Literature Review
Print
Literature Review
Verslaggevingsstandaarden en auditkwaliteit: een literatuurstudie
expand article infoNiels van der Meer, Dick de de Waard§|
‡ KPMG Accountants NV, Zwolle, Netherlands
§ Rijksuniversiteit Groningen, Groningen, Netherlands
| University of Curaçao dr. Moises da Costa Gomez, Willemstad, Netherlands
Open Access

Samenvatting

Verslaggevingsstandaarden wijzigen en nieuwe verslaggevingsstandaarden, zoals de CSRD, worden ingevoerd. Deze standaarden worden overwegend rules-based of principles-based vormgegeven. De vraag is nu: leiden standaarden met een meer rules-based accent tot een hogere auditkwaliteit of juist standaarden met een meer principles-based accent? In deze bijdrage beschrijven wij de uitkomsten van een literatuurstudie van 20 relevante publicaties op het gebied van rules-based versus principles-based verslaggevingstandaarden en de impact daarvan op de auditkwaliteit bij financiële verslaggeving. Deze literatuurstudie behandelt het perspectief van de individuele accountant, de interactie met de cliënt en de invloed van toezichthouders. Wanneer wordt ingezoomd op sec de accountant, gaat de voorkeur uit naar meer principles-based standaarden. Indien rekening wordt gehouden met de interactie met de cliënt en de actieve rol van toezichthouders, neigt dit meer naar standaarden met een rules-based accent. Nader onderzoek naar deze relaties bij de invoering van duurzaamheidsverslaggeving is gewenst.

Trefwoorden

Rules-based, principles-based, verslaggevingsstandaarden, duurzaamheidsverslaggeving, auditkwaliteit

Relevantie voor de praktijk

Indien sprake is van impact door de aard van regelgeving op de auditkwaliteit – en daarmee op de kwaliteit van verslaggeving – dan is het van belang dat de regelgevers zich realiseren wat het effect kan zijn van de toepassing van rules-based of principles-based regelgeving, zeker nu een volledig nieuwe richtlijn als de CSRD wordt omgezet in concrete standaarden voor verslaggeving, waarbij assurance wordt gevraagd.

1. Inleiding

Vanaf 2024 moeten gefaseerd alle grote Europese ondernemingen voldoen aan de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Een belangrijk aspect van deze nieuwe richtlijn is de vraag naar assurance bij de duurzaamheidsinformatie in het toekomstig bestuursverslag van deze ondernemingen. Daarmee komen er voor externe auditors nieuwe verslaggevingsstandaarden waaraan zij moeten toetsen. Deze standaarden lijken vooralsnog in sterke mate principles-based. Een opkomende vraag is: leiden standaarden die relatief meer principles-based zijn eerder tot de gewenste auditkwaliteit of zou de voorkeur moeten uitgaan naar standaarden die relatief meer rules-based zijn? Het beantwoorden van deze vraag is belangrijk, omdat de regelgever ex ante een belangrijke invloed kan hebben op de kwaliteit van zowel de verslaggeving als de audit.

Met betrekking tot de financiële verslaggeving is veelvuldig onderzoek gedaan naar deze relatie, terwijl voorschriften op het gebied van duurzaamheidsverslaggeving nieuw zijn. Welke lessen kunnen nu worden geleerd uit het onderzoek op het gebied van financiële verslaggeving naar de relatie tussen het karakter van de regelgeving en de kwaliteit van de audit? Is nader onderzoek gewenst? In deze bijdrage beschrijven wij de uitkomsten van een literatuurstudie op het gebied van rules-based versus principles-based verslaggevingstandaarden en de impact daarvan op de auditkwaliteit bij financiële verslaggeving. Analoog aan het audit quality model van de IAASB (2014) is deze literatuurstudie ingericht vanuit het perspectief van de individuele accountant, de interactie met de cliënt en de invloed van toezichthouders.

2. Methode

In dit onderzoek is een traditionele systematische literatuurstudie uitgevoerd. De voor deze bijdrage gebruikte literatuur is geselecteerd via Google Scholar. Op voorhand zijn geen tijdschriften of jaartallen uitgesloten. De zoektermen rules-based en principles-based accounting standards hebben 7.930 resultaten opgeleverd. In deze opbrengst was sprake van een groot aantal doubleringen die zijn verwijderd. Aansluitend zijn essays en artikelen verwijderd die zijn gericht op fiscale en overige niet-accountancy gerelateerde wet- en regelgeving. Vervolgens zijn alle publicaties verwijderd waarin de accountant niet de besluitvormer was. Deze selectie heeft geresulteerd in 20 relevante wetenschappelijke publicaties. De in deze publicaties gepresenteerde onderzoeken zijn gebaseerd op verschillende onderzoeksmethoden, zoals experimenten, contentanalyse, archiefdata en survey. Op deze wijze is een goed overzicht verkregen van onderzoek naar het gedrag van accountants in zowel een gecontroleerde als ongecontroleerde omgeving. Tabel 1 bevat een overzicht van de gebruikte literatuur.

Tabel 1.

Lijst met gebruikte artikelen in de literatuurstudie.

Auteurs + jaartal Onderzoeks-periode Land van onderzoek Korte samenvatting Onderzoeks-methode
Braun et al. (2015) Niet gespecificeerd US Dit paper onderzocht de mate waarin accountants akkoord gaan met de door de klant voorgestelde verslaggeving onder zowel rules-based als principles-based standaarden. De onderzoekers concludeerden dat accountants eerder geneigd zijn mee te gaan met de klant onder principles-based standaarden dan onder rules-based standaarden. Echter, onder rules-based standaarden hebben accountants meer vertrouwen in de eigen oordeelsvorming, als zij geen weet hebben van onderzoeken door toezichthouders. Experiment
Beck et al. (2017) 2004–2008 US Dit paper onderzocht of de gewijzigde rules-based definitie naar een principles-based definitie van “control” onder US GAAP & IFRS resulteert in minder “transaction structuring”. De onderzoekers concludeerden dat ondanks de gewijzigde definitie van “control”, ondernemingen belangen hielden net op of onder de 50%, om zodoende de consolidatieplicht te sturen door vast te houden aan de “oude” rules-based definitie van “control”. Archiefdata
Bennet et al. (2006) n/a n/a De onderzoekers vergeleken drie verslaggevingsstandaarden met elkaar waarvan één vooraf werd gedefinieerd als een rules-based standaard en de andere twee werden geclassificeerd als principles-based standaarden. De onderzoekers concludeerden dat standaarden op zichzelf staand niet in te delen zijn als rules-based of principles-based, maar dat een standaard relatief ten opzichte van een andere standaard meer rules-based of meer principles-based is. Contentanalyse
Cohen et al. (2013) Niet gespecificeerd US De onderzoekers onderzochten en concludeerden dat de verslaggevingsbeslissingen van accountants onder principles-based standaarden resulteren in meer conservatieve verslaggeving dan onder rules-based standaarden, ongeacht de mate van toezicht door een toezichthouder. Experiment
Collins et al. (2012) 2007–2009 Wereldwijd Dit paper beschrijft het onderzoek naar de vraag of het type verslaggevingsstandaard impact heeft op de lease-classificatie in de jaarrekening. In tegenstelling tot de verwachting, concludeerden de onderzoekers dat er juist onder een meer principles-based verslaggevingsstandaard minder verschillen werden geconstateerd in de lease-classificatie. Archiefdata
Donelson et al. (2012) 1996–2005 US De onderzoekers onderzochten of rules-based standaarden bescherming boden tegen juridische vervolging en zij vonden bewijs voor deze hypothese. Echter, rules-based standaarden boden geen bescherming in geval de accountant gedaagd werd. Archiefdata
Fornaro and Huang (2012) 2005–2006 US Deze studie onderzocht en concludeerde dat effectief toezicht op het management een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van financiële verslaggeving, zolang de verslaggevingsstandaarden niet te onduidelijk zijn en dubbelzinnigheden bevatten. Archiefdata
Fang et al. (2021) 2000–2009 US De studie onderzocht de effectiviteit van de verschillende governance-actoren onder zowel rules-based als principles-based verslaggevingsstandaarden. De resultaten laten zien dat commissarissen, accountants en externe toezichthouders effectiever zijn in het tegengaan van onjuiste verslaggeving onder rules-based standaarden dan onder principles-based standaarden. Archiefdata
Jamal and Tan (2010) Niet gespecificeerd Canada De studie onderzocht of een match tussen het type verslaggevingsstandaard en type accountant resulteert in betere financiële verslaggeving. De resultaten laten zien dat het type accountant minder relevant is onder rules-based standaarden. Echter, onder principles-based standaarden zal een principles-based accountant beter in staat zijn om onjuiste verslaggeving te voorkomen. Experiment
Kirk (2006) 1998 Nieuw-Zeeland Middels een vragenlijst werd onderzocht of CFO’s, accountants en aandeelhouders in Nieuw-Zeeland een verschillend begrip hebben van verslaggevingstermen. De resultaten laten zien dat de groepen verschillende percepties hebben van begrippen in de verslaggeving. Survey
Mergenthaler (2009) 1994–2005 US De studieresultaten laten zien dat er een positieve relatie bestaat tussen rules-based standaarden en de omvang van “earnings management” en dat er een negatieve relatie bestaat tussen rules-based standaarden en de kans om gestraft te worden bij de SEC. Archiefdata
Nelson et al. (2002) 1998 US De studie laat zien dat accountants minder geneigd zijn “earnings management” tegen te houden als de transacties gestructureerd zijn in lijn met de rules-based verslaggevingsstandaard. Dit in tegenstelling tot earnings management onder principles-based verslaggevingsstandaarden. Survey
Nelson (2003) n/a n/a De studie betreft een literatuurstudie. Literatuurstudie
Peytcheva et al. (2014) Niet gespecificeerd US & Nederland De onderzoekers concluderen dat principles-based standaarden resulteren in een grotere “process accountability”, wat vervolgens resulteert in een verhoogde motivatie bij accountants om de specifieke casus beter te begrijpen en hun behoefte aan controle-informatie. Experiment
Prather-Kinsey et al. (2018) 2015 US & India De onderzoekers concludeerden dat de beslissing van accountants om een deelneming al dan niet te consolideren afhangt van de werklocatie van de accountant (US versus India) en van het beeld van de accountant over zichzelf en zijn of haar werk. Experiment
Psaros and Trotman (2004) Niet gespecificeerd Australië Uit de studie blijkt dat accountants eerder geneigd zijn een deelneming niet te consolideren onder rules-based standaarden dan onder principles-based standaarden, gegeven de manipulatie dat accountants onder beide standaarden de motivatie hebben om de deelneming niet te consolideren. Experiment
Psaros (2007) Niet gespecificeerd Australië De studie onderzoekt de consolidatie besluitvorming van senior verslaggevingmedewerkers in Australië. Op basis van de resultaten concludeert de onderzoeker dat een principles-based standaard niet per se resulteert in “biased” financiële verslaggeving. Experiment
Sundvik (2019) 1994–1996 US De studie laat zien dat earnings management plaatsvindt onder zowel rules-based als principles-based standaarden, maar dat de aard van het earnings management verschilt. Zo worden er onder rules-based standaarden besluiten genomen om uitgaven stop te zetten (“real earnings management”) en worden de winsten onder principles-based standaarden beïnvloed via accruals. Archiefdata
Vann and Presley (2018) 2003–2009 Wereldwijd De studie concludeert dat er onder principles-based standaarden vaker sprake is van earnings management en dat een Big Four-accountant alleen niet in staat zal zijn om dit sturen van de resultaten tegen te gaan, maar dat ook effectieve governance binnen de onderneming noodzakelijk is. Kortom, de synergie tussen de governance-organen en de accountant zal eraan bijdragen dat winsten onder principles-based standaarden minder worden gestuurd door het management. Archiefdata
Webster and Thornton (2005) 1990–2001 Canada De onderzoekers concluderen dat er geen verschil is in de kwaliteit van de accruals onder de principles-based Canadian GAAP versus de rules-based US GAAP. Dit resultaat wordt vooral gedreven door het strenge toezicht in de US. Archiefdata

3. Rules-based versus principles-based verslaggevingsstandaarden

Een stelsel van financiële verslaggeving is een verzameling standaarden voor financiële verslaggeving. Titel 9 BW2 regelt in Nederland de toepassing van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ) en de International Financial Reporting Standards (IFRS). Deze standaarden vormen voor ondernemingen de criteria op basis waarvan de jaarrekening moet worden opgesteld en voor accountants de norm waaraan zij de jaarrekening toetsen.

In de wetenschappelijke literatuur worden standaarden onder meer gekwalificeerd als rules-based of als principles-based. Al merken Bennett et al. (2006) daarbij op dat het onderscheid tussen rules-based en principles-based standaarden alleen relevant is in relatieve termen.

Rules-based standaarden worden omschreven als standaarden die complex, uitgebreid en gedetailleerd zijn. Deze standaarden bevatten vele uitzonderingen en duidelijke thresholds en vereisen hierdoor een beperkte mate van professionele oordeelsvorming door accountants. Aan de andere kant worden principles-based standaarden omschreven als onnauwkeurig, minder gedetailleerd en meer gericht op de economische werkelijkheid van transacties. Dit type standaarden vereist relatief meer professionele oordeelsvorming door de accountant (Schipper 2003).

Voorstanders van rules-based standaarden wijzen op het voordeel dat deze standaarden de vergelijkbaarheid van financiële informatie tussen ondernemingen (in de tijd) bevorderen, doordat de kans op interpretatieverschillen tussen accountants klein is (Nelson 2003; Agoglia et al. 2011). Voorstanders van principles-based standaarden wijzen juist op het voordeel dat dit type standaard de economische prestaties van een onderneming beter weergeeft en de accountant dus als zodanig cliëntspecifieke feiten en omstandigheden moet beoordelen en meenemen in zijn/haar afwegingen (Ng 2004; Sundvik 2019). De vraag die dan resteert, is: welke type standaard leidt tot een hogere auditkwaliteit? In het hoofdstuk 5 wordt in kaart gebracht of op basis van de uitkomsten van verricht onderzoek een antwoord op deze vraag kan worden gevonden.

Auditkwaliteit kent meerdere definities (Knechel et al. 2013). In deze literatuurstudie ligt de focus niet op het begrip auditkwaliteit zelf, maar op de mogelijke invloed van het type standaard op de auditkwaliteit die door onderzoekers is vastgesteld, ongeacht de definities en operationaliseringen die in de diverse publicaties voor auditkwaliteit zijn gehanteerd.

4. Corporate Sustainability Reporting Directive

Op 21 april 2021 publiceerde de Europese Commissie de CSRD. Aansluitend daarop heeft de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) in 2022 deze richtlijn vertaald naar concrete verslaggevingsstandaarden: de European Sustainability Reporting Standards (ESRS) (EFRAG 2022). Na een consultatieronde heeft EFRAG de standaarden aangepast en ingediend bij de Europese Commissie. Naar verwachting zal de Europese Commissie op 30 juni 2023 de ESRS vaststellen, waarna deze standaarden vanaf 1 januari 2024 gefaseerd van toepassing zullen zijn voor een groot aantal ondernemingen in de Europese Unie. De ESRS bestaan uit 12 duurzaamheidsverslaggevingsstandaarden, gericht op milieu, mens en governance. Van ondernemingen wordt verwacht dat zij kwantitatieve en kwalitatieve informatie over hun prestaties op het gebied van duurzaamheid rapporteren en dat een externe auditor daarbij zekerheid verschaft. Dan is op het gebied van duurzaamheidsinformatie een vergelijkbare situatie gerealiseerd als voor financiële verslaggeving: er is een verslaggevingsstandaard, er is een verslag en bij dit verslag wordt zekerheid gegeven. Met dien verstande dat hier vooralsnog sprake is van een beperkte mate van zekerheid. De doelstelling is dat over enkele jaren sprake zal zijn van een redelijke mate van zekerheid.

Bestudering van de ESRS (EFRAG 2022) leert ons dat sprake is van een sterk principles-based karakter. Veel van de te rapporteren informatie wordt bepaald op basis van een door de onderneming uit te voeren materialiteitsanalyse, waarbij de onderneming naar eigen inzicht in kaart brengt welke stakeholders al dan niet relevant zijn en waarbij de onderneming naar eigen inzicht een bepaling van de dubbele materialiteit uitvoert. Bij de diverse thema’s waarover dient te worden gerapporteerd is (nog) niet gedetailleerd vastgelegd op welke wijze de prestaties of impact van de onderneming dienen te worden gemeten. Dit veroorzaakt uitdagingen voor de accountant bij het objectief vaststellen of het duurzaamheidsverslag een getrouw beeld geeft. De accountant moet zijn/haar afwegingen maken op basis van principles-based regelgeving.

5. De literatuurstudie

In dit hoofdstuk zijn de resultaten weergegeven van de analyse van de geselecteerde publicaties. In paragraaf 5.1 wordt ingegaan op het perspectief van de individuele accountant, in paragraaf 5.2 op de interactie met de cliënt en tot slot beschrijven wij in paragraaf 5.3 de invloed van toezichthouders op het gedrag van de accountant onder beide type standaarden.

5.1. De accountant

De accountant stelt vast of de jaarrekening is opgesteld conform de van toepassing zijnde verslaggevingsstandaarden. Deze doelstelling of taakomschrijving van de accountant impliceert dat de accountant:

  • een goed begrip moet hebben van deze standaarden;
  • op basis van dit begrip controlewerkzaamheden moet plannen; en
  • de verkregen controle-informatie moet beoordelen in het licht van deze verslaggevingsstandaarden.

De accountant moet dus een keten van beslissingen nemen op basis van deze standaarden. Daarmee kan ook worden gesteld dat het begrip en de interpretaties van deze verslaggevingsstandaarden door de accountant een belangrijke variabele vormen, die van invloed is op de uiteindelijke auditkwaliteit.

Nelson et al. (2002) en Nelson (2003) concluderen dat de effecten van rules-based en principles-based standaarden op de door de accountant geleverde kwaliteit niet eenduidig zijn. Het uitvaardigen van extra richtlijnen en toelichtingen zal de precisie van een standaard verhogen en mogelijk het begrip van accountants van deze standaard, maar deze extra uitvaardiging kan de standaard ook weer extra complex maken, wat een averechts effect kan hebben. Daarnaast kunnen rules-based standaarden leiden tot transaction structuring, oftewel: vooraf een transactie dusdanig vormgeven, dat deze voldoet aan de verslaggevingsstandaard en de wens van het management om een bepaald resultaat te presenteren. Aan de andere kant zal de accountant onder principles-based standaarden minder controlebevindingen identificeren en rapporteren, omdat de accountant dan: 1) onvoldoende in staat is om te onderbouwen dat de transactie onjuist is verwerkt; of 2) het door de subjectieve aard van de standaard eerder eens is met de cliënt. Beide onderzoeken geven dus nog geen eenduidig beeld. Zoals hierna zal blijken, leiden de overige in dit onderzoek betrokken publicaties tot een variëteit aan uitkomsten. Waar het ene onderzoek aantoont dat principles-based standaarden leiden tot een verhoogde auditkwaliteit, blijkt uit andere onderzoeken juist het tegenovergestelde en leiden rules-based standaarden tot een hogere auditkwaliteit.

Een veelgenoemd nadeel van principles-based standaarden is dat deze standaarden door hun subjectieve karakter zullen leiden tot winststuring en dat de onderlinge vergelijkbaarheid tussen ondernemingen zal afnemen. Echter, Psaros and Trotman (2004) en Psaros (2007) concluderen op basis van experimenteel onderzoek (wel of niet consolideren) dat accountants hun accounting-beslissing niet lieten afhangen van het negatieve effect van deze beslissing op de in de jaarrekening gepresenteerde financiële positie. Daarnaast concluderen Psaros and Trotman (2004) en Psaros (2007) dat de deelnemende accountants een zekere mate van overeenstemming hadden over hun interpretatie en numerieke vertaling van het begrip ‘overheersende zeggenschap’. Daarmee tonen beide onderzoeken aan dat principles-based standaarden niet per se een negatief effect hebben op de kwaliteit van de jaarrekening en dat ook de vergelijkbaarheid tussen jaarrekeningen niet per se afneemt. Echter, in geen van de onderzoeken zijn verklarende variabelen meegenomen om de gevonden conclusie verder te kunnen duiden.

Uit empirisch onderzoek van Collins et al. (2012) blijkt dat geen significante verschillende verslaggevingsuitkomsten worden gerapporteerd door meerdere ondernemingen onder zowel rules-based als principles-based standaarden. Daarmee geeft ook dit onderzoek indicaties dat principles-based standaarden geen negatieve impact hebben op de vergelijkbaarheid tussen ondernemingen. Aan de andere kant laat Sundvik (2019) zien dat principles-based standaarden leiden tot meer winststuring middels het vormen van accruals (accrual earnings management). Daarentegen leiden rules-based standaarden juist weer tot meer real earnings management1. Waar onder principles-based standaarden de cijfers wel meer lijken te worden gestuurd via accruals, lijkt onder rules-based standaarden juist transaction structuring vaker voor te komen.

Vann and Presley (2018) laten met hun onderzoek zien dat accountants vooral onder rules-based standaarden minder effectief zijn in het tegengaan van winststuring. De stelling is: als de cliënt aantoont te voldoen aan de letter der wet, kun je als accountant weinig beginnen. Het onderzoek van Beck et al. (2017) laat zien wat er gebeurt met het gedrag van zowel het management als de accountant als rules-based standaarden worden vervangen door principles-based standaarden. Onder de rules-based standaarden (US GAAP) moeten belangen in deelnemingen >50% worden geconsolideerd. De onderzoekers vonden dat het management de kapitaalbelangen net onder de 50% hield, zodat men niet hoefde te consolideren; een vorm van transaction structuring. Na vervanging van de rules-based standaarden door principles-based standaarden (IFRS), waarbij niet de omvang van een belang leidend is, maar de vraag of men overheersende zeggenschap heeft in de deelneming, bleek zich geen significant verschil voor te doen in de relatieve omvang van de aangekochte kapitaalbelangen. Ook in de principles-based situatie liggen de aangekochte kapitaalbelangen net onder de 50%. Opgemerkt dient te worden dat de door de onderzoekers gebruikte data beperkt waren en dat de onderzoeksperiode de jaren 2004–2008 betrof. De vraag is dan ook of de resultaten standhouden indien het onderzoek nogmaals wordt uitgevoerd, maar dan voor een langere periode. Daarnaast was destijds de ervaring van accountants met principles-based standaarden (IFRS is ingevoerd in 2005) beperkt ten opzichte van hun mogelijke jarenlange ervaring met rules-based standaarden, waardoor accountants zich bij hun oordeelsvorming mogelijk lieten leiden door hun ervaring en in het verleden gemaakte afwegingen. Vervolgonderzoek in dat opzicht is wenselijk. Deze onderzoeken laten zien dat beide type standaarden voor- en nadelen hebben en dat een overgang van de ene standaard naar de andere standaard mogelijk gepaard gaat met ‘opstartproblemen’. Daarnaast is het wenselijk om de mogelijke impact van persoonlijkheidseigenschappen op de interpretaties van verslaggevingsstandaarden in onderzoek te betrekken.

De studie van Peytcheva et al. (2014) is voor zover bekend één van de eerste onderzoeken waarin persoonseigenschappen van de accountant zijn betrokken. Peytcheva et al. (2014) beargumenteren dat – doordat principles-based standaarden meer ruimte laten voor interpretaties – onder principles-based standaarden de zogenaamde process accountability van accountants toeneemt. Process accountability is de mate waarin accountants verwachten dat zij verantwoording aan anderen moeten afleggen over het besluitvormingsproces en over de door hen genomen beslissingen. Een relatief hoge mate van process accountability zal leiden tot een hogere epistemic motivation. Dit zal leiden tot extra inspanning van de accountant, door bijvoorbeeld het opvragen van additioneel controlebewijs bij de cliënt of het uitvoeren van extra gedetailleerde analyses. Op basis van een experiment vonden de onderzoekers steun voor deze hypothese. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek kan men beargumenteren dat, ook al zijn principles-based standaarden vatbaar voor interpretatieverschillen, dit niet per definitie hoeft te resulteren in een lagere kwaliteit van de financiële verslaggeving. De accountant zal immers extra inspanningen leveren om de casus te begrijpen en om op basis van alle verkregen informatie een afgewogen oordeel te vormen. Aan de andere kant laten de onderzoeken van Prather-Kinsey (2018), Boyar and Hood (2018) en Kirk (2006) juist zien dat principles-based standaarden wel degelijk leiden tot verschillende interpretaties van accounting standaarden door accountants. De culturele achtergrond van accountants speelt hierbij een rol. Deze resultaten impliceren dat de vergelijkbaarheid van jaarrekeningen tussen ondernemingen lastig kan zijn onder principles-based standaarden en zeker als die vergelijkbaarheid over de landsgrenzen heen trekt.

Ondanks dat deze onderzoeken mooie inzichten bieden in verschillende keuzes die accountants maken onder beide typen standaarden en in het proces dat mogelijk daaraan ten grondslag ligt, is niet onderzocht of er ook daadwerkelijk vergelijkbare uitkomsten zijn in de zin van auditkwaliteit. De vraag naar extra controle-informatie of het uitvoeren van meer gedetailleerde analyses bewijst niet per se dat de auditkwaliteit onder beide typen standaarden vergelijkbaar, beter of slechter is. Daarnaast is het ook maar de vraag hoe significant de interpretatieverschillen zijn van principles-based standaarden onder accountants en zeker gegeven de specifieke casus. Kortom, we weten niet of accountants onder principles-based standaarden in vergelijkbare situaties significant verschillend handelen en oordelen.

Ondanks dat de bestaande literatuur niet volledig eenduidig is, lijken er aanwijzingen te zijn dat principles-based standaarden resulteren in voldoende auditkwaliteit. Deze uitkomst is mogelijk positief voor regelgevers, omdat verondersteld wordt dat de jaarrekening onder principles-based standaarden informatiever is voor de gebruiker, vanwege een beter inzicht in de economische prestaties van de onderneming. Wel is naar ons idee vervolgonderzoek noodzakelijk om deze initiële conclusie verder te kunnen staven. Een mogelijk onderwerp daarbij kan zijn: de (on)bewuste voorkeur van accountants voor een type standaard, die in combinatie met het cognitieve proces zorgt voor een betere auditkwaliteit in de situatie waarin er sprake is van een match tussen de van toepassing zijnde type standaard en de voorkeur van de accountant.

5.2. Interactie met de cliënt

De accountant zit van nature in een spagaat. De cliënt betaalt de accountant voor de uitvoering van de controle van de jaarrekening, maar tegelijkertijd voert de accountant die controle uit voor het maatschappelijk verkeer. In het verleden hebben zich onafhankelijkheidgerelateerde situaties voorgedaan die hebben geleid tot boekhoudschandalen. Vanuit de literatuur over auditkwaliteit weten wij dat onafhankelijkheidsvraagstukken in verschillende gedaantes (non-audit fees, tenure) impact hebben op de auditkwaliteit (Knechel et. al. 2013; DuFond and Zhang 2014). Maar in deze onderzoeken naar interactie tussen de cliënt en de accountant is geen rekening gehouden met het bestaan van zowel rules-based als principles-based standaarden.

Intuïtief zou kunnen worden beargumenteerd dat de accountant het meest beïnvloedbaar is onder principles-based standaarden, immers: “Je kunt er ook ‘zo’ naar kijken.” Aan de andere kant, kan de accountant nadrukkelijker de rol van vertrouwenspersoon van het maatschappelijk verkeer pakken, omdat hij/zij dan nagaat of de interpretaties van de cliënt in de geest van de wet zijn en deze interpretaties ook leiden tot de informatiewaarde waar het maatschappelijk verkeer om vraagt. Er zijn echter relatief weinig onderzoeken bekend naar de cliënt-accountant-interactie onder zowel rules-based als principles-based standaarden.

Nelson (2003) beschrijft in zijn commentaar dat de verslaggevingsdiscussie wordt beslecht door díe partij (cliënt of accountant), die de beste onderhandelingspositie heeft. Dit geldt volgens Nelson (2003) met name in de rules-based context. De accountant zal de beste onderhandelingspositie hebben als de transacties suboptimaal zijn gestructureerd in het kader van de relevante verslaggevingsregel. Andersom, als de cliënt een transactie zodanig heeft vormgegeven dat de accountant deze niet kan afwijzen, zal de cliënt de beste onderhandelingspositie hebben.

Jamal and Tan (2010) borduurden voort op deze gedachte. Zij onderzochten of de kwaliteit van de financiële verslaggeving verbeterde als het type verslaggevingsstandaard overeenkomt met de standaardvoorkeur van de accountant. Zij redeneerden dat in geval van een match tussen het type standaard en de voorkeur van de accountant de onderhandelingspositie van de accountant verbetert en dat hij/zij op deze manier winststuring door de cliënt kan laten corrigeren. Een accountant met een rules-based voorkeur zal minder goed in staat zijn om de economische realiteit van een transactie te beoordelen en zodoende ook minder sterk staan in onderhandelingen met het management over de toepassing van principles-based standaarden. Andersom wil een accountant met een principles-based voorkeur juist de economische realiteit in de jaarrekening laten zien, maar als de cliënt voldoet aan van toepassing zijnde rules-based standaarden, zal deze accountant niet effectief zijn om de accounting policy van de cliënt af te wijzen. Jamal and Tan (2010) onderzochten deze hypothese middels een experiment waarin CFO’s (dus niet accountants) een lease accounting-verslaggevingsvraagstuk moesten oplossen. De casus werd dusdanig gemanipuleerd dat CFO’s een incentive hadden om het leasecontract off-balance te verwerken, gericht op een betere solvabiliteit als voorwaarde voor additionele financiering. In het experiment werd de verslaggevingsvoorkeur van de accountant gemanipuleerd, zodat de CFO’s konden inschatten of de off-balance verwerking ook door de accountant zou worden geaccepteerd. Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeur van de accountant geen invloed heeft op de uitkomsten onder rules-based standaarden, waarbij de CFO’s ervoor kozen om de voorgeschreven verwerkingswijze te volgen.

Onder principles-based standaarden maakte de voorkeur van de accountant wel uit. Accountants met een principles-based voorkeur bleken in die situatie beter in staat te zijn om het leasecontract te laten verwerken op basis van de economische realiteit van het contract en dus werd het contract in de balans opgenomen. Rules-based accountants hielden de CFO’s niet tegen om het leasecontract off-balance te verwerken. Dit onderzoek laat dan zien dat de voorkeur van een accountant voor een type standaard van invloed is op de keuzes in de verslaggeving. Dit onderzoek is van belang voor regelgevers in hun afweging om rules-based of principles-based standaarden op te stellen. De voorkeur van de betrokken accountant en de incentives van de cliënt bepalen of deze keuze leidt tot een hogere informatiewaarde van de jaarrekening.

Op basis van empirisch onderzoek komen Fang et al. (2021) tot een vergelijkbare conclusie. Als accountants meer tijd en energie in de controle stoppen, is de accountant onder rules-based standaarden beter in staat om fouten te ontdekken. Echter, onder principles-based standaarden was een dergelijk verband niet zichtbaar en daarmee is de accountant als onderdeel van het corporate governance-mechanisme minder effectief onder principles-based standaarden. Het is overigens niet geheel duidelijk waarom de accountant onder principles-based standaarden niet effectief was. Het is mogelijk dat de accountants in de steekproef een sterke voorkeur hadden voor rules-based standaarden.

Op basis van de voorgaande onderzoeken kan worden geconcludeerd dat de effectiviteit van de accountantscontrole afhangt van de onderhandelingspositie van de accountant onder zowel rules-based als principles-based standaarden. Onduidelijk is of accountants daadwerkelijk een voorkeur hebben voor één van de twee typen standaarden. McEnroe and Sullivan (2012) lieten met hun survey zien dat een meerderheid van de ondervraagde accountants in de Verenigde Staten een voorkeur heeft voor rules-based standaarden. Dit verklaart mogelijk – met de resultaten van Jamal and Tan (2010) – de uitkomst van het onderzoek van Fang et al. (2011). Een N-waarde van 142 accountants is echter nog te beperkt om een conclusie te kunnen trekken over een grote groep accountants in de Verenigde Staten en al helemaal over accountants in het algemeen. Vervolgonderzoek naar dit fenomeen kan derhalve uitkomst bieden. Daarnaast onderzochten Jamal and Tan (2010) hun hypothese onder CFO’s met de manipulatie van zowel de accounting standaard als de voorkeur van de accountant voor een bepaalde standaard. Onduidelijk is of accountants daadwerkelijk een dergelijke voorkeur hebben voor een standaard en onduidelijk is of een match daadwerkelijk zal leiden tot een hogere auditkwaliteit. Ten slotte is het de vraag of de accountant in een goede onderhandelingspositie deze ook benut. Als de accountant beter thuis is in de CSRDESRS- standaarden dan de cliënt, herkent hij/zij dan een betere onderhandelingspositie en benut hij/zij deze dan ook – al kan dit leiden tot lastige discussies met de cliënt?

5.3. Impact van regelgevers en toezichthouders

Accountants toetsen of de jaarrekening voldoet aan de van toepassing zijnde verslaggevingsstandaarden. Deze standaarden zijn opgesteld dan wel vastgesteld door regelgevers en in opdracht van de betrokken regelgever ziet een toezichthouder erop toe dat de accountant zijn werk goed doet, oftewel dat het oordeel in de controleverklaring goed kan worden onderbouwd met de uitgevoerde controlewerkzaamheden; de deugdelijke grondslag. Daarmee heeft de regelgever en in het verlengde de toezichthouder ex ante een belangrijke invloed op de auditkwaliteit. Immers, als de vastgestelde standaarden niet worden begrepen door de accountants, zal de auditkwaliteit mogelijk onvoldoende zijn. Of als de toezichthouder een bepaalde stijl hanteert, kan dit de accountant ‘extra’ motiveren om een goede kwaliteit te leveren. Webster and Thornton (2005) bevestigen met hun onderzoek het motiverende effect van toezicht op accountants. De onderzoekers onderzochten of winststuring onder rules-based en principles-based standaarden met elkaar overeenkomt of verschilt. Op basis van hun empirisch onderzoek lieten de onderzoekers zien dat de winststuring onder principles-based standaarden minder vaak voorkwam dan onder rules-based standaarden. Echter, de veronderstelde negatieve effecten van rules-based standaarden worden gemitigeerd door strenge toezichthouders in een rules-based setting. Als toezichthouders van mening zijn dat rules-based standaarden leiden tot de meest informatieve en waardevolle verslaggeving, dan moeten zij tevens streng toezicht toepassen om dit doel te behalen.

Het onderzoek van Cohen et al. (2013) ondersteunt de resultaten van Webster and Thornton (2005) grotendeels. Cohen et al. (2013) laten met hun experiment zien dat – ongeacht de intensiteit van het toezicht – de kwaliteit van de financiële verslaggeving beter is onder principles-based standaarden. De onderzoekers stellen dat principles-based standaarden accountants aanzetten om een breed en diep begrip te verkrijgen van de specifieke casus. Accountants kunnen onder de principles-based standaarden een relatieve vrijheid van denken hanteren om zich te focussen op de economische werkelijkheid van de casus. Hierdoor zal de accountant beter in staat zijn om een onjuiste of “te positieve” weergave van de casus of transactie in de jaarrekening te signaleren. De jaarrekening zal vervolgens een conservatiever beeld geven, in het midden latend of dit positief is. In geval van een rules-based standaard geldt dat als de cliënt hieraan technisch voldoet, de accountant daar niets tegen inbrengt, ook al is de verwerkte transactie mogelijk niet in lijn met de geest van de standaard. Opvallend onderzoeksresultaat is dat naarmate de intensiteit van het toezicht toeneemt, het positieve kwaliteitsverschil tussen principles-based en rules-based standaarden afneemt. Kortom, accountants presteren het beste onder principles-based standaarden en specifiek als er sprake is van een lage intensiteit van toezicht. Een mogelijke verklaring die Cohen et al. (2013) geven, is dat accountants zich wellicht minder beperkt voelen in hun autonomie om te handelen zoals zij denken dat dit gegeven de omstandigheden het beste is. Door de druk van de toezichthouder gaan accountants de principles-based standaarden vertalen in meer rules-based standaarden, om zo te kunnen laten zien aan de toezichthouders dat zij voldoen aan de standaarden. Ondanks dat de studie van Cohen et al. (2013) laat zien dat principles-based standaarden tot kwalitatief betere verslaggeving leiden, wordt dit effect kleiner als er een strenge toezichthouder actief is.

Braun et al. (2015) presenteren juist een tegengesteld resultaat. Middels een experiment onderzochten zij of de beslissingen van accountants voor het wel of niet activeren van rentekosten worden beïnvloed door de mate van toezicht door de SEC onder zowel rules-based als principles-based standaarden. Het onderzoek laat zien dat accountants eerder geneigd zijn mee te gaan met de cliënt onder de principles-based standaard. Daarnaast zijn de accountants meer zelfverzekerd over hun beslissing onder de rules-based standaard. Dit resultaat lijkt enigszins begrijpelijk, omdat de besluitvorming onder rules-based standaarden objectiever is uit te leggen aan de toezichthouder. Tot slot laten de resultaten zien dat er geen significante verschillen zijn waargenomen in de besluitvorming van accountants onder zowel rules-based als principles-based standaarden, gegeven de kans op een mogelijk onderzoek door de SEC. Dit resultaat doet vermoeden dat accountants vergelijkbaar handelen onder beide type standaarden als de kans op onderzoek door de toezichthouder toeneemt.

De resultaten van Braun et al. (2015) zijn daarmee het tegenovergestelde van die van Cohen et al. (2013). Een verklaring hiervoor is nog niet voorhanden, maar in beide onderzoeken zijn geen procesmatige variabelen meegenomen die de uitkomsten kunnen verklaren. Voorbeelden van dergelijke variabelen kunnen zijn of de accountants intrinsiek of extrinsiek gemotiveerd zijn om goede kwaliteit te leveren of juist de risicobereidheid van de accountant: een discussie met de cliënt aangaan kan leiden tot een ontevreden cliënt, maar ook de reputatie als verantwoordelijk accountant binnen de accountantsorganisatie kan schade oplopen (de straf voor een “rechte rug”). Tot slot was het niet goed mogelijk om de gehanteerde casussen te inspecteren. Mogelijk bevatten deze casussen een zogenoemde confounding, doordat bijvoorbeeld uitspraken van het management zijn toegevoegd en de besluitvorming van de accountant niet alleen is beïnvloed door de gehanteerde standaard en de mate van toezicht, maar ook door onafhankelijkheidsvraagstukken.

Andere (empirische) studies laten zien dat de rules-based aard van standaarden wordt gebruikt door het management en indirect ook door de accountant om financiële verslaggeving naar hun eigen hand te zetten middels winststuring. Immers, als zij voldoen aan de standaard, kan hun niets worden verweten. Zowel de studies van Mergenthaler (2009) als die van Donelson et al. (2012) laten dan ook zien dat de kans op juridische vervolging klein is voor overtredingen onder rules-based standaarden. Donelson et al. (2012) verklaren dit resultaat middels de protection theory waarin zij stellen dat het management, en indirect de accountant, zich kan beroepen op de rules-based standaard waaraan zij hebben voldaan of op het feit dat de rules-based standaard zo complex is, dat zij onbewust een fout hebben gemaakt. Kortom, de rules-based standaard beschermt het management en de accountant tegen juridische vervolging bij (mogelijke) overtredingen van de standaard. Deze resultaten worden ondersteund door een interessant onderzoek van Sennetti et al. (2011). Middels een experiment onderzochten zij hoe rechters oordelen over de onjuiste besluitvorming van accountants, gegeven het type standaard en gegeven de impact van de negatieve uitkomsten voor belanghebbende. Uit dit experiment blijkt dat rechters negatiever oordelen over accountants onder princples-based standaarden. Dit resultaat is een bijzondere uitkomst. Immers, het goedkeuren door de accountant van een onjuiste positie kan onder beide standaarden voorkomen, maar de rechter rekent dit de accountant zwaarder aan onder principles-based standaarden. Een mogelijk negatief gevolg van deze uitkomst is dat accountants en accountantsorganisaties principles-based standaarden interpreteren als – en omzetten in – rules-based standaarden. De accountingpraktijk kan hierdoor dus wezenlijk gaan afwijken van de oorspronkelijke intentie van de regelgever.

De voorgaande studies impliceren dat de kwaliteit van de verslaggeving het hoogst is onder principles-based standaarden, maar dat gegeven de mate van toezicht de besluitvorming van accountants onder rules-based standaarden het minst ter discussie staat. Daar de huidige CSRD-standaarden een sterk principles-based karakter kennen, zou een voorzichtig advies aan de regelgevers en toezichthouders kunnen zijn om het toezicht via een dialoog te laten plaatsvinden. Dit voorkomt mogelijk de vertaling van de principles-based standaarden naar toegepaste rules-based standaarden. Door middel van vervolgonderzoek, bijvoorbeeld in experimentele vorm, kan in kaart worden gebracht of de mate van toezicht resulteert in een rules-based interpretatie van de standaarden voor duurzaamheidsverslaggeving door accountants. Dit zou de vraag kunnen beantwoorden of dit effect het gevolg is van bijvoorbeeld de vrees voor sancties bij mogelijk onjuiste beslissingen.

6. Afsluiting

Standaarden worden opgesteld, geïmplementeerd en gewijzigd met het doel om ondernemingen waardevolle informatie te laten verschaffen aan hun belanghebbenden. De regelgever heeft daarbij in de basis de keuze om relatief meer rules-based standaarden of juist relatief meer principles-based standaarden vast te stellen. Beide type standaarden hebben voor- en nadelen en in de toepassing van de standaarden worden deze voor- en nadelen ook nog eens beïnvloed door contextuele variabelen, zoals persoonskenmerken, de accountant-cliënt-interactie en de toezichthouder. Om te komen tot zowel effectieve verslaggeving als hoge auditkwaliteit, dient de regelgever rekening te houden met deze contextuele variabelen.

EFRAG (2022) heeft in concept principles-based standaarden voor duurzaamheidsverslaggeving gegenereerd. Deze standaarden moeten bijdragen aan het doel dat de EU daarmee voor ogen heeft2: bruikbare informatie over de manier waarop ondernemingen werken en omgaan met sociale en ecologische uitdagingen. De vraag is of deze principles-based regelgeving uiteindelijk zal leiden tot het gewenste resultaat. Onze literatuurstudie kan deze vraag niet eenduidig beantwoorden. Wel blijkt uit onze literatuurstudie dat principles-based standaarden kunnen leiden tot het gewenste resultaat als de mate van toezicht door de toezichthouder relatief beperkt is. Desondanks zijn er nog vele vragen te beantwoorden.

Zoals in paragraaf 4 wordt toegelicht, hebben de standaarden (ESRS) die in 2022 door EFRAG op basis van de CSRD zijn uitgewerkt een sterk principles-based karakter. Dit principles-based karakter, gecombineerd met het feit dat sprake is van nieuwe regelgeving, kan leiden tot veel onzekerheid bij accountants en ondernemingen. Naast de in het voorgaande betoog genoemde opties voor nader onderzoek, zijn het principles-based karakter en de nieuwheid een belangrijk onderzoeksthema. In hoeverre speelt dit een rol in de interactie tussen de accountant en zijn/haar cliënt? Dit werpt een aantal vragen op:

  • Is het daadwerkelijk zo, dat accountants die zeggen een voorkeur te hebben voor principles-based standaarden, zich comfortabel voelen bij de toepassing van de ESRS?
  • Is het van invloed – gegeven de grote mate van onzekerheid die deze nieuwe meer principles-based regelgeving met zich meebrengt – als de accountant zich terdege heeft verdiept in deze standaarden en de vertaling daarvan naar een transparant duurzaamheidsverslag, waarmee hij/zij een kennisvoorsprong heeft ten opzichte van zijn/haar cliënt?

Vervolgens kan worden onderzocht of de rol van regelgevers en toezichthouder van invloed is op de besluitvorming door accountants:

  • Stellen accountants – ongeacht hun voorkeur voor type regelgeving – nadere handvatten ter duiding van de verslaggevingsvoorschriften op prijs?
  • Hechten accountants – ongeacht hun voorkeur voor type regelgeving – belang aan een sterke rol voor een toezichthouder?

Ten slotte kan analoog aan het onderzoek van Beck et al. (2017) worden onderzocht of bij accountants die ervaring hebben opgebouwd met assuranceopdrachten in de periode vóór de invoering van de ESRS, deze ervaring van invloed is op de wijze waarop zij de ESRS toepassen.

N. van der Meer RA EMA Msc – Niels is PhD student aan de Rijksuniversiteit Groningen en daarnaast als Assistant Manager verbonden aan KPMG.

Prof. dr. D.A. de Waard RA MA – Dick is als hoogleraar Auditing en opleidingsdirecteur van de Executive Master of Accountancy verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen en als buitengewoon hoogleraar Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen aan de University of Curaçao dr. Moises da Costa Gomez.

Noten

1

Managementbeslissingen die direct impact hebben op de cashflows van de onderneming, zoals het uitstellen van investeringen of het verruimen van kredietvoorwaarden voor klanten.

Literatuur

  • Agoglia C, Doupnik T, Tsakumis G (2011) Principles-Based versus Rules-Based Accounting Standards: The influence of standard precision and audit committee strenght on financial reporting decisions. The Accounting Review 86(3): 747–767. https://doi.org/10.2308/accr.00000045
  • Beck A, Behn B, Lionzo A, Rossignoli F (2017) Firm equity investment decisions and U.S. GAAP and IFRS consilidation control guidelines: An emperical analysis. Journal of International Accounting Research 16(1): 37–57. https://doi.org/10.2308/jiar-51657
  • Braun G, Haynes C, Lewis T, Taylor M (2015) Principles-based vs. rules-based accounting standards: The effects of auditee proposed accounting treatment and regulatory enforcement on auditor judgement and confidence. Research in Accounting Regulation 27: 45–50. https://doi.org/10.1016/j.racreg.2015.03.005
  • Cohen J, Krishnamoorthy G, Peytcheva M, Wright A (2013) How Does the strength of the financial regulatory regime influence auditors’ judgements to constrain aggressive reporting in a principles-based versus rules-based accounting environment? Accounting Horizons 27(3): 579–601. https://doi.org/10.2308/acch-50502
  • Collins D, Pasewark W, Riley M (2012) Financial reporting outcomes under rules-based and principles-based accounting standards. Accounting Horizons 26(4): 681–705. https://doi.org/10.2308/acch-50266
  • Donelson D, McInnis J, Mergenthaler R (2012) Rules-Based Accounting Standards and Litigation. The Accounting Review 87(4): 1247–1279. https://doi.org/10.2308/accr-10274
  • EFRAG [European Financial Reporting Advisory Group] (2022) Draft European Sustainability Reporting Standards. https://www.efrag.org/lab6
  • Fang L, Pittman J, Zhang Y, Zhao Y (2021[February 12]) Corporate Monitoring and Misreporting: The Role of Rules-based and Principles-based Accounting Standards. https://doi.org/10.2139/ssrn.3125008
  • Jamal K, Tan H (2010) Joint effects of principles-based versus rules-based standards and auditor type in constraining financial managers’ aggressive reporting. The Accounting Review 85(4): 1325–1346. https://doi.org/10.2308/accr.2010.85.4.1325
  • IAASB (2014) A Framework For Audit Quality - Key Elements That Create An Environment For Audit Quality. New York: IFAC.
  • Knechel W, Krishnan G, Pevzner M, Shefchik L, Velury U (2013) Audit Quality: Insights from the Academic Literature. Auditing: A Journal of Practice & Theory 32(1): 385–421. https://doi.org/10.2308/ajpt-50350
  • McEnroe J, Sullivan M (2012[March]) CPAs’ and CFOs’ perceptions regarding principles-based versus rules-based accounting standards. The CPA Journal, 32–37.
  • Ng M (2004[January]) The Future of Standard Setting. The CPA Journal, 18–20.
  • Peytcheva M, Wright A, Majoor B (2014) The Impact of Principles-Based versus Rules-Based Accounting Standards on Auditors’ Motivations and Evidence Demands. Behavioral Research in Accounting 26(2): 51–72. https://doi.org/10.2308/bria-50707
  • Prather-Kinsey J, Boyar S, Hood A (2018) Implications for IFRS principles-based and US GAAP rules-based applications: Are accountants’ decisions affected by work location and core self evaluations? Journal of International Accounting, Auditing and Taxation 32(1): 61–69. https://doi.org/10.1016/j.intaccaudtax.2018.08.002
  • Sundvik D (2019) The impact of principles-based vs rules-based accounting standards on reporting quality and earnings management. Journal of Applied Accounting Research 20(1): 78–93. https://doi.org/10.1108/JAAR-05-2018-0063
  • Vann C, Presley T (2018[Fall]) Big 4 Auditors, corporate governance, and earnings management under principles- and rules-based reporting regimes: Cross country emperical evidence. Journal of Managerial Issues XXX(3): 279–302.
  • Webster E, Thornton D (2005) Earnings quality under rules- versus principles-based accounting standards: A test of the Skinner Hypothesis. Canadian Accounting Perspectives 4(2): 167–192. https://doi.org/10.1506/6TPA-D5HH-GKMB-9GJV
login to comment