Corresponding author: Christian Peters ( c.p.h.peters@tilburguniversity.edu ) Academic editor: Chris D. Knoops
© 2021 Christian Peters.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits to copy and distribute the article for non-commercial purposes, provided that the article is not altered or modified and the original author and source are credited.
Citation:
Peters C (2021) Is de kwaliteit van de accountantscontrole gestegen? Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 95(5/6): 169-178. https://doi.org/10.5117/mab.95.66859
|
De kwaliteit van wettelijke accountantscontroles in Nederland is al een aantal jaren onderwerp van een verhitte discussie. Zowel het kabinet, accountantsorganisaties, de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA), als de Autoriteit Financiële Markten (AFM) hebben vergaande verbetermaatregelen aangekondigd om te werken aan een betere controlekwaliteit. Dit roept de vraag op hoe het met de controlekwaliteit in Nederland gesteld is en hoe deze zich in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. Controlekwaliteit is een complex en veelzijdig begrip dat bestaat uit een input-, proces-, en uitkomstniveau. In dit onderzoek richt ik mij op het uitkomstniveau van wettelijke controles: de verslaggevingskwaliteit van de gecontroleerde jaarrekening. Ik doe dit op basis van een veelgebruikte maatstaf uit de wetenschappelijke literatuur: discretionaire accruals. Resultaten tonen aan dat de uitkomstkwaliteit van wettelijke controles van beursvennootschappen in de periode 2000–2018 significant is gestegen.
accountantscontrole, controlekwaliteit, discretionaire accruals
Dit onderzoek draagt bij aan de transparantie van de controlekwaliteit van Nederlandse accountantsorganisaties. Inspecties van de AFM richten zich veelal op het procesniveau van de accountantscontrole (de kwaliteitswaarborgen tijdens de uitvoering van de controle). Dit onderzoek complementeert deze inspecties en geeft inzicht over de kwaliteit op het uitkomstniveau van de accountantscontrole: de verslaggevingskwaliteit van de gecontroleerde jaarrekening.
Beschikbaar via databases zoals vermeld in het artikel.
In het afgelopen decennium is er forse kritiek geuit op de geleverde controlekwaliteit door Nederlandse accountantsorganisaties. De aanhoudende kritiek is niet enkel gebaseerd op flagrante incidenten, zoals bijvoorbeeld bij Vestia, Imtech, of Steinhoff, maar wordt bevestigd door informatie van de toezichthouder en interne inspectierapporten van accountantsorganisaties. Aansluitend hierop spreekt de Monitoring Commissie Accountancy (
Controlekwaliteit heeft verschillende betekenissen voor verschillende groepen stakeholders.
In dit onderzoek analyseer ik de uitkomstkwaliteit van de controle van de jaarrekeningen van Nederlandse beursvennootschappen gecontroleerd door Big 4-accountantsorganisaties. Meer specifiek meet ik de kwaliteit van de wettelijke controle van de jaarrekeningen van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen aan de hand van discretionaire accruals. Discretionaire accruals (hierna: DA) zijn binnen de wetenschappelijke literatuur een veelgebruikte maatstaf voor controlekwaliteit. DA-modellen gebruiken informatie uit de jaarrekening van een gecontroleerde onderneming en schatten de mate waarin sprake is van winststuring in de jaarrekening. Aangezien regelgevers ernaar streven om winststuring zo veel mogelijk te beperken, kunnen DA-modellen relevant zijn om de kwaliteit van de wettelijke controle in te schatten. Immers, uiteindelijk zal de accountant, als wettelijk controleur van de jaarrekening, moeten bepalen of er sprake is van winststuring (
De empirische bevindingen tonen een significante stijging van de controlekwaliteit van Big 4-accountantsorganisaties in de periode 2000–2018. Deze resultaten zijn robuust voor verschillende modelspecificaties alsmede voor verschillende schattingsmethoden, steekproeven, en de invoering van IFRS. In de steekproef nemen absolute discretionaire accruals jaarlijks gemiddeld met zo’n 0,14–0,19 procentpunt van de totale activa af. Relatief gezien bedraagt dit een daling variërend tussen de 1,83%–2,16% per jaar. Deze resultaten tonen aan dat de mate van winststuring in jaarrekeningen sinds 2000 is gedaald. Hieruit concludeer ik dat de uitkomstkwaliteit van de wettelijke controles van beursgenoteerde bedrijven, gemeten aan de hand van discretionaire accruals, in de periode 2000–2018 significant is gestegen.
Dit onderzoek draagt bij aan de transparantie omtrent controlekwaliteit in Nederland. Het onderzoek kan regelgevers, toezichthouders, accountantsorganisaties, gecontroleerde entiteiten, en gebruikers van jaarrekeningen informeren over trends in de kwaliteit van de gecontroleerde jaarrekening in de periode 2000–2018. De focus op de uitkomstkwaliteit mag dan wel leiden tot een minder fijnmazig onderzoek dan de inspecties van de AFM, het zorgt wel voor een algeheel beeld dat volgens de CTA bij de inspecties door de AFM ontbreekt (2020, p. 108). Tevens draagt dit onderzoek bij aan de oproep van Hoekstra om meer objectieve informatie over de kwaliteit van de sector te verkrijgen en hier meer wetenschappelijk onderzoek naar te doen (Minister van Financiën 2020). Daarmee complementeert dit onderzoek inspecties, zoals bijvoorbeeld uitgevoerd door de AFM. Door middel van dit onderzoek hoop ik het beeld en de discussie omtrent de controlekwaliteit in Nederland te verbreden.
In navolgende sectie geef ik een beknopte beschrijving van de ontwikkelingen omtrent controlekwaliteit en het accountantsberoep in de afgelopen decennia. Alhoewel niet als zodanig getoetst in dit onderzoek, kunnen deze ontwikkelingen bepalend zijn voor de ontwikkeling van controlekwaliteit door de jaren heen. Daaropvolgend wordt de methode uiteengezet en worden voor- en nadelen van DA-modellen nader beschouwd. Daarna volgt een overzicht van de empirische bevindingen. De laatste sectie concludeert.
Het Nederlandse accountantsberoep wordt historisch gezien gekenmerkt door een hoge mate van zelfregulatie die voortkwam uit Limperg’s ‘leer van het gewekte vertrouwen’. In 1970 werd de accountantscontrole verplicht gesteld voor bedrijven genoteerd aan de Amsterdamse beurs, waarna in 1983 de accountantscontrole ook verplicht werd voor middelgrote en grote besloten en naamloze vennootschappen. Tot de Wet Toezicht Accountantsorganisaties in 2006 waren er weinig controlestandaarden voor accountants (Meuwissen and Wallage 2006). Drie belangrijke onderdelen van de Wet Toezicht Accountantsorganisaties waren de vergunningsplicht voor accountantsorganisaties, een vereist ‘stelsel van kwaliteitsbeheersing’, en onafhankelijk publiek toezicht door de AFM op naleving van regels gesteld voor accountantsorganisaties en accountants die wettelijke controles verrichten. Daarnaast werden transparantieverslagen en opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordelingen voor OOB-accountantsorganisaties ingesteld.
Door de financiële crisis in 2008–2009 nam de maatschappelijke belangstelling voor de gepresenteerde cijfers door ondernemingen toe, mede door verhoogde druk op bedrijven om cijfers zo rooskleurig mogelijk te presenteren alsmede de verhoogde subjectiviteit van de waardering van financiële vaste activa veroorzaakt door de afgenomen liquiditeit (
Per 2013 werd de Wet op het accountantsberoep (Wab) van kracht, welke leidde tot verplichte scheiding van controle- en adviesactiviteiten, verplichte rotatie van accountantsorganisaties, en verplichte rapportage van activiteiten aan de AFM. Op basis van het rapport van september 2014 bleek de controlekwaliteit volgens de AFM onvoldoende verbeterd: 18 van de 40 controledossiers bleken onvoldoende.
Onder maatschappelijke druk investeerden accountantsorganisaties fors in maatregelen om de controlekwaliteit te verbeteren. Zo werd vanuit de beroepsgroep de Werkgroep Toekomst Accountantsberoep (WTA) opgericht. In haar rapport constateerde de WTA dat: “de hoogconjunctuur waarin veel van de huidige accountants zich professioneel hebben ontwikkeld, gecombineerd met het ontbreken van effectieve correctiemechanismen zoals extern toezicht, heeft geleid tot een geleidelijke verwaarlozing van elementaire vakprincipes” (
Op basis van de genomen verbetermaatregelen concludeerde de MCA in haar eindrapport ‘Spiegel voor de accountancysector’ (
Uit een rapport van de AFM uit 2018 bleek dat de kwaliteit van de wettelijke controles mogelijk achterbleef bij het maatschappelijk gewenste kwaliteitsniveau (
Uit het rapport van de CTA kwam naar voren dat een juist en integraal beeld van de kwaliteit van wettelijke controles ontbrak, in het bijzonder ook het niveau van de waarborging van de kwaliteit binnen accountantsorganisaties (
Concluderend is er door verschillende commissies veel gezegd en geschreven over de kwaliteit van de accountantscontrole, waarin veelal wordt gesproken over een structureel kwaliteitsprobleem. Het accountantsberoep heeft echter geen definitie van controlekwaliteit vastgelegd in controlestandaarden en een integraal beeld van de gerealiseerde kwaliteit ontbreekt. Hoewel inspecties door de AFM inzicht kunnen geven in het proceskwaliteit, is de steekproef van de AFM redelijk beperkt en niet aselect (
Om de controlekwaliteit te meten maak ik gebruik van discretionaire accruals-modellen (DA-modellen). Het idee achter DA-modellen is dat managers van gecontroleerde entiteiten invloed hebben op de winstcijfers door middel van verslaggevingskeuzes. Door een bepaald verslaggevingsalternatief te gebruiken kan het winstcijfer worden aangepast. Zo kan de winst opwaarts of neerwaarts bijgesteld worden, kan er worden gezorgd voor winstegalisatie, of kan de ‘taking a bath’-strategie worden toegepast. Winststuring kan bijvoorbeeld worden bereikt door het vormen van voorzieningen, het al dan niet kapitaliseren van ontwikkelingskosten, of het realiseren van extra omzet in een bepaald boekjaar. Deze winststuring komt doorgaans tot uiting in accruals. Een DA-model schat aan de hand van een lineaire regressie wat de accruals van een bedrijf zouden zijn als het management geen enkele invloed zou hebben op de winst door middel van verslaggevingskeuzes. Het verschil tussen deze verwachting en de werkelijke waarde van de accruals zijn de discretionaire accruals en wordt gebruikt als maatstaf van winststuring (bijvoorbeeld
Het gebruik van DA-modellen heeft zowel voor- als nadelen. Een voordeel van DA-modellen is dat ze worden geschat op basis van goed beschikbare data uit de jaarrekeningen van gecontroleerde ondernemingen. Andere maatstaven van controlekwaliteit, zoals rechtszaken tegen accountants, opgelegde boetes door de toezichthouder, going concern opinions, bijstellingen van gerapporteerde resultaten, gevonden materiële afwijkingen, en deficiënties gevonden in de interne beheersingssystemen duiden op extreme gevallen en komen slechts zelden voor (
Een nadeel van het gebruik van DA-modellen is dat keuzes omtrent accruals gezamenlijk worden bepaald door beslissingen van zowel klant als accountant. Wanneer er sprake is van een hoge kwaliteit externe verslaggeving is het niet duidelijk of dit door de accountant komt, of door de gecontroleerde entiteit, die mogelijk reeds hoge kwaliteit externe verslaggeving had alvorens de accountantscontrole plaatsvond. Deze keuzes zijn empirisch moeilijk los van elkaar te koppelen. Omdat een accountantscontrole als doel heeft om de betrouwbaarheid van de externe verslaggeving te verhogen, worden de discretionaire accruals veel gebruikt als maatstaf van controlekwaliteit (
Data worden verkregen vanuit de Compustat Global Annual Fundamentals database.
Selectiecriteria Steekproef | Aantal bedrijfsjaren | |
---|---|---|
Nederlandse beursgenoteerde bedrijven in Compustat Global 2000–2018 | 3.512 | |
Minus: Bedrijfsjaren uit de financiële sector (SIC 60–69) of zijnde nutsbedrijven (SIC 44–49) | (956) | |
Minus: Bedrijfsjaren met data in andere valuta dan Euro of Gulden | (371) | |
Minus: Bedrijfsjaren met missende variabelen voor berekening totale accruals | (29) | |
Minus: Bedrijfsjaren met missende controlevariabelen | (305) | |
Minus: Bedrijfsjaren niet gecontroleerd door een Big 4 accountantsorganisatie | (291) | |
Minus: Bedrijfsjaren met een verandering in verslaggevingsstandaarden in het voorgaande jaar. | (99) | |
Minus: Bedrijven met minder dan 10 jaar aan data beschikbaar | (408) | |
Aantal observaties | 1.054 |
Voor het meten van de discretionaire accruals gebruik ik drie modellen: het Modified Jones model (
(1)
(2)
(3)
In deze regressies is totale accruals geschaald door een maatstaf van totale activa.
Variabele | N | Gem. | St. Dev. | Minimum | Maximum |
---|---|---|---|---|---|
AccrualsModified Jones | 1.054 | -0,05 | 0,11 | -1,37 | 0,80 |
AccrualsCash Flow/DD | 1.054 | 0,01 | 0,09 | -0,90 | 0,65 |
|DA|Modified Jones | 1.054 | 0,07 | 0,09 | 0,00 | 1,00 |
|DA|Cash Flow | 1.054 | 0,06 | 0,08 | 0,00 | 0,91 |
|DA|DD | 1.054 | 0,06 | 0,08 | 0,00 | 0,90 |
|DA|BS Modified Jones | 1.054 | 0,07 | 0,09 | 0,00 | 1,00 |
|DA|BS Cash Flow | 1.054 | 0,06 | 0,08 | 0,00 | 0,91 |
|DA|BS DD | 1.054 | 0,06 | 0,08 | 0,00 | 0,91 |
De modellen worden geschat op basis van de tijdsserie van elk bedrijf. Zo wordt per bedrijfsjaar de verhouding tussen de variabele uit het respectievelijke model en totale accruals geschat op basis van andere bedrijfsjaren van hetzelfde bedrijf. Om de robuustheid van de bevindingen te vergroten pas ik ook drie DA-modellen toe die controleren voor de asymmetrische tijdigheid van opbrengsten en kosten (
Allereerst bereken ik de gemiddelde absolute discretionaire accruals per jaar op basis van de zes DA-modellen. Figuur
Discretionaire Accruals (omgekeerde schaal) 2000–2018. Door het zeer geringe aantal observaties in 2005, veroorzaakt door de implementatie van IFRS-standaarden, is 2005 niet meegenomen in de grafiek.
Ten tweede voer ik formele toetsen uit om te onderzoeken of de stijging (daling) in controlekwaliteit (absolute DA) statistisch significant is. Tabel
Panel A: Discretionaire Accruals Modellen | ||||||
Onafhankelijke variabelen | Modified Jones | Cash Flow | Dechow-Dichev | |||
Coëfficiënt | t-stat (p-waarde) | Coëfficiënt | t-stat (p-waarde) | Coëfficiënt | t-stat (p-waarde) | |
Fiscaal Jaar | -0,0015*** | -2,95 (0,003) | -0,0015*** | -3,35 (0,001) | -0,0014*** | -3,23 (0,001) |
Intercept | 0,0816*** | 14,21 (< 0,001) | 0,0694*** | 15.16 (< 0,001) | 0,0679*** | 14,79 (< 0,001) |
R2 | 0,90% | 1,05% | 0,99% | |||
Observaties | 1.054 | 1.054 | 1.054 | |||
F-Statistiek (vrijheidsgraden) | 8,71*** (1, 1.052) | 11,24*** (1, 1.052) | 10,45*** (1, 1.052) | |||
Panel B: Discretionaire Accruals Modellen op basis van |
||||||
Onafhankelijke variabelen | Modified Jones | Cash Flow | Dechow-Dichev | |||
Coëfficiënt | t-stat (p-waarde) | Coëfficiënt | t-stat (p-waarde) | Coëfficiënt | t-stat (p-waarde) | |
Fiscaal Jaar | -0,0015*** | -3,05 (0,002) | -0,0014*** | -3,25 (0,001) | -0,0014*** | -3,14 (0,002) |
Intercept | 0,0789*** | 14,10 (< 0,001) | 0,0690*** | 15,10 (< 0,001) | 0,0674*** | 14,65 (< 0,001) |
R2 | 0,95% | 0,99% | 0,94% | |||
Observaties | 1.054 | 1.054 | 1.054 | |||
F-Statistiek (vrijheidsgraden) | 9,29*** (1, 1.052) | 10,58*** (1, 1.052) | 5,23*** (1, 1.052) |
De coëfficiënten in de regressies variëren tussen de -0,0014 en -0,0015 en zijn in elk model statistisch significant (p < 0,01).
Een mogelijk probleem van studies omtrent discretionaire accruals is dat het schatten van de DA-modellen zorgt voor grote steekproefuitval (
Om de robuustheid van de bevindingen te vergroten, gebruik ik eenzelfde cross-sectionele schattingsmethode als
Onafhankelijke variabelen | Modified Jones | Cash Flow | Dechow-Dichev | |||
---|---|---|---|---|---|---|
Coëfficiënt | t-stat (p-waarde) | Coëfficiënt | t-stat (p-waarde) | Coëfficiënt | t-stat (p-waarde) | |
Fiscaal Jaar | -0,0019*** | -3,15 (0,002) | -0,0018*** | -4,40 (< 0,001) | -0,0017*** | -3,89 (< 0,001) |
Intercept | 0,1032*** | 4,26 (< 0,001) | 0,0904*** | 5.14 (< 0,001) | 0,0858*** | 4,93 (< 0,001) |
Firm-Fixed Effects | JA | JA | JA | |||
R2 | 30,46% | 36,30% | 32,89% | |||
Observaties | 1.462 | 1.462 | 1.462 | |||
F-Statistiek (vrijheidsgraden) | 3,42*** (155, 1.295) | 4,45*** (155, 1.295) | 3,82*** (155, 1.295) |
Ten tweede is een limitatie van deze studie dat de geobserveerde mate van winststuring zowel een resultaat kan zijn van ontwikkelingen in externe verslaggevingskwaliteit alsook ontwikkelingen in controlekwaliteit. Deze twee constructen zijn conceptueel met elkaar verweven (bijvoorbeeld
Onafhankelijke variabelen | Gecombineerd Model | Periode 2000–2004 | Periode 2005–2018 | |||
---|---|---|---|---|---|---|
Coëfficiënt | t-stat (p-waarde) | Coëfficiënt | t-stat (p-waarde) | Coëfficiënt | t-stat (p-waarde) | |
Fiscaal Jaar | -0,0014** | -2,33 (0,020) | -0,0058** | -2,29 (0,023) | -0,0011* | -1,85 (0,064) |
IFRS | -0.0012 | -0,17 (0,868) | ||||
Intercept | 0,0725*** | 5,46 (< 0,001) | 0,0817*** | 11,56 (< 0,001) | 0,0684*** | 4,44 (< 0,001) |
R2 | 1,46% | 1,46% | 0,43% | |||
Observaties | 1.054 | 300 | 754 | |||
F-Statistiek (vrijheidsgraden) | 7,69*** (2, 1.051) | 5,26** (1, 298) | 3,43* (1, 752) |
In het afgelopen decennium is er een verhit debat gevoerd over de controlekwaliteit in Nederland. Een geïnformeerde discussie hieromtrent werd soms verhinderd doordat controlekwaliteit zich moeilijk laat meten. Inspecties van de AFM geven inzichten in de kwaliteit van het controleproces, maar richten zich vooral op het procesniveau van controlekwaliteit. Discussies worden dus voornamelijk gevoerd aan de hand van de beschikbare informatie over proceskwaliteit. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de steekproeven van de AFM beperkt zijn in omvang, en geen representatieve of aselecte steekproef zijn, waardoor een algeheel beeld van de kwaliteit van de sector dus ontbreekt (
Deze studie is ook onderhevig aan beperkingen. De voornaamste beperking is dat de trend in discretionaire accruals niet kan worden uitgesplitst in controlekwaliteit en verslaggevingskwaliteit. Ontwikkelingen in de vennootschapsbelasting, het rentepercentage, de reële economie, en verslaggevingsstandaarden kunnen de aantrekkelijkheid van discretionaire accruals verminderd hebben en daarmee van invloed zijn op de trend. De rol van de accountant hierin kan tweeledig zijn. Namelijk, de accountant kan vanuit een ‘opvoedende’ rol ondernemingen zover krijgen om minder winst te sturen. Daarnaast kan de accountant, wanneer de onderneming blijft volharden in winststuring, correctieboekingen aanbrengen. Belangrijk is dat de conclusies die getrokken worden van toepassing zijn op het uitkomstniveau van de accountantscontrole. Er kunnen op basis van deze studie dus geen valide conclusies worden getrokken over het input- of het procesniveau van controlekwaliteit. Het is noodzakelijk dat het accountantsberoep zoekt naar additionele audit quality indicators om zo een uitgebreider overzicht te krijgen omtrent de controlekwaliteit. De huidige ontwikkelingen hieromtrent, met name het opstellen van audit quality indicators door de daarvoor in het leven geroepen werkgroepen bieden alvast hoop voor de toekomst.
C.P.H. Peters MSc. is als promovendus verbonden aan Tilburg University.
Ik dank Chris Knoops (hoofdredacteur), drie anonieme reviewers, en Bart Dierynck hartelijk voor hun behulpzame opmerkingen, suggesties, en feedback. Tevens ben ik de Foundation for Auditing Research zeer erkentelijk voor financiële ondersteuning.
OOB-accountantsorganisaties zijn accountantsorganisaties die een vergunning hebben om de wettelijke controle van organisaties van openbaar belang (OOB’s) uit te mogen voeren.
Data omvat historische data uit de originele jaarrekening van het bedrijf. Bijstellingen, bijvoorbeeld zoals gemaakt in interim-rapportages, worden derhalve niet in de data meegenomen. Dit houdt in dat bedrijven die in 2005 IFRS implementeren, vanaf 2005 de jaarrekening op IFRS-grondslag hebben. De cijfers uit de jaarrekeningen van 2004 zijn dus niet aangepast voor bedrijven die in 2005 IFRS implementeren. Bedrijfsjaren waarin een wijziging in verslaggevingsstandaarden is toegepast zijn niet opgenomen in de steekproef.
Daarnaast omvat de initiële selectie data uit de jaren 1998, 1999 en 2019 om lag- en lead-variabelen te berekenen.
De steekproef omvat 17 observaties die in guldens worden gerapporteerd volgens de Compustat Global database, deze worden verrekend naar Euro’s aan de hand van wisselkoers €1 = fl. 2,20371.
Ter robuustheid gebruik ik een alternatief selectiecriterium waarbij er tenminste 14 observaties beschikbaar dienen te zijn (
In het Modified Jones model worden totale accruals gemeten door de verandering in werkkapitaal gedurende het boekjaar (vlottende activa exclusief liquide middelen minus vlottende passiva) te verminderen met afschrijvingskosten (
Alle observaties van de afhankelijke variabele met een waarde hoger dan 1 worden gewinsoriseerd tot 1 (zie ook
Inferenties blijven ongewijzigd wanneer 2005, 2006, of beide jaren niet worden meegenomen in de steekproef.
Inferenties blijven ongewijzigd wanneer bedrijfsvaste (firm-fixed) effecten worden gebruikt.