 0. |
Controlevariabelen | |
FIRMCONTROL | |
LnSIZEit | Omvang van een onderneming op basis van de natuurlijke logaritme van de totale activa. |
BIG4dit | Type accountantskantoor is een dummyvariabele die gelijk is aan 1 wanneer de wettelijke controle is verricht door een Big 4-kantoor; anders is deze variabele gelijk aan 0. |
COUNTRYCONTROL | |
ORIENt | In- of outsideroriëntatie betreft een variabele op ordinaal niveau, waarbij het land waarin een onderneming gevestigd is, gericht is op (alle) stakeholders dan wel in meer of mindere mate shareholdergericht. |
TRANSt | Financiële transparantie van een land betreft een score die varieert tussen de -/- 1,709 en + 1,617, ontleend aan het onderzoek van |
INDUSTRYCONTROL | |
Industry dummiesi | Sectordummy’s controleren voor sectorspecifieke effecten, oftewel (weggelaten) factoren die in een (specifieke) sector de toepassing van APM’s door alle, in die betreffende sector opgenomen ondernemingen beïnvloeden. |
YEARCONTROL | |
Year dummiest | Jaardummy’s controleren voor tijdspecifieke effecten, oftewel (weggelaten) factoren die in een (specifiek) jaar de toepassing van APM’s door alle ondernemingen beïnvloeden. |
In panel A van Tabel
Beschrijvende statistiek en ontwikkeling gebruik van APM’s (in jaren) verdeeld over landen.
Panel A. Beschrijvende statistiek | ||||||||||||||||
Variabele | n | Min. | Max. | Gem. | σ | |||||||||||
Leverage (LEV) | 2391 | 0 | 116,54 | 24,47 | 16,16 | |||||||||||
Verlieslatendheid (LOSSd) | 2391 | 0 | 1 | 0,07 | 0,26 | |||||||||||
Omvang organisatie (LnSIZE) | 2391 | 4,88 | 10,32 | 7,25 | 0,84 | |||||||||||
Type accountantskantoor (BIG4d) | 2391 | 0 | 1 | 0,93 | 0,25 | |||||||||||
In- of outsideroriëntatie (ORIEN) | 2391 | 1 | 3 | 1,88 | 0,56 | |||||||||||
Financiële transparantie (TRANS) | 2391 | -0,51 | 1,62 | 0,9 | 0,46 | |||||||||||
Panel B. Ontwikkeling van gebruik van leningsconvenant-gerelateerde APM’s (in jaren), verdeeld over landen | ||||||||||||||||
Gemiddelde (uitgedrukt in percentage) van score in de categorie leningsconvenant-gerelateerde APM’sa | ||||||||||||||||
Land | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | Gemiddelde per land | ||||||
België | 6% | 9% | 7% | 9% | 5% | 7% | 7% | 2% | 9% | 7% | ||||||
Denemarken | 3% | 3% | 5% | 1% | 3% | 3% | 1% | 6% | 2% | 3% | ||||||
Duitsland | 8% | 10% | 9% | 7% | 10% | 7% | 8% | 9% | 9% | 9% | ||||||
Finland | 3% | 4% | 5% | 4% | 2% | 3% | 3% | 5% | 3% | 3% | ||||||
Frankijk | 6% | 7% | 8% | 7% | 8% | 7% | 8% | 8% | 9% | 8% | ||||||
Groot Brittannië | 6% | 5% | 5% | 6% | 6% | 7% | 7% | 7% | 6% | 6% | ||||||
Ierland | 6% | 7% | 6% | 13% | 7% | 6% | 13% | 14% | 7% | 9% | ||||||
Italië | 3% | 3% | 6% | 5% | 10% | 8% | 7% | 7% | 9% | 7% | ||||||
Luxemburg | 11% | 14% | 22% | 8% | 7% | 11% | 15% | 16% | 16% | 13% | ||||||
Nederland | 6% | 9% | 8% | 8% | 8% | 9% | 8% | 8% | 10% | 8% | ||||||
Noorwegen | 7% | 6% | 6% | 4% | 8% | 4% | 9% | 7% | 7% | 7% | ||||||
Oostenrijk | 4% | 4% | 11% | 7% | 7% | 7% | 11% | 11% | 7% | 8% | ||||||
Portugal | 22% | 7% | 11% | 11% | 22% | 0% | 11% | 11% | 11% | 12% | ||||||
Spanje | 8% | 8% | 7% | 6% | 15% | 14% | 10% | 14% | 14% | 11% | ||||||
Zweden | 4% | 5% | 3% | 5% | 5% | 3% | 4% | 5% | 3% | 4% | ||||||
Zwitserland | 5% | 6% | 5% | 6% | 5% | 6% | 7% | 5% | 5% | 5% | ||||||
Gemiddelde per jaar | 6% | 6% | 6% | 6% | 7% | 7% | 7% | 8% | 7% | 7% | ||||||
Panel C. Ontwikkeling van gebruik van bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s (in jaren), verdeeld over landen | ||||||||||||||||
Gemiddelde (uitgedruk in percentage) van score in de categorie bedrijfswaardering-gerelateerde APM’sa | ||||||||||||||||
Land | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | Gemiddelde per land | ||||||
België | 6% | 8% | 5% | 3% | 4% | 3% | 5% | 4% | 5% | 5% | ||||||
Denemarken | 7% | 10% | 11% | 10% | 12% | 10% | 11% | 12% | 10% | 10% | ||||||
Duitsland | 10% | 10% | 9% | 11% | 11% | 13% | 10% | 10% | 10% | 10% | ||||||
Finland | 14% | 11% | 17% | 17% | 10% | 13% | 14% | 13% | 12% | 13% | ||||||
Frankijk | 10% | 8% | 11% | 10% | 10% | 11% | 11% | 9% | 9% | 10% | ||||||
Groot Brittannië | 11% | 10% | 10% | 9% | 9% | 9% | 10% | 9% | 9% | 10% | ||||||
Ierland | 15% | 9% | 10% | 7% | 12% | 15% | 7% | 6% | 14% | 10% | ||||||
Italië | 5% | 4% | 5% | 8% | 10% | 7% | 8% | 10% | 8% | 7% | ||||||
Luxemburg | 5% | 5% | 10% | 0% | 0% | 10% | 7% | 8% | 8% | 6% | ||||||
Nederland | 4% | 7% | 9% | 6% | 10% | 8% | 10% | 8% | 8% | 8% | ||||||
Noorwegen | 6% | 9% | 7% | 8% | 13% | 16% | 11% | 12% | 11% | 10% | ||||||
Oostenrijk | 10% | 4% | 5% | 8% | 6% | 7% | 5% | 2% | 4% | 5% | ||||||
Portugal | 10% | 3% | 10% | 20% | 10% | 0% | 10% | 20% | 15% | 11% | ||||||
Spanje | 8% | 4% | 5% | 1% | 4% | 2% | 3% | 6% | 5% | 4% | ||||||
Zweden | 24% | 21% | 22% | 20% | 20% | 24% | 24% | 22% | 21% | 22% | ||||||
Zwitserland | 7% | 4% | 7% | 8% | 12% | 9% | 7% | 8% | 10% | 8% | ||||||
Gemiddelde per jaar | 11% | 9% | 10% | 10% | 10% | 10% | 10% | 10% | 10% | 9% |
Tabel
Leningsconvenant-gerelateerde APM’s | Bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s | |||||
Variabelen | Verwachting | Model 1 | Model 2 | Verwachting | Model 3 | Model 4 |
Leverage (LEV) | + | -0,068** | -0,071** | – | -0,029** | -0,036** |
-(8,316) | -(8,401) | (-3,451) | (-4,065) | |||
Verlieslatend heid (LOSSd) | geen | -0,127 | -0,031 | – | -0,931 | -1,236* |
(-0,275) | -(0,066) | (-1,918) | (-2,484) | |||
LEV*LOSSd | geen | -0,040 | + | -0,078** | ||
(-1,465) | -(2,694) | |||||
Omvang onderneming (LnSIZE) | +/– | -1,599** | -1,596** | +/– | -0,262 | -0,268 |
-(8,753) | -(8,742) | -(1,361) | -(1,391) | |||
Type accountants kantoor (BIG4d) | +/– | -0,442 | -0,422 | +/– | -0,628 | -0,667 |
(-0,867) | (-0,827) | (-1,172) | (-1,246) | |||
In- of outsider oriëntatie (ORIEN) | +/– | - 1,243 | -1,245 | +/– | -0,270 | -0,265 |
-(1,514) | -(1,519) | -(0,226) | -(0,223) | |||
Financiële transparantie (TRANS) | +/– | -1,804* | -1,808* | +/– | -0,233 | -0,244 |
(-2,199) | (-2,208) | -(0,192) | -(0,202) | |||
Sector dummy’sa | Ja | Ja | Ja | Ja | ||
Jaar dummy’sa | Ja | Ja | Ja | Ja | ||
n | 2391 | 2391 | 2391 | 2391 | ||
Adjusted R2 | 8,1%b | 8,1%b | 1,5%b | 1,5%b |
Tabel
In beide modellen blijkt er eveneens sprake te zijn van een negatieve associatie tussen verlieslatendheid en bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s (t = -1,918 en t = -2,484, respectievelijk). Hypothese 3 veronderstelt vervolgens dat een verlieslatende onderneming met een hoge leverage bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s zal inzetten om zo meer inzicht te geven in de winstgevendheid en kredietwaardigheid op de langere termijn, waardoor wij verwachten dat de negatieve associatie van leverage op bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s deels teniet wordt gedaan indien er ook sprake is van verlieslatendheid. Deze resultaten worden bevestigd in Tabel
Deze studie geeft inzicht in het effect van leverage op de publicatie van APM’s, waarbij we een onderscheid hebben gemaakt tussen leningsconvenant- en bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s. Uit eerder onderzoek komt naar voren dat APM’s worden gepresenteerd om beter inzicht te geven in de financiële prestaties en positie van een organisatie, wettelijk verplicht kunnen zijn, maar dat zij ook (kunnen) worden toegepast om gebruikers te misleiden (opportunisme) (
Door uiteenlopende uitkomsten in eerdere empirische onderzoeken bestaat er geen consensus over de vraag of leverage een positieve, negatieve dan wel geen invloed heeft op de publicatie van APM’s (
De onderzoeksresultaten geven inzicht in het effect van leverage op de publicatie van APM’s, waarbij een onderscheid is gemaakt tussen leningsconvenant-gerelateerde en bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s. Dit onderzoek draagt sterk bij aan de (aanstaande) evaluaties van de IASB en ESMA. Zowel vanuit het oogpunt van de regelgevende instanties, zoals de IASB en RJ, als de toezichthoudende instanties, waaronder de AFM en ESMA, is vergelijkbaarheid een belangrijk criterium voor het jaarverslag. Uit een recent uitgebracht rapport blijkt dat de richtlijnen over de wijze waarop ondernemingen APM’s moeten presenteren die zijn vastgesteld door de ESMA niet goed worden nageleefd (
R. (Ries) Breijer MSc is PhD-Researcher at the Center for Corporate Reporting, Finance & Tax van de Nyenrode Business Universiteit.
Dr. Ferdy van Beest is Assistant Professor Financial Accounting and Reporting at the Center for Corporate Reporting, Finance & Tax van de Nyenrode Business Universiteit en Manager Data Proposities en Integrated Reporting bij Flynth Adviseurs en Accountants.
Dr. Geert Braam RA is werkzaam als universitair hoofddocent Accounting aan het Institute for Management Research van de Faculteit der Managementwetenschappen van de Radboud Universiteit.
Aan de hand van de geautomatiseerde tekstanalysator kan enkel worden vastgesteld of (en hoe vaak) iedere afzonderlijke zoekterm wordt genoemd in een geselecteerd jaarverslag. Door middel van een steekproef van 30 jaarverslagen (willekeurig geselecteerd door toepassing van www.random.org) hebben wij vastgesteld dat het noemen van een APM (zoekterm) daadwerkelijk inhoudt dat de uitkomst c.q. het (verhoudings)getal in een jaarverslag wordt gerapporteerd ofwel (in 1 van de 30 gevallen) in de toelichting uiteengezet werd op welke wijze de beschreven APM – aan de hand van de gerapporteerde gegevens – berekend kan worden.
Uit Tabel