Corresponding author: Wim Westerman ( w.westerman@rug.nl ) Academic editor: Chris D. Knoops
© 2021 Wim Westerman.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits to copy and distribute the article for non-commercial purposes, provided that the article is not altered or modified and the original author and source are credited.
Citation:
Westerman W (2021) Rondom zakendoen en risicobeheer: kasgeld in Nederlandse bedrijven. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 95(9/10): 343-350. https://doi.org/10.5117/mab.95.69359
|
Als bedrijven meer zaken doen, hebben ze ook relatief meer liquiditeiten (“kasgeld”) nodig. Maar ook als ze meer risico hebben kan dat het geval zijn, vooral na de wereldwijde financiële crisis van 2008/09. De Nederlandse kasratio (kasgeld/activa) blijkt weliswaar in belangrijke mate stabiel te zijn, maar past zich vertraagd bij omstandigheden aan. Sommige bedrijfsspecifieke factoren doen er daarbij toe: de bedrijfsomvang, het niveau van het werkkapitaal en de marktwaarde versus boekwaarde ratio. De genoemde effecten worden aangetoond in een steekproef van beursgenoteerde bedrijven met hoofdkantoren in Nederland, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen de jaren 2002–2009 en 2010–2018. Het idee dat het liquiditeitsbeheer steeds meer een onderdeel is geworden van het financieel risicobeheer in plaats van andersom is gewettigd vanwege de onverwachte positieve invloed van werkkapitaal en de invloed van volatiliteit van kasstromen op de kasratio na de financiële crisis.
Kasgeld, Nederland, financiële crisis, (sectorale) cashflow volatiliteit, (complementair) werkkapitaal
Beursgenoteerde Nederlandse bedrijven kennen een stabiele kasgeldpolitiek. Niettemin versterken de politiek rondom liquiditeiten en (overig) werkkapitaal elkaar en is de kasgeldpolitiek sinds de financiële crisis gevoelig geworden voor beweeglijkheid van de kasstromen. Liquiditeitsbeheer is daarmee steeds meer onderdeel geworden van financieel risicobeheer. Het advies is om de kasbehoefte goed af te stemmen op ontwikkelingen in de kasstroom en het werkkapitaal en risico’s rondom het kasgeld te spreiden.
Het risicoaspect bij de financiering lijkt er meer dan voorheen toe te doen en het aanhouden van liquiditeiten (“kasgeld”) is een serieuze kwestie geworden. Het lijkt erop dat de wereldwijde financiële crisis van 2008/09 hierbij de grote veranderaar is geweest. Als dit idee voor Nederlandse bedrijven bevestigd kan worden, is het goed om te weten wat er eigenlijk precies veranderd is. Dat maakt het zinvol om de ontwikkeling in het kasgeldniveau (versus activa; de kasratio) in de tijd te onderzoeken. De term kasgeld refereert aan kas plus kasequivalenten: hooguit over 3 maanden vrijvallende tegoeden.
Het bovenstaande leidt tot de volgende onderzoeksvraag: “Hoe heeft het niveau van het kasgeld zich bij Nederlandse bedrijven ontwikkeld en welke bedrijfsspecifieke invloeden zijn hierbij te onderkennen?”
Deze vraag is niet nieuw, ook niet voor MAB-lezers.
Ons land heeft qua regelgeving, cultuur en gewoonten zowel Continentaal-Europese als Angelsaksische kenmerken. Qua bruto nationaal product hoort Nederland bij de top 20 ter wereld. Het heeft een open economie als gekeken wordt naar de handelsbalans en is het een belangrijke investeerder wereldwijd, ook zonder de investeringen die via ons land geleid worden. Nederland is een financieel centrum van betekenis met onder meer hoofdkantoren van multinationale ondernemingen, drie grote banken en een omvangrijke aandelenbeurs. Het onderzoek gaat over bedrijven die aan deze beurs genoteerd zijn.
Hierna wordt de onderzoeksvraag beantwoord. Eerst wordt in paragraaf 2 vanuit de literatuur het kader van de variabelen geschetst waarmee dat gebeurt. Daarna komen in paragraaf 3 de gegevensselectie, de toegepaste methodologie en de kernobservaties aan bod. De onderzoeksresultaten worden beschreven en besproken in paragraaf 4. Paragraaf 5 sluit het artikel af met een conclusie en enige aanbevelingen.
De academische literatuur over kasgeld is omvangrijk.
De moderne theorievorming over kasgeld is sinds twee decennia volwassen.
Daar waar
Variabele | Definitie |
---|---|
Kas | Kas en kasequivalenten (CHE) gedeeld door de boekwaarde van de activa (AT). |
Omvang | Het natuurlijke logaritme van de totale boekwaarde van de activa (AT), omgerekend naar USD op basis van gemiddelde jaarlijkse wisselkoersen, verkregen uit de OECD database. |
Dividend | Binaire variabele, gelijk aan 1 als het bedrijf dividend uitkeert in het desbetreffende jaar (DVC). |
Cashflow | Operationeel resultaat voor afschrijvingen (OIBDP), minus financiële kosten (XINT), winst-belasting (TXT) en dividend (DVC), gestandaardiseerd met de boekwaarde van de activa (AT). |
Cashflow vol | De jaarlijkse standaarddeviatie van Cashflow is berekend voor elk bedrijf voor de voorgaande tien jaren (vanaf 1992 voor 2002). Minstens vijf observaties zijn vereist voor het berekenen van een standaarddeviatie. Daarna zijn jaargemiddelden over 2-cijfer SIC sectorcodes berekend. |
Acquisities | Ratio van de acquisities (AQC) versus de boekwaarde van de activa (AT), ontbrekende waarden zijn op nul gesteld. |
R&D | Ratio van de R&D uitgaven (XRD) versus de boekwaarde van de activa (AT), ontbrekende waarden zijn op nul gesteld. |
CAPEX | Ratio van investeringsuitgaven (CAPX) versus de boekwaarde van de activa (AT). |
Schuldratio | Lange termijn schuld (DLTT) plus schuld in vlottende passiva (DLC), gestandaardiseerd met de boekwaarde van de activa (AT). |
Werkkapitaal | Vlottende activa (ACT) minus Kas (CHE), minus vlottende passiva (LCT), gestandaardiseerd met de boekwaarde van de activa (AT). |
MB ratio | Marktwaarde aandelenvermogen, plus totale activa (AT) minus boekwaarde eigen vermogen (CEQ), gedeeld door de totale boekwaarde van de activa (AT). De marktwaarden zijn afgeleid uit Thomson Reuters Datastream. Als gehanteerde valuta niet pasten bij de Compustat data, is de marktwaarde geconverteerd op basis van de wisselkoersen die verstrekt zijn door de OECD. |
Groei | Groeipercentage van het bruto nationaal product, gebaseerd op gegevens van de Wereldbank. |
Interest | Officiële rentepercentage per ultimo, zoals gehanteerd door de ECB bij transacties met banken. |
Grote bedrijven hebben relatief minder kasgeld nodig dan kleine, wegens schaalvoordelen bij het aantrekken en aanhouden van kasgeld, bij minder operationele onzekerheid. Een hogere marktwaarde versus boekwaarde, als indicator voor groei, zal tot het aanhouden van meer kasgeld kunnen leiden. Meer R&D-uitgaven kunnen om dezelfde reden, maar ook wegens onzekerheden, eveneens tot een hoger kasniveau leiden. Bij meer cashflow kan minder kasgeld nodig zijn, voor zover deze niet elkaars substituten zijn. Complementair werkkapitaal wordt vaak ook als substituut voor kasgeld beschouwd. Voor kapitaalsinvesteringen en overnames die met liquide worden voldaan is kasgeld nodig, dus wordt vaak een negatief verband verondersteld. Onzekerheid in de kasstroom leidt tot een grotere behoefte aan kasgeld. Een hogere schuld kan bij zowel een hoger als een lager kasniveau horen, afhankelijk van de toekomstige vermogensbehoefte. Dividendbetalers worden als kredietwaardig beschouwd en kunnen daarom relatief minder kasgeld nodig hebben.
De gegevens voor dit onderzoek zijn grotendeels ontleend aan een lopend project waarbij Amerikaanse en (West-) Europese kasniveaus met elkaar worden vergeleken, waarbij overigens opgemerkt moet worden dat de statistische methodiek verschilt. De gebruikte bron is Compustat Global, een database met gegevens over beursgenoteerde en dus veelal grote bedrijven. De financiële sector en nutsbedrijven zijn uitgezonderd. De uitsnede waarover hier wordt gerapporteerd betreft bedrijven die hun hoofdkantoor in Nederland hebben.
Nederland | N | Gemiddelde | Standaard dev. | Minimum | Maximum |
Kas | 1.046 | 0,124 | 0,149 | 0,000 | 0.961 |
Omvang | 1.046 | 6,881 | 2,183 | 1,793 | 11,067 |
R&D | 1.046 | 0,021 | 0,050 | 0,000 | 0,587 |
CAPEX | 1.046 | 0,046 | 0,045 | 0,000 | 0,349 |
Schuldratio | 1.046 | 0,231 | 0,177 | 0,000 | 1,278 |
Werkkapitaal | 1.046 | 0,026 | 0,176 | -0,844 | 0,461 |
Acquisities | 1.046 | 0,023 | 0,049 | -0,005 | 0,341 |
Dividend | 1.046 | 0,770 | 0,421 | 0,000 | 1,000 |
MB ratio | 1.046 | 1,660 | 1,131 | 0,548 | 9,721 |
Cashflow | 1.046 | 0,051 | 0,119 | -1,655 | 0,290 |
Cashflow vol | 805 | 0,072 | 0,043 | 0,009 | 0,192 |
Groei | 1.046 | 1,380 | 1,708 | -3,667 | 3,773 |
Interest | 1.046 | 1,649 | 1,325 | 0,000 | 4250 |
2002–2009 | N | Gemiddelde | Standaard dev. | Minimum | Maximum |
---|---|---|---|---|---|
Kas | 608 | 0,116 | 0,124 | 0,000 | 0,659 |
Omvang | 608 | 6,521 | 2,164 | 1,793 | 11,067 |
R&D | 608 | 0,014 | 0,038 | 0,000 | 0,449 |
CAPEX | 608 | 0,051 | 0,051 | 0,000 | 0,349 |
Schuldratio | 608 | 0,228 | 0,171 | 0,000 | 1,278 |
Werkkapitaal | 608 | 0,041 | 0,179 | -0,844 | 0,429 |
Acquisities | 608 | 0,026 | 0,054 | -0,005 | 0,341 |
Dividend | 608 | 0,738 | 0,440 | 0,000 | 1,000 |
MB ratio | 608 | 1,520 | 0,823 | 0,548 | 9,399 |
Cashflow | 608 | 0,049 | 0,132 | -1,655 | 0,290 |
Cashflow vol | 431 | 0,077 | 0,044 | 0,017 | 0,167 |
Groei | 608 | 1,359 | 1,996 | -3,667 | 3,773 |
Interest | 608 | 2,606 | 0,834 | 1,250 | 4,250 |
Nederland | N | Gemiddelde | Standaard dev. | Minimum | Maximum |
---|---|---|---|---|---|
Kas | 438 | 0,136 | 0,177 | 0,001 | 0,961 |
Omvang | 438 | 7,382 | 2,112 | 3,116 | 11,067 |
R&D | 438 | 0,031 | 0,063 | 0,000 | 0,587 |
CAPEX | 438 | 0,039 | 0,036 | 0,000 | 0,216 |
Schuldratio | 438 | 0,235 | 0,185 | 0,000 | 1,278 |
Werkkapitaal | 438 | 0,005 | 0,171 | -0,835 | 0,461 |
Acquisities | 438 | 0,019 | 0,040 | -0,005 | 0,341 |
Dividend | 438 | 0,813 | 0,391 | 0,000 | 1,000 |
MB ratio | 438 | 1,853 | 1,433 | 0,628 | 9,721 |
Cashflow | 438 | 0,054 | 0,098 | -0,754 | 0,290 |
Cashflow vol | 374 | 0,067 | 0,040 | 0,009 | 0,192 |
Groei | 438 | 1,411 | 1,199 | -1,030 | 2,911 |
Interest | 438 | 0,320 | 0,435 | 0,000 | 1,200 |
In Figuur
Kasratio’s in Nederlandse bedrijven (2002–2018). Gemiddelde kasratio (‘mean_cash_w’) per fiscaal jaar (‘Data Year - Fiscal’). Bron: Compustat Global.
Mogelijk is er dus meer stabiliteit dan het lijkt en/of zijn verbanden toch ingewikkelder. Dit wordt bezien met dynamische regressiemodellen. De 1-jaar vertraagde variabele Kas wordt hierbij als regressor opgenomen. Deze variabele heeft niet alleen grote invloed, maar helpt ook om endogeniteit van de afhankelijke variabele op te vangen. De andere onafhankelijke variabelen zijn bij de regressies eveneens één jaar vertraagd. Voor jaar- en sectoreffecten wordt gecorrigeerd. Met ‘correlated random effects’ worden bepaalde correlaties ondervangen. Er worden pseudo-dummy’s geïntroduceerd, daar waar additionele vaste effecten niet werken. De data worden afgekapt (‘winsorising’ op 1% en 99% niveau). Door het instellen van ‘Wooldridge conditions’ wordt met dynamiek en non-lineariteit in de gelegde verbanden rekening gehouden en ontstaat er een goed startpunt voor de regressies.
Volgens
Tabel
Dynamische 2Tobit regressies kasniveaus Nederlandse bedrijven 2002–2018.
Nederland | N | 2002–2009 | 2010–2018 | 2002–2018 |
---|---|---|---|---|
Kas | 805 | 0,448*** | 0,541*** | 0,517*** |
(0,048) | (0,051) | (0,031) | ||
Omvang | 805 | -0,038* | 0,010 | -0,016** |
(0,016) | (0,013) | (0,007) | ||
R&D | 805 | 0,066 | 0,051 | 0,144 |
(0,271) | (0,146) | (0,114) | ||
CAPEX | 805 | (0,104) | 0,071 | 0,006 |
(0,141) | (0,270) | (0,103) | ||
Schuldratio | 805 | (0,009) | 0,009 | 0,025 |
(0,057) | (0,043) | (0,027) | ||
Werkkapitaal | 805 | 0,024 | 0,131*** | 0,063** |
(0,047) | (0,045) | (0,030) | ||
Acquisities | 805 | 0,076 | -0,037 | -0,043 |
(0,077) | 0,076 | (0,052) | ||
MB ratio | 805 | 0,016* | 0,016** | 0,008** |
(0,008) | (0,007) | (0,004) | ||
Dividend | 805 | -0,021 | -0,026 | -0,026** |
(0,018) | (0,026) | (0,012) | ||
Cashflow | 805 | 0,025 | -0,095 | 0,032 |
(0,084) | (0,078) | (0,051) | ||
Cashflow vol | 805 | -0,363 | 0,914** | 0,177 |
(0,520) | (0,381) | (0,205) | ||
Groei | 805 | 0,160 | 0,001 | 0,006 |
(0,277) | (0,016) | (0,019) | ||
Interest | 805 | -0,135 | 0,034 | 0,103 |
(0,199) | (0,287) | (0,354) |
Anders dan de economischegroeivariabele, doet de bedrijfsspecifieke MB ratio-variabele er wel toe. Omvang verliest zijn significantie in de loop der tijd. Het voordeel dat relatief grote bedrijven hebben bij het liquiditeitsbeheer lijkt te eroderen. Dat kan te maken hebben met het verminderde belang van centralisatie van het cash management, zoals dat recent in de praktijk herkenbaar wordt. Daarnaast kan toegenomen risico bij bankrelaties ook een rol spelen: de afweging tussen kosteneffectiviteit (schaalvoordelen) en blootstellingsrisico valt dan minder ten voordele van het (één) huisbankiermodel uit. Daarnaast kan het ook zijn dat de operationele risico’s bij grote bedrijven sinds de crisis meer nopen tot het aanhouden van kasgeld. De variabelen die investeringen in ruime zin meten (R&D, CAPEX en Acquisities) geven zelfstandig overigens geen aanleiding tot het maken van deze veronderstelling.
De investeringen in werkkapitaal hebben in de loop der tijd wel meer invloed gekregen op het kasniveau. Het verwachte negatieve verband is niet aangetroffen, integendeel: het eerder niet-significante positieve verband is na de crisis goed zichtbaar geworden. Voor het onderhouden van het werkkapitaal is mogelijk ondertussen eerder kasgeld dan schuld nodig. Daar kan een risicoperceptie achter zitten: werkkapitaal lijkt minder direct door banken gefinancierd te worden en meer indirect met bijvoorbeeld ‘reverse factoring’ constructies.
De gestelde vraag was: “Hoe heeft het niveau van het kasgeld zich bij Nederlandse bedrijven ontwikkeld en welke bedrijfsspecifieke invloeden zijn hierbij te onderkennen?” Het antwoord hierop is kortweg: “stabiel of licht opwaarts, bij meer risico”. In lijn met eerder Nederlands onderzoek (
Zoveel hoofden, zoveel zinnen. Als liquiditeitsbeheer echter traditioneel wordt begrepen als het beheer van kasgelden en (complementair) werkkapitaal, kan gesteld worden dat het drie doelstellingen kent: 1) het verkrijgen en handhaven van toegang tot de geldmarkt, 2) het beschermen van het kortetermijnvermogen tegen financiële risico’s en 3) het optimaliseren van de financiële logistiek. Opvallend is dat in sommige visies het tweede doel geen zelfstandige rol speelt, maar blijkens het bovenstaande van groot belang is geworden. Liquiditeitsbeheer ging vroeger over beheersing van kassaldo’s en geldstromen, met een schuin oog op debiteuren, voorraden en mogelijk beleggingen en/of leningen. Liquiditeitsbeheer gaat nu echter over het beheersen van kortetermijnfinancieringsrisico’s. Het is daarmee steeds meer een onderdeel geworden van financieel risicobeheer, in plaats van andersom zoals vroeger.
Voor onderzoekers liggen er nu veel wegen open. Ten opzichte van standaardonderzoek is het opvallend dat in de Nederlandse situatie het complementair werkkapitaal inderdaad complementair blijkt te zijn en het kasgeld niet substitueert. Dit vraagt om nader onderzoek. Alhoewel de rentevoet is verschrompeld en voorlopig een niet-relevante factor lijkt te zijn, doet het financiële systeem er bij Nederlandse beursgenoteerde bedrijven vast wel toe: niet zozeer in kosten maar wel in risico. Het is dus nuttig om meer op aanbod en vraag in dit systeem in te zoomen en dit goed te bezien voor het specifieke Nederlandse financiële systeem. Daarnaast kan een landen- en/of regiovergelijking nuttig zijn, de auteur is hier op een deels afwijkende manier met anderen mee bezig. Verder is het nuttig om het kasbeheer en het werkkapitaalbeheer meer in onderlinge samenhang en wisselwerking te bestuderen.
In het bedrijfsleven heeft men al lang bedacht hoe er in de veranderde situatie gehandeld kan worden en dit ook toegepast tijdens bijvoorbeeld de Coronacrisis. Niettemin is het van belang om toch een paar aspecten te benadrukken. In aanvulling op algemene noties als het streven naar een coherent raamwerk en het vermijden van traditionele valkuilen zijn er een paar vuistregels uit dit onderzoek af te leiden: 1) stem de kasbehoefte af op ontwikkelingen in het werkkapitaal, 2) bewaak het risico rondom de eigen kasstroom en 3) bed het liquiditeitsbeheer in in het financieel risicobeheer.
Dr. W. (Wim) Westerman is universitair docent bij de vakgroep economie, econometrie en financiering van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij dankt Marc-Oliver Polten, Halit Gonenc en Michaela Kesina voor hun hulp bij de dataverzameling en de modellering. Eventueel resterende fouten en omissies komen uiteraard voor rekening van de auteur
Een kleine minderheid daarvan heeft een niet-Nederlands karakter en kan fiscaal gedreven zijn. Het gaat naar het lijkt om zo’n 10% van de observaties, waarbij vijf bedrijven er met meer dan vier waarnemingen uitspringen. Deze bedrijven met 65 observaties hebben over de onderzoeksperiode als geheel een relatief hoge kasratio van 14,3%.
Het onderzoek van
Als nieuwkomers in de 2010–2018 populatie buiten beschouwing worden gelaten, overigens conform een analyse van
Bij reverse factoring verkrijgt de crediteur krediet van de bank op basis van de kredietwaardigheid van de debiteur. Kredietvoorwaarden kunnen daardoor versoepelen.