Corresponding author: Willem Buijink ( willem.buijink@ou.nl ) Academic editor: Chris D. Knoops
© 2021 Willem Buijink.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits to copy and distribute the article for non-commercial purposes, provided that the article is not altered or modified and the original author and source are credited.
Citation:
Buijink W (2021) Dijker en Limperg voorbij. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 95(7/8): 221-223. https://doi.org/10.5117/mab.95.72484
|
Het is verbazingwekkend hoe groot de impact van accountantscontrole-onderzoek van bijna 100 jaar oud nog is in Nederland. Ik bedoel de impact ervan op discussies over de Nederlandse accountancysector en op het Nederlandse accountantscontrole-onderzoek en -onderwijs. Het is ook verontrustend.
Een recent rapport van de Stuurgroep Publiek Belang, van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA), over ‘accountantscontrolekwaliteit’ citeert prominent werk van Limperg uit 1932 (
In de meest recente tien MAB-jaargangen, terug tot 2011, wordt Limperg 30 maal genoemd in een artikel. Van die 30 verwijzingen gaan er, af te lezen aan de titels van de artikelen, 24 over accountantscontrole (en 6 over verslaggeving). Dat is vaak. Want in dezelfde periode worden hedendaagse vooraanstaande accountantscontrole-onderzoekers als Knechel en Francis 48 en 45 maal genoemd in MAB artikelen: Salterio en Trotman 14 en 12 maal. Vooraanstaande accountantscontrole-onderzoekers uit de Lage Landen als Vanstraelen en Willekens 27 en 13 maal.
Limperg droeg ook bij aan het bedrijfseconomische organisatie-, financiering- en marketingonderzoek. Van de 30 verwijzingen naar Limperg betreffen er maar twee deze gebieden: allebei organisatie-artikelen. De hedendaagse impact van Limpergs onderzoek is dus met name groot als het over accountantscontrole gaat. In de andere bedrijfseconomische gebieden is die impact er niet meer, ook niet op het terrein van externe en interne verslaggeving.
Ik spreek over ‘onderzoek’ door Limperg en Dijker. Beiden waren als academicus actief. Limperg als voltijds hoogleraar in Amsterdam en Dijker, deeltijds, in Rotterdam, eerst als lector en later als buitengewoon hoogleraar. Ze namen dus als wetenschapper deel aan de debatten over accountantscontrole-methodieken, de accountancysector en de regulering daarvan.
Is het goed dat 100 jaar oud accountantscontrole-onderzoek nog zo prominent figureert in discussies over de Nederlandse accountantscontrole-praktijk, de accountancysector en in het Nederlandse accountantscontrole-onderwijs?
Nee.
In de eerste plaats is het hedendaagse accountantscontrole-onderzoek heel anders van aard dan het onderzoek van de wetenschappers Dijker en Limperg. Limperg, met name, redeneerde normatief als micro-econoom over de accountancysector. Hij legde uit ‘hoe’ accountantscontrole rationeel, ‘economisch efficiënt’, in elkaar gezet moest worden (‘normatieve regelen’). Dat bleef ook zo, bij hem en bij volgelingen, in de tijd direct rond de Tweede Wereldoorlog waarin de micro-economie zelf, te beginnen bij het ontstaan van econometrie en, heel expliciet, na
Een tweede, gerelateerd, probleem ontstaat doordat het leggen van nadruk op het Dijker- en Limperg-onderzoek gemakkelijk het beeld ontstaat dat zonder Dijker en Limperg een accountancysector in Nederland niet tot stand zou zijn gekomen. Dat is onjuist. Precies op basis van micro-economie kan goed voorspeld worden, en getoetst worden, (a) waarom de functie van extern accountant ontstaat en (b) waarom er verenigingen van accountants ontstaan (die een nuttig kwaliteitslabel verschaffen) en wat de effecten daarvan zijn. Daar bestaan heldere toetsende studies over.
Een derde, ernstiger, reden om het accountantscontrole-onderzoek à la Dijker en Limperg te verlaten is deze. Regelgevers en toezichthouders maken misbruik van de normatieve onderzoeksbenadering van Dijker en Limperg. Ik bedoel hier het Ministerie van Financiën (MinFin), de relevante Europese Commissie Directoraten en de NBA (de plekken waar accountancysector-regels worden bedacht), de Autoriteit Financiële Markten (AFM), en gerelateerde adviescommissies zoals de Monitoring Commissie Accountancy (MCA) en de CTA. Door het onderzoek van Dijker en Limperg steeds sterk in de schijnwerper te plaatsen, wordt het gemakkelijk hedendaags empirisch accountantscontrole-onderzoek links te laten liggen. Vanuit de economische theorie over regulering is dat overigens te verwachten. Toetsing van het regulerend werk van regelgevers en toezichthouders in de accountancysector, vooraf (voorspellend) en achteraf, wordt door hen natuurlijk lastig gevonden. Een paar voorbeelden. Het 53-maatregelen-rapport van de NBA uit 2014 gebruikt voor de onderbouwing van de voorgestelde maatregelen geen bestaand empirisch onderzoek. Ik maakte daar eerder, met Dassen (
Er is een kleine hoop dat in de nabije toekomst het normatieve Limperg-en-Dijker-onderzoek door regelgevers en toezichthouders verlaten zal worden. Alhoewel het CTA-rapport met een Dijker-citaat begint, is de hoofdtoon van het rapport anders, Het belang van goed feitelijk en causaal onderzoek dat nuttig licht werpt, ‘evidentie geïnformeerd’, op de Nederlandse accountancysector staat voor de CTA vast. Een van de centrale CTA-deelstudies, de ECRI-literatuurstudie (
Waardering, dogmen-historisch, voor het bijna 100 jaar oude accountantscontrole-onderzoek van Dijker en Limperg is zeer gerechtvaardigd. Maar gebruik ervan nu niet meer. Het accountantscontrole-onderzoek in de wereld en Nederland sinds Dijker en Limperg is van benadering veranderd en die benadering verschaft een veel beter inzicht in de ontwikkeling en de werking van de accountancysector, en in de regulering ervan. Regelgevers en toezichthouders in Nederland moeten nu echt tot dit besef komen.
Willem Buijink is Senior Research Fellow Accounting aan de Open Universiteit. Hij is daarnaast emeritus Hoogleraar aan Tilburg Universiteit en aan de Open Universiteit.