Print
Het veranderende financieringslandschap van het MKB
expand article infoPeter Roosenboom
‡ Erasmus University, Rotterdam, Netherlands
Open Access

De financiering en financiële gezondheid van het MKB staat hernieuwd in de belangstelling, in het bijzonder nu het generieke steunpakket van de overheid per 1 oktober 2021 is gestopt. Nu de economie weer draait, is de verwachting dat de behoefte aan externe financiering eind 2021 en in 2022 zal toenemen. De meeste MKB-ondernemingen kloppen daartoe nog altijd eerst bij de bank aan. Echter al sinds vele jaren ervaart vooral het kleinbedrijf moeilijkheden in het verkrijgen van bancair krediet. Het is voor aanbieders van financiering, waaronder banken, vaak niet winstgevend om klein zakelijke financiering te verstrekken. Daarnaast is de dienstverlening van banken aan MKB-ondernemingen de afgelopen periode minder persoonlijk geworden: kredietaanvragen worden via geautomatiseerde systemen verwerkt en beoordeeld om de kosten voor de bank beheersbaar te houden. Daarnaast speelt voor een deel van de MKB-ondernemingen het gebrek aan onderpand en/of eigen vermogen een rol bij de afwijzing of slechts gedeeltelijke toekenning van de kredietaanvraag. Micro-ondernemingen en startende ondernemingen zijn bij de bank vaak niet aan het juiste loket.

Dit roept de vraag op of het financieringslandschap van het MKB niet moet worden verbreed en meer volwassen alternatieven voor bancaire financiering nodig zijn. Deze oproep is niet nieuw. De expertgroep bedrijfsfinanciering, beter bekend als Commissie de Swaan, deed in haar rapport in 2011 al deze oproep (zie Expertgroep Bedrijfsfinanciering 2011). Waar staan we nu welgeteld tien jaar later met de verbreding van het financieringslandschap en de ontwikkeling van non-bancaire financieringsbronnen voor MKB-ondernemingen?

Allereerst het goede nieuws. Het belang van non-bancaire financiering is in de afgelopen jaren toegenomen. In een recent rapport, waaraan ik samen met onderzoeksbureau Dialogic heb gewerkt, komen we tot de volgende stand van zaken (Dialogic 2019). Crowdfunding (een groep particulieren die samen financiering verschaffen aan een project of onderneming) en Qredits (een kredietverstrekker zonder winstoogmerk die bedrijfskredieten tot €250.000 verstrekt) zijn non-bancaire financieringsvormen die in Nederland een sterke groei hebben doorgemaakt. Deze vormen richten zich voornamelijk op het kleinere segment binnen het MKB. Financiering via leasing en factoring groeit sinds 2013 ieder jaar, is veruit de grootste bron van non-bancaire financiering, en bereikt in toenemende mate ook kleine bedrijven. Volgens de Stichting MKB Financiering is in 2020 voor €2,4 miljard aan non-bancaire financiering verstrekt (Stichting MKB Financiering 2021). Daarbij is een kwart van de totale financiering onder € 1 miljoen door niet-banken verstrekt waarvan financieringsbedragen tot € 50.000 de overgrote meerderheid vormen. Non-bancaire financiering richt zich dus in het bijzonder op kleine financieringsbedragen en kleinere MKB-ondernemingen, die bij de bank vaak minder goed terecht kunnen. Naast deze financieringsalternatieven voor bancair krediet neemt ook het belang van extern eigen vermogen in Nederland toe. Risicokapitaal wint sinds 2015 aan terrein, mede door een veelheid aan nationale en regionale overheidsregelingen ter stimulering van risicokapitaal (Dialogic 2019). Alles bij elkaar genomen lijkt het dus de goede kant op te gaan.

Er zijn echter ook een aantal kanttekeningen. Alternatieve financieringsbronnen zoals crowdfunding, kredietunies (Duffhues 2014), en private kredietverstrekking zijn nog steeds maar een klein deel van de non-bancaire financieringsmarkt. Maar liefst driekwart van de non-bancaire financiering is afkomstig van leasing en factoring (Stichting MKB Financiering 2021). Daarnaast zijn de kosten van non-bancaire financiering hoog. Het gaat vaak om kwetsbare ondernemingen met beperkt onderpand, waardoor de kleine ondernemer in de meeste gevallen persoonlijk garant dient te staan. Omdat deze ondernemingen niet of minder goed bij de bank terecht kunnen zijn zij bereid om de hoge en vaak ook nog eens onduidelijke kosten van non-bancaire financiering voor lief te nemen. Bovendien vallen aanbieders van non-bancaire financiering niet in alle gevallen onder financieel toezicht en biedt zelfregulering onvoldoende uitkomst (Autoriteit Financiële Markten 2021). Het lijkt er dus op dat non-bancaire financiering na 10 jaar voor veel MKB-ondernemingen nog altijd niet het gehoopte volwaardige en volwassen alternatief is. Kijkend naar de markt voor risicokapitaal is er een geheel aan complexe en volgens sommigen minder doelmatige privaat-publieke regelingen en fondsen opgetuigd, waardoor ondernemers door de bomen het bos niet meer zouden zien (Eveleens and Vogelaar 2021).

Hoe nu verder om de positie van non-bancaire financiering en risicokapitaal in Nederland te bestendigen? In recente rapporten waaraan ik heb mogen meewerken, komen wij tot een aantal voorstellen (zie Dialogic 2019 en 2021), waarvan ik er hier drie uitlicht. Ten eerste is het voor zowel bancaire als non-bancaire financiers lastig en daarmee kostbaar (zeker bij kleinere kredieten) om de kredietwaardigheid van MKB-ondernemingen te beoordelen. De beperkte beschikbaarheid van actuele en gestructureerde kredietinformatie speelt hierbij een belangrijke rol (Bijlsma et al. 2016). De oprichting van een kredietregister voor bedrijven met o.a. informatie over debiteuren, leningen en zekerheden, kan behulpzaam zijn om dit probleem aan te pakken en de beoordelingskosten van kredietaanvragen voor zowel bancaire maar vooral non-bancaire financiers te verlagen. Ten tweede is het verbeteren van de kwaliteit van de adviesmarkt van belang (Rauwerda et al. 2021). Adviseurs dienen ondernemers de verscheidenheid aan non-bancaire financieringsmogelijkheden te tonen, beter inzicht te verschaffen in de kosten ervan, een toegesneden advies te geven, en ondernemers te helpen beseffen dat goede voorbereiding absoluut nodig is voor een financieringsaanvraag. Door kwaliteitscontrole, keurmerken en een inzichtelijke provisiestructuur wordt het voor ondernemers duidelijker welke kwalitatief goede adviseurs tegen welke kosten zijn in te schakelen om hen te helpen bij hun zoektocht naar non-bancaire financiering. Tot slot is het belangrijk dat de overheid alleen nieuwe beleidsinitiatieven onderneemt wanneer deze regelingen een meerwaarde hebben ten opzichte van het bestaand beleid voor de MKB-financieringsmarkt. Eerst dienen de bestaande publiek-private regelingen en fondsen ten volle worden gebruikt, voor zover daar de genoemde meerwaarde is aangetoond of zeer aannemelijk is. Het is daarbij belangrijk dat de instrumenten bekend zijn onder de beoogde doelgroepen. Door niet alleen bancaire maar ook non-bancaire financiers in aanmerking te laten komen voor deze regelingen en fondsen kan de verdere ontwikkeling van de non-bancaire financieringsmarkt verder worden aangezwengeld.

Kortom, het financieringslandschap voor MKB-financiering is in de afgelopen 10 jaar verbreed geraakt. Het MKB is daarmee minder afhankelijk geworden van bancaire financiering, hoewel deze nog altijd voor veel MKB-ondernemingen veruit de belangrijkste vorm van externe financiering betreft (en dat zal ongetwijfeld ook zo blijven). In het afgelopen decennium hebben verscheidene nieuwe financieringsbronnen hun intrede gedaan. Deze non-bancaire financieringsbonnen worden, zij het nog steeds in beperkte mate, door MKB-ondernemingen gebruikt. Niet in alle gevallen is daarbij voldoende financieel toezicht aanwezig en doen zich misstanden voor waarbij kleine ondernemers verrast worden door de hoge, en soms onduidelijke, kosten die aan een aantal van deze alternatieve financieringsmogelijkheden verbonden zijn. Wil non-bancaire financiering voor een brede groep van MKB-ondernemingen uitgroeien tot een volwaardig en volwassen alternatief voor bancaire financiering, is er de komende jaren nog meer dan voldoende werk aan de winkel! Het oprichten van een kredietregister, verdere professionalisering van financiële adviseurs en toegespitste overheidsregelingen kunnen daaraan een bijdrage leveren.

Prof. dr. P. Roosenboom is hoogleraar bij de vakgroep Finance aan de Rotterdam School of Management, Erasmus University.

Literatuur

  • Bijlsma M, Van Veldhuizen S, Vogt B (2016) Naar meer niet-bancaire financieringsbronnen voor het MKB. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 90(3): 87–95. https://doi.org/10.5117/mab.90.31267
  • Duffhues PJW (2014) De complementaire functie van kredietunies in het Nederlandse financiële bestel. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 88(10): 396–400. https://doi.org/10.5117/mab.88.31170
  • Rauwerda K, De Graaf FJ, Van Teefelen L, Abid J (2021) Gewoonten en tijdsdruk leidend bij keuzes voor mkb-financieringen. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 95(3/4): 137-150. https://doi.org/10.5117/mab.95.47817
login to comment