Research Article
Print
Research Article
Hoe beïnvloedt assurance over niet-financiële informatie in geïntegreerde verslaggeving de beslissingen van beleggers en opstellers?
expand article infoArjan Brouwer, Kavita Nandram§
‡ Vrije Universiteit, Amsterdam, Netherlands
§ Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Netherlands
Open Access

Samenvatting

In dit onderzoek gaan wij aan de hand van een experiment en vragenlijst die is uitgezet onder beleggers en opstellers van het geïntegreerde jaarverslag na wat de invloed is van assurance over niet-financiële informatie in het geïntegreerde jaarverslag op de beslissingen van beleggers en opstellers. De resultaten van het onderzoek suggereren dat beleggers geen onderscheid onderkennen tussen de mate van assurance die verstrekt is bij de niet-financiële informatie in het geïntegreerde jaarverslag. Opstellers lijken impressiemanagement toe te passen middels het weglaten van niet-financiële KPI’s met een negatieve performance als er geen assurance verstrekt wordt over het geïntegreerde jaarverslag. Opstellers passen ook impressiemanagement toe door de vorm waarin zij informatie in het geïntegreerde jaarverslag presenteren en assurance heeft daar geen invloed op.

Trefwoorden

Impressiemanagement, geïntegreerde verslaggeving, assurance

Relevantie voor de praktijk

Met de komst van de CSRD en de assuranceverplichting daarbij is het relevant om inzicht te verkrijgen in de wijze waarop beslissingen door beleggers en opstellers van geïntegreerde verslaggeving worden beïnvloed door externe assurance over duurzaamheidsinformatie.

1. Inleiding

In de afgelopen jaren zijn diverse stappen gezet die zijn gericht op betere niet-financiële verslaggeving. Voor Europese ondernemingen is de invoering van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) daarvan de belangrijkste. Dit wordt door sommigen gezien als een van de belangrijkste wijzigingen in verslaggeving sinds de invoering van de International Financial Reporting Standards (IFRS) (PwC 2021).

De CSRD verplicht bedrijven om uitgebreid te rapporteren over duurzaamheid, zowel met betrekking tot de impact die duurzaamheidsaspecten hebben op de onderneming als de impact die die de onderneming heeft op de samenleving. Door de CSRD zullen bedrijven uitgebreider en op meer gestandaardiseerde wijze moeten rapporteren over hun duurzaamheidsinformatie. Om de betrouwbaarheid van de gerapporteerde duurzaamheidsinformatie te vergroten, zal er verplicht onderzoek gedaan moeten worden door een onafhankelijke derde (bijvoorbeeld de externe accountant). Die moet bij de informatie in eerste instantie een beperkte mate van zekerheid geven en in de nabije toekomst waarschijnlijk een redelijke mate van zekerheid (Europese Commissie 2021).

Daarom is het interessant om inzicht te krijgen in de relevantie van externe assurance over duurzaamheidsinformatie. In dit onderzoek zullen wij ingaan op de uitdagingen en eventuele voordelen van het verkrijgen van assurance over niet-financiële informatie in het jaarverslag. Vervolgens gaan wij na wat de invloed is van assurance over niet-financiële informatie in het geïntegreerde jaarverslag op de beslissingen van beleggers en opstellers. Dit hebben wij gedaan door middel van het uitvoeren van een experiment onder beleggers en opstellers van het jaarverslag (bedrijven), waarbij wij ook een vragenlijst aan hen hebben voorgelegd.

2. Niet-financiële verslaggeving en assurance

Niet-financiële, duurzaamheids-, integrated of Environmental, Social, Governance (ESG) verslaggeving – dit zijn allemaal verschillende omschrijvingen die te herleiden zijn naar een rapportagevorm waarbij er niet alleen aandacht is voor de financiële prestaties, maar ook voor een bredere vorm van waardecreatie. Voorbeelden van ESG-onderwerpen zijn onder andere klimaatverandering, diversiteit en inclusie, mensenrechten en kwaliteit van het bestuur.

De niet-financiële verslaggeving van bedrijven varieert afhankelijk van de grootte, het volwassenheidsniveau van het bedrijf, de bereidheid van het management om daadwerkelijk transparant te zijn, de complexiteit van bedrijfsprocessen, strategische planning, organisatiestructuur en de belangen van partijen (Hategan 2022). De toenemende druk van beleggers en het bewustzijn van het management van bedrijven hebben geleid tot de ontwikkeling van een aantal rapportagekaders die trachten de relatie tussen niet-finan­ciële en financiële prestaties in kaart te brengen en te rapporteren. Met name het raamwerk van het Global Reporting Initiative (GRI) is in de afgelopen jaren een van de meest gebruikte raamwerken geweest (Bletz 2022; Hategan 2022).

2.1. Europese Richtlijnen over duurzaamheidsrapportage

Niet-financiële verslaggeving was de afgelopen jaren vrijwillig. Met de komst van het Besluit bekendmaking niet-financiële informatie (Europees Parlement 2014) (NFI-Richtlijn) kwam daar verandering in en moeten grote organisaties van openbaar belang (OOB’s) sinds boekjaar 2017 in het bestuursverslag rapporteren over hun beleid, risico’s en prestaties over milieu, sociale en personeelsaangelegenheden, diversiteit, eerbiediging van mensenrechten en bestrijding van corruptie en omkoping. Deze lijn is verder doorgezet met de introductie van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) (Europese Commissie 2021). Het doel is ervoor te zorgen dat er gepaste, openbaar toegankelijke informatie is over de risico’s van duurzaamheidsaspecten voor ondernemingen en over de effecten van ondernemingen zelf op mens en milieu. Ten opzichte van de verplichtingen over duurzaamheidsrapportage van de NFI-richtlijn zijn de belangrijkste nieuwigheden van de CSRD:

  • Het toepassingsgebied van de rapportageverplichtingen is sterk uitgebreid, waardoor alle grote ondernemingen en beursgenoteerde ondernemingen duurzaamheidsinformatie moeten verschaffen;
  • Verplichte assurance van duurzaamheidsinformatie;
  • De door ondernemingen te verschaffen informatie wordt in detail bepaald door bindende EU-standaarden voor duurzaamheidsrapportage;
  • Alle informatie wordt bekendgemaakt als onderdeel van de bestuursverslagen van ondernemingen en dit in een digitaal, machineleesbaar formaat.

De Europese regels over duurzaamheidsrapportage en de assurance daarbij zorgen voor een gelijk speelveld voor ondernemingen die in de verschillende Europese lidstaten zijn gevestigd. Echter, beleggers geven vaak aan dat de geïntegreerde jaarverslagen niet consistent en onvolledig zijn. Volgens hen passen bedrijven geïntegreerde verslaggeving toe als een vorm van ‘window-dressing’ of ‘greenwashing’ (Lyon and Maxwell 2011; Melloni et al. 2016; Stacchezzini et al. 2016). Als respons hierop hebben steeds meer bedrijven een assurancerapport bij hun verslag. Door middel van een externe assuranceverklaring proberen bedrijven de informatieasymmetrie en agencykosten te verlagen en de betrouwbaarheid en legitimiteit van de duurzaamheidsinformatie te vergroten (Dowling and Pfeffer 1975; Dhaliwal et al. 2011; Huang and Watson 2015). Sustainability assurance wordt omschreven als een toetsing van de niet-financiële informatie in het jaarverslag van een onderneming door een onafhankelijke derde (IAASB 2020). Dit kan een accountant zijn, of een andere partij die ervaring heeft met assuranceopdrachten en het onderwerp waar assurance over verstrekt wordt.

2.2. Assurance over niet-financiële verslaggeving

Onder de bestaande NFI-Richtlijn is er geen systematisch vereiste voor bedrijven om externe zekerheid te verkrijgen over hun duurzaamheidsinformatie. Als geen afzonderlijke opdracht is verstrekt om deze informatie van zekerheid te voorzien, voert de accountant op deze informatie slechts de in artikel 2:391 lid 3 BW en ISA 720 beschreven werkzaamheden uit. Kort gezegd komt het erop neer dat de accountant vaststelt dat de wettelijk vereiste informatie is opgenomen, dat het bestuursverslag met de jaarrekening verenigbaar is en dat de informatie in het bestuursverslag niet in strijd is met de bij de jaarrekeningcontrole opgedane kennis en begrip. Dit staat in schril contrast met hun financiële informatie, waar wel een controle door een externe accountant op wordt uitgevoerd. Met de invoering van de CSRD zal dit veranderen. Op grond van de CSRD is er een vereiste voor de wettelijke accountant van het bedrijf, een andere accountant (lidstaatoptie) of een onafhankelijke assurance-dienstverlener (IASP) (lidstaatoptie), om beperkte zekerheid te bieden over de gerapporteerde duurzaamheidsinformatie van een onderneming. Er is de mogelijkheid om in een later stadium over te gaan naar een redelijke mate van zekerheid.

Assurance over de niet-financiële informatie draagt bij aan de betrouwbaarheid van de gerapporteerde informatie en aan het vertrouwen dat stakeholders hebben in de informatie en het bedrijf (Faisal et al. 2012). Bedrijven die assurance verkrijgen bij het jaarverslag kunnen nu reeds kiezen uit twee niveaus van assurance:

  • Beperkte mate van zekerheid: bij een opdracht met een beperkte mate van zekerheid brengt de accountant het opdrachtrisico als basis voor de conclusie terug tot een niveau dat aanvaardbaar is rekening houdend met de omstandigheden van de opdracht, maar waarbij het risico hoger is dan voor een opdracht tot het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid (HRA, Stramien voor assurance-opdrachten, art. 15)
  • Redelijke mate van zekerheid: bij een opdracht met een redelijke mate van zekerheid brengt de accountant het opdrachtrisico in de omstandigheden van de opdracht terug tot een aanvaardbaar laag niveau als basis van de conclusie van de accountant. De conclusie van de accountant wordt tot uitdrukking gebracht in een vorm die de oordeelsvorming van de accountant uitdrukt over de uitkomst van de meting of evaluatie van het onderzoeksobject ten opzichte van de criteria (HRA, Stramien voor assurance-opdrachten, art. 14)

De geloofwaardigheid van de informatie in het rapport wordt groter ervaren wanneer deze wordt verstrekt door een externe accountant (Hodge 2001; O’Dwyer 2011; Pflugrath et al. 2011; Reimsbach et al. 2017) en wanneer een hoger niveau van zekerheid wordt geboden over de informatie in het rapport (Okafar and Ogiedu 2013, p. 373).

2.3. Uitdagingen bij het verstekken van assurance over niet-financiële informatie

Er zijn echter ook een aantal uitdagingen bij het verstrekken van assurance over niet-financiële informatie. In 2018 heeft Accountancy Europe onderzoek gedaan naar de behoefte aan assurance over niet-financiële informatie. Uit dat onderzoek blijkt dat er diverse door de IAASB (2018) ontworpen Standaarden gehanteerd kunnen worden bij assuranceopdrachten (3000, 3400, 3402, 3410 en in Nederland NV COS 3810N). Assurance providers moeten bij het verstrekken van assurance dus een keuze maken welke standaard zij hanteren. Daarbovenop komt, zoals hierboven al vermeld, dat de assurancewerkzaamheden met verschillende maten van zekerheid (beperkte mate, redelijke mate en een combinatie van beide) kunnen worden uitgevoerd. Ook zijn er verschillen zichtbaar in het onderzoeksobject, dat kan variëren van het volledige verslag tot specifiek geselecteerde informatie-elementen.

Daarnaast is er de uitdaging dat de assuranceopdracht zowel door een externe accountant kan worden uitgevoerd als door een specialist, die geen accountant is. De specialisten kunnen daarbij gebruik maken van andere standaarden (o.a. AA1000 Assurance Standards, ISO 14064-3 Greenhouse gases of andere standaarden). Dit kan voor de gebruikers van de informatie verwarrend zijn, omdat zij geen duidelijk inzicht hebben in het verschil tussen alle standaarden en de toegevoegde waarde van de assuranceverklaring (Accountancy Europe 2018).

Andere uitdagingen zijn het toepassen van professionele oordeelsvorming bij niet-financiële of toekomstgerichte informatie, ondernemingen die verschillende volwassenheidsniveaus hebben voor de niet-financiële informatie in hun verslaggeving en gebruikmaken van verschillende raamwerken in hun niet-financiële verslaggeving (Accountancy Europe 2018). In het onderzoek door Accountancy Europe (2018) wordt verder nog genoemd dat het vaststellen van de omvang van de opdracht in lijn met de verslaggevingsmethode en het vaststellen van de materialiteit ook uitdagingen zijn bij het verstrekken van assurance over niet-financiële informatie. Met betrekking tot materialiteit vormen het definiëren van de gebruikers van niet-financiële informatie, gebrek aan een gemeenschappelijk model voor het vaststellen van de materialiteit, de onmogelijkheid om één significante materialiteit vast te stellen en het verschil in de definitie van een afwijking in de niet-financiële informatie ten opzichte van de definitie bij een afwijking van financiële informatie een uitdaging.

Ook de onzekerheid over toekomstige informatie, zoals strategie en schattingen, het optreden van problemen die buiten het bedrijf liggen (bijv. de aanvoer van grondstoffen), rapportage waarin het verband met de prestaties van het bedrijf niet worden benadrukt en de impact van technologie, vormt een uitdaging.

Het verstrekken van assurance over niet-financiële informatie is door deze uitdagingen dus ingewikkelder dan de controle van financiële informatie. De concepten en assurancestandaarden zijn nog steeds in ontwikkeling. Het is dus van belang voor regelgevers, bedrijven en stakeholders om de waarde en de beperkingen van assurance te onderkennen (Sonnerfeldt and Pontoppidan 2020).

3. Impact van assurance over niet-financiële informatie op beleggers en bedrijven

Zoals hiervoor aangegeven draagt assurance over de niet-financiële informatie bij aan de betrouwbaarheid van de gerapporteerde informatie en aan het vertrouwen dat stakeholders hebben in de informatie en het bedrijf (Faisal et al. 2012). Assurance kan dus zowel impact hebben op de informatieverschaffer als op de informatiegebruiker. Om inzicht te verkrijgen in de impact van assurance over niet-financiële informatie op beide actoren, hebben we een experiment uitgevoerd met opstellers en gebruikers van niet-financiële informatie. Ook hebben wij een vragenlijst voorgelegd aan deze twee groepen in de vorm van een post-questionnaire.

3.1. Impact van assurance op gebruikers van niet-financiële informatie

Om betekenisvol te zijn en informatieasymmetrie te verminderen, is het van belang dat gebruikers van niet-financiële informatie deze geloofwaardig en betrouwbaar vinden (Reimsbach et al. 2017, p.6). Eerder onderzoek toont aan dat vrijwillige assurance van duurzaamheidsinformatie de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid daadwerkelijk vergroot (Hodge et al. 2009; Kolk and Perego 2010; Pflugrath et al. 2011; Brown-Liburd and Zamora 2015; Reimsbach et al. 2017) en specifiek de geloofwaardigheid van de gekwantificeerde en niet-gekwantificeerde informatie alsmede de algehele betrouwbaarheid van verstrekte milieu- en sociale informatie verhoogt (Libby 1979; Leftwich 1983; Blackwell et al. 1998; Hodge 2001; Hodge et al. 2002; Hodge et al. 2009, p.188; O’Dwyer 2011; Pflugrath et al. 2011; Okafar and Ogiedu 2013; Reimsbach et al. 2017). Bedrijven die een grotere behoefte hebben om de geloofwaardigheid te vergroten en/of een grotere ‘sociale voetafdruk’ hebben, zullen hun rapport vaker laten voorzien van een assuranceverklaring (Simnett et al. 2009).

Reimsbach et al. (2017, p. 7) tonen echter aan dat het effect van assurance van duurzaamheidsinformatie op de evaluaties, wegingen en beleggingsgerelateerde oordelen van professionele beleggers zwakker is in het geval van geïntegreerde rapportage in vergelijking met afzonderlijke rapportage. Ze verklaren deze bevinding door het halo-effect. Omdat een audit bij financiële informatie verplicht is, zal een geïntegreerd verslag altijd een controleverklaring bevatten. De algemene indruk is dus dat de informatie gecontroleerd is, zelfs als de duurzaamheidsgerelateerde informatie in het verslag eigenlijk niet door een onafhankelijke derde geverifieerd is.

3.1.1. Methode

Om inzicht te verkrijgen in de impact van assurance hebben we 101 Nederlandse beleggers en investeerders vragen voorgelegd naar aanleiding van een fictieve casus over het geïntegreerde jaarverslag van een onderneming en de assurance daarbij. We hebben de doelgroep benaderd via de Vereniging van Beleggers en Analisten (VBA), Vereniging van Effectenbezitters (VEB), Vereniging van Beleggers en Duurzame Ondernemers (VBDO) en het CFA-instituut Nederland. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers is 56 jaar en zij hadden gemiddeld 20 jaar werkervaring. De populatie bestaat voor 84% uit mannen en voor 16% uit vrouwen. De 101 beleggers en investeerders zijn random ingedeeld in een van de drie condities (geen assurance, beperkte mate van zekerheid en redelijke mate van zekerheid). Daarin is geen onderscheid gemaakt naar soort belegger of investeerder.

We hebben aan de deelnemers van het experiment gevraagd of zij bij het lezen van het jaarverslag van een onderneming hebben opgemerkt met welke mate van zekerheid de assurance opdracht over de niet-financiële informatie is uitgevoerd. Daarnaast hebben wij hun gevraagd hoe belangrijk zij het vinden dat een onafhankelijke derde zekerheid verstrekt bij de niet-financiële informatie in het verslag.

Het aantal insitutionele beleggers en investeerders dat heeft deelgenomen aan het experiment is ongeveer gelijk en daarom spreken wij in dit onderzoek van beleggers als het gaat om gebruikers van niet-financiële informatie in het geïntegreerde jaarverslag. Wij hebben daar verder geen onderscheid in aangebracht in de methodiek en analyse.

3.1.2. Resultaten

Uit Tabel 1 blijkt dat 68% van de deelnemers het niveau van assurance correct heeft onderkend in de groep waar de externe accountant een opdracht met een redelijke mate van zekerheid over de niet-financiële informatie heeft verricht. Uit de Chi-kwadraattest blijkt dat dit significant is: χ2 (1, N34) = 4.235, p = 0.04. In de groep waar de externe accountant een opdracht met een beperkte mate van zekerheid over de niet-financiële informatie heeft verricht, heeft 50% van de beleggers in die groep dit correct onderkend. Uit de Chi-kwadraattest blijkt dat dit niet significant verschillend is van de deelnemers die niet het juiste niveau van assurance genoemd hebben. In de groep waar er geen assurancerapport was bij de niet-financiële informatie heeft 67% van de beleggers dit correct onderkend. Uit de Chi-kwadraattest blijkt dat dit significant is: χ2 (1, N33) = 3.667, p = 0.05.

Tabel 1.

Beschrijvende statistiek, belang van de mate van assurance volgens beleggers.

Redelijke mate van zekerheid Beperkte mate van zekerheid Geen assurance
N % N % N %
Totaal populatie 34 100% 34 100% 33 100%
Niveau van assurance over niet-financiële informatie juist onderkend 23 68% 17 50% 22 67%
Gem. Gem. Gem.
De mate van assurance bepaalt het gewicht dat ik geef aan deze informatie bij het maken van mijn investeringsbeslissing 41.44 40.18 51.03
Beoordeling huidige prestaties 76 77.03 74.21
Investeringsbereidheid 67.18 70.44 65.70
Toekomstverwachtingen 68.32 70.85 70.82

Verder blijkt uit Tabel 1 dat beleggers blijkbaar geen onderscheid maken tussen de mate van assurance over de niet-financiële informatie in het verslag bij het maken van investeringsbeslissingen. Een redelijke mate van zekerheid scoort namelijk 41.44 en een beperkte mate van zekerheid 40.18. De groep van beleggers die geen assuranceverklaring van een externe accountant bij de niet-financiële informatie hadden, blijkt de mate van assurance meer bepalend te vinden voor het gewicht dat zij aan de informatie geeft bij het maken van investeringsbeslissingen.

Beleggers beoordelen de huidige prestaties en toekomstverwachting gemiddeld het hoogst in de conditie waarin er een beperkte mate van zekerheid door de externe accountant verstrekt is over de niet-financiële informatie. Op basis van de beschrijvende statistiek in Tabel 1 blijkt dat beleggers gemiddeld genomen ook het meest (gem. is 70.44) bereid zijn om te investeren wanneer er sprake is van een beperkte mate van zekerheid over de niet-financiële informatie. Op basis van een independent samples t-test blijkt dat de verschillen ten aanzien van de investeringsbereidheid, inschatting van de huidige prestaties en toekomstverwachtingen op basis van de mate van assurance niet statistisch significant zijn.

3.2. Impact van assurance op opstellers van niet-financiële informatie

De legitimiteitstheorie suggereert dat bedrijven duurzaamheidsverslagen gebruiken als een legitimerend instrument om aan belanghebbenden en de samenleving te laten zien dat hun activiteiten en gedrag binnen de geaccepteerde normen vallen (Comyns et al. 2013, p. 232; Deegan 2002; Deegan et al. 2002; Milne and Patten 2002). De onderneming rapporteert haar eigen perceptie van wat zij belangrijk vindt aan haar stakeholders, en het management heeft er belang bij om tot een gewenste positieve conclusie te komen. Onderzoek laat ook zien dat managers gegevens evalueren en interpreteren op een manier die consistent is met voorkeuren, waardoor hun neiging toeneemt om tot conclusies te komen die consistent zijn met hun gewenste conclusies (Kunda 1990; Taylor 2010, p. 1096). In lijn daarmee verwachten we dat de opstellers van een geïntegreerd verslag bij het beslissen over de materiële aspecten die openbaar moeten worden gemaakt in het geïntegreerde rapport, de gegevens interpreteren en rapporteren op een manier die een overwegend positief beeld geeft van de ondernemingsprestaties.

In veel literatuur op het gebied van milieurapportage is onderzocht of bedrijven milieu-informatie strategisch openbaar maken (Deegan et al. 2002; Cormier et al. 2004; Cho and Patten 2007; Bebbington et al. 2008; Lyon and Maxwell 2011; Cho et al. 2012). Meer specifiek ontwikkelden Lyon and Maxwell (2011, p. 29) een economisch model van “greenwash” waarin een bedrijf op strategische wijze milieu-informatie vrijgeeft en een activist het bedrijf kan controleren op het rapporteren van de positieve maar niet de negatieve aspecten van de milieuprestaties. Ze vinden dat activistische audits van openbaarmakingsgedrag van bedrijven er eerder toe leiden dat een bedrijf transparanter wordt als het waarschijnlijk is dat het bedrijf sociale of ecologische schadelijke gevolgen heeft. Bedrijven met een lage kans op milieusucces kunnen onder druk worden gezet om meer milieu-onthullingen te doen en betere doelen te stellen voor anti-greenwash-campagnes wanneer activisten het bedrijf controleren en bestraffen (Lyon and Maxwell 2011, p. 30).

Vanuit gedragswetenschappelijk perspectief zou assurance door een externe accountant het gedrag van managers kunnen beïnvloeden. Dit wordt verklaard door de beredeneerde actiebenadering (Fishbein and Ajzen 2010). Deze benadering gaat ervan uit dat individuen de consequentie van een bepaald gedrag overwegen voordat ze het specifieke gedrag uitvoeren. Wanneer managers controle door een externe assurance-provider verwachten, denken ze misschien wel twee keer na voordat ze op opportunistische wijze rapporteren.

3.2.1. Methode

Om inzicht te verkrijgen in de impact van assurance op de beslissingen van opstellers hebben we 163 opstellers vragen voorgelegd over te rapporteren niet-financiële informatie op basis van een tweede casus. De participanten zijn deeltijdstudenten in de executive master Finance and Control aan verschillende universiteiten in Nederland en leden van de Vereniging van Register Controllers (VRC). De gemiddelde leeftijd is 38 jaar en zij hebben gemiddeld 14 jaar werkervaring. Wij hebben gekozen voor controllers, omdat zij vaak de data voor het jaarverslag aanleveren. De populatie bestaat voor 76% uit mannen, voor 22% uit vrouwen en 2% heeft geen gender ingevuld.

De deelnemers zijn random toebedeeld aan de conditie waarin er wel en de conditie waarin er geen assurance verstrekt is over de niet-financiële informatie in het geïntegreerde jaarverslag. De treatment in dit experiment is het meedelen van de prestaties en het behalen van de doelstellingen. De opstellers van het rapport hebben wij twee keer gevraagd om te beslissen welke niet-financiële kritieke prestatie indicatoren1 (KPI’s) ze in een geïntegreerd jaarverslag willen opnemen. De vraag is eerst gesteld voordat de deelnemers werden geïnformeerd over de niet-financiële prestaties en de niet-financiële doelstellingen. Vervolgens kregen ze dezelfde vraag opnieuw nadat ze informatie hadden verkregen over de niet-financiële prestaties, de kans of de niet-finan­ciële doelstelling wordt gehaald en of er wel of geen assurance door een externe partij verstrekt wordt over de informatie.

3.2.2. Resultaten

Uit Tabel 2 blijkt dat de opstellers die weten dat assu­rancewerkzaamheden worden uitgevoerd ten aanzien van hun geïntegreerd jaarverslag vergelijkbare keuzes maken als de opstellers die niet te maken krijgen met assurance door een onafhankelijke derde, voor zover het gaat om de opname van niet-financiële KPI’s die een positief beeld geven. Voor de opname van niet-financiële KPI’s die een negatief beeld geven is echter wel een verschil zichtbaar tussen opstellers die te maken krijgen met assurance en opstellers die niet te maken krijgen met assurance. De groep opstellers die te maken krijgt met assurance neemt – nadat de informatie over de uitkomst van de niet-financiële KPI’s en het feit dat ze onderworpen worden aan assurance – 2% meer niet-financiële KPI’s met een negatieve performance op, terwijl opstellers die niet te maken krijgen met assurance 9% van de negatieve niet-financiële KPI’s weglaat uit het verslag nadat ze de uitkomst van de niet-financiële KPI’s kennen. Bij niet-financiële KPI’s waarvoor de kans groot is dat de target niet behaald wordt, rapporteert de groep die te maken krijgt met assurance eenzelfde aantal niet-financiële KPI’s. De groep die niet te maken krijgt met assurance, rapporteert daarentegen 12% minder niet-financiële KPI’s.

Tabel 2.

Aantal door de opstellers geselecteerde positieve en negatieve niet-financiële KPI’s bij wel respectievelijk geen assurance.

Assurance Asymp. sig. (2-tailed) Geen assurance Asymp. sig. (2-tailed)
N N
Niet-financiële KPI’s met een positieve performance – voordat respondenten weten wat de performance is 459 491
Niet-financiële KPI’s met een positieve performance – nadat respondenten weten wat de performance is 408 451
Verschil (51) (50)
(11%) Z = -3.396; p < .001* (10%) Z = -2.787; p = .005**
Niet-financiële KPI’s met een negatieve performance – voordat respondenten weten wat de performance is 228 252
Niet-financiële KPI’s met een negatieve performance – nadat respondenten weten wat de performance is 233 229
Verschil 5 (23)
+2% Z = -0.435; p = .663 (9%) Z = -1.753; p = .08***
Niet-financiële KPI’s met een hoge kans op behalen target – voordat respondenten weten wat de kans is op het behalen van de target 459 491
Niet-financiële KPI’s met een hoge kans op behalen target – nadat respondenten weten wat de kans is op het behalen van de target 416 455
Verschil (43) (36)
(9%) Z = -3.242; p = .001** (7%) Z = -2.594; p = .009**
Niet-financiële KPI’s met een lage kans op behalen target – voordat respondenten weten wat de kans is op het behalen van de target 228 252
Niet-financiële KPI’s met een lage kans op behalen target – nadat respondenten weten wat de kans is op het behalen van de target 228 223
Verschil 0 (29)
0% Z = -0.04; p = .968 (12%) Z = -2.287; p = .022***

Hoewel opstellers op een schaal van 0-100 (strongly disagee – strongly agree) gemiddeld een score van 25 geven op de vraag of de wetenschap dat een onafhankelijke derde assurancewerkzaamheden uitvoert hun keuze van de te rapporteren niet-financiële KPI’s heeft beïnvloed, en een gemiddelde score van 19 op de vraag of ze hun keuze willen heroverwegen nu ze weten dat een onafhankelijke derde assurancewerkzaamheden uitvoert, laten de resultaten wel zien dat er in de ‘geen assurance’ situatie vaker voor wordt gekozen om niet-financiële KPI’s die een negatief beeld geven, weg te laten uit het verslag. Assurance zou hier een disciplinerende werking kunnen hebben op het gebalanceerd rapporteren van positieve en negatieve niet-financiële informatie.

Uit de Wilcoxon signed rank test blijkt dat de opstellers statistisch significant vaker niet-financiële KPI’s met een positieve performance weglaten uit het verslag als er geen assurance door een onafhankelijke derde is op het geïntegreerde jaarverslag (Z = -2.787; p = .005). In de situatie dat er wel assurance door een onafhankelijke derde verstrekt wordt en de opstellers hiervan op de hoogte zijn, laat de test ook zien dat niet-financiële KPI’s met een positieve performance statistisch significant vaker worden weggelaten uit het verslag (Z = -3.396; p < .001)2. Dit is een interessante uitkomst, omdat de verwachting op basis van de impressiemanagementtheorie is dat positieve performance vaker in het verslag opgenomen zal worden. Een verklaring voor deze uitkomst kan zijn dat participanten het verslag gebruiken als een instrument om aan belanghebbenden en de samenleving te laten zien dat zij in het verslag een gebalanceerd beeld geven (Deegan 2002; Deegan et al. 2002; Milne and Patten 2002; Comyns et al. 2013, p. 232).

Uit de Wilcoxon signed rank test blijkt echter ook dat de opstellers statistisch significant vaker niet-financiële KPI’s met een negatieve performance weglaten uit het verslag als er geen assurance door een onafhankelijke derde is op het geïntegreerde jaarverslag (Z = -1.753; p = .08). In de situatie dat er wel assurance door een onafhankelijke derde verstrekt wordt en de opstellers hiervan op de hoogte zijn, laat de test zien dat er vaker voor gekozen wordt om niet-financiële KPI’s met een negatieve performance wel op te nemen in het geïntegreerde jaarverslag, maar dit is niet statistisch significant (Z = -0.435; p = .663)3.

Vervolgens hebben we een Kruskal-Wallis test uitgevoerd om vast te stellen of de bevindingen ook standhouden voor het rapporteren van targets met een lage verwachting dat het gehaald zal worden. De testuitslag laat zien dat opstellers statistisch significant vaker niet-financiële KPI’s weglaten uit het geïntegreerde jaarverslag als er een lage kans is dat de target behaald zal worden en er geen assurance door een onafhankelijke derde wordt uitgevoerd (H(1) = 2.819; p = .093). De test is uitgevoerd ten opzichte van de situatie dat er wel assurance door een onafhankelijke derde werd verricht over het geïntegreerde jaarverslag. Assurance door een onafhankelijke derde leidt dus tot minder impressiemanagement met betrekking tot het weglaten uit het geïntegreerde jaarverslag van niet-financiële KPI’s waarvoor de target niet gehaald zal worden.

Naast de keuze voor het al dan niet rapporteren van een niet-financiële KPI is een meer subtiele manier van impressiemanagement het meer of minder prominent presenteren van bepaalde niet-financiële KPI’s. Als impressiemanagement wordt toegepast, wordt verwacht dat deelnemers eerder geneigd zijn om positieve prestaties op niet-financiële KPI’s in een meer prominente vorm in het rapport te presenteren dan negatieve niet-financiële KPI’s (Beattie and Jones 1992). We hebben deelnemers gevraagd om per niet-financiële KPI aan te geven of ze de prestatie op die niet-financiële KPI in prominente visuele vorm (tabel/grafiek) of in een niet-prominente tekstuele vorm (kwalitatief/gekwantificeerd) openbaar willen maken. De resultaten zijn opgenomen in Tabel 3.

Tabel 3.

Prominente presentatie positieve en negatieve niet-financiële KPI’s bij wel respectievelijk geen assurance.

Assurance Geen assurance Verschil
Prominent Niet-prominent Asymp. Sig. (2-tailed) Prominent Niet-prominent Asymp. Sig. (2-tailed) Prominent Niet-prominent
Niet-financiële KPI’s met een positieve performance 32.62% 16.17% Z = -3.895 p < .001* 32.94% 16.53% Z = -3.901 p < .001* -0.32% -0.36%
Niet-financiële KPI’s met een negatieve performance 23.21% 18.14% Z = -1.131 p = .258 22.62% 16.67% Z = -1.552 p = .121 0.59% 1.47%
Verschil 9.41% -1.97% p = .002** 10.32% -0.14% p = .046** -0.91% -1.83%

Uit Tabel 3 blijkt dat niet-financiële KPI’s met een positieve performance zowel in de situatie wanneer er assu­rance is (9.41%) als in de situatie wanneer er geen assu­rance is (10.32%) vaker op een prominente wijze gepresenteerd worden dan niet-financiële KPI’s met een negatieve performance. In de situatie waarin er assu­rance is, geeft de Chi-kwadraattest het volgende resultaat: χ2 (7, N79) = 22.975, p = .002. In de situatie dat er geen assu­rance is, geeft de Chi-kwadraattest het volgende resultaat: χ2 (7, N84) = 14.286, p = .046. Assu­rance lijkt dus geen invloed te hebben op het gebruik van impressiemanagement door middel van de presentatievorm bij het rapporteren van niet-financiële KPI’s met een positieve performance.

4. Samenvatting en concluderende opmerkingen

In dit onderzoek zijn wij ingegaan op de uitdagingen en eventuele voordelen van het verkrijgen van assurance over niet-financiële informatie in het jaarverslag. Vervolgens zijn wij nagegaan wat de invloed is van assurance over niet-financiële informatie in het geïntegreerde jaarverslag op de beslissingen van beleggers en opstellers. Dit hebben wij gedaan aan de hand van een experiment en vragenlijst die is uitgezet onder beleggers en opstellers van het jaarverslag (bedrijven).

De belangrijkste bevindingen uit het onderzoek zijn:

  • Beleggers onderkennen geen onderscheid tussen de mate van assurance over de niet-financiële informatie in het jaarverslag bij het maken van investeringsbeslissingen.
  • Assurance door een onafhankelijke derde leidt tot minder impressiemanagement met betrekking tot het weglaten uit het geïntegreerde jaarverslag van niet-financiële KPI’s met een negatieve performance of waarvoor de target niet gehaald zal worden.
  • Opstellers laten statistisch significant vaker niet-financiële KPI’s met een negatieve performance weg uit het geïntegreerde jaarverslag als er geen assurance door een onafhankelijke derde is op het geïntegreerde jaarverslag.
  • Opstellers laten statistisch significant vaker niet-financiële KPI’s weg uit het geïntegreerde jaarverslag als er een lage kans is dat de target behaald zal worden en er geen assurance door een onafhankelijke derde wordt uitgevoerd.
  • Opstellers maken gebruik van impressiemanagement in de vorm waarin ze informatie presenteren.
  • Assurance lijkt geen invloed te hebben op het gebruik van impressiemanagement door middel van de presentatievorm.

Dit zijn interessante bevindingen, met name in het licht van de CSRD waarin is opgenomen dat een onafhankelijke derde de betrouwbaarheid van de gerapporteerde duurzaamheidsinformatie dient vast te stellen. Deze onafhankelijke derde moet bij de informatie in eerste instantie een beperkte mate van zekerheid geven en in de nabije toekomst waarschijnlijk een redelijke mate van zekerheid. De resultaten uit ons onderzoek tonen aan dat beleggers geen onderscheid onderkennen tussen de mate van assurance over de niet-financiële informatie in het verslag bij het maken van investeringsbeslissingen.

Assurance leidt wel tot een betrouwbaardere rapportage, daar het bijdraagt aan minder impressiemanagement met betrekking tot de volledigheid en transparantie van de gerapporteerde informatie. Interessant is dat bedrijven impressiemanagement met name toepassen door de vorm waarin ze informatie presenteren en dat assurance door een onafhankelijke derde daar geen invloed op heeft. Deze bevinding kan een indicatie zijn dat externe assuranceverstrekkers bij hun assuranceopdracht ook meer aandacht moeten besteden aan de vorm waarin bedrijven informatie presenteren.

Een beperking in dit onderzoek is dat er bij het onderdeel dat betrekking heeft op de opstellers geen onderscheid gemaakt is tussen vrijwillige of verplichte assurance en de mate van assurance, terwijl assurance in de toekomst verplicht zal worden. Bij vervolgonderzoek kan worden nagegaan of de mate van assurance en de assuranceverplichting conform de CSRD invloed heeft op de opstellers van het geïntegreerde jaarverslag. Daarnaast hebben niet alle deelnemers in dit onderzoek ervaring met het opstellen van geïntegreerde jaarverslagen. Dit is een tekortkoming in het onderzoek. Bij toekomstig onderzoek zou kunnen worden nagegaan hoe opstellers met ervaring omgaan met bepaalde keuzes ten aanzien van het jaarverslag. Een mogelijke tekortkoming in de methodiek van het onderzoek onder gebruikers van het geïntegreerde jaarverslag is dat er geen onderscheid gemaakt is tussen institutionele beleggers en andere investeerders. Bij vervolgonderzoek zou het onderscheid tussen institutionele beleggers en andere investeerders nader kunnen worden onderzocht.

Prof. dr. A.J. Brouwer RA – Arjan is partner bij PwC waar hij verantwoordelijk is voor het National Office (bureau vaktechniek). Tevens is hij als hoogleraar externe verslaggeving verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

P.K. Nandram MSc. RA – Kavita is Manager ESG Reporting bij Koninklijke Ahold Delhaize N.V. en programma­directeur van de executive opleiding “ESG Academy” aan de Amsterdam Business School. Daarnaast is zij in de afrondende fase van een promotieonderzoek naar geïntegreerde verslaggeving aan de Universiteit van Amsterdam. Verder is Kavita actief lid van de werkgroep duurzaamheidsverslaggeving van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) en heeft zij ervaring als externe accountant bij PwC en als toezichthouder bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

Noten

1

Een KPI is een meting of datapunt dat wordt gebruikt om de prestaties ten opzichte van een bepaald doel te meten.

2

Als robustness check hebben we de Wilcoxon signed-ranks test ook uitgevoerd op data met betrekking tot het rapporteren van de target. Uit Tabel 2 is af te lezen dat de uitkomst voor niet-financiële KPI’s met een hoge kans op behalen target ook statistisch significant vaker wordt weggelaten uit het geïntegreerde jaarverslag als er assurance is, maar ook als er geen assurance is.

3

Als robustness check hebben we de Wilcoxon signed-ranks test ook uitgevoerd op data met betrekking tot het rapporteren van de target. Uit Tabel 2 is af te lezen dat de uitkomst voor niet-financiële KPI’s met een lage kans op behalen target ook statistisch significant vaker worden weggelaten uit het geïntegreerde jaarverslag als er geen assurance is. In de situatie dat er wel assurance verstrekt wordt en de opstellers hiervan op de hoogte zijn, laat de test zien dat er vaker voor gekozen wordt om niet-financiële KPI’s met een lage kans op behalen target wel op te nemen in het geïntegreerde jaarverslag, maar dit is niet statistisch significant.

Literatuur

  • Bebbington J, Larringa C, Moneva JM (2008) Corporate social reporting and reputation risk management. Accounting, Auditing and Accountability Journal 21(3): 337–361. https://doi.org/10.1108/09513570810863932
  • Brown-Liburd H, Zamora VL (2015) The Role of Corporate Social Responsibility (CSR) Assurance in Investors’ Judgments When Managerial Pay is Explicitly Tied to CSR Performance. Auditing: A Journal of Practice & theory 34(1): 75–96. https://doi.org/10.2308/ajpt-50813
  • Comyns B, Figge F, Hahn T, Barkemeyer R (2013) Sustainability reporting: The role of “Search”, “Experience” and “Credence” information. Accounting Forum 37: 231–243. https://doi.org/10.1016/j.accfor.2013.04.006
  • Cho CH, Patten DM (2007) The role of environmental disclosures as tools of legitimacy: A research note. Accounting, Organizations and Society 32(7/8): 639–647. https://doi.org/10.1016/j.aos.2006.09.009
  • Cho CH, Guidry RP, Hageman AM, Patten DM (2012) Do actions speak louder than words? An empirical investigation of corporate environmental reputation. Accounting Organizations and Society, 37: 14–25. https://doi.org/10.1016/j.aos.2011.12.001
  • Deegan C (2002) Introduction: The legitimising effect of social and environmental disclosures a theoretical foundation. Accounting, Auditing & Accountability Journal 15: 282–311. https://doi.org/10.1108/09513570210435852
  • Deegan C, Rankin M, Voght P (2002) An examination of the corporate social and environmental disclosures of BHP from 1983–1997: A test of legitimacy theory. Accounting, Auditing & Accountability Journal 15: 312–343. https://doi.org/10.1108/09513570210435861
  • Dhaliwal DS, Li OZ, Tsang A, Yang YG (2011) Nonfinancial disclosure and analyst forecast accurancy: International evidence on corporate social responsibility reporting. The Accounting Review 86(1): 59–100. https://doi.org/10.2308/accr-10218
  • Dowling J, Pfeffer J (1975) Organizational Legitimacy: Social Values and Organizational Behavior. Pacific Sociological Review 18: 122–136. https://doi.org/10.2307/1388226
  • Faisal F, Tower G, Rusmin R (2012) Legitimising corporate sustainability reporting throughout the world. Australas Account Bus Finance Journal 6: 19–34. [ISSN: 1834-2000]
  • Hategan CD (2022) Assurance on non-financial information – challenges and opportunities. Audit Financiar 1(165): 158–171.
  • Hodge K, Subramaniam N, Stewart J (2009) Assurance of sustainability reports: Impact on report users’confidence and perceptions of information credibility. Australian Accounting Review 19(3): 178–194. https://doi.org/10.1111/j.1835-2561.2009.00056.x
  • Kolk A, Perego P (2010) Determinants of the adoption of sustainability assurance statements: an international investigation. Business Strategy and the Environment 19(3): 182–198. https://doi.org/10.1002/bse.643
  • Milne MJ, Patten DM (2002) Securing organizational legitimacy: An experimental decision case examining the impact of environmental disclosures. Accounting, Auditing & Accountability Journal 15: 372–405. https://doi.org/10.1108/09513570210435889
  • Okafar C, Ogiedu K (2013) Investors Assessment of the Credibility of Management Disclosures. Journal of Research in National Development 9(2): 366–376. [eISSN: 1596-8308]
  • Pflugrath G, Roebuck P, Simnett R (2011) Impact of Assurance and Assurer’s Professional Affiliation on Financial Analysts’ Assessment of credibility of corporate social responsibility information. Auditing: A Journal of Practice and Theory 30(3): 239–254. https://doi.org/10.2308/ajpt-10047
  • Reimsbach D, Hahn R, Gürtürk A (2017) Integrated Reporting and Assurance of Sustainability Information: An Experimental Study on Professional Investors’ Information Processing. European Accounting Review 27(3): 559–581. https://doi.org/10.1080/09638180.2016.1273787
  • Stacchezzini R, Melloni G, Lai A (2016) Sustainability management and reporting: The role of integrated reporting for communicating corporate sustainability management. Journal of Cleaner Production 136(A): 102–110. https://doi.org/10.1016/j.jclepro.2016.01.109
  • Taylor WB (2010) The balanced scorecard as a strategy-evaluation tool: The effects of implementation involvement and a causal-chain focus. The Accounting Review 85(3): 1095–1117. https://doi.org/10.2308/accr.2010.85.3.1095
login to comment