Corresponding author: Lars in 't Veld ( lars.intveld@stibbe.com ) Academic editor: Chris D. Knoops
© 2020 Erick Noorloos, Lars in 't Veld, Anne Liza Verhagen.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits to copy and distribute the article for non-commercial purposes, provided that the article is not altered or modified and the original author and source are credited.
Citation:
in 't Veld L, Noorloos E, Verhagen AL (2020) Het bezoldigingsverslag van beursvennootschappen. Maandblad Voor Accountancy en Bedrijfseconomie 94(11/12): 461-475. https://doi.org/10.5117/mab.94.59053
|
In dit artikel doen wij verslag van de nieuwe wettelijke eisen die gelden voor het bezoldigingsverslag van Nederlandse beursvennootschappen. Uit het praktijkonderzoek naar 40 bezoldigingsverslagen blijkt dat beursvennootschappen in hun bezoldigingsverslaggeving over boekjaar 2019 al goede stappen hebben gezet in de naleving van de nieuwe wettelijke eisen. De toepassing van de in de door de Europese Commissie gepubliceerde (conceptversie van de) richtsnoeren opgenomen tabellen is nog wel voor verbetering vatbaar, net als de toelichting in het bezoldigingsverslag op (de veranderingen van) de pay ratio.
Bezoldigingsverslag, remuneration report, Shareholders’ Right Directive II, SRD II
Nederlandse beursvennootschappen moesten in hun bezoldigingsverslaggeving over boekjaar 2019 voor het eerst de nieuwe wettelijke eisen die gelden voor het bezoldigingsverslag toepassen. In dit artikel staan wij stil bij de eerste praktijkervaringen met de naleving van deze nieuwe wettelijke vereisten. In dit artikel worden ook enkele ‘good practices’ met betrekking tot de naleving van deze nieuwe regeling geformuleerd. Deze kunnen worden toegepast in toekomstig door beursvennootschappen te publiceren bezoldigingsverslaggeving.
Op 1 december 2019 is een groot deel van de Nederlandse implementatiewet
De nieuwe verplichtingen met betrekking tot het bezoldigingsbeleid van beursvennootschappen zijn met invoering van de Implementatiewet opgenomen in art. 2:135a Burgerlijk Wetboek (hierna BW). Deze nieuwe bepaling bevat specifieke eisen voor de inhoud van het bezoldigingsbeleid en de eis dat dit beleid iedere vier jaar en bij tussentijdse wijzigingen ter stemming aan de algemene vergadering van aandeelhouders (hierna AvA) van de beursvennootschap wordt voorgelegd. Art. 2:135b BW ziet op het nieuwe bezoldigingsverslag. In dit artikel is voorgeschreven dat beursvennootschappen jaarlijks een duidelijk en begrijpelijk bezoldigingsverslag opstellen dat voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Dit bezoldigingsverslag dient vervolgens ter adviserende stemming aan de AvA te worden voorgelegd. Met de invoering van de Implementatiewet is bepaald dat het bezoldigingsverslag van beursvennootschappen over boekjaar 2019 moet voldoen aan de in art. 2:135b BW opgenomen eisen, zelfs als het bezoldigingsbeleid op dat moment nog niet voldoet aan de met de Implementatiewet geïntroduceerde eisen.
Met het (bezoldigings)verslaggevingsseizoen over boekjaar 2019 inmiddels achter de rug, doen wij in deze bijdrage verslag van een praktijkonderzoek naar de wijze waarop beursvennootschappen over boekjaar 2019 zijn omgegaan met de nieuwe verplichting tot het afleggen van verantwoording over de beloningen van bestuurders en commissarissen in het bezoldigingsverslag. Het praktijkonderzoek gaat onder andere in op de gevolgen van de omzetting van SRD II in Nederlandse wetgeving voor het door beursvennootschappen te publiceren bezoldigingsverslag, in hoeverre beursvennootschappen zich in hun verslaggeving over boekjaar 2019 hebben gehouden aan de nieuwe rapportageverplichtingen, en de vraag hoe het bezoldigingsverslag zich verhoudt met andere verslaggevingsverplichtingen omtrent beloningen. Daarbij besteden wij onder meer aandacht aan de wijze waarop beursvennootschappen verslag doen van de pay ratio.
De opzet van de bijdrage is als volgt. In paragraaf 2 zetten wij allereerst het relevante wet- en regelgevend kader met betrekking tot het bezoldigingsverslag uiteen. Daarbij staan wij met name stil bij de door de Implementatiewet nieuw geïntroduceerde rapportageverplichtingen. Vervolgens beschrijven wij in paragraaf 3 de opzet van het door ons uitgevoerde praktijkonderzoek. In paragraaf 4 staan wij stil bij de resultaten van dit praktijkonderzoek. Ten slotte trekken wij in paragraaf 5 enkele conclusies naar aanleiding van de eerste praktijkervaringen met het bezoldigingsverslag van beursvennootschappen. In het verlengde daarvan doen wij enkele aanbevelingen aan de (Europese) wetgever en de Monitoring Commissie Corporate Governance Code die verantwoordelijk is voor het bevorderen van de actualiteit en bruikbaarheid van de corporate governance code (hierna de Code).
In deze paragraaf staan wij stil bij de nieuwe wettelijke eisen voor het bezoldigingsverslag zoals deze gelden per 1 december 2019. We beperken ons hier tot de eisen die gelden voor beursvennootschappen waarvan de (certificaten van) aandelen zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt binnen de EU/EER
Zoals in de inleiding al is beschreven, zijn de eisen van SRD II inzake het bezoldigingsbeleid door de Nederlandse wetgever geïmplementeerd in art. 2:135a BW. In dit artikel is bepaald dat een beursvennootschap een bezoldigingsbeleid moet hebben voor haar bestuurders. Uit art. 2:145 lid 2 BW volgt dat dit bezoldigingsbeleid ook betrekking moet hebben op de beloningen van commissarissen, als door de beursvennootschap een raad van commissarissen (hierna RvC) is ingesteld. De bezoldiging van bestuurders en commissarissen zal met inachtneming van dit bezoldigingsbeleid moeten worden vastgesteld (art. 2:135 lid 4 BW en 2:145 lid 1 BW).
Het bezoldigingsbeleid dient ten minste iedere vier jaar en bij iedere wijziging ter vaststelling aan de AvA te worden voorgelegd. Voor het vaststellen van het bezoldigingsbeleid is een meerderheid van ten minste 75% van de tijdens de AvA uitgebrachte stemmen vereist, tenzij de statuten voor dit specifieke onderdeel een lagere meerderheid voorschrijven. Het bezoldigingsbeleid moet op de website van de vennootschap openbaargemaakt worden.
In art. 2:135a lid 6 BW is bepaald welke onderwerpen het bezoldigingsbeleid ten minste moet bevatten. Zo moet in het bezoldigingsbeleid onder meer zijn beschreven op welke wijze het bezoldigingsbeleid bijdraagt aan de bedrijfsstrategie, de langetermijnbelangen en de duurzaamheid van de vennootschap, een beschrijving van de verschillende onderdelen van de vaste en variabele bezoldigingen met vermelding van het relatieve aandeel daarvan, op welke wijze in het bezoldigingsbeleid rekening is gehouden met de loon- en arbeidsvoorwaarden van werknemers en interne beloningsverhoudingen en op welke wijze in het bezoldigingsbeleid rekening is gehouden met de identiteit, missie en waarden alsmede het maatschappelijk draagvlak.
Voor een meer uitvoerige bespreking van de vereisten die aan de inhoud van het bezoldigingsbeleid zijn gesteld, verwijzen wij naar
2.3.1 Inleiding
Met ingang van 1 december 2019 geldt dat beursvennootschappen in de volgende onderdelen van de jaarlijkse financiële verslaggeving verslag moeten doen van, en verantwoording moeten afleggen over, de aan hun bestuurders en commissarissen toegekende bezoldiging:
Hierna zullen we ingaan op het op grond van art. 2:135b BW op te stellen bezoldigingsverslag (paragraaf 2.3.2) en het op basis van de Code op te stellen remuneratierapport (paragraaf 2.3.3). De verantwoording van bezoldiging in de jaarrekening valt buiten het bestek van dit artikel. Voor een bespreking daarvan verwijzen wij naar
2.3.2 Bezoldigingsverslag (art. 2:135b BW)
De in SRD II opgenomen voorschriften met betrekking tot het bezoldigingsverslag zijn door de Nederlandse wetgever opgenomen in art. 2:135b BW en, wat betreft commissarissen, art. 2:145 lid 2 BW. Op grond van deze bepalingen moet de beursvennootschap jaarlijks een duidelijk en begrijpelijk bezoldigingsverslag opstellen met daarin een overzicht van alle bezoldigingen die in het voorgaande boekjaar aan individuele bestuurders en commissarissen zijn toegekend of verschuldigd.
Op grond van art. 2:135b lid 6 BW moet het bezoldigingsverslag na de AvA waarin over het bezoldigingsverslag is gestemd op de website van de beursvennootschap worden openbaargemaakt en gedurende tien jaar toegankelijk blijven. Onder meer hieruit blijkt dat het bezoldigingsverslag niet noodzakelijkerwijs hoeft te worden opgenomen als onderdeel van het ‘jaarverslag’ van de beursvennootschap, bestaande uit de jaarrekening, het bestuursverslag en de overige gegevens; de beursvennootschap zou op dit moment in beginsel nog kunnen volstaan met het afzonderlijk op de website publiceren van het bezoldigingsverslag.
Op grond van art. 2:135b lid 3 BW en art. 2:145 lid 2 BW moeten in het bezoldigingsverslag ten aanzien van iedere individuele bestuurder en commissaris ten minste de volgende onderwerpen aan de orde komen:
Voor een meer uitvoerige bespreking van de diverse onderdelen van het bezoldigingsverslag verwijzen wij naar In ’t Veld and Verhagen (2020). Voor de mate waarin en de wijze waarop de door ons onderzochte beursvennootschappen invulling hebben gegeven aan deze eisen in hun bezoldigingsverslagen over boekjaar 2019, verwijzen wij naar paragraaf 4.
In aanvulling op de in SRD II opgenomen eisen met betrekking tot de inhoud van het bezoldigingsverslag is in art. 9b SRD II bepaald dat de EC niet-bindende richtsnoeren (hierna Richtsnoeren) vaststelt met het oog op het standaardiseren van de presentatie van de informatie in het bezoldigingsverslag, om tot harmonisatie van bezoldigingsverslaggeving binnen de EU te komen. Een conceptversie van de Richtsnoeren is door de EC in maart 2019 geconsulteerd. In de conceptversie van de Richtsnoeren valt op dat de EC een vergaande mate van standaardisatie heeft beoogd door beursvennootschappen in de vorm van diverse tabellen verslag te laten doen van de bezoldiging van bestuurders en commissarissen. Daarnaast breidt de conceptversie van de Richtsnoeren de in de SRD II opgenomen vereisten voor de inhoud van het bezoldigingsverslag op belangrijke onderdelen uit. De consultatieperiode liep af op 21 maart 2019. Hoewel aanvankelijk de verwachting was dat de Richtsnoeren in de loop van 2020 zouden zijn gefinaliseerd, zijn de definitieve Richtsnoeren op het moment van schrijven van deze bijdrage nog niet gepubliceerd. Beursvennootschappen hebben in hun bezoldigingsverslagen over boekjaar 2019, waarvan een groot deel in de eerste helft van 2020 is gepubliceerd, dus nog geen rekening kunnen houden met de definitieve versie van de Richtsnoeren. Daarop komen wij later nog terug in paragraaf 4.
Tot slot is in art. 2:135b lid 7 BW bepaald dat een accountant dient te controleren of het bezoldigingsverslag de in art. 2:135b BW voorgeschreven informatie bevat. Blijkens de memorie van toelichting bij het voorstel voor de Implementatiewet, ligt het in de rede dat de accountant controleert of de vereiste informatie aanwezig is en dus niet ook inhoudelijk toetst of de informatie juist is.
De controle van het bezoldigingsverslag zal in de praktijk vaak worden verricht door de accountant die ook verantwoordelijk is voor de controle van de jaarrekening. Dat neemt niet weg dat de controle van het bezoldigingsverslag strikt genomen ook door een andere accountant zou kunnen worden uitgevoerd. De Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (hierna NBA) heeft echter het standpunt ingenomen dat het bezoldigingsverslag moet worden aangemerkt als onderdeel van het jaarverslag.
2.3.3 Remuneratierapport (bpb 3.4.1 Code)
Beursvennootschappen dienen op grond van art. 3 lid 1 Besluit inhoud bestuursverslag
In principe 3.4 van de Code is bepaald dat de RvC op een inzichtelijke wijze verantwoording aflegt over de uitvoering van het bezoldigingsbeleid van de beursvennootschap. Het remuneratierapport dat in dat verband door de RvC wordt opgesteld, moet op de website van de beursvennootschap worden gepubliceerd. Indien de beursvennootschap een remuneratiecommissie heeft ingesteld, wordt het remuneratierapport door haar voorbereid.
Bpb 3.4.1 van de Code schrijft voor dat de RvC in het remuneratierapport in ieder geval verslag doet van:
De hierboven opgenomen eisen komen volgens de toelichting op bpb 3.4.1 van de Code in aanvulling op de bestaande wettelijke eisen voor bezoldigingsverslaggeving.
Uit het voorgaande blijkt dat het bezoldigingsverslag van art. 2:135b BW en het remuneratierapport van de Code een grote mate van overlap vertonen (waarover hierna ten aanzien van de rapportage over beloningsverhoudingen meer) en met hetzelfde oogmerk worden opgesteld, namelijk het door de verantwoordelijke organen afleggen van verantwoording over de uitvoering van het bezoldigingsbeleid van de beursvennootschap. Het ligt daarom voor de hand dat beursvennootschappen beide rapportages samenvoegen tot één gecombineerd bezoldigingsverslag. Als vennootschappen overgaan tot het uitbrengen van een gecombineerd verslag, dan wordt in Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (hierna RJ) 404.102 aanbevolen om deze keuze expliciet tot uitdrukking te brengen in het gecombineerde verslag. Dit gecombineerde verslag wordt dan in het geheel, of gedeeltelijk voor zover het verslag bestaat uit informatie die in het bezoldigingsverslag van art. 2:135b BW moet worden opgenomen, ter adviserende stemming aan de AvA voorgelegd. Er zijn ook voor het overige geen juridische belemmeringen waarom het combineren van het bezoldigingsverslag en het remuneratierapport niet mogelijk zou zijn. Wel dient goed beseft te worden dat dit gecombineerde verslag de gezamenlijke verantwoordelijkheid is van het bestuur en de RvC van de beursvennootschap. Het opstellen van het bezoldigingsverslag is namelijk in beginsel de verantwoordelijkheid van het bestuur, terwijl de Code de verantwoordelijkheid voor het opstellen van het remuneratierapport bij de RvC belegt.
2.3.4 Verslaggeving over pay ratio
Zoals hierboven beschreven, schrijft de Code niet alleen voor om over de hoogte van de beloningen van bestuurders te rapporteren, maar ook over de beloningsverhoudingen binnen de beursvennootschap. Dit laatste wordt in de praktijk ook wel gedaan door een zogenoemde ‘pay ratio’ te publiceren. De Implementatiewet kent een dergelijke verplichting strikt genomen niet, maar schrijft in art. 2:135b lid 3 sub e BW wel voor om in het bezoldigingsverslag aandacht te besteden aan de jaarlijkse verandering in de bezoldiging van bestuurders (en commissarissen) en de gemiddelde bezoldiging van de (overige) werknemers van de beursvennootschap over een periode van ten minste vijf boekjaren op een wijze die onderlinge vergelijking mogelijk maakt. Aan de hand van die gegevens zou de gebruiker van de verslaggeving ook een pay ratio kunnen berekenen.
De wijze waarop de pay ratio moet worden berekend, is zowel in de Code als in art. 2:135b BW niet nader toegelicht. De Code geeft als enige toelichting op de verplichting tot het doen van verslag over de beloningsverhoudingen dat het daarbij gaat om de verhouding tussen de beloning van de bestuurders en een door de beursvennootschap vast te stellen representatieve referentiegroep. In aanvulling daarop vat RJ 404.105-106 enkele aandachtspunten samen waarmee bij het berekenen van de pay ratio rekening kan worden gehouden, zoals dat de beursvennootschap een toelichting dient te geven op de wijze waarop de pay ratio is berekend en de keuzes die bij de berekening zijn gemaakt. Tevens beveelt de RJ aan om alleen wegens gegronde, in de toelichting te vermelden redenen, de berekeningswijze van de beloningsverhoudingen ten opzichte van de verslaggeving over een eerder boekjaar aan te passen. In een dergelijk geval past de beursvennootschap de vergelijkende cijfers van het voorgaande boekjaar dienovereenkomstig aan.
De Code noch de RJ schrijft dus een uniforme berekeningswijze van de pay ratio voor, waardoor beursvennootschappen in principe zelf kunnen bepalen welke componenten worden meegenomen in de berekening en welke methodiek bij de berekening wordt gebruikt.
In diverse onderzoeken en publicaties is reeds aandacht besteed aan de pay ratio. Zo concludeerden
De populatie van dit onderzoek wordt gevormd door de Nederlandse beursvennootschappen die verplicht waren over het boekjaar 2019 een bezoldigingsverslag op te stellen. Wij hebben daarvoor de bezoldigingsverslagen van 40 Nederlandse beursvennootschappen die ultimo 2019 behoorden tot de AEX- en AMX-index van Euronext Amsterdam onderzocht.
Wij hebben voor deze beursvennootschappen de naleving van de in art. 2:135b BW opgenomen verplichtingen met betrekking tot het bezoldigingsverslag onderzocht. Wij hebben ons daarbij in het bijzonder gericht op de adviserende stemming van de AvA over het bezoldigingsverslag, de wijze waarop de inhoud van het bezoldigingsverslag voldoet aan de daaraan gestelde eisen en of en de mate waarin gebruik is gemaakt van de in de de conceptversie van de Richtsnoeren opgenomen tabellen. Ook hebben wij de wijze waarop door deze beursvennootschappen in het bezoldigingsverslag verslag is gedaan van de pay ratio vergeleken met de resultaten van onder andere
Uit het onderzoek is gebleken dat alle door ons onderzochte beursvennootschappen (100%) een bezoldigingsverslag hebben gepubliceerd dat voldoet aan een of meer van de daaraan te stellen eisen (zie Tabel
2019 | |
N=40 | |
Bezoldigingsverslag gepubliceerd | 100% |
Gepubliceerd als onderdeel van jaarlijkse financiële verslaggeving | 92,5% |
Gepubliceerd afzonderlijk van jaarlijkse financiële verslaggeving | 7,5% |
Gecombineerd bezoldigingsverslag (RJ 404.102) | 100% |
Vermelding dat sprake is van gecombineerd bezoldigingsverslag | 25% |
Geen vermelding dat sprake is van gecombineerd bezoldigingsverslag | 75% |
Alle onderzochte beursvennootschappen hebben een gecombineerd bezoldigingsverslag uitgebracht waarin zowel verantwoording is afgelegd over de uitvoering van het bezoldigingsbeleid in overeenstemming met art. 2:135b BW, als in overeenstemming met bpb 3.4.1 Code. Bij slechts 25% van de onderzochte beursvennootschappen werd dit expliciet benoemd in het bezoldigingsverslag. Een van de onderzochte beursvennootschappen die wel expliciet heeft vermeld dat er is gekozen voor een gecombineerd bezoldigingsverslag, en dus in dat opzicht een goed voorbeeld vormt, is Basic-Fit N.V. (zie Figuur
Good practice van expliciete vermelding van gecombineerd bezoldigingsverslag: Basic-Fit, Annual Report 2019, p. 77. https://ar2019.basic-fit.com/; http://corporate.basic-fit.com/Cms_Data/Contents/California/Media/Annualreport/Basic-Fit-Annual-Report-2019_final-LR.pdf
Remuneration report This report was prepared by the Management Board and the Selection, Appointment & Remuneration Committee of the Supervisory Board. The Selection, Appointment & Remuneration Committee makes recommendations to the Supervisory Board regarding the remuneration policy, as adopted by the General Meeting, for the Management Board and how to apply the remuneration policy to the remuneration of the individual Management Board members. Remuneration policy. This remuneration report combines both the requirements for the Selection, Appointment & Remuneration Committee to prepare a remuneration report in line with the Code, as well as the requirements for the Management Board to prepare a remuneration report in line with Book 2 of the Dutch Civil Code. |
Op grond van art. 2:135b lid 2 BW moet het bezoldigingsverslag jaarlijks ter adviserende stemming aan de AvA worden voorgelegd. Als sprake is van een negatief adviserende stem ten aanzien van het bezoldigingsverslag doordat een meerderheid van de door stemgerechtigden uitgebrachte stemmen negatief is, heeft dit geen gevolgen voor de bezoldiging van bestuurders en commissarissen
Uit het onderzoek blijkt dat bij alle 40 onderzochte beursvennootschappen een meerderheid van de uitgebrachte stemmen bij de adviserende stemming over het bezoldigingsverslag positief was (zie Tabel
2019 | |
N=40 | |
Toelichting op vorige adviserende stemming in bezoldigingsverslag | 2,5% |
Aankondiging van komende adviserende stemming in bezoldigingsverslag | 52,5% |
Gemiddeld percentage positieve stemmen over bezoldigingsverslag | 89,82% |
Mediaan percentage positieve stemmen over bezoldigingsverslag | 92,95% |
Percentage minder dan 75% positieve stemmen over bezoldigingsverslag | 10,00% |
Van alle onderzochte beursvennootschappen is alleen door Unilever N.V. (Figuur
Voorbeeld van vermelding wat de uitkomst is geweest van de adviserende stemming over het vorige bezoldigingsverslag. Unilever N.V., Unilever Annual Report and Accounts 2019, p. 61. https://www.unilever.com/Images/unilever-annual-report-and-accounts-2019_tcm244-547893_en.pdf
Unilever’s remuneration policy The Netherlands has implemented the SRD with effect from 2020. Unilever is pleased to see these new reporting requirements which more closely align the Dutch regulations with what we already report under the UK regulations and the UK Corporate Governance Code. Key provisions of the SRD were already in place at Unilever including an annual advisory vote on the implementation of our remuneration policy for NV shareholders. Earlier in the year we were pleased to see the high levels of support we received from investors at our 2019 AGMs: PLC 95.62% and NV 96.92% in favour of the remuneration report. |
Ten slotte valt op dat 77,5% van de onderzochte beursvennootschappen ervoor heeft gekozen het agendapunt met betrekking tot de adviserende stemming over het bezoldigingsverslag nog steeds voorafgaand aan het agendapunt met betrekking tot de vaststelling van de jaarrekening op de agenda van de AvA te plaatsen. Daaruit blijkt dat een ruime meerderheid van de onderzochte beursvennootschappen kennelijk heeft vastgehouden aan de eerder ingezette lijn om het agendapunt over bezoldiging(sverslaggeving) voorafgaand aan de vaststelling van de jaarrekening te agenderen, zoals voorheen verplicht was op grond van het inmiddels vervallen art. 2:135 lid 5a BW.
4.3.1. Opgave van hoogte en verhouding van bezoldiging
Alle door ons onderzochte beursvennootschappen hebben voldaan aan de verplichting van art. 2:135b lid 3 sub a BW om het totale bedrag aan bezoldigingen uitgesplitst naar onderdeel op te nemen in het bezoldigingsverslag. In 87% van de verslagen is voldaan aan de verplichting van art. 2:135b lid 3 sub b BW om het relatieve aandeel van de vaste en variabele bezoldigingen expliciet – dat wil zeggen: zonder dat de gebruiker zelf het relatieve aandeel dient uit te rekenen – in het bezoldigingsverslag op te nemen.
Voorbeeld van presentatie relatieve aandeel vaste en variabele beloningen in een diagram. GrandVision N.V., Annual Report 2019, p. 85. https://investors.grandvision.com/static-files/3978742b-531b-4aab-bea7-b0cd99bced8b
Slechts 15% van de onderzochte beursvennootschappen vermeldt expliciet in het bezoldigingsverslag of bezoldiging is toegekend of verschuldigd aan bestuurders of commissarissen die ten laste van dochtermaatschappijen of andere groepsmaatschappijen is gekomen. In slechts één geval is ook daadwerkelijk vermeld op grond van art. 2:135b lid 3 sub f BW dat aan bestuurders toegekende of verschuldigde bezoldiging ten laste van groepsmaatschappijen is gekomen.
82,5% van de onderzochte beursvennootschappen heeft op grond van art. 2:135b lid 3 sub h BW stilgestaan bij de vraag of een bonus als bedoeld in art. 2:135 lid 8 BW geheel of gedeeltelijk is teruggevorderd. Bij geen van die beursvennootschappen is daarvan overigens sprake geweest. De overige beursvennootschappen hebben daarover niets in het bezoldigingsverslag vermeld.
Bij 90% van de onderzochte beursvennootschappen zijn aandelen of opties op aandelen verstrekt als onderdeel van de bestuurdersbeloningen en als zodanig verantwoord in het bezoldigingsverslag op grond van art. 2:135b lid 3 sub g BW. Het viel ons daarbij op dat niet altijd duidelijk is in hoeverre de aan bestuurders toegekende beloningen op lange termijn werden gewaardeerd op basis van ‘grant date’ dan wel ‘vesting date’.
Ten slotte volgt uit art. 2:135b lid 3 sub k BW dat de voorheen in de toelichting van de jaarrekening op te nemen informatie als bedoeld in art. 2:383c tot en met 2:383e BW in het bezoldigingsverslag moet worden opgenomen voor zover die informatie niet al is vereist op grond van een ander onderdeel van art. 2:135b lid 3 BW. Dat leidt ertoe dat de beursvennootschap in het bezoldigingsverslag onder andere opgave moet doen van het bedrag van ten behoeve van bestuurders en commissarissen verstrekte leningen, voorschotten en garanties. 90% van de onderzochte beursvennootschappen heeft dat gedaan door te vermelden dat er leningen, voorschotten of garanties zijn verstrekt aan haar bestuurders of commissarissen (7,5%) of door expliciet te vermelden dat deze niet aan hen zijn verstrekt (82,5%). De overige beursvennootschappen (10%) hebben niets daarover in het bezoldigingsverslag opgemerkt dan wel de opgave beperkt tot alleen bestuurders of alleen commissarissen. Het is de vraag of in gevallen dat er niets is vermeld, sprake is van een schending van art. 2:135b lid 3 sub k jo. 2:383e BW of dat art. 2:383e BW zo is opgevat dat alleen opgave van aan bestuurders en commissarissen verstrekte leningen, voorschotten en/of garanties hoeft te worden gedaan als deze ook daadwerkelijk door de beursvennootschap zijn verstrekt.
4.3.2. Opgave van jaarlijkse verandering in bezoldiging en verhouding met pay ratio
Op twee beursvennootschappen na hebben alle beursvennootschappen (95%) in het bezoldigingsverslag opgave gedaan van de jaarlijkse ontwikkeling van de bezoldiging, de prestaties van de beursvennootschap en de gemiddelde beloning van de werknemers van de vennootschap als bedoeld in art. 2:135b lid 3 sub e BW. Van de beursvennootschappen die een dergelijke opgave in het bezoldigingsverslag hebben opgenomen, heeft circa 89% de ontwikkeling van in ieder geval de bezoldiging van bestuurders weergegeven over ten minste de afgelopen vijf boekjaren; de overige beursvennootschappen (11%) hebben de ontwikkeling weergegeven over een kortere periode dan vijf jaren, omdat zij nog geen vijf jaar beschikten over een beursnotering.
Een deel van de beursvennootschappen met een RvC (19%) heeft de ontwikkeling van de bezoldiging van de leden van de RvC (individueel of gemiddeld) ook weergegeven in deze vergelijking.
Een deel van de beursvennootschappen (13%) heeft ervoor gekozen de ontwikkeling van de bezoldiging van het bestuur weer te geven op het niveau van de functie van het bestuur (bijvoorbeeld CEO of CFO), terwijl een ruime meerderheid (84%) ervoor heeft gekozen de bezoldiging te relateren aan de persoon die (voormalig) lid is van het bestuur. Eén beursvennootschap (2,5%) heeft ervoor gekozen alleen de ontwikkeling van de bezoldiging van bepaalde leden van het bestuur, namelijk de CEO en CFO, af te zetten tegen de prestaties van de beursvennootschap en het gemiddelde salaris van de werknemers, terwijl van het bestuur ook andere leden dan de CEO en CFO deel uitmaken.
Drie beursvennootschappen (7,9%) kozen ervoor de informatie over de ontwikkeling van de bezoldiging, prestaties en de gemiddelde beloning van werknemers niet (alleen) weer te geven in een tabel, maar (ook) in een grafiek. Met de weergave in een grafiek wordt weliswaar niet voldaan aan de in de conceptversie van de Richtsnoeren voorgeschreven wijze van opgave in tabelvorm, maar wordt wel op andere wijze inzichtelijk gemaakt op welke wijze de bezoldiging zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld ten opzichte van de prestaties van de beursvennootschap en de gemiddelde beloning van de werknemers. Voor een wat ons betreft goed voorbeeld van de wijze waarop de ontwikkeling van de bezoldiging van het bestuur, de prestaties van de beursvennootschap en de beloningen van werknemers in een grafiek inzichtelijk is gemaakt, verwijzen wij naar Figuur
Voorbeeld van de wijze waarop de ontwikkeling van de bezoldiging van het bestuur, de prestaties van de beursvennootschap en de beloningen van werknemers in een grafiek inzichtelijk is gemaakt. Koninklijke Boskalis Westminster N.V., Remuneration report 2019, p. 10). https://boskalis.com/search.html#view/list/query/remuneration/type/downloads
Ten slotte ligt het voor de hand om de opgave van de ontwikkeling van de bezoldiging ten opzichte van de ontwikkeling van de prestaties van de beursvennootschap en de gemiddelde beloningen van werknemers in het bezoldigingsverslag te vergelijken met de opgave van de beloningsverhoudingen (pay ratio) in het remuneratierapport zoals dat is voorgeschreven in bpb 3.4.1 sub (iv) van de Code. Waar uit het onderzoek van
Nog steeds is teleurstellend dat, ondanks de toelichting op bpb 3.4.1 van de Code, de helft van de door ons onderzochte beursvennootschappen geen nadere toelichting geeft op (de wijzigingen in) de beloningsverhoudingen.
Good practice van toelichting op berekeningswijze en hoogte pay ratio. Basic-Fit N.V., Annual Report 2019, p. 79. http://corporate.basic-fit.com/Cms_Data/Contents/California/Media/Annualreport/Basic-Fit-Annual-Report-2019_final-LR.pdf
Basic-Fit’s internal pay ratio is calculated as the total CEO remuneration divided by the employee average remuneration. For the purposes of this calculation:
These internal pay ratios were taken into account in the compensation discussions within the company. In the determination of the remuneration of senior management and the definition and implementation of the new salary structure for the HQ and clubs, the focus was on bringing salaries in line with each other and with the market. The salaries for senior management were also increased in line with the market to retain talent and expertise, while reducing the payment differences and creating a more equal spread and increase in salary levels throughout the organisation. In addition, to the internal pay ratios, the company takes the development of its performance into account in the development of the remuneration of the members of the Management Board. The table below shows that the development of the remuneration of the members of the Management Board is consistently slower than the development of the company’s performance according to all criteria. The development of the Management Board remuneration is higher than the development of the average remuneration for all employees of the company. This is partly caused by the growth of the employee base at club level, overall positioned in the lower salary segments of the market, combined with the increase in salary of the Management Board remuneration over the past years to bring it in line with the market as reflected by the median of the peer group. |
4.3.3. Beschrijving van verhouding tussen bezoldiging en beleid en doelen
In nagenoeg alle bezoldigingsverslagen van de in het onderzoek betrokken beursvennootschappen is een beschrijving opgenomen van de wijze waarop het totale bedrag aan bezoldiging strookt met het bezoldigingsbeleid en bijdraagt aan de langetermijnprestaties van de beursvennootschap als bedoeld in art. 2:135b lid 3 sub c BW (100%) en de wijze waarop de door of vanwege de vennootschap gestelde financiële en niet-financiële doelen zijn toegepast als bedoeld in art. 2:135b lid 3 sub d BW (97,5%). Het valt vooral op dat er een grote differentiatie is in de mate van detail van de wijze waarop aan deze verplichtingen wordt voldaan. Bovendien is opvallend dat slechts 27,5% van de beursvennootschappen gebruik heeft gemaakt van de in de conceptversie van de Richtsnoeren opgenomen tabel die kan worden gebruikt voor de naleving van de verplichting van art. 2:135b lid 3 sub c BW, hetgeen natuurlijk ook met de conceptstatus van de Richtsnoeren te maken kan hebben. Daarop komen wij in paragraaf 4.4 nog nader terug. Een voorbeeld van een beursvennootschap die de tabel wel heeft gebruikt, is Akzo Nobel N.V. (zie Figuur
Voorbeeld van gebruik tabellen in Richtsnoeren betreffende toepassing doelen. Akzo Nobel N.V., AkzoNobel, Report 2019, p. 62. https://www.akzonobel.com/en/node/42461
4.3.4. Bezoldiging van commissarissen
Uit art. 2:145 lid 2 BW volgt dat de bepalingen van de op grond van art. 2:135b BW vereiste opgaven van de informatie met betrekking tot de bezoldiging van bestuurders van overeenkomstige toepassing is op de bezoldiging van commissarissen. In In ’t Veld and Verhagen (2020) is daarover opgemerkt dat die bepaling nogal aan duidelijkheid te wensen overlaat, hetgeen ook valt terug te zien in de gevarieerde wijze waarop en mate van detail waarin de onderzochte beursvennootschappen in het bezoldigingsverslag rapporteren over de bezoldiging voor commissarissen. Hoewel op één beursvennootschap na alle beursvennootschappen met een RvC (97%) in het bezoldigingsverslag verslag doen van de beloningen van commissarissen (zie Tabel
Good practice van ontwikkeling bezoldiging commissarissen. Koninklijke DSM N.V., Royal DSM Integrated Annual Report 2019, p. 141. https://annualreport.dsm.com/ar2019/xmlpages/resources/TXP/dsm/ar_2019/files/DSM-Annual-Report-2019.pdf
2019 | |
---|---|
N=40 | |
In het bezoldigingsverslag wordt opgave gedaan van: | |
Totale bezoldiging van bestuurders uitgesplitst naar onderdeel (par. 4.3.1) | 100% |
Relatieve aandeel vaste en variabele bezoldiging van bestuurders (par. 4.3.1) | 87% |
Verhouding tussen bezoldiging van bestuurders en bezoldigingsbeleid en bijdrage aan de langetermijnprestaties van de vennootschap (par. 4.3.3) | 100% |
De toepassing van gestelde financiële en niet-financiële doelen (par. 4.3.3) | 97,5% |
De jaarlijks verandering in de bezoldiging van bestuurders, de ontwikkeling van de prestaties van de vennootschap en de gemiddelde bezoldiging (par. 4.3.2) | 95% |
De bezoldiging die ten laste van groepsmaatschappijen is gekomen (par. 4.3.1) | 15% |
Het aantal toegekende en aangeboden aandelen(opties) (par. 4.3.1) | 90% |
De terugvordering van een bonus als bedoeld in art. 2:135 lid 8 BW (par. 4.3.1) | 82,5% |
De in art. 2:383c t/m 2:383e BW genoemde informatie, in het bijzonder door vennootschap verstrekte leningen, voorschotten en garanties (par. 4.3.1) | 90% |
In het bezoldigingsverslag wordt opgave gedaan van bezoldiging van commissarissen | 97% |
Ondanks dat de Richtsnoeren nog in conceptvorm zijn en de nog vast te stellen definitieve versie van de Richtsnoeren geen bindende status zal hebben, is met name vanuit de hoek van institutionele beleggers opgeroepen de conceptversie van de Richtsnoeren na te leven (Eumedion 2019)
Uit het onderzoek blijkt dat ondanks dat alleen nog maar een conceptversie van de Richtsnoeren beschikbaar is, een overgrote meerderheid van de onderzochte beursvennootschappen (88%) ten minste één van de in de conceptversie van de Richtsnoeren opgenomen tabellen (grotendeels) heeft overgenomen in het bezoldigingsverslag. Van de in de conceptversie van de Richtsnoeren opgenomen tabellen is tabel 5 met betrekking tot de opgave van de jaarlijkse ontwikkeling van de bezoldiging, prestaties en salarissen van werknemers of een daarop geïnspireerde variant het vaakst door de onderzochte beursvennootschap toegepast (78%), gevolgd door (een variant van) Tabel
Op grond van art. 2:135b lid 7 BW moet door een accountant worden gecontroleerd of de vereiste informatie in het bezoldigingsverslag is opgenomen. Omdat in beginsel geen afzonderlijke controleverklaring door de accountant hoeft te worden afgegeven bij het bezoldigingsverslag, zal voor de gebruiker van de financiële verslaggeving niet altijd duidelijk zijn of en hoe het bezoldigingsverslag door de accountant is gecontroleerd en wat zijn bevindingen zijn geweest.
Uit ons onderzoek blijkt dat bij meer dan de helft van de door ons onderzochte beursvennootschappen (55%) in de controleverklaring van de accountant uitdrukkelijk is vermeld dat het op basis van het in NV COS 720 voorgeschreven onderzoek van het bezoldigingsverslag is uitgevoerd. Bij 42,5% van de onderzochte beursvennootschappen is dat weliswaar niet uitdrukkelijk in de controleverklaring vermeld, maar kan dat wel impliciet uit de controleverklaring worden afgeleid omdat het bezoldigingsverslag onderdeel uitmaakt van de jaarlijkse financiële verslaggeving en in de controleverklaring is vermeld dat de in de jaarlijkse financiële verslaggeving opgenomen informatie door de accountant is gecontroleerd. Bij de helft van de door ons onderzochte beursvennootschappen (47,5%) is in de controleverklaring bij een beschrijving van de door de accountant uitgevoerde controlewerkzaamheden verwezen naar art. 2:135b (lid 7) BW, zodat voor de gebruiker duidelijk is waaruit de werkzaamheden van de accountant hebben bestaan. Een voorbeeld van een controleverklaring waarin expliciet is vermeld dat het onderzoek van NV COS 720 is uitgevoerd op het bezoldigingsverslag en met betrekking tot de in dat verband uitgevoerde controlewerkzaamheden is verwezen naar art. 2:135b lid 7 BW, is de door Ernst & Young Accountants LLP afgegeven controleverklaring bij Fugro N.V. (zie Figuur
Good practice van verwijzing naar art. 2:135 lid 7 BW in controleverklaring. Fugro N.V., Annual Report 2019, p. 201. https://www.fugro.com/investors/results-and-publications/annual-reports
REPORT ON OTHER INFORMATION INCLUDED IN THE ANNUAL REPORT In addition to the financial statements and our auditor’s report thereon, the annual report contains other information that consists of the reports of the board of management and the supervisory board, the remuneration report and other information as required by Part 9 of Book 2 of the Dutch Civil Code. Based on the following procedures performed, we conclude that the other information: ■ Is consistent with the financial statements and does not contain material misstatements. ■ Contains the information as required by Part 9 of Book 2 of the Dutch Civil Code. We have read the other information. Based on our knowledge and understanding obtained through our audit of the financial statements or otherwise, we have considered whether the other information contains material misstatements. By performing these procedures, we comply with the requirements of Part 9 of Book 2 and Section 2:135b sub-Section 7 of the Dutch Civil Code and the Dutch Standard 720. The scope of the procedures performed is substantially less than the scope of those performed in our audit of the financial statements. Management is responsible for the preparation of the other information, including the management board report in accordance with Part 9 of Book 2 of the Dutch Civil Code, other information required by Part 9 of Book 2 of the Dutch Civil Code and the remuneration report in accordance with Section 2:135b of the Dutch Civil Code. |
Ten slotte is ons opgevallen dat van de drie beursvennootschappen (7,5%) die ervoor hebben gekozen het bezoldigingsverslag afzonderlijk van de (overige) jaarlijkse financiële verslaggeving te publiceren, bij slechts twee beursvennootschappen (5%) in de controleverklaring is vermeld dat het bezoldigingsverslag door een accountant is onderzocht. Bij die andere beursvennootschap is dus voor de gebruiker niet duidelijk of het bezoldigingsverslag überhaupt wel door een accountant is onderzocht, omdat zowel in de controleverklaring als in het bezoldigingsverslag niets daarover is vermeld. Bij NSI N.V., één van de beursvennootschappen die ervoor heeft gekozen een afzonderlijk bezoldigingsverslag te publiceren, is zowel in het bezoldigingsverslag als in de controleverklaring vermeld dat de accountant het bezoldigingsverslag heeft onderzocht op de wijze zoals voorgeschreven in art. 2:135b lid 7 BW. Gelet op het feit dat dergelijke vermeldingen met name van belang zijn als het bezoldigingsverslag afzonderlijk van de (overige) jaarlijkse financiële verslaggeving wordt gepubliceerd, hebben wij het bezoldigingsverslag van NSI N.V. en de daarbij door PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. afgegeven controleverklaring als wat ons betreft goede voorbeelden in Figuren
Good practice van vermelding controlewerkzaamheden bij bezoldigingsverslag in bezoldigingsverslag NSI N.V., Remuneration Report 2019, p. 9. https://nsi.nl/news/nsi-publishes-2019-annual--remuneration-report/
Audit of information provided in this Remuneration Report PWC Accountants NV, the statutory auditor of NSI NV as referred to in article 2:393 paragraph 1 DCC, has checked that the information required by article 2:135b DCC has been provided in this remuneration report. Reference for this is made to the independent auditor’s report on the financial statements 2019 dated 5 march 2020 that is included in the annual report of NSI N.V. |
Good practice van vermelding controlewerkzaamheden bij bezoldigingsverslag in controleverklaring. NSI N.V., Annual Report 2019, p. 126. https://nsi.nl/news/nsi-publishes-2019-annual--remuneration-report/
REPORT ON THE OTHER INFORMATION INCLUDED IN THE ANNUAL REPORT In addition to the financial statements and our auditor’s report thereon, the annual report contains other information that consists of: – Introduction, Management board report, Governance (including the remuneration report 2019 dated 5 March 2020); – The other information pursuant to Part 9 of Book 2 of the Dutch Civil Code; – Supplementary information. Based on the procedures performed as set out below, we conclude that the other information: – is consistent with the financial statements and does not contain material misstatements; – contains the information that is required by Part 9 of Book 2 and the sections 2:135b and 2:145 subsection 2 of the Dutch Civil Code. We have read the other information. Based on our knowledge and understanding obtained in our audit of the financial statements or otherwise, we have considered whether the other information contains material misstatements. By performing our procedures, we comply with the requirements of Part 9 of Book 2 and the section 2:135b subsection 7 of the Dutch Civil Code and the Dutch Standard 720. The scope of such procedures was substantially less than the scope of those performed in our audit of the financial statements. The management board is responsible for the preparation of the other information, including the management board’s report and the other information in accordance with Part 9 of Book 2 of the Dutch Civil Code and the remuneration report in accordance with the sections 2:135b and 2:145 subsection 2 of the Dutch Civil Code. |
Beursvennootschappen deden in hun bezoldigingsverslaggeving over boekjaar 2019 de eerste praktijkervaringen met de nieuwe verplichtingen met betrekking tot het bezoldigingsverslag. Uit ons praktijkonderzoek blijkt dat beursvennootschappen in hun bezoldigingsverslaggeving over boekjaar 2019 al goede stappen hebben gezet in de naleving van de nieuwe wettelijke eisen. De toepassing van de in de conceptversie van de Richtsnoeren opgenomen tabellen is voor verbetering vatbaar, maar aangezien de definitieve versie van de Richtsnoeren nog niet beschikbaar is en ook overigens een niet-bindend karakter heeft, is de vooralsnog beperkte toepassing van de Richtsnoeren in de bezoldigingsverslaggeving van beursvennootschappen verklaarbaar.
Voor de bezoldigingsverslagen over het boekjaar 2020 doen wij de volgende aanbevelingen:
E.P. Noorloos RA RO is lid van RJ-werkgroep Bestuursverslag/Corporate governance en RJ-werkgroep Internationale Verslaggeving en werkzaam bij KPN Corporate Control.
Mr. drs. L. in ‘t Veld is als promovendus verbonden aan het Van der Heijden Instituut, Onderzoekscentrum Onderneming & Recht, Radboud Universiteit Nijmegen en advocaat bij Stibbe.
A.E.C.M. Verhagen is als student-assistent verbonden aan het Van der Heijden Instituut, Onderzoekscentrum Onderneming & Recht, Radboud Universiteit Nijmegen.
AALBERTS NV | AEX |
ABN AMRO BANK NV | AEX |
ADYEN NV | AEX |
AEGON NV | AEX |
AKZO NOBEL NV | AEX |
ASML HOLDING NV | AEX |
ASR NEDERLAND NV | AEX |
HEINEKEN NV | AEX |
IMCD NV | AEX |
ING GROEP NV | AEX |
KONINKLIJKE AHOLD DELHAIZE NV | AEX |
KONINKLIJKE DSM NV | AEX |
KONINKLIJKE KPN NV | AEX |
KONINKLIJKE PHILIPS NV | AEX |
KONINKLIJKE VOPAK NV | AEX |
NN GROUP NV | AEX |
PROSUS NV | AEX |
RANDSTAD NV | AEX |
UNILEVER NV | AEX |
WOLTERS KLUWER NV | AEX |
ALTICE EUROPE NV | AMX |
ARCADIS NV | AMX |
ASM INTERNATIONAL NV | AMX |
BASIC-FIT NV | AMX |
BE SEMICONDUCTOR INDUSTRIES NV | AMX |
CORBION NV | AMX |
FLOW TRADERS NV | AMX |
FUGRO NV | AMX |
GRANDVISION NV | AMX |
INTERTRUST NV | AMX |
JUST EAT TAKEAWAY.COM NV | AMX |
KONINKLIJKE BAM GROEP NV | AMX |
KONINKLIJKE BOSKALIS WESTMINSTER NV | AMX |
NSI NV | AMX |
OCI NV | AMX |
PHARMING GROUP NV | AMX |
POSTNL NV | AMX |
SBM OFFSHORE NV | AMX |
SIGNIFY NV | AMX |
TKH GROUP NV | AMX |