Print
Een bijzonder jaar, bijzondere verslaggeving?
expand article infoArjan Brouwer
‡ Vrije Universiteit, Amsterdam, Netherlands
Open Access

Het boekjaar 2020 was duidelijk geen jaar zoals andere jaren. Veel ondernemingen hadden in 2020 te maken met grote uitdagingen en onzekerheden en hebben dat op dit moment nog. Natuurlijk als gevolg van de COVID-19-pandemie waarvan de effecten in maart 2020 echt doordrongen in de Nederlandse samenleving en waarvan de disruptieve gevolgen voor de samenleving nog steeds voortduren. Ook verliet het Verenigd Koninkrijk op 31 januari 2020 formeel de Europese Unie (EU) waarna een overgangsperiode inging die tot 1 januari 2021 zou duren. Daarnaast werd en wordt de impact van klimaatverandering steeds duidelijker en wordt nadrukkelijk van ondernemingen verwacht dat ze een rol pakken in het mitigeren hiervan. Niet alleen omdat ze een verantwoordelijkheid hebben in de samenleving, maar ook omdat hun bedrijfsmodel mogelijk niet lang houdbaar is zonder ingrijpende aanpassingen. Verschillende stakeholders verlangen daarom ook meer relevante informatie van ondernemingen over de impact van klimaatverandering op hun bedrijfsmodel en de wijze waarop ze bijdragen aan het beperken van de impact van hun activiteiten op klimaat en natuur.

Bij veel ondernemingen zou dan ook verwacht worden dat deze ontwikkelingen van invloed zijn op de jaarverslaggeving. ESMA riep in 2020 bijvoorbeeld op tot transparante informatieverstrekking over de impact van COVID-19 en Brexit op de onderneming1 en specifiek de impact van COVID-19 op continuïteit, impairment testing en de waardering van vorderingen door banken. De IASB bracht in november 2020 educational material2 uit om uit te leggen hoe ondernemingen de vereisten uit de bestaande IFRS-standaarden kunnen of moeten toepassen om de impact van klimaatverandering op adequate wijze tot uitdrukking te brengen in de jaarrekening. En zelfs als de geschetste ontwikkelingen niet van invloed zijn op de in de jaarrekening opgenomen bedragen zou het voor de hand liggen dat ze terugkomen in de op grond van artikel 2:391 lid 1 BW voorgeschreven beschrijving van de voornaamste risico’s en onzekerheden waarmee de rechtspersoon wordt geconfronteerd. Inmiddels volgen in 2021 de Europese en internationale ontwikkelingen over de verslaggeving over duurzaamheid elkaar snel op met de aankondiging van de Europese Corporate Sustainability Reporting Directive3 (CSRD) en daaraan gerelateerde door de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) uit te brengen standaarden en de oprichting van de International Sustainability Standards Board4 (ISSB).

Het boekjaar 2020 zorgt voor een setting waarin onderzocht kan worden in hoeverre ondernemingen de actuele ontwikkelingen en hieraan gerelateerde maatschappelijke verwachtingen terug laten komen in specifiek hierop gerichte informatieverschaffing in de jaarrekening. Diverse auteurs die hebben bijgedragen aan Het jaar 2020 verslagen geven hier via hun onderzoek inzicht in.

Van Beest, Van der Kuij-Groenberg, Van der Tas en Vergoossen, geven inzicht in de effecten van de COVID-19-pandemie op de informatieverschaffing over overheidssteun, impairment testing en de controleverklaring bij 85 ondernemingen die aan de Nederlandse beurs zijn genoteerd. Hun resultaten laten een wisselend beeld zien. Ze stellen vast dat 33% van de onderzochte ondernemingen overheidssteun ontvangt, maar dat niet alle ondernemingen de regelingen volledig en duidelijk hebben toegelicht. Ten aanzien van bijzondere waardeverminderingen valt op dat de meerderheid van de impairments is verantwoord in de tweede helft van 2020 en dat slechts in een beperkt aantal gevallen impairments die in het eerste halfjaar waren verantwoord, in de tweede helft van 2020 zijn teruggedraaid. Dat beeld past eerder bij een situatie waarin de vooruitzichten in de tweede helft van 2020 zijn verslechterd dan bij de ontwikkelingen zoals die zich in 2020 hebben voorgedaan waarbij de COVID-19 pandemie in het voorjaar van 2020 zich zeer ingrijpend ontvouwde en de economie zich daarna langzaam heeft hersteld. Dit roept de vraag op of beursgenoteerde ondernemingen in hun halfjaarbericht dat is opgesteld op basis van IAS 34 met voldoende aandacht onderzoek doen naar indicatoren voor impairment en impairment tests uitvoeren wanneer de situatie daartoe aanleiding geeft.

Brouwer, De Graaff en Oosterbosch kijken in meer detail naar de informatieverschaffing over impairment testing en doen dat op basis van een populatie ondernemingen die onder NL GAAP rapporteert waarvoor geldt dat zij alleen een impairment test hoeven uit te voeren als sprake is van een indicatie voor een bijzondere waardevermindering. Ook zij constateren dat de informatieverschaffing niet altijd lijkt aan te sluiten op het specifieke belang als gevolg van COVID-19. Het valt de auteurs op dat het al dan niet opnemen van een toelichting voor de grondslag voor impairment testing of toelichting van impairment testing als belangrijke schatting nauwelijks een relatie lijkt te hebben met de relatieve omvang van de op de balans opgenomen immateriële activa en de resultaatontwikkeling van de onderzochte ondernemingen. Het lijkt er volgens de auteurs dan ook op dat niet veel ondernemingen de toelichting in de jaarrekening 2020 met betrekking tot impairment hebben aangepast naar aanleiding van de in 2020 ontstane situatie.

Brouwer, Huttenhuis en Ter Hoeven doen nader onderzoek naar de impact van COVID-19 op de informatie over Expected Credit Losses (ECL) in de jaarrekeningen van grote (global) systeembanken. Zij concluderen dat de toename van de ECL bij banken die rapporteren onder IFRS minder groot is dan de toename bij de banken die rapporteren onder US GAAP. In de jaarrekening van banken die rapporteren op basis van IFRS wordt echter wel meer informatie verstrekt over de ECL en de impact van COVID-19 op de bepaling ervan. De toelichting over de management overlay, die vanwege COVID-19 in veel gevallen nodig zal zijn geweest, is vaak wel beperkt. Accountants van de onder IFRS rapporterende banken verstrekken in een veel groter percentage van de gevallen in een key audit matter informatie over de impact van COVID-19 op de bepaling van de ECL.

Ter Hoeven en Roosjen onderzoeken ten slotte de mate van transparantie in de informatieverschaffing over de impact van COVID-19 in de jaarrekeningen van luchtvaartmaatschappijen. De omzetdaling van 60% die zij waarnemen bij de onderzoekspopulatie rechtvaardigt goede informatieverschaffing over de effecten hiervan op bijvoorbeeld de continuïteitsveronderstelling, leaseconcessies, impairments en overheidssteun. De auteurs zien een grote diversiteit in de mate van detail waarin de COVID-19-effecten zijn toegelicht in de jaarrekening en constateren dat veel toelichtingen generiek zijn en niet ingaan op de ondernemingsspecifieke situatie. Informatie over herstelscenario’s en concrete informatie over de verwerking van leaseconcessies en overheidssteun ontbreekt in veel gevallen. Verder vinden de auteurs het opmerkelijk dat slechts in een beperkt aantal jaarrekeningen een continuïteitsparagraaf door de controlerend accountant is toegevoegd aan zijn oordeelsparagraaf.

In deze editie is ook een onderzoek opgenomen naar de informatieverschaffing over de Brexit. Dekker en Van der Tas hebben onderzoek gedaan naar de toelichting van de effecten van de Brexit in de jaarverslaggeving 2020 en tussentijdse berichtgeving 2021 van 74 beursfondsen uit het Verenigd Koninkrijk, de Europese Unie en de rest van de wereld. De resultaten van Dekker en Van der Tas wijzen erop dat de toelichting van de impact van de Brexit vooral bepaald wordt door het belang ervan voor de onderneming. Waar de overgrote meerderheid van de ondernemingen uit het VK een toelichting op de Brexit heeft opgenomen is dit voor andere ondernemingen uit de EU minder dan de helft en voor overige ondernemingen minder dan 20%. Het is goed denkbaar dat dit aansluit bij het relatieve belang van de Brexit voor deze groepen ondernemingen. De informatieverschaffing vindt overigens in de meeste gevallen buiten de jaarrekening, veelal in de risicoparagraaf in het bestuursverslag, plaats. Slechts 11 ondernemingen hebben in de jaarrekening een toelichting opgenomen over de impact van de Brexit, veelal in het kader van winstbelastingen of waardering van activa. Ook hier geldt dat het met name ondernemingen uit het VK betreft.

Informatieverschaffing over de bredere impact van ondernemingen op de maatschappij, waaronder duurzaamheidsaspecten, wordt onderzocht door Kamp-Roelands, Looijenga en Orij. Zij stellen vast dat ondernemingen hier steeds meer aandacht aan besteden en dat vrijwel alle ondernemingen een purpose, missie of doel rapporteren. Zij missen echter in veel gevallen een koppeling met concrete langetermijndoelstellingen en de transitie die ondernemingen (moeten) doormaken. De auteurs geven aan dat de informatie over de uiteindelijke impact op lange termijn nog teveel blijft hangen in icoontjes van de SDGs of een korte ‘hoog-over’ beschrijving en dat de relatie tussen de purpose van de onderneming en de langetermijnimpact beter kan worden beschreven.

Ook in het onderzoek van Kevelam en Laning ligt de nadruk op kwalitatieve informatieverschaffing aan de stakeholders van de organisatie, in dit geval de verantwoording over de evenwichtige belangenafweging door pensioenfondsen. Zij concluderen dat de toelichtingen ten aanzien van de evenwichtigheid van het gevoerde beleid over het algemeen beperkt zijn en daarmee voor verbetering vatbaar.

De artikelen in deze editie van Het jaar verslagen laten zien dat de genoemde ontwikkelingen (COVID-19, Brexit en klimaatverandering) hun weerslag hebben gehad op de jaarverslaggeving over het boekjaar 2020. De resultaten laten echter ook zien dat er ruimte voor verbetering is bij het vertalen van relevante ontwikkelingen naar de impact op de onderneming en het concreet en ondernemingsspecifiek rapporteren daarover.

En juist dat is waar veel behoefte aan bestaat. Ten aanzien van financiële verslaggeving wordt al langer geklaagd over de toenemende omvang en complexiteit van de toelichting in de jaarrekening en gerelateerd daaraan te veel ‘boilerplate’-toelichtingen.5 In reactie hierop is de IASB diverse projecten gestart gericht op het verbeteren van de toelichting, inmiddels bekend onder de overkoepelende noemer ‘Better communication in financial reporting’. In het recente IASB Discussion Paper ‘Disclosure Initiative—Principles of Disclosure’6 benadrukt de IASB het belang van het toepassen van oordeelsvorming en vermijden van ‘boilerplate’ bij het bepalen van de inhoud van de toelichting. In plaats van uit te gaan van een lijst van toelichtingsvereisten stelt de IASB voor om te gaan werken met toelichtingsdoelstellingen en vervolgens een overzicht van mogelijke toelichtingen die “While not mandatory, [the following information] may enable an entity to meet the disclosure objective”. Deze aanpak vereist dat ondernemingen zorgvuldig afwegen welke toelichtingen relevant zijn voor het behalen van de doelstelling gegeven de specifieke situatie om vervolgens ondernemingsspecifiek en to-the-point te rapporteren over die zaken. Daarnaast wordt door EFRAG en door de nieuw opgerichte ISSB gewerkt aan duurzaamheidsstandaarden. Die duurzaamheidsinformatie zal in sterkere mate dan financiële informatie kwalitatief van aard zijn en nog meer van ondernemingen vragen als het gaat om de afweging van belangen en specifieke informatiebehoeften van stakeholders.

De resultaten zoals die in Het jaar verslagen 2020 worden gepresenteerd laten zien dat er nog een behoorlijke weg te gaan is voordat het Better communication-project en de maatschappelijk zo wenselijke duurzaamheidsverslaggeving opleveren wat velen ervan hopen.

Ik sluit af met een woord van dank aan de auteurs en de leden van de redactie en de redactieraad voor hun inspanningen bij de totstandkoming van deze editie van Het jaar verslagen en de bijdrage die ze daarmee leveren aan de verdere verbetering van de verslaggeving in Nederland.

Voorzitter redactie Het jaar 2020 verslagen

Noten

login to comment