Research Article
Print
Research Article
Informatie over ‘Social’ (de S) in ESG-rapportages voorafgaand aan de CSRD
expand article infoRené Orij, Ries Breijer , Michael Erkens§
‡ Nyenrode Business Universiteit, Breukelen, Netherlands
§ Erasmus School of Economics, Rotterdam, Netherlands
Open Access

Samenvatting

In dit artikel wordt uiteengezet welke informatie over sociale aspecten door Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen wordt gepubliceerd in hun jaarverslagen over 2022. Het getoonde onderzoek gaat over de rapportages van de 75 hoofdfondsen van de AEX, AMX en AScX. Voor een groot deel van deze ondernemingen is verslaggeving over niet-financiële informatie verplicht (AE 2018; EU 2014), maar die verplichting kent geen heldere voorschriften over het rapporteren over sociale aspecten, anders dan generieke regels (EC 2014). Vrijwillig rapporteren hierover draagt bij aan de maatschappelijke legitimiteit en de ‘licence to operate’ van ondernemingen. Dit onderzoek laat zien dat veel ondernemingen al rapporteren over sociale aspecten, nog voordat dit verplicht wordt gesteld onder de CSRD. Daarbij zien we grote verschillen bij de detailaspecten. Harde conclusies kunnen door de manier van onderzoeken niet worden getrokken.

Trefwoorden

Verslaggeving, ‘social’, sociale aspecten, legitimiteit, Corporate Sustainability Reporting Directive

Relevantie voor de praktijk

Hoe ondernemingen rapporteren over sociale aspecten, waaronder mensenrechten, wordt steeds belangrijker voor ondernemingen en de maatschappij. Naast de bestaande verplichtingen om over eigen personeel te rapporteren, zullen veel ondernemingen in de toekomst verplicht uitgebreider moeten rapporteren over sociale aspecten en duidelijke standpunten moeten innemen hierover – ver weg én dichtbij huis in de hele waardeketen van de onderneming. Het in kaart brengen van de omgang met sociale aspecten in de hele keten is vaak lastig.

1. Inleiding

Ondernemingen publiceren jaarrapporten om belanghebbenden te informeren en om bruikbare informatie te verschaffen. Dit varieert van het traditionele financiële jaarverslag tot allerlei niet-financiële rapporten en geïntegreerde rapporten. Dit onderzoek is een exploratief onderzoek naar de praktijk van het rapporteren over sociale aspecten door Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. Wat wordt er gerapporteerd over sociale aspecten? Het begrip ‘sociale aspecten’ is het Nederlandstalige equivalent van ‘social topics’ uit de CSRD, de ‘S’ uit de Environmental-Social-Governance, ofwel ESG. In de huidige regelgeving (BW2 Titel 9 en de NFRD) wordt in algemene termen aandacht besteed aan sociale aspecten, maar in meer detail via vrijwillige raamwerken als het Global Reporting Initiative (GRI 2022). Vooruitlopend op de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), en later ook de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD; EC 2023c), zullen ondernemingen wellicht nu al zaken vrijwillig rapporteren die op een later moment verplicht gaan worden; met meer details over ESG, en meer sociale aspecten in het bijzonder. Dit onderzoek kan inzicht verschaffen met betrekking tot de stand van zaken bij rapportages over sociale aspecten, voordat de CSRD van toepassing is.

Het doel van het verstrekken van niet-financiële-informatie en de doelgroep zijn vaak niet helder. Ruwweg zijn er twee stromingen: het verstrekken van nuttige informatie aan de financiële markt enerzijds en verantwoording afleggen aan de maatschappij en aan een brede groep stakeholders over maatschappijbrede duurzame economische ontwikkeling anderzijds. Vanwege de verplichting of aanstaande verplichtingen die (gaan) gelden voor veel van de onderzochte ondernemingen zijn discretionaire keuzes door ondernemingen niet los te zien van (toekomstige) regelgeving en compliance. Net als in Orij et al. (2022) bestuderen we de 75 indexfondsen van de AEX, AMX en AScX. Van die ondernemingen zijn alle door hen op het internet gepubliceerde verslagen onderzocht, financieel en niet-financieel. Daarbij hebben we:

  • Alleen de verslagen over 2022 bekeken en niet de rapporten die op meerdere jaren betrekking hebben, zoals soms het geval is bij niet-financiële rapporten;
  • Alleen Engelstalige verslagen bekeken, omwille van de vergelijkbaarheid. (Alle ondernemingen hebben Engelstalige verslagen gepubliceerd).
  • Financiële en niet-financiële jaarverslagen bekeken.

Dit onderzoek laat zien welke aspecten gerapporteerd zijn, en ook wat er niet gerapporteerd is. Het onderzoek laat niet zien over welke aspecten ten minste gerapporteerd zou moeten worden op basis van een deugdelijke materialiteitsanalyse. Daarbij wordt in eerste instantie gekeken hoeveel ondernemingen over welke aspecten rapporteren.

2. Regelgeving en theoretisch kader

Regelgeving over niet-financiële verslaggeving bestaat, maar is niet zeer gedetailleerd (Breijer and Orij 2022). Sinds 2017 geldt voor grote OOB’s de Non-Financial Reporting Directive (NFRD). Met ingang van 2024 zal voor een groep ondernemingen de CSRD gaan gelden, die qua detaillering en scope een uitbreiding is van de NFRD. Daarbij zijn de European Sustainability Reporting Standards (ESRS) een belangrijk onderdeel van de CSRD. We nemen de laatste versie van de ESRS’en mee als input voor onze analyse.

In een later stadium zal ook de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) worden ingevoerd. De CSDDD gaat sterk in op acties rondom duurzaamheid en mensenrechten in de waardeketens, maar die zijn ook al van belang bij het rapporteren over sociale aspecten onder de CSRD en de ESRS’en (EC 2023a, EC 2023b). We zullen hier niet verder ingaan op de CSDDD.

Theoretisch kan het rapporteren over sociale aspecten op verschillende wijzen worden bekeken: van agentschapstheorie tot legitimiteitstheorie, stakeholdertheorie, signaleringstheorie en de koppeling met de efficiënte markthypothese. Wij kiezen ervoor om vooral te kijken naar legitimiteit. De koppeling met economische consequenties is bij sociale aspecten niet sterk onderbouwd. Een belangrijk overzichtsartikel over duurzaamheid en economische consequenties van Christensen et al. (2021) laat geen duidelijk verband hieromtrent zien. Zij spreken van maatschappelijke welzijn, ofwel ‘social welfare’, dat op zijn best geen financiële waarde vernietigt.

Het belangrijkste theoretische fundament van omgang met informatieverstrekking over mensenrechten in het bijzonder en sociale aspecten in het algemeen kan worden geplaatst onder de noemer van maatschappelijke legitimiteit. Legitimiteit, of eigenlijk het verlies daarvan, kan leiden tot verlies van draagvlak in de maatschappij en de zogenoemde ‘licence to operate’. Onderzoek op dat terrein, gekoppeld aan verslaggeving, werd rond 2000 veel gedaan. Dat onderzoek heeft nooit veel diepgang gekregen, en is ook nooit eenduidig aan sociale aspecten gekoppeld. Legitimiteitsvraagstukken in die onderzoeken waren altijd gekoppeld aan een paar specifieke determinanten: de grootte van ondernemingen (hoge bomen vangen veel wind), bedrijfstakken (gevoelige bedrijfstakken) (Adams et al. 1998) en breed uitgemeten schendingen van maatschappelijke verantwoordelijkheden van ondernemingen, zoals mensenrechtenschendingen (Islam 2017).

De organisatorische legitimiteit van bedrijven, zoals gedefinieerd door Dowling and Pfeffer (1975), is het vaststellen van congruentie tussen de acties van het bedrijf en maatschappelijke waarden. Een uitgebreide bespreking van deze theorie wordt gegeven door Gray et al. (1996) en Deegan (2002). Zij stellen dat legitimiteit nodig is voor een ‘going concern’. Legitimiteit gaat over de verwachtingen die de samenleving heeft van de onderneming. Deze verwachtingen kunnen veranderen en ondernemingen dienen dan actie te ondernemen, in dit geval te rapporteren.

Deegan (2002, p. 290) relateert het idee van legitimiteit direct aan het concept van een sociaal contract. Het sociaal contract is een begrip uit de 17e en 18e eeuw van Hobbes en Rousseau. Organisaties, en dus ook ondernemingen, dienen de maatschappij iets te leveren om in de maatschappij te kunnen opereren. Dat ‘iets’ kan duurzaamheidsverslaggeving zijn. O’Donovan (2002, p. 349) stelt drie niveaus van acties, gericht op legitimiteit door organisaties: het verkrijgen van legitimiteit, het behoud van legitimiteit en het herstel van legitimiteit.

De eerste is gericht op nieuwe of groeiende ondernemingen, de tweede is een vorm van ‘onderhoud’ door gevestigde ondernemingen (bijvoorbeeld ‘de hoge bomen’) en de laatste is gericht op herstel na legitimiteitsschendingen. We zetten dit niet letterlijk als kwalificatiemechanisme in, maar we verwachten vooral de tweede vorm tegen te komen bij de door ons onderzochte ‘gevestigde namen’.

3. Dataverzameling

Voor dit onderzoek zijn twee soorten data gebruikt; so­ciale aspecten uit de rapporten en financiële data uit Refinitiv. De benodigde rapporten zijn handmatig als pdf’s van de websites van de onderzochte ondernemingen gedownload. Om vast te stellen welke informatie over sociale aspecten verstrekt is, gebruikten we computerondersteunde tekstanalyse (computer-aided text analysis, CATA) voor de pdf’s. De werkwijze maakt gebruik van software om grote hoeveelheden tekst te analyseren. CATA voorkomt mogelijke fouten bij het handmatig verkrijgen van data, omdat algoritmes zijn geprogrammeerd om teksten te analyseren en omdat bepaalde subjectiviteit wordt vermeden (Breijer and Orij 2022). Deze manier past bij het zoeken naar teksten, maar is niet gericht op het vaststellen van kwaliteit van rapportages.

Volgens de UN Guiding principles on Business and Human Rights (UN 2011, p. 15) bestaat er geen enkelvoudige uitputtende lijst van types mensenrechten. Wij onderzoeken de bredere sociale aspecten uit de ESRS’en, in het bijzonder S1 tot en met S4 uit de ‘application requirements’ in Bijlage 1 van ESRS 2 (EC 2023b). We hebben gekeken naar de zogenoemde ‘topics’en voor detailscores naar de ‘sub-sub-topics’ van S1–S4. We onderzoeken het vermelden van ‘sub-topics’ niet apart, omdat die naast ‘topics’ en ‘sub-sub-topics’ niets toevoegen, als we alleen kijken naar woordgebruik. In de Bijlagen 1: Tabellen A1, A2 staan de gedefinieerde zoektermen, die de exacte teksten bevatten, maar ruimer zijn geformuleerd dan de ESRS-teksten, bijvoorbeeld synoniemen of alternatieve spellingswijzen.

De belangrijkste tekortkoming van deze werkwijze is dat de context niet wordt onderzocht waarin de onderwerpen worden besproken. Het voordeel van het met behulp van software zoeken naar termen is dat het zoeken feilloos is. Maar feitelijk is het een ruwe zoekmethode. Ons onderzoek naar ‘sub-sub-topics’ houdt in dat we alleen vermeldingen van die topics registreren; we onderzoeken niet de diepgang van die topics. Met andere woorden: we analyseren niet of ondernemingen allerlei toelichtingen, tabellen of visuele uitleg geven over de specifieke so­ciale aspecten. Ook vermeldenswaardig is het zoeken naar relatief nieuwe ESRS-teksten in rapporten die al voor het publiceren van de ESRS’en zijn opgesteld. Er is dus gezocht naar iets wat bij het opstellen van het verslag over 2022 nog niet formeel bekend was. Het vinden van die letterlijke teksten kan dus moeilijk betekenen dat ondernemingen voorsorteren op iets wat nog niet bestond. De data zijn daardoor alleen indicatief voor rapportage over ESRS-gerelateerde sociale aspecten.

4. Resultaten: analyse van de al dan niet gerapporteerde sociale aspecten

In het kader van dit onderzoek worden achtereenvolgens vier tabellen besproken met de volgende inhoud:

  • een samenvattende beschrijving van de onderzochte ondernemingen, inclusief CSRD-scope en bedrijfstakken (Tabel 1);
  • gegevens over de aantallen ondernemingen die rapporteren over sociale aspecten (de hoofdonderwerpen van S1–S4, ofwel de ‘topics’ (Tabel 2));
  • gegevens over de aantallen ondernemingen die over specifieke details van sociale aspecten rapporteren, de sub-sub-aspecten (Tabel 3); en
  • illustratieve teksten (Tabel 4).

In Tabel 3 wordt ook een koppeling gemaakt met S1–S4, maar omdat er geen unieke woorden worden gebruikt, is er geen scheiding in de tabel aangebracht van S1–S4. Naast de twee tabellen met zoektermen staan in de bijlage een overzicht van de onderzochte bedrijven en een tabel die een inhoudelijke koppeling maakt tussen Tabel 1 en Tabel 3.

Tabel 1.

Onderzochte rapporten en ondernemingen.

Panel A. Rapporten en ondernemingen Totaal AEX AMX ASCX
n n N n
Aantal rapporten 257 126 77 54
Aantal ondernemingen 75 25 25 25
Aantal ondernemingen die aan de rapportage-eisen van de CSRD dienen te voldoen vanaf boekjaren die aanvangen op of na 01-01-2024a 62 24 22 16
Panel B. Balanstotaal, netto-omzet en aantal voltijdsequivalenten Totaal AEX AMX ASCX
Gemiddelde Gemiddelde Gemiddelde Gemiddelde
Balanstotaal (€ miljoen) 43.419 121.951 7.400 907
Netto-omzet (€ miljoen) 13.420 35.548 3.600 1.113
Aantal voltijdsequivalenten 24.007 54.534 10.564 6.923
Panel C. Ondernemingen verdeeld over bedrijfstakken Totaal AEX AMX ASCX
North American Industry Classification System (NAICS) n % n % n % n %
21 - Mining, Quarrying, and Oil and Gas Extraction 4 5% 1 4% 3 12% 0 0%
22 – Utilities 1 1% 0 0% 0 0% 1 4%
23 – Construction 3 4% 0 0% 0 0% 3 12%
31–33 – Manufacturing 26 35% 10 40% 9 36% 7 28%
42 – Wholesale Trade 4 5% 1 4% 0 0% 3 12%
44–45 – Retail Trade 1 1% 1 4% 0 0% 0 0%
48–49 – Transportation and Warehousing 4 5% 0 0% 3 12% 1 4%
51 – Information 11 15% 6 24% 2 8% 3 12%
52 – Finance and Insurance 7 9% 5 20% 2 8% 0 0%
53 – Real Estate and Rental and Leasing 6 8% 0 0% 3 12% 3 12%
54 – Professional, Scientific, and Technical Services 5 7% 0 0% 2 8% 3 12%
56 – Administrative and Support and Waste Management and Remediation Services 2 3% 1 4% 0 0% 1 4%
71 – Arts, Entertainment, and Recreation 1 1% 0 0% 1 4% 0 0%
Tabel 2.

Rapportage over onderwerpen in ESRS S1, ESRS S2, ESRS S3 en ESRS S4.

Onderwerp (ESRS) Totaal AEX AMX ASCX
n % n % n % n %
Own workforce (ESRS S1) 75 100% 25 100% 25 100% 25 100%
Workers in the value chain (ESRS S2) 52 69% 20 80% 18 72% 14 56%
Affected communities (ESRS S3) 14 19% 9 36% 2 8% 3 12%
Consumers and end-users (ESRS S4) 75 100% 25 100% 25 100% 25 100%
Tabel 3.

Rapportage over ESRS S1, ESRS S2, ESRS S3 en ESRS S4; sociale sub-sub-aspecten.

Sub-subonderwerp Gerelateerde ESRS Totaal AEX AMX ASCX
n % n % n % n %
Access to (quality) information S4 13 17% 6 24% 5 20% 2 8%
Access to products and services S4 5 7% 2 8% 2 8% 1 4%
Adequate food S3 4 5% 1 4% 1 4% 2 8%
Adequate housing S1, S2, S3 0 0% 0 0% 0 0% 0 0%
Adequate wages S1, S2 8 11% 3 12% 4 16% 1 4%
Child labour S1, S2 49 65% 21 84% 17 68% 11 44%
Collective bargaining, including rate of workers covered by collective agreements S1, S2 55 73% 22 88% 22 88% 11 44%
Cultural rights S2 3 4% 1 4% 2 8% 0 0%
Diversity S1, S2 75 100% 25 100% 25 100% 25 100%
Employment and inclusion of persons with disabilities S1, S2 1 1% 0 0% 1 4% 0 0%
Forced labour S1, S2 35 47% 18 72% 13 52% 4 16%
Free, prior and informed consent S3 4 5% 3 12% 1 4% 0 0%
Freedom of assembly S3 0 0% 0 0% 0 0% 0 0%
Freedom of association, the existence of works councils and the information, consultation and participation rights of workers S1, S2 41 55% 17 68% 18 72% 6 24%
Freedom of expression S3, S4 5 7% 5 20% 0 0% 0 0%
Gender equality and equal pay for work of equal value S1, S2 50 67% 20 80% 15 60% 15 60%
Health and safety S1, S2, S4 68 91% 24 96% 22 88% 22 88%
Impacts on human rights defenders S3 0 0% 0 0% 0 0% 0 0%
Land-related impacts S3 1 1% 0 0% 1 4% 0 0%
Measures against violence and harassment in the workplace S1, S2 0 0% 0 0% 0 0% 0 0%
Non-discrimination S4 38 51% 15 60% 14 56% 9 36%
Privacy S1, S2, S4 69 92% 25 100% 21 84% 23 92%
Protection of children S4 1 1% 0 0% 0 0% 1 4%
Responsible marketing practices S4 0 0% 0 0% 0 0% 0 0%
Secure employment S1, S2 3 4% 2 8% 1 4% 0 0%
Security of a person S4 2 3% 2 8% 0 0% 0 0%
Security-related impacts S3 0 0% 0 0% 0 0% 0 0%
Self-determination S3 2 3% 2 8% 0 0% 0 0%
Social dialogue S1, S2 11 15% 5 20% 5 20% 1 4%
Training and skills development S1, S2 75 100% 25 100% 25 100% 25 100%
Water and sanitation S2, S3 30 40% 15 60% 11 44% 4 16%
Work-life balance S1, S2 29 39% 12 48% 11 44% 6 24%
Working time S1, S2 11 15% 7 28% 3 12% 1 4%
Tabel 4.

Illustratieve teksten uit verslagen.

AEX Unilever, Human Rights Report Interim Update 2022, p. 9. “When it comes to child labour, we continue to collaborate with our NGO partners (International Cocoa Initiative, Rainforest Alliance, Afrique Secours et Assistance (ASA)) and suppliers, to identify children in or at risk of child labour and provide support. All dedicated cooperatives in our supply chain have monitoring and remediation systems in place that assess and address child labour cases. Where cases arise, we work with partners and suppliers on a case-by-case basis, for example helping to obtain birth certificates and supporting community-based initiatives such as child protection committees.”
AMX ASM International, Annual Report, Independent Auditor’s Report on the non-financial information, p. 209. “Our review included among others:
– Performing an analysis of the external environment and obtaining an understanding of relevant societal themes and issues, and the characteristics of the Company;
– Evaluating the appropriateness of the reporting criteria used, their consistent application and related disclosures on the non-financial indicators. This includes the evaluation of the results of stakeholder dialogue and the reasonableness of estimates made by the Management Board;
– Obtaining an understanding of the reporting processes for the non-financial indicators, including obtaining a general understanding of internal control relevant to our review;
– Identifying areas of the non-financial indicators with a higher risk of misleading or unbalanced information or material misstatements, whether due to fraud or error. Designing and performing assurance procedures aimed at determining the plausibility of the non-financial indicators responsive to this risk analysis. These procedures included, among others:
– Interviewing management and relevant staff at corporate level responsible for the strategy, policy and results;
– Interviewing relevant staff responsible for providing the information for, carrying out internal control procedures over and consolidating the data on the non-financial indicators;
– Reviewing, on a limited test basis, relevant internal and external documentation;
– Performing an analytical review of the data and trends;
– Evaluating the consistency of the non-financial indicators with the information in the Annual Report which is not included in the scope of our review; and
– Evaluating the presentation, structure and content of the non-financial indicators.”
AMX ASM International, Annual Report, p. 29 “Our stakeholders place a high priority on the transparency and integrity of our disclosures, and their trust is of paramount importance. A considerable portion of our Annual Report contains non-financial and sustainability/ESG-related information. As such, continuing from our 2021 report, key non-financial aspects of this report receive limited assurance. The EU Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) is recognized as a significant increase in requirements and expectations for EU listed companies. ASM aims to complete its fit/gap assessment of the CSRD and define its implementation roadmap within the first half of 2023. With the European Commission’s approval of the CSRD in November 2022, limited assurance of non-financial information will become a requirement beginning in 2024.”
ASCX Acomo, Annual Report, p. 24 “The Acomo ESG strategy aligns with (newly) applicable legislation, such as the existing Non-Financial Reporting Directive (NFRD) and the upcoming Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD).”
ASCX Acomo, Annual Report, p. 24 “Acomo has collaborated with third party experts to identify the ESG topics where Acomo has impact. After extensive research, sixteen material topics were identified and confirmed through a survey and follow-up interviews with our main stakeholders: employees, shareholders, suppliers, customers, financial institutions, and NGOs.”
ASCX Heijmans, Annual Report, p. 42 “As part of our strategy process, in 2022 we conducted a new materiality analysis. As part of this analysis, we identified the aspects through which the organisation has a significant impact on the economy, the environment and people. For the first time, we focused this analysis on so-called double materiality. As a result, the presentation of the matrix also differs from previous years. On the one hand, we have identified aspects that provide insight into how sustainability affects Heijmans’ financial performance. This includes the likes of revenue, capital, equity and reputation. On the other hand, we have also included aspects that provide insight into Heijmans’ impact on the environment, people and society.”

In Tabel 1 staat een beschrijvend overzicht van de onderzochte ondernemingen, met daarbij een ruwe schets van de aantallen rapporten, de grootte van de ondernemingen en de spreiding over bedrijfstakken. We hebben 75 ondernemingen onderzocht, 25 van elke index, waarvan er 62 bij de eerste groep horen die vanaf boekjaar 2024 aan de CSRD moet voldoen. De andere 13 horen bij de bij de groep die hier vanaf boekjaar 2026 aan moet voldoen (zie uitleg in voetnoot van panel A van Tabel 1). Logischerwijs moet het overgrote deel van de AEX-ondernemingen in de eerste ronde (boekjaren die aanvangen in 2024) daaraan voldoen, namelijk 24. Van de andere indices geldt het volgende: op drie na vallen ook alle AMX-ondernemingen en 16 van de ASCX-ondernemingen in de eerste groep van de CSRD.

AEX-ondernemingen zijn gemiddeld veel groter dan ondernemingen in de andere indices als het gaat om balanstotaal, omzet en personeel. De verwachting is dat grotere ondernemingen vaker over sociale aspecten rapporteren dan kleinere, wat is toe te schrijven aan het feit dat deze onder een publiek vergrootglas liggen, gekoppeld aan maatschappelijke legitimiteit.

De verdeling over de bedrijfstakken verschilt enigszins tussen de indices. AEX kent enige concentraties, zoals ‘manufacturing’, ‘Finance and Insurance’ en ‘information’. De AMX bevat ook veel ‘manufacturing’, maar verschilt vooral van de andere indices vanwege een hoger percentage ondernemingen in ‘Mining, Quarrying, and Oil and Gas Extraction’ en ‘Transportation and Warehousing’. De ASCX bevat ook veel ‘manufacturing’, maar de ondernemingen zijn verder relatief verspreid over bedrijfstakken en er missen ook een paar bedrijfstakken. De verschillen tussen de indices zouden ook een determinant van de rapportageverschillen kunnen zijn, maar dat is hier niet onderzocht.

In Tabel 2 is te zien alle ondernemingen iets melden over de vier sociale aspecten, die worden aangestipt door S1 tot en met S4, de zogenaamde ‘topics’. Over de eigen medewerkers en klanten wordt door alle ondernemingen gerapporteerd. Over ‘workers in the value chain’ wordt door de meeste ondernemingen iets vermeld (69% van alle ondernemingen), met de meeste ondernemingen in de AEX (80%), kort daarop gevolgd door de AMX met 72% en de ACSX met 56%. Over ‘affected communities’ is het minst gerapporteerd. 19% van alle ondernemingen rapporteert hier iets over. In de AEX doen negen (26%) van de ondernemingen dat, in de AMX doen dit er twee van de 25 (8%), en in de ASCX doen dit er drie van de 25 (12%). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat dit aspect naar verwachting niet materieel zal zijn voor een groot deel van de ondernemingen. Onder de CSRD en de ESRS’en zullen alleen aspecten gerapporteerd gaan worden die óf in financiële zin, óf in de mate van impact materieel zijn; de zogeheten dubbele materialiteitsanalyse die bepaalt of een aspect gerapporteerd dient te worden (EC 2023a, EC 2023b). Daarnaast is het bestuur sinds verslagjaar 2005 verplicht om te rapporteren over (milieu- en) personeelsaangelegenheden (De Bruijn et al. 2007).

In Tabel 3 is te zien welke details in de rapporten omtrent ‘social’ genoemd worden, de zogenoemde ‘sub-sub-topics’. Deze detailaspecten staan genoteerd op alfabetische volgorde. Het betreft een lijst van 33 aspecten, die te koppelen zijn aan ‘topics’ uit S1–S4. Die koppeling is in de meeste gevallen niet uniek, zodat er bij gebrek aan onderzoek naar de context geen koppeling kan worden gemaakt met de ‘topics’ in S1–S4; alleen de mogelijke koppelingen met S1–S4 worden genoemd, niet de werkelijke. 14 van de 33 detailaspecten zijn slechts uniek aan een ‘topic’ te koppelen, en 19 dus niet. Hier volgt een beschrijving van de meest opvallende voorkomende en missende detailaspecten. Van de 33 detailaspecten worden er twee door alle ondernemingen genoemd: ‘diversiteit’ en ‘training & development’. Veel detailaspecten krijgen veel aandacht in de huidige tijd, zoals diversiteit, of zijn al enige tijd ‘common practice’ in het Nederlandse bedrijfsleven, zoals ‘training & development’ (Kamp-Roelands et al. 2021). Daarbij moet de kanttekening worden geplaatst dat deze wellicht vooral geldt voor het eigen personeel en niet voor werkenden in de keten. Dat onderscheid hebben we hier niet onderzocht. De verwachting is dat deze aspecten vooral gerelateerd kunnen worden aan S1, het eigen personeel, omdat daar al langer een (hele algemene) verplichting bestaat om daar over te rapporteren.

Andere aspecten die vaak voorkomen: ‘Child labour’, Gender equality and equal pay for work of equal value’, ‘Health and safety’ en ‘privacy’. Dat laatste begrip is natuurlijk een zeer generiek woord, zodat het al dan niet noemen ervan lastig te interpreteren is. De andere aspecten zijn voor de hand liggend, en zijn materiële aspecten om over te rapporteren. Opvallend is dat zes van de 33 detailaspecten nergens worden genoemd: ‘Adequate housing’, ‘Freedom of assembly’, ‘Impacts on human rights defenders’, ‘Measures against violence and harassment in the workplace’, ‘Responsible marketing practices’ en ‘Security-related impacts’. Ook zijn er meerdere detailaspecten die maar een enkele keer zijn genoemd: ‘Employment and inclusion of persons with disabilities’, ‘Land-related impacts’, ‘Protection of children’.

Voor met name het volledig ontbreken van specifieke (detail)aspecten kunnen twee verklaringen bestaan; dat ondernemingen niet hebben gerapporteerd, of dat wij de informatie niet gevonden hebben. Voor de eerste verklaring zou ook de mogelijke dieperliggende verklaring kunnen opgaan dat deze aspecten niet materieel zijn of dat de onderneming de informatie niet heeft, of niet wil vermelden.

Hoewel we zorgvuldig en consistent naar termen hebben gezocht, kan het zijn dat we de juiste termen niet hebben gezocht. Want wat tegenwoordig een belangrijk thema is – ‘grensoverschrijdend gedrag’ – zou in het Engels ‘violence and harassment in the workplace’ heten. Er is nog weinig wetenschappelijk onderzoek naar dit begrip in de context van ESG gedaan, maar dit onderwerp is natuurlijk wel veel in de populaire pers besproken. Het zou kunnen dat Nederlandse ondernemingen dit nog maar langzaam oppakken (Accountant.nl 2022).

Als bepaalde sociale (deel)aspecten worden genoemd bij een klein deel van de ondernemingen dan zal het mogelijk verkeerde gebruik van de zoektermen minder problematisch zijn. Informatie over personeel met een handicap, informatie over bescherming van kinderen en landgerelateerde informatie komt slechts één keer voor. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat ondernemingen de privacy-uitdagingen rondom persoonlijke kenmerken in personeelsdossiers niet hebben opgelost. Bij sollicitaties mag geen informatie over handicaps worden gevraagd in Nederland (AP 2023). Het is ons niet bekend hoe informatie over de medische status van personeel mag worden bijgehouden, als dat al gebeurt. Daarentegen zouden ondernemingen wel over bestaand beleid kunnen rapporteren, wat blijkbaar niet gebeurt.

Landgerelateerde zaken zijn, zoals uit de data blijkt, voor de meeste ondernemingen niet materieel, en worden daarom maar weinig gerapporteerd. Waarschijnlijk is dit onderwerp vooral van belang in niet-westerse landen als het gaat om het zogeheten ‘land-grabbing’, maar daarover is weinig te vinden in accountingliteratuur. Van ondernemingen met niet-westerse activiteiten en ketens zou toch wel informatieverstrekking over acties en beleid op dit terrein verwacht kunnen worden. Dat zou ook kunnen gelden voor informatie over twee aspecten over kinderen: bescherming van kinderen en kinderarbeid. Dat is waarschijnlijk ook vooral een niet-westers fenomeen, behalve voor de hierboven genoemde ondernemingen met niet-westerse activiteiten, en specifieke bedrijfstakken. Met name de kledingindustrie is bekend met het thema kinderarbeid in landen waar de productie van kleding plaatsvindt. De kledingindustrie is niet vertegenwoordigd in de 75 onderzochte ondernemingen. Voor bepaalde bedrijfstakken geldt dat kinderarbeid wel een materieel aspect is, vooral in het buitenlandse deel van de waardeketen, zoals ondernemingen die cacao verwerken (Kaplan and Ramanna 2021). ‘Child labour’ is een veelvoorkomende term (49 keer in totaal) en de term ‘protection of children is’ maar één keer genoemd. Het grote verschil in aantallen is niet te verklaren op basis van onze huidige kennis van zaken.

In Bijlage 1: Tabel A3 wordt een koppeling gemaakt tussen de sub-sub-aspecten uit Tabel 3 en bedrijfstakken uit Tabel 1, panel C. De verschillen tussen de bedrijfstakken zijn niet groot. Een paar aspecten komen in alle bedrijfstakken voor en een paar aspecten blijken bedrijfstakspecifiek: ‘health and safety’ in bedrijfstakken waarin fysiek zwaar werk te verwachten valt, en ‘gender equality’ in de financiële sector, wat niet direct te verklaren valt. Verder zijn voor de meeste bedrijfstakken de aantallen ‘te laag’ en kunnen er moeilijk conclusies worden getrokken. De grote lijn is wel dat de meeste hoge scores op het werknemersterrein liggen en dat er geen grote verschillen bestaan tussen de bedrijfstakken.

In Tabel 4 staan enkele voorbeelden van teksten over sociale aspecten in verslagen uit 2022. Deze teksten laten zien dat er voorbeelden zijn van ondernemingen die duidelijk compliance met de CSRD zoeken, daar ook al hun strategie aan koppelen en ook de keuze van te rapporteren aspecten bepalen aan de hand van een materialiteitsanalyse, die soms ook ‘double’ is.

Een voorbeeld dat is gegeven is Unilever uit de AEX. Unilever beschrijft een duidelijk beeld van het beleid over kinderarbeid (‘child labour’) en meldt dat alle gevallen van kinderarbeid worden onderzocht en aangepakt. Maar rapportages over aantallen zaken zijn niet vindbaar.

Uit de AMX is een stuk tekst uit het annual report van ASM International getoond. Daarin laten we zien welke werkzaamheden de controlerend accountant heeft uitgevoerd op de niet-financiële onderdelen van het rapport, in het ‘Independent Auditor’s Report on the non-financial information’. Daarin staat ook helder dat de stakeholdersdialoog wordt gecontroleerd als medebepalende factor ter vaststelling van te rapporteren aspecten. In het tweede tekstgedeelte uit het verslag van ASM International wordt een direct verband gelegd met de CSRD. In dat stuk worden enkele interessante opmerkingen geplaatst: de niet-financiële aspecten in het rapport zijn gecontroleerd met ‘limited assurance’, zoals ook al een jaar eerder, maar vooral vooruitlopend op de CSRD. Daarbij stelt de onderneming ook dat er nog een verschillenanalyse met betrekking tot de stand van zaken en de vereisten vanuit de CSRD zal worden uitgevoerd.

In de ASCX zijn er ook voorbeelden gevonden van aan compliance gekoppelde doelstellingen. Acomo stelt dat in de strategie rekening wordt gehouden met de NFRD en de komende CSRD. Hun materialiteitsanalyse wordt ook uitgelegd: materiële onderwerpen zijn met externe experts vastgesteld en met input van stakeholders verfijnd. In het verslag wordt geen dubbele materialiteit genoemd, en er wordt in gesteld dat de materialiteitsanalyse aan de hand van het GRI-raamwerk is uitgevoerd. Die is anders dan de dubbele materialiteit uit de CSRD, maar GRI ondersteunt die wel (Adams et al. 2021). Heijmans is ook als voorbeeld van de toepassing van dubbele materialiteit genoemd. De materialiteitsanalyse is aangepast en is nu tweezijdig. Heijmans noemt overigens de CSRD niet, maar wel de NFRD.

5. Conclusie en slotbeschouwingen

In dit onderzoek is vastgesteld dat Nederlandse ondernemingen veel verschillende sociale aspecten noemen in hun jaarrapporten. Ondernemingen rapporteren, nog voordat het onder de CSRD verplicht is gesteld, over veel van de centrale aspecten, maar ook over veel van de detailaspecten; van de 33 sub-sub-aspecten worden er 27 ergens in de onderzochte rapporten genoemd. Dit onderzoek laat niet zien wat er niet is gerapporteerd, maar wat er wél zou moeten worden gerapporteerd op basis van een deugdelijke materialiteitsanalyse.

De 75 onderzochte ondernemingen publiceerden in totaal 257 rapporten over het boekjaar 2022. Een duidelijke conclusie over de onderliggende motieven voor publicatie kan niet worden gegeven, maar als we een koppeling maken met de aanstaande verplichte toepassing van de CSRD en het mogelijke vooruitlopen daarop, kunnen we wel enig idee geven over de onderliggende fenomenen bij de publicatie van informatie over sociale aspecten.

Of aspecten wel of niet gerapporteerd worden, hangt onder de CSRD af van (dubbele) materialiteit: is een duurzaamheidsaspect materieel in enkelvoudige zin, of dubbel en daarmee in financiële zin materieel en/of in het kader van impact materieel? Als door ondernemingen over sociale aspecten wordt gerapporteerd, vooruitlopend op de CSRD, dan is de kans groot dat dubbele materialiteit een rol zal spelen.

In theoretische zin is het niet duidelijk of sociale aspecten financiële waarde opleveren, maar ze kunnen kosten met zich meebrengen. En wellicht speelt impactmaterialiteit een grote rol. Dit zou een interessante onderzoeksvraag kunnen opleveren; zijn sociale aspecten vooral qua impact materieel of ook in financiële zin?

Waar geen uitsluitsel over kon worden gegeven, is de detaillering van de rapportages zelf: wordt er in detail over prestaties op sociale aspecten gerapporteerd? We weten alleen dat detailaspecten worden genoemd, of niet. Een ander voorbehoud dat moet worden gemaakt voor de werkwijze: in ons onderzoek is specifiek gebruik gemaakt van de CSRD en de ESRS’en. We hebben met gebruikmaking van speciale software gezocht naar woorden en aspecten daaruit, die in de verslagen worden genoemd. We gebruiken de ‘topics’ en de ‘sub-sub-topics’ uit S1–S4 om te zoeken naar rapportage-aspecten. Daarbij is er een kans dat anders geformuleerde aspecten over het hoofd worden gezien, maar dat hebben we geprobeerd te ondervangen door naar woordcombinaties te zoeken en ook door meerdere alternatieve begrippen in te voeren. Dat neemt niet weg dat we er zeker van zijn dat onze analyse niet compleet is. Wel geeft onze analyse een interessant beeld van wat ondernemingen rapporteren voordat het rapporteren van allerlei detailaspecten verplicht gesteld gaat worden. Rapporteren over sociale aspecten in grote lijnen is al verplicht, maar niet in detail. Hoewel we geen oorzakelijk verband tussen de aankondiging van de CSRD en de rapportage van sociale aspecten hebben onderzocht, kan wel met enige zekerheid worden gesteld dat in de rapporten over 2022 al reeds wordt gerapporteerd over sociale aspecten die onder de CSRD verplicht worden gesteld. Sociale aspecten blijken materieel te zijn voor de meeste Nederlandse index-ondernemingen.

Prof. dr. R.P. Orij - René is hoogleraar Corporate Sustainability Reporting bij het Center for Corporate Reporting, Finance & Tax van Nyenrode Business Universiteit, lid van het panel van deskundigen van de Nederlandse Transparantiebenchmark en betrokken bij diverse internationale wetenschappelijke tijdschriften op het gebied van accounting en duurzaamheid.

R. Breijer MSc - Ries is PhD-student bij het Center for Corporate Reporting, Finance & Tax van Nyenrode Business Universiteit en doet onderzoek naar niet-financiële verslaggeving.

Prof. dr. M.H.R. Erkens - Michael is hoogleraar Corporate Reporting bij het Center for Corporate Reporting, Finance & Tax van Nyenrode Business Universiteit en academic director aan de Erasmus School of Economics.

Dankwoord

Met dank aan Kevin van Marwijk (Erasmus Universiteit) voor de verzameling van de rapporten.

Literatuur

  • Adams CA, Hill WY, Roberts CB (1998) Corporate social reporting practices in Western Europe: legitimating corporate behaviour? The British Accounting Review 30(1): 1–21. https://doi.org/10.1006/bare.1997.0060
  • Breijer R, Orij RP (2022) The Comparability of Non-Financial Information: An Exploration of the Impact of the Non-Financial Reporting Directive (NFRD, 2014/95/EU). Accounting in Europe 19(2): 332–361. https://doi.org/10.1080/17449480.2022.2065645
  • De Bruijn S, Van Offeren D, Oosting M (2007) Personeelsaangelegenheden in het bestuursverslag. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 81(5): 197–206. https://doi.org/10.5117/mab.81.16911
  • Deegan C (2002) Introduction: The legitimising effect of social and environmental disclosures – a theoretical foundation. Accounting, Auditing & Accountability Journal 15(3): 282–311. https://doi.org/10.1108/09513570210435852
  • Dowling J, Pfeffer J (1975) Organizational Legitimacy: Social Values and Organizational Behavior. The Pacific Sociological Review 18(1): 122–136. https://doi.org/10.2307/1388226
  • EC [European Commission] (2023a) Delegated Regulation (EU) …/... of 31.7.2023 supplementing Directive 2013/34/EU of the European Parliament and of the Council as regards sustainability reporting standards, csrd-delegated-act-2023-5303_en.pdf (europa.eu).
  • EC [European Commission] (2023b) ANNEX to the Commission Delegated Regulation (EU) .../... supplementing Directive 2013/34/EU of the European Parliament and of the Council as regards sustainability reporting standards, csrd-delegated-act-2023-5303-annex-1_en.pdf (europa.eu).
  • Gray R, Owen D, Adams C (1996) Accounting and Accountability.Pearson Education, Harlow.
  • O’Donovan G (2002) Environmental disclosures in the annual report: Extending the applicability and predictive power of legitimacy theory. Accounting, Auditing and Accountability Journal 15(3): 344–371. https://doi.org/10.1108/09513570210435870
  • Orij R, Breijer R, Erkens M (2022) Veel soorten rapporten met niet-financiële informatie – door de bomen het bos weer zien? Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 96(11/12): 367–376. https://doi.org/10.5117/mab.96.94273

Bijlage 1

Tabel A1.

Overzicht gebruikte zoektermen om rapportage over ESRS S1-, ESRS S2-, ESRS S3-, ESRS S4-onderwerpen vast te stellen.

Onderwerp (ESRS) Gebruikte zoektermen
Own workforce (ESRS S1) “workforce”, “labor”, “employees”, “staff”, “personnel”
Workers in the value chain (ESRS S2) “workforce”, “labor”, “employees”, “staff”, “personnel” - in combinatie meta – “value chain”, “value-chain”, “supply chain”, “supply-chain”
Affected communities (ESRS S3) “affected”, “impacted”, “afflicted” - in combinatie meta – “communities”, “societies”, “residents”, “locals”, “inhabitants”
Consumers and end-users (ESRS S4) “consumers”, “end-users”, “end users”, “customers”, “clients”, “buyers”
Tabel A2.

Overzicht gebruikte zoektermen om rapportage over ESRS S1-, ESRS S2-, ESRS S3-, ESRS S4-sub-subonderwerpen vast te stellen.

Sub-subonderwerp Gerelateerde ESRS Gebruikte zoektermen
Access to (quality) information S4 “access to (quality) information”, “access to quality information”, “access to information”, “information accessibility”
Access to products and services S4 “access to products”, “access to goods”, “access to items”, “access to services”
Adequate food S3 “adequate food”, “sufficient food”, “enough food”
Adequate housing S1, S2, S3 “adequate housing”, “sufficient housing”
Adequate wages S1, S2 “adequate wages”, “sufficient wages”, “fair wages”, “reasonable wages”
Child labour S1, S2 “child labour”, “child labor”, “child exploitation”, “child work”
Collective bargaining, including rate of workers covered by collective agreements S1, S2 “collective bargaining”, “workers covered by collective agreements”
Cultural rights S2 “cultural right*”, “cultural freedom*”
Diversity S1, S2 “diversity”
Employment and inclusion of persons with disabilities S1, S2 “employment and inclusion of persons with disabilities”, “employment of persons with disabilities”, “inclusion of persons with disabilities”
Forced labour S1, S2 “forced labour”, “forced labor”
Free, prior and informed consent S3 “free, prior and informed consent”, “fpic”
Freedom of assembly S3 “freedom of assembly”, “right to assemble”
Freedom of association, the existence of works councils and the information, consultation and participation rights of workers S1, S2 “freedom of association”, “information, consultation and participation rights of workers”, “information rights of workers”, “consultation rights of workers”, “participation rights of workers”.
Freedom of expression S3, S4 “freedom of expression”, “freedom of speech”
Gender equality and equal pay for work of equal value S1, S2 “gender equality”, “equal pay”, “equal compensation”
Health and safety S1, S2, S4 “health and safety”
Impacts on human rights defenders S3 “impacts on human rights defenders”, “impact on human rights defenders”
Land-related impacts S3 “land-related impacts”, “land related impacts”, “landrelated impacts”, “impacts on land”, “impact on land”
Measures against violence and harassment in the workplace S1, S2 “measures against violence and harassment in the workplace”, “measures against violence in the workplace”, “measures against harassment in the workplace”, “prevention of workplace violence”, “prevention of workplace harassment”
Non-discrimination S4 “non-discrimination”, “non discrimination”, “nondiscrimination”, “equal treatment”
Privacy S1, S2, S4 “privacy”
Protection of children S4 “protection of children”, “child protection”
Responsible marketing practices S4 “responsible marketing practice*”, “ethical marketing practice*”
Secure employment S1, S2 “secure employment”, “job security”
Security of a person S4 “security of a person”, “personal security”
Security-related impacts S3 “security-related impact*”, “security related impact*”, “securityrelated impact*”, “impacts on security”, “impact on security”
Self-determination S3 “self-determination”, “self determination”, “selfdetermination”
Social dialogue S1, S2 “social dialogue”, “dialogue among stakeholders”
Training and skills development S1, S2 “training”, “skill development”, “skills development”
Water and sanitation S2, S3 “water and sanitation”, “clean water”, “sanitation”
Work-life balance S1, S2 “work-life balance”, “work life balance”, “worklife balance”, “balance between work and life”, “balance between work and personal life”
Working time S1, S2 “working time”
Tabel A3.

Koppeling bedrijfstakken (Tabel 1) met sub-sub-aspecten (Tabel 3).

North American Industry Classification System (NAICS) n Top 3 sub-sub-aspecten*
21 - Mining, Quarrying, and Oil and Gas Extraction 4 Collective bargaining, including rate of workers covered by collective agreements
Diversity
Freedom of association, the existence of works councils and the information, consultation and participation rights of workers
Health and safety
Training and skills development
22 – Utilities 1 Diversity
Gender equality and equal pay for work of equal value
Health and safety
Privacy
Training and skills development
23 – Construction 3 Diversity
Health and safety
Privacy
Training and skills development
31–33 – Manufacturing 26 Diversity
Training and skills development
Health and safety
Privacy
42 – Wholesale Trade 4 Diversity
Health and safety
Training and skills development
44–45 – Retail Trade 1 Access to (quality) information
Access to products and services
Child labour
Collective bargaining, including rate of workers covered by collective agreements
Diversity
Forced labour
Free, prior and informed consent
Freedom of association, the existence of works councils and the information, consultation and participation rights of workers
Gender equality and equal pay for work of equal value
Health and safety
Non-discrimination
Privacy
Training and skills development
Water and sanitation
Work-life balance
48–49 – Transportation and Warehousing 4 Child labour
Collective bargaining, including rate of workers covered by collective agreements
Diversity
Health and safety
Non-discrimination
Privacy
Training and skills development
51 – Information 11 Diversity
Privacy
Training and skills development
52 – Finance and Insurance 7 Diversity
Gender equality and equal pay for work of equal value
Training and skills development
53 – Real Estate and Rental and Leasing 6 Diversity
Health and safety
Training and skills development
54 – Professional, Scientific, and Technical Services 5 Diversity
Privacy
Training and skills development
56 – Administrative and Support and Waste Management and Remediation Services 2 Child labour
Collective bargaining, including rate of workers covered by collective agreements
Diversity
Freedom of association, the existence of works councils and the information, consultation and participation rights of workers
Gender equality and equal pay for work of equal value
56 – Administrative and Support and Waste Management and Remediation Services 2 Health and safety
Non-discrimination
Privacy
Social dialogue
Training and skills development
Work-life balance
71 – Arts, Entertainment, and Recreation 1 Collective bargaining, including rate of workers covered by collective agreements
Diversity
Gender equality and equal pay for work of equal value
Health and safety
Privacy
Training and skills development
Tabel A4.

Overzicht onderzochte bedrijven.

Nr. ISIN Naam Index
1 NL0011540547 ABN AMRO BANK N.V. AEX
2 NL0012969182 ADYEN AEX
3 NL0000303709 AEGON AEX
4 NL0013267909 AKZO NOBEL AEX
5 LU1598757687 ARCELORMITTAL SA AEX
6 NL0000334118 ASM INTERNATIONAL AEX
7 NL0010273215 ASML HOLDING AEX
8 NL0011872643 ASR NEDERLAND AEX
9 NL0012866412 BE SEMICONDUCTOR AEX
10 CH1216478797 DSM FIRMENICH AG AEX
11 NL0012059018 EXOR NV AEX
12 NL0000009165 HEINEKEN AEX
13 NL0010801007 IMCD AEX
14 NL0011821202 ING GROEP N.V. AEX
15 NL0000009538 PHILIPS KON AEX
16 NL0011794037 AHOLD DEL AEX
17 NL0000009082 KPN KON AEX
18 NL0010773842 NN GROUP AEX
19 NL0013654783 PROSUS AEX
20 NL0000379121 RANDSTAD NV AEX
21 GB00B2B0DG97 RELX AEX
22 GB00BP6MXD84 SHELL PLC AEX
23 GB00B10RZP78 UNILEVER AEX
24 NL0015000IY2 UMG AEX
25 NL0000395903 WOLTERS KLUWER AEX
26 NL0000852564 AALBERTS NV AMX
27 FR0000031122 AIR FRANCE -KLM AMX
28 NL0012817175 ALFEN AMX
29 GB00BNTJ3546 ALLFUNDS GROUP AMX
30 NL0000888691 AMG AMX
31 LU0569974404 APERAM AMX
32 NL0006237562 ARCADIS AMX
33 NL0011872650 BASIC-FIT AMX
34 NL0010583399 CORBION AMX
35 NL00150006R6 CTP AMX
36 NL0015000K93 EUROCOMMERCIAL AMX
37 BE0003874915 FAGRON AMX
38 BMG3602E1084 FLOW TRADERS AMX
39 NL00150003E1 FUGRO AMX
40 BE0003818359 GALAPAGOS AMX
41 LU2290522684 INPOST AMX
42 NL0014332678 JDE PEET’S AMX
43 NL0012015705 JUST EAT TAKEAWAY AMX
44 NL0010558797 OCI AMX
45 NL0000360618 SBM OFFSHORE AMX
46 NL0011821392 SIGNIFY NV AMX
47 NL0000852523 TKH GROUP AMX
48 NL0000302636 V LANSCHOT KEMPEN AMX
49 NL0009432491 VOPAK AMX
50 BE0974349814 WDP AMX
51 GB00BQQFX454 ACCSYS ASCX
52 NL0000313286 ACOMO ASCX
53 NL0012047823 AVANTIUM ASCX
54 NL00150006Z9 AZERION ASCX
55 LU1789205884 B&S Group ASCX
56 NL0000337319 BAM GROEP KON ASCX
57 NL0010776944 BRUNEL INTERNAT ASCX
58 NL0012747059 CM.COM ASCX
59 NL0015000CZ2 EBUSCO HOLDING ASCX
60 NL0013654809 FASTNED ASCX
61 NL0011832811 FORFARMERS ASCX
62 NL0009269109 HEIJMANS ASCX
63 NL0000852531 KENDRION ASCX
64 LU2382956378 MAJOREL GROUP LUX ASCX
65 NL0000371243 NEDAP ASCX
66 NL0012365084 NSI N.V. ASCX
67 NL0000440584 ORDINA ASCX
68 NL0010391025 PHARMING GROUP ASCX
69 NL0009739416 POSTNL ASCX
70 NL0011660485 SIF HOLDING ASCX
71 NL0000817179 SLIGRO FOOD GROUP ASCX
72 NL0013332471 TOMTOM ASCX
73 NL0000288918 VASTNED ASCX
74 NL00150002Q7 VIVORYON ASCX
75 NL0000289213 WERELDHAVE ASCX
login to comment