Column
Print
Column
Wereldwijde klimaatdreiging vraagt om één norm voor duurzaamheidsverslaggeving
expand article infoRalph ter Hoeven§
‡ Rijksuniversiteit Groningen, Groningen, Netherlands
§ Deloitte Accountants B.V., Rotterdam, Netherlands
Open Access



Het jongste IPCC-rapport (2022) windt er geen doekjes om. We falen tot nu toe als het gaat om de aanpak van klimaatrisico’s. Ondanks alle klimaatakkoorden blijft de wereldwijde CO2-uitstoot toenemen en de huidige plannen om de opwarming van de aarde te beperken tot het kritische plafond van 1,5 graad Celsius werken onvoldoende uit. Rampzalige gevolgen dreigen als deze beperking in opwarming niet wordt gehaald. Er ligt voor overheden, bedrijfsleven en particulieren een enorme opgave om dit tij te keren (ook letterlijk) en de belangrijkste doelen van de klimaatakkoorden te behalen.

De urgentie van deze opgave is door de Europese Commissie verwoord in de afspraken die onderdeel uitmaken van de Green Deal, waarbij gestreefd wordt naar een CO2-emissieneutrale economie in 2050 met uitdagende tussendoelen. Deze afspraken zijn weer voortgekomen uit de Parijsakkoorden van april 2016 waaraan de EU zich committeerde.

Bedrijven cruciale schakel

Het spreekt voor zich dat bedrijven (inclusief de finan­ciële sector) een cruciale schakel zijn in de energietransitie en in het behalen van de klimaatdoelen. De EU streeft in dit kader door middel van verdere ontwikkeling van een taxonomie (zie later) naar een meetlat waarmee we bedrijven een rapportcijfer kunnen geven voor hun bijdrage aan de Green Deal. Daarmee kan investeringsselectie op een groen profiel plaatsvinden. Je zou kunnen zeggen: een variant van goed gedrag belonen. Maar wat deze selectie betreft, doen we dit vaak niet zelf als individu; we beleggen via banken, verzekeraars, beleggingsfondsen, pensioenfondsen et cetera. Deze partijen claimen soms dat hun beleggingen een duurzaam profiel hebben. Uiterst aantrekkelijk voor de groeiende groep van beleggers die hun gelden duurzaam willen uitzetten en met hun belegging willen bijdragen aan een leefbare aarde. Maar hoe betrouwbaar is die groene claim? Is er niet een risico van greenwashing in deze keten, die begint bij het bedrijf dat financiering vraagt en eindigt bij de aanbieder van een groen fonds? De vraag stellen is – vrees ik – deze beantwoorden.

Feitelijk is deze dreiging van green washing niets nieuws onder de zon. Hebben we dit ook al niet gezien in het financiële domein als het gaat om kredietwaardigheidsbeoordelingen? Stel, een beleggingsfonds geeft participaties uit en claimt dat deze zeer veilig zijn door de kwaliteit van de onderliggende beleggingen. Alle participaties worden vervolgens als hoog kredietwaardig beoordeeld volgens de meetsystemen van de kredietbeoordelaars. Maar nu blijkt dat door verzwegen risico’s, niet goed beoordeelde risico’s, onduidelijke organisatiestructuren en/of fraudeleuze verslaggeving de beleggingen veel minder solvabel zijn dan hun ranking aangeeft. Een fenomeen dat pijnlijk naar boven kwam tijdens de kredietcrisis, waarin zelfs triple A-vermogens­titels (gelijk aan de kredietwaardigheid van Nederlandse staatsobligaties) feitelijk als ‘junk’ hadden moeten worden beoordeeld.

Maar de kredietcrisis staat zeker niet op zichzelf. Elke onderneming die zich in de jaarrekening beter presenteert dan de onderliggende economische realiteit, kan feitelijk beloond worden door een te hoge kredietstatus en een daarmee te laag geboden rendement aan investeerders. Het rendement dat investeerders krijgen kan door window dressing in de jaarrekening niet in verhouding staan tot het risico dat ze lopen. En het gaat goed totdat de bom barst en de accountingwerkelijkheid zich uiteindelijk moet voegen naar de onderliggende economische werkelijkheid. Het kind van de rekening van dit moreel wangedrag (moral hazard) is uiteindelijk de belegger; vaak via zijn pensioenfonds, wat doorgaans (naast het eventuele woonhuis) als zijn grootste bezit geldt. Zie hier de grondreden van accountantscontrole en het belang van eerlijke en transparante informatieverschaffing door ondernemingen. Window dressing en green washing als twee zijden van dezelfde moral hazard-medaille.

Green washing voorkomen

Maar terug naar de vraag hoe we green washing kunnen voorkomen. Welke lessen uit de financiële verslaggeving kunnen we meenemen naar het omvangrijke gebied van duurzaamheidsverslaggeving? Ik denk hierbij aan een tweetal aspecten. In de eerste plaats aan een duidelijk en toetsbaar normenkader en in de tweede plaats aan de betrouwbaarheid van door de bedrijven opgeleverde informatie en in het bijzonder de kwaliteit van de interne controle. Allereerst de normen die thans ontwikkeld worden. Kijken we wereldwijd, dan zien we met name dat de EU flink aan de weg timmert. De EU-Jaarrekeningrichtlijn wordt aangepast door middel van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en deze geeft de Europese Commissie de ruimte om normenkaders (gedelegeerde handelingen) te ontwikkelen, die zonder tussenkomst van de Lidstaatparlementen kunnen worden opgelegd aan ondernemingen waarop de kaders van toepassing worden verklaard.

Tevens ontwikkelt de EU als uitwerking van eerder gepubliceerde Richtlijnen over het publiceren van niet-financiële informatie een omvangrijke taxonomie (lijst) van duurzame activiteiten. Bekend van de discussie of nucleaire en fossiele energie-activiteiten nu wel of niet als duurzaam moeten worden aangemerkt. Met als doel dat ondernemingen kunnen worden beoordeeld op de mate waarin ze bijdragen aan duurzaamheid en de eerdergenoemde Green Deal. Als we deze taxonomie vergelijken met het financiële domein, dan ontwikkelt de EU feitelijk zelf een openbaar model dat door kredietbeoordelingsorganisaties intern wordt ontwikkeld. De EU bepaalt dus hoe het eerdergenoemde rapportcijfer tot stand komt, terwijl een organisatie als Moody’s zijn eigen (slechts op hoofdlijnen openbaar gemaakte) model heeft om kredietwaardigheid te beoordelen. Het is overigens logisch dat de taxonomie ook openbaar wordt gemaakt, omdat ondernemingen per prestatiemaatstaf moeten (gaan) toelichten wat hun percentage duurzame activiteiten is ten opzichte van het totaal van activiteiten.

Initiatieven SEC en ISSB

Inmiddels is ook de International Accounting Standards Committee (IASC) Foundation, waaronder de International Accounting Standards Board (IASB) resideert, voortvarend van start gegaan door de oprichting van de International Sustainability Standards Board (ISSB). De ISSB bestaat op het moment van dit schrijven maar uit twee leden, maar heeft desalniettemin al wel twee Exposure Drafts gepubliceerd op het gebied van duurzaamheidsverslaggeving. En ook in de Verenigde Staten heeft de SEC onlangs een omvangrijk voorstel gepubliceerd, dat beursgenoteerde bedrijven verplicht om informatie te publiceren over klimaatgerelateerde risico’s.

Hoewel de voortvarendheid van de ISSB en SEC zeker te prijzen is, lijkt de voortvarendheid om deze wereldwijde klimaatdreiging met een wereldwijde norm voor duurzaamheidsverslaggeving aan te pakken minder groot te zijn. En dat is voor fondsmanagers die gezamenlijk biljoenen aan euro’s beheren geen goed nieuws. Hun portefeuilles bestaan immers uit ondernemingen die over de gehele wereld werkzaam zijn en impact op hun omgeving maken. Het gevaar is dat we weer in silo’s van duurzaamheidsregels gaan belanden en dat er een competentiestrijd ontstaat over welke regels in welke regio toegepast moeten worden. Ondernemingen, accountants en de gebruikers van de jaarrekening zullen onnodige kosten maken om de verschillende duurzaamheidstelsels en de verschillen ertussen te analyseren en om te proberen deze op één leest te schoeien. De organisatie die mijns inziens het meest voor de hand ligt om deze wereldwijde norm te ontwikkelen of daarin de coördinerende rol op te pakken, is de Verenigde Naties. Vanwege de ontwikkeling van hun 17 Sustainable Development Goals (SDG’s) hebben zij al nadrukkelijk eigenaarschap op dit gebied getoond.

Onderdeel van accountantscontrole

Een ander aspect waar ondernemingen zich op moeten voorbereiden, is dat de duurzaamheidsverslaggeving ook nadrukkelijker onderdeel gaat worden van de accountants­controle. Om het accountantstechnisch uit te drukken: de informatie gaat van het lezen en overwegen van ‘andere informatie’ (NV COS 720) naar assurance-opdrachten van duurzaamheidsinformatie (NV COS 3000-secties). Met andere woorden: de accountant moet meer zekerheid gaan toevoegen aan deze duurzaamheidsinformatie. En zoals de appendix van NV COS 3810N terecht aangeeft, bestaan voor dit type informatie vaak geen interne systemen voor risicobeheersing en informatieverzameling die vergelijkbaar zijn met die voor financiële informatie. En indien systemen voor risicobeheersing en informatieverzameling al aanwezig zijn, bevatten deze veelal minder waarborgen voor volledigheid en juistheid dan een systeem voor de financiële verslaggeving.

Goede ‘internal controls’ en bijvoorbeeld implementatie van het ‘three lines of defence’-model zijn van groot belang – ook voor de externe accountant – voor de voortbrenging van betrouwbare en verifieerbare informatie. In plaats van de scheiding tussen jaarrekeninginformatie en ‘andere informatie’ moet het bedrijfsleven zich opmaken voor de accountantscontrole van integrale informatie. Accountants zullen zich ook tijdig moeten uitspreken over de kwaliteit van de internecontroleorganisatie om in staat te zijn een redelijke mate van zekerheid bij de duurzaamheidsinformatie te kunnen geven.

Dubbele materialiteit

Daaraan is het belangrijke aspect gekoppeld dat materialiteit speelt in de accountantscontrole. En ook hier wijkt de controle van duurzaamheidsinformatie af, omdat inmiddels het concept van dubbele materialiteit is ontwikkeld. Dubbel in díe zin, dat een gebruikelijke materialiteit wordt toegepast op de impact van duurzaamheidsrisico’s op de jaarrekening van de onderneming en het inzicht dat deze dient te geven. Denk bijvoorbeeld aan de gevolgen van waterschaarste voor de verdiencapaciteit in een bepaalde regio. Maar er is ook een informatiebehoefte van meer specifieke gebruikersgroepen met betrekking tot de impact die een onderneming heeft op zijn omgeving. Impact op sociale dimensies, zoals een eerlijk en leefbaar loon en eerbiediging van mensenrechten, maar ook impact op het milieu, zoals de CO2-emissies op verschillende dimensies.

Als de specifieke materialiteit (dus nummer twee) op dit type informatie veel lager is, maar vervolgens wel van een verklaring van een accountant moet worden voorzien, gaat de kwaliteit van de internecontroleorganisatie een nog grotere rol spelen. Zelf acht ik dit aspect nog het meest ingrijpend en feitelijk zonder precedent. In 2005 hebben 7000 Europese beursgenoteerde ondernemingen IFRS moeten invoeren. En dat was al een grote opgave met een enkele, gewone materialiteit. Nu wordt op verschillende informatie-elementen, die vaak vanuit verschillende systemen voortkomen en waaromheen de interne controls vaak schaars zijn, een lage materialiteit opgelegd. Geen of nauwelijks marge voor fouten. Het moet juist, volledig en betrouwbaar zijn en de accountant voegt daar vervolgens zekerheid aan toe.

Belang wereldwijde norm

Ik begon in deze column met de woorden dat er een enorme opgave ligt om de klimaatdoelen te halen. Daaraan gekoppeld mag duidelijk zijn dat er ook een enorme opgave ligt om te komen tot betrouwbare duurzaamheidsinformatie. We willen geen window dressing en ook geen green washing, maar nogmaals: dat vergt een grote inspanning van de externe en interne controleomgeving. Maar ook tegen dit licht is het alleen maar gewenst om een wereldwijde norm voor duurzaamheidsverslaggeving te ontwikkelen. Het intern en extern toetsen aan deze norm en geven van een redelijke zekerheid dat de informatie vrij is van materiële fouten op een dubbele schaal gemeten, zal immers al moeilijk genoeg zijn! Het afwenden van een wereldwijde dreiging vraagt om die wereldwijde norm.

Prof. dr. R.L. ter Hoeven RA is als hoogleraar Externe Verslaggeving verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen en werkt als partner bij Deloitte Accountants.

Literatuur

  • IPCC (2022) Summary for Policymakers. In: Pörtner HO, Roberts DC, Tignor M, Poloczanska ES, Mintenbeck K, Alegría A, Craig M, Langsdorf S, Löschke S, Möller V, Okem A, Rama B (Eds) Climate Change 2022: Impacts, Adaptation, and Vulnerability. Contribution of Working Group II to the Sixth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change. Cambridge University Press. In Press.
login to comment