Research Article |
Corresponding author: Ivo De Loo ( i.deloo@nyenrode.nl ) Academic editor: Paula van Veen-Dirks
© 2022 Kristan Post, Åge van Roon, Ivo De Loo.
This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License (CC BY-NC-ND 4.0), which permits to copy and distribute the article for non-commercial purposes, provided that the article is not altered or modified and the original author and source are credited.
Citation:
Post K, van Roon Å, De Loo I (2022) De impact van het Threat-rigidity effect op de ervaren rolambiguïteit van businessunitmanagers in de COVID-19-crisis. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 96(9/10): 315-328. https://doi.org/10.5117/mab.96.86337
|
Dit artikel, dat gebaseerd is op een analyse van een zeventigtal vragenlijsten uitgezet onder businessunitmanagers gedurende de eerste zogenoemde ‘intelligente’ corona-lockdown in Nederland, zoomt in op het zogenoemde ‘Threat-rigidity effect’. Bij dit effect staat het idee centraal dat in tijden van crisis organisaties de spreekwoordelijke teugels aanhalen, minder vrijheden geven aan hun managers en meer gecentraliseerd beslissingen gaan nemen. Dit effect treedt ook op in Nederland. Daar waar acuut genomen controlmaatregelen echter vaak leiden tot meer stress bij betrokkenen, leiden zij blijkens dit onderzoek daarnaast tot meer rolduidelijkheid, en daarmee tot minder stress. Dit artikel reflecteert op dit fenomeen.
COVID-19, Threat-rigidity effect, businessunitmanagers, budget controls, autonomie, rolambiguïteit
Hoe reageerden organisaties op de eerste ‘coronagolf’ in Nederland? Ons onderzoek suggereert dat wanneer organisaties streven naar meer rolduidelijkheid voor hun businessunitmanagers ingeval van een pandemie, gangbare management controlmaatregelen niet altijd de verwachte effecten hebben. Hoe welke controls in te zetten wordt dan een belangrijk, maar ingewikkeld vraagstuk. Dit artikel geeft hier enkele reflecties op.
De COVID-19-pandemie heeft grote gevolgen gehad voor onder meer de wereldgezondheid en de wereldeconomie. De impact ervan was dermate groot, dat het vrijwel alle organisaties dwong om in een zeer kort tijdsbestek diverse belangrijke beslissingen te nemen rond de inrichting van hun organisatie en de te voeren koers. Er is veel wetenschappelijke literatuur beschikbaar over reacties van organisaties op crisissituaties, maar nog slechts in beperkte mate in relatie tot de COVID-19-pandemie. Het stringenter inrichten van budget controls en het af laten nemen van autonomie van werknemers om naar eigen goeddunken hun werk in te richten zijn twee typische effecten die als gevolg van crisissituaties kunnen optreden. Het zogenoemde ‘Threat-rigidity effect’ van
Er is echter ook andere literatuur, zoals bijvoorbeeld rond de zogeheten ‘prospect theory’, die aangeeft dat organisaties in crisissituaties juist veel ruimte (dienen te) geven voor eigen initiatief van werknemers, precies vanwege de onvoorspelbaarheid van de externe omgeving die crisissituaties met zich meebrengen (
Tevens richt deze studie zich op for-profitorganisaties, omdat not-for-profitorganisaties meestal anders op het ontstaan van crisissituaties reageren dan for-profitorganisaties, en de literatuur onder not-for-profitorganisaties rond dit thema vrij beperkt is (
Ondanks dat een crisissituatie, en het stringenter inrichten van management control in dergelijke situaties, vaak wordt gelinkt aan grotere rolstress onder direct betrokken werknemers (de
Verwacht wordt dat enerzijds het reduceren van de autonomie in iemands werk in crisissituaties leidt tot een lagere rolambiguïteit, omdat dit doorgaans samenhangt met het aanbrengen van meer structuur in iemands werk (
Wat wij concluderen, is dat veel BU-managers ten tijde van de eerste ‘intelligente’ lockdown in Nederland te maken hadden met autonomieverlies. Naast dat we op basis van deze uitkomst kunnen claimen dat het Threat-rigidity effect inderdaad is opgetreden bij veel organisaties in onze steekproef, vinden we tevens steun voor het feit dat strakkere budget controls leiden tot een hogere rolambiguïteit onder BU-managers, omdat ze hierdoor minder ruimte hebben om hun rol op hun eigen wijze in te vullen. Daar tegenover vinden we dat autonomieverlies juist heeft geleid tot lagere rolambiguïteit, omdat een deel van de beslissingen die voor de COVID-19-crisis bij BU-managers belegd waren, nu door het hogere management werden genomen. In de laatste sectie van dit artikel zal met name op deze uitkomst worden gereflecteerd: wat betekent dit resultaat concreet voor hoe organisaties hun management controlsysteem kunnen inrichten in tijden van crisis?
Deze contributie is als volgt opgebouwd. In sectie 2 worden de hypothesen die getoetst zullen worden in dit onderzoek theoretisch onderbouwd. In sectie 3 wordt de gebruikte onderzoeksmethode beschreven, waarna in sectie 4 stilgestaan wordt bij de onderzoeksresultaten. In sectie 5 worden de conclusies gepresenteerd en wordt hierop gereflecteerd, en worden enkele beperkingen van dit onderzoek en suggesties voor vervolgonderzoek geschetst.
Een crisis, zoals veroorzaakt door de COVID-19-pandemie, gaat vaak hand in hand met het ervaren van een acute dreiging door werknemers in een organisatie (
Het Threat-rigidity effect lijkt zijn weerslag te hebben op het welzijn van – en in het bijzonder de ervaren stress door – werknemers (
Zoals reeds beschreven, wordt vanuit het Threat-rigidity effect verwacht dat organisaties geneigd zijn om steviger te focussen op hun kernactiviteiten, hiërarchischer en meer top-down te opereren en besluitvorming te centraliseren wanneer zich een grote externe dreiging voordoet (
Daar sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw de tendens bestond om meer decentraal te opereren in organisaties (
H1. Hoe groter de financiële impact door de COVID-19-crisis, hoe groter de verlaging van de autonomie van BU-managers.
De bestaande wetenschappelijke literatuur over hoe organisaties in crisissituaties omgaan met budgetten en budget controls is niet van heel recente datum (zie bijvoorbeeld: Levine 1978;
Stringente budget controls lijken, gegeven de bovenstaande definitie, een veelomvattend begrip te zijn (
Het is, zoals in sectie 1 reeds is gememoreerd, geen vanzelfsprekendheid dat er door de COVID-19-crisis een stringentere inrichting van management controls, of meer specifiek van budget controls, optreedt in vergelijking met de periode voor de pandemie.
H2. Hoe groter de financiële impact door de COVID-19-crisis, hoe groter de verstrakking van budget controls voor BU-managers.
De roltheorie, waarop veel discussies over rollen in organisaties en ook over rolambiguïteit zijn gebaseerd, gaat uit van de aanname dat eenieder zich bij voorkeur houdt aan vaste, structurele kenmerken die horen bij de uitoefening van een bepaalde rol (Katz and Kahn 1964;
Een belangrijk onderdeel van rolstress is, zoals aangegeven in sectie 1, rolambiguïteit. Ingeval van rolambiguïteit ontstaat er onduidelijkheid en onzekerheid over de uit te voeren taken of verantwoordelijkheden door een individu. De discussies die hieruit voortvloeien zijn in de ene situatie gemakkelijker te beslechten dan in een andere situatie (
H3. Hoe groter de verlaging van de autonomie van BU-managers, hoe lager de rolambiguïteit die zij ervaren.
Wat brengt een strakkere inrichting van budget controls in tijden van crisis zoal teweeg bij een BU-manager? Zonder rekening te houden met de crisiscontext, zijn de uitkomsten in de wetenschappelijke literatuur hieromtrent niet heel eenduidig. Enerzijds wordt gesteld dat een meer stringente omgang met budget controls ertoe leidt dat organisatie- en BU-doelstellingen kunnen worden behaald, rolambiguïteit afneemt en onzekerheid op de werkvloer wordt verminderd (
Hoewel
De bovenstaande aspecten leiden tot de volgende hypothese:
H4. Hoe groter de verstrakking van de budget controls voor BU-managers, hoe hoger de ervaren rolambiguïteit door BU-managers.
Naast de vier directe effecten die zijn weergegeven in de hypothesen H1–H4, veronderstellen wij in deze studie dat er twee belangrijke mediërende effecten optreden rondom rolambiguïteit. Het eerste effect ontstaat doordat ten tijde van een grote externe bedreiging, zoals van een crisis of pandemie, een individu de voorkeur geeft aan besluitvaardig, direct en autoritair leiderschap (
H5. De financiële impact van de COVID-19-crisis heeft een negatief effect op de ervaren rolambiguïteit van BU-managers via verlaging van de autonomie van BU-managers.
Het tweede mediërende effect dat wordt verondersteld op te gaan in dit onderzoek ontstaat door de plotselinge verstrakking van budget controls als reactie op de impact van de COVID-19-pandemie op de bedrijfsvoering van organisaties. In een periode van hoge onzekerheid wordt gesteld dat dit leidt tot meer werkdruk, conflicterende en/of dubbelzinnige doelstellingen en een onduidelijk verwachtingspatroon vanuit het topmanagement qua concrete werkzaamheden die moeten worden verricht – zolang het budget maar gehaald wordt (
H6. De financiële impact van de COVID-19-crisis heeft een positief effect op de ervaren rolambiguïteit van BU-managers via verhoging van verstrakking van budget controls voor BU-managers.
Er zijn in dit onderzoek drie controlevariabelen opgenomen. De eerste controlevariabele is het bestaan van een gedeelde organisatorische visie. Het idee hierachter is dat indien het voor een individuele werknemer duidelijk is wat de doelen, visie en gemeenschappelijke waarden van zijn/haar organisatie zijn, dit een positieve impact heeft op de rolduidelijkheid die dat individu met betrekking tot zijn/haar eigen functie ervaart (
We hebben in Figuur
In mei 2020 is door Nyenrode Business Universiteit een vragenlijst uitgezet onder businessunit (BU) managers in Nederland, in een tijd die bekend stond als de (eerste) ‘intelligente’ lockdown.
Variabele | Items | Component loading |
---|---|---|
Financiële impact COVID-19 (IMPACT_CRISIS) | ||
IMPACT1 | - De impact op de unit van de BU-manager door Covid-19 (reversed). | 0.889 |
IMPACT2 | - De impact op het aantal orders van de BU-unit door Covid-19 (reversed). | 0.923 |
IMPACT3 | - De impact op de verkopen van de BU-unit door Covid-19 (reversed). | 0.908 |
Autonomieverlaging BU-managers (AUTONOMYΔ) | ||
AUT2Δ | - De kans om iets te doen waarbij gebruik wordt gemaakt van de eigen capaciteiten sinds de crisis. | 0.763 |
AUT4Δ | - Vrijheid om te beslissen wat hij of zij doet op zijn of haar werk sinds de crisis. | 0.734 |
AUT5Δ | - Het uitproberen van eigen methoden om zijn of haar werk te doen sinds de crisis. | 0.744 |
Verstrakking budget controls BU-managers (BGT_CONTRΔ) | ||
BGT_CONTR1Δ | - De druk om corrigerende maatregelen te nemen om budgetafwijkingen te verminderen ten tijde van de crisis. | 0.910 |
BGT_CONTR3Δ | - De aandacht van het senior management voor budgetafwijkingen ten tijde van de crisis. | 0.803 |
BGT_CONTR4Δ | - De mate van monitoring van budgetrealisatie door de senior manager ten tijde van de crisis. | 0.784 |
BGT_CONTR5Δ | - De hoeveelheid vragen vanuit het senior management over het behalen van budget-doelstellingen ten tijde van de crisis. | 0.760 |
Rolambiguïteit (ROL_AMB) | ||
RA1 | - Ik ervaar zekerheid over hoeveel autoriteit ik heb. | 0.674 |
RA2 | - Ik weet waar mijn verantwoordelijkheden liggen. | 0.752 |
RA4 | - Ik weet dat ik mijn werk goed heb verdeeld. | 0.652 |
RA5 | - Ik beschik over helder te plannen doelstellingen. | 0.776 |
RA6 | - Ik weet wat er van mij wordt verwacht. | 0.773 |
Gedeelde organisatorische visie (SHARED_VISION) | ||
SHARED_VISION1 | - Er is een gemeenschappelijk doel in mijn organisatie. | 0.758 |
SHARED_VISION2 | - Er is volledige overeenstemming over onze organisatievisie. | 0.879 |
SHARED_VISION3 | - Alle organisatieleden zetten zich in voor de doelen van deze organisatie. | 0.678 |
SHARED_VISION4 | - Mensen zijn enthousiast over de collectieve doelen en missie van de hele organisatie. | 0.736 |
SHARED_VISION5 | - Onze unit deelt dezelfde ambities en visie met andere units van de organisatie. | 0.764 |
IMPACT_CRISIS - financiële impact COVID-19; AUTONOMYΔ - Autonomieverlaging BU-manager; BGT_CONTRΔ - Verstrakking van budget controls BU-manager; ROL_AMB - rolambiguïteit; SHARED_VISION - gedeelde organisatorische visie |
Het voordeel van dataverzameling met behulp van studenten is dat het risico op non-response bias werd verkleind (
De leeftijd van de 70 respondenten is gemiddeld 46,8 jaar, met een minimum van 28 en een maximum van 65 jaar. 24,3% van de respondenten werkte maximaal vier jaar voor dezelfde organisatie, terwijl 47,1% tien jaar of langer werkzaam was bij dezelfde organisatie. Van de respondenten werkte 42,9% maximaal twee jaar in de huidige functie, terwijl 34,2% van de respondenten vijf jaar of langer de huidige functie bekleedde.
De dataset is beoordeeld op ontbrekende waarden en mogelijke ‘straight lining’ (
De compositie van de diverse, in dit onderzoek gebruikte variabelen is uiteengezet in Tabel
Een van de twee mediërende variabelen in ons model is de autonomieverlaging onder BU-managers, voor en ten tijde van de eerste COVID-19 golf, afgekort tot AUTONOMY∆.
De tweede mediërende variabele in dit onderzoek is de verstrakking van budget controls in tijden van crisis, afgekort BGT_CONTR∆. De verschillende vragen waaruit dit construct bestaat zijn afgeleid uit een onderzoek van
De afhankelijke variabele die zal worden gehanteerd, is de rolambiguïteit die door BU-managers ervaren wordt als gevolg van de COVID-19-crisis, oftewel ROL_AMB. De bijbehorende vragen zijn afgeleid van
In het te toetsen model zal de mate van een gedeelde organisatorische visie, afgekort SHARED_VISION, meegenomen worden als één van drie controlevariabelen. Op basis van vijf vragen die zijn ontworpen door
De tweede controlevariabele, het aantal jaren dat iemand reeds werkzaam is bij de huidige organisatie, is YEARS_ORG genoemd, en is onderverdeeld in korter dan vijf jaar, tussen vijf tot tien jaar en meer dan tien jaar werkzaam bij de eigen organisatie. De derde controlevariabele, die we YEARS_JOB noemen, en die het aantal jaren dat iemand zijn/haar huidige functie bekleedt betreft, is onderverdeeld in tot drie jaar, tussen drie tot vijf jaar en meer dan vijf jaar werkzaam in de huidige functie. Dit zijn zogenaamde ‘single item measures’, waarvoor de voornoemde maatstaven niet kunnen worden berekend.
In Tabel
Panel A: Beschrijvende statistiek | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Variabele | Gemiddelde | Standaarddeviatie | Theoretische range | Min | Max | ||
IMPACT_CRISIS | 4.64 | 1.13 | 1 | 7 | 1.00 | 6.90 | ||
AUTONOMYΔ | -0.58 | 7.10 | -50 | 50 | -33.33 | 16.00 | ||
BGT_CONTRΔ | 16.38 | 12.98 | -50 | 50 | -20.75 | 45.00 | ||
ROL_AMB | 1.83 | 0.57 | 1 | 5 | 1.00 | 3.20 | ||
SHARED_VISION | 4.05 | 0.70 | 1 | 5 | 2.20 | 5.00 | ||
IMPACT_CRISIS - financiële impact COVID-19; AUTONOMYΔ - Autonomieverlaging BU-manager; BGT_CONTRΔ - Verstrakking van budget controls BU-manager; ROL_AMB - rolambiguïteit; SHARED_VISION - gedeelde organisatorische visie | |||||||
Panel B: Correlatietabel | |||||||
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | |
1. IMPACT_CRISIS | (0.907) | ||||||
2. AUTONOMYΔ | 0.267** | (0.747) | |||||
3. BGT_CONTRΔ | 0.102 | -0.127 | (0.816) | ||||
4. ROL_AMB | -0.094 | -0.323*** | 0.183* | (0.727) | |||
5. SHARED_VISION | 0.094 | -0.037 | 0.018 | -0.526*** | (0.764) | ||
6. YEARS_JOB | 0.442 | 0.132 | 0.027 | -0.026 | -0.004 | (1.000) | |
7. YEARS_ORG | 0.151 | 0.169 | -0.202 | -0.146 | 0.102 | 0.417*** | (1.000) |
IMPACT_CRISIS - financiële impact COVID-19; AUTONOMYΔ - Autonomieverlaging BU-manager; BGT_CONTRΔ - Verstrakking van budget controls BU-manager; ROL_AMB - rolambiguïteit; SHARED_VISION - gedeelde organisatorische visie | |||||||
* is significant op 0,10 (2-tailed), ** is significant op 0,05 (2-tailed), *** is significant op < 0,01 (2-tailed). Dikgedrukte getallen betreffen de wortel van de Average Variance Extracted (AVE) |
In Tabel
In Tabel
Het construct ROL_AMB heeft naast met BGT_CONTRΔ een sterk significante en positieve correlatie met zowel AUTONOMYΔ (r = -0,323 p < 0,01 2-tailed). Tevens lijken de controlevariabelen YEARS_ORG en YEARS_JOB sterk met elkaar te correleren (r = 0,361, p = 0,01 2-tailed). Dit wordt verklaard door het feit dat indien een medewerker lang in de huidige functie werkzaam is, de desbetreffende respondent logischerwijs ook lang bij de organisatie werkzaam zal zijn. Geen van de variabelen kent een significante, onderlinge correlatie die hoger is dan 0,80, waarmee onaanvaardbaar hoge multicollineariteit naar alle waarschijnlijkheid vermeden wordt (Field 2018). Het feit dat de correlatie tussen AUTONOMYΔ en BGT_CONTRΔ niet significant is, laat zien dat het in dit onderzoek twee losstaande begrippen zijn (hetgeen reeds gesuggereerd werd door de operationalisatie van deze variabelen in Tabel
Voor het toetsen van de gestelde hypothesen is, zoals gezegd, gebruik gemaakt van PLS-SEM. Volgens
De factor loadings van de verschillende items die zijn gebruikt voor de opbouw van de constructen hebben een minimale score van 0,652. Hoewel
Van de regressieanalyse die is uitgevoerd met PLS-SEM, zijn in Tabel
Onafh. variabelen | Afh. variabelen | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
AUTONOMYΔ | BGT_CONTRΔ | ROL_AMB | ||||
Coëfficiënt | T-statistiek | Coëfficiënt | T-statistiek | Coëfficiënt | T-statistiek | |
IMPACT_CRISIS | (H1) 0.336 | 1.830** | (H2) 0.103 | 0.588 | 0.017 | (-0.148) |
AUTONOMYΔ | (H3) -0.259 | (2.025)*** | ||||
BGT_CONTRΔ | (H4) 0.201 | (1.723)** | ||||
SHARED_VISION | -0.534 | (6.736)*** | ||||
YEARS_JOB | -0.075 | (0.546) | ||||
YEARS_ORG | 0.029 | (0.162) | ||||
Adj. R2 | 10.0% | -0.1% | 34.4% | |||
Onafh. variabelen | Mediërende variabelen | Afh. variabelen | Coëfficiënt | T-statistiek | ||
IMPACT_CRISIS | AUTONOMYΔ | ROL_AMB | (H5) -0.087 | (1.386)* | ||
IMPACT_CRISIS | BGT_CONTR | ROL_AMB | (H6) 0.020 | (0.542) | ||
IMPACT_CRISIS - financiële impact COVID-19; AUTONOMYΔ - Autonomieverlaging BU-manager; BGT_CONTRΔ - Verstrakking van budget controls BU-manager; ROL_AMB - rolambiguïteit; SHARED_VISION - gedeelde organisatorische visie | ||||||
* is significant op 0,10 (1-tailed), ** is significant op 0,10 (2-tailed), *** is significant op 0,05 (2-tailed) |
Uit de resultaten blijkt AUTONOMYΔ positief te worden beïnvloed door IMPACT_CRISIS (β = 0.336, p < 0,10 2-tailed). H1 veronderstelde dat, als gevolg van de financiële impact van de COVID-19-crisis, de autonomie onder BU-managers zou afnemen ten tijde van de crisis. De uitkomsten van de regressieanalyse geven steun aan deze hypothese. In H2 werd verondersteld dat, als gevolg van de financiële impact door de COVID-19-crisis, een verstrakking van budget controls te zien zou zijn (conform de operationalisatie in Tabel
Onze onderzoeksresultaten laten zien dat als gevolg van de impact van de COVID-19-pandemie op het reilen en zeilen van en in organisaties, BU-managers grosso modo geconfronteerd zijn met een verlies van autonomie. Er lijken taken en bevoegdheden die ze voor de pandemie zelf uitvoerden of die hen waren toegewezen, te zijn overgeheveld naar het hogere management. Tevens kan worden geconcludeerd dat over het algemeen BU-managers van mening waren dat er een verstrakking van budget controls was opgetreden en dat deze ontwikkeling had bijgedragen aan een toegenomen rolambiguïteit, maar dat dit niet te maken heeft gehad met de financiële impact van de COVID-19-pandemie op hoe management controls werden vormgegeven. Blijkbaar is het niet afhankelijk geweest van hoe een organisatie er precies voor stond aan het begin van de COVID-19-crisis of de spreekwoordelijke financiële teugels werden aangehaald en meer stringente budgetprocedures en -regels dienden te worden gevolgd door budgetnemers; de omvattendheid van de pandemie heeft gemaakt dat de organisaties in de steekproef dit veelal ‘gewoon’ hebben gedaan. De ‘resilience’ literatuur betoogt dat dergelijke acties niet noodzakelijk heilzaam hoeven te zijn voor organisaties; juist in tijden van socio-politieke, economische en/of technologische dreiging zouden organisaties dienen te kiezen voor het geven van grotere vrijheden aan BU-managers om effectief weerstand te bieden aan de ontstane situatie (Vogus and Sutcliffe 2003;
Daarnaast hebben wij ook vastgesteld dat hoe minder autonomie BU-managers hadden ten tijde van de eerste coronagolf in vergelijking met de periode daarvoor, hoe kleiner de gepercipieerde rolambiguïteit was. Onze verklaring hiervoor is tweeledig: enerzijds kan het zijn dat de vermindering van autonomie iets was waar BU-managers, door het intreden van de COVID-19-crisis, zelf op aanstuurden vanwege de ontstane onzekere situatie; aan de andere kant kan het ook zijn dat de pandemie ertoe leidde dat het management meer richting en structuur is gaan geven ter bescherming van hun organisatie, met als resultaat dat er meer duidelijkheid werd geschapen voor BU-managers door de verlaging van hun autonomie.
Tevens wordt in deze studie het mediërende effect van de financiële impact van de COVID-19-crisis op rolambiguïteit via de verstrakking van budget controls statistisch niet ondersteund. Dit is niet verrassend, aangezien de relatie tussen de financiële impact van de pandemie op de inrichting van budget controls ook al niet significant werd bevonden. Hoewel daarmee niet voor alle gestelde hypothesen steun is gevonden, zijn met onze uitkomsten wel interessante nieuwe onderzoekvragen ontstaan, ondanks de beperkte omvang van de dataset en het niet representatief zijn van de steekproef. Zo draagt dit onderzoek iets bij aan de crisisliteratuur: ook ten tijde van de COVID-19-pandemie treedt het Threat-rigidity effect op (
Wat zien wij als de voornaamste praktische bijdrage van dit onderzoek? De roltheorie stelt dat rolduidelijkheid onder werknemers, en daarmee de afwezigheid van rolambiguïteit, van essentieel belang is om organisaties soepel te laten functioneren (Katz et al. 1964). De theorie stelt echter ook dat deze duidelijkheid onder meer onder druk komt te staan wanneer zich grote schokken in de omgeving van organisaties voordoen. De COVID-19-crisis kan uiteraard worden beschouwd als zo’n schok. De rolduidelijkheid die BU-managers ervoeren gedurende de eerste corona-lockdown werd blijkens dit onderzoek verlaagd door de meer stringente management controlmaatregelen waarmee zij veelal werden geconfronteerd: zo moest er doorgaans vaker worden gerapporteerd en vroegen budgetrealisaties om meer uitleg. Aldus moesten BU-managers een onzekere toekomst tegemoet treden, waarbij ze tevens minder speelruimte kregen van het hogere management om bepaalde (operationele en andere) beslissingen zelf te nemen. Hoewel op het oog krappere budgetten en minder speelruimte prima samen lijken te gaan, is het risico aanwezig dat in voorkomende gevallen de budgetruimte van BU-managers onbedoeld dermate krap wordt gemaakt, dat zij te weinig bewegingsruimte ervaren om op een goede en effectieve wijze leiding te geven aan hun organisatieonderdeel in een continu aan veranderingen onderhevig zijnde omgeving, met uiteindelijk een grotere mate van rolambiguïteit tot gevolg. Een dergelijke situatie komt de weerbaarheid (‘resilience’) van organisaties natuurlijk niet ten goede: de besluitvorming in organisaties is dan te gecentraliseerd geworden en de mogelijkheden die aan BU-managers worden gegeven om hun werkzaamheden goed te verrichten, zijn dan te klein geworden. Hoe deze situatie te voorkomen, lijkt vooral een geval te zijn van goed overleg tussen BU-managers en hun manager(s)/meerdere(n). BU-managers weten doorgaans het beste wat gaande is binnen hun eigen businessunit en de markt(en) die zij bedienen; zij zijn primair degenen die kunnen aangeven welke behoeften zij hebben om hun rol naar eigen goeddunken in te vullen ten tijde van een pandemie. Met name in dergelijke omstandigheden lijkt het raadzaam als het hogere management hier goed naar luistert en niet te dominant optreedt. Daarom lijkt ons het voeren van effectieve budgetonderhandelingen een groot goed in tijden van extreme externe schokken zoals een pandemie, waarbij – zoals gezegd – de mening van BU-managers zeker niet veronachtzaamd en misschien wel geprioriteerd dient te worden in hoe de onderhandelingen verlopen.
Kristan Post MSc is Financial & Business controller bij Wavin Nederland B.V. Zijn master of science in controlling scriptie bij Nyenrode Business Universiteit heeft als basis gediend voor dit onderzoek.
Drs. Åge van Roon RC is docent op Nyenrode Business Universiteit.
Prof. dr. Ivo De Loo is hoogleraar management accounting en control bij Nyenrode Business Universiteit.
Wij zijn de beide reviewers, alsmede de handling editor van het special issue waarin dit artikel verschijnt, zeer erkentelijk voor de ontvangen commentaren en suggesties. De gebruikelijke disclaimer is ook op deze bijdrage van toepassing.
In dit onderzoek toetsen we specifiek de verlaging van autonomie onder BU-managers, maar we meten (zoals duidelijk zal worden in sectie 3) de verandering van autonomie ten tijde van de eerste coronagolf, omdat er ook sprake geweest kan zijn van een vergroting hiervan.
Analoog aan noot 1 toetsen wij in dit onderzoek de verstrakking van budget controls, maar we meten de verandering van budget controls ten tijde van de eerste coronagolf, omdat er ook sprake geweest kan zijn van een versoepeling van budget controls ten tijde van de eerste coronagolf.
De ‘intelligente’ lockdown werd zo genoemd omdat feitelijk veel ondernemingen niet hoefden te sluiten, maar de bevolking wel dringend werd geadviseerd deze zo min mogelijk te bezoeken. Deze periode begon op 15 maart 2020 en duurde tot eind juni. 2020. Zie voor meer details: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-tijdlijn/maart-2020-maatregelen-tegen-verspreiding-coronavirus en https://nos.nl/artikel/2339109-1-juli-coronaregels-verder-versoepeld-wat-mag-er-allemaal-weer
Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft in 2008 alle bedrijfstakken/branches in Nederland gecategoriseerd. De uitkomsten van dit onderzoek zijn te vinden op https://www.cbs.nl/nl-nl/cijfers/detail/81589NED.
Volgens
Volgens Cohen et al. (2003) dienen VIF-waarden niet hoger te zijn dan zes of zeven. We hanteren hier voor de zekerheid een meer stringente regel.
De resultaten van twee respondenten zijn uitgesloten van de regressie, omdat geconstateerd is dat deze een verstorend effect hadden op het samenstellen van AUTONOMYΔ.